Melungeonen - de
laatste Carthagers?
HOE PRINSES BROCADIA
TOCH GELUKKIG WERD
Avonturen van een hoge hoed
DE TWEE
SCHOENEN
Over tien jaar krijgen
we de hobbelziekte
Witte hullen
voor de doden
C.P. Indonesië
niet naar Moskou
Pravda valt
Kroestjev aan
GUUR EN KOUD
DE BRAND
DE NAAM VAN
DE KEIZER
Oud ras bekijkt de TV.
XVII
DOOR
Walter Breedveld
9
DAGBLAD DE STEM VAN WOENSDAG 16 DECEMBER 1964
9
(Bijzondere correspondentie)
SNEEDVILLE, TENNESSEE
Een smalle weg slingert zich langs
een der hellingen van het gebergte
in Oost-Tennessee en aan het einde
daarvan ligt misschien het antwoord
op een van de mysteries van de ge
schiedenis. De kansen op onthulling
ervan zyn echter uiterst klein, want
de weg eindigt in het land van de
Melungeonen. een schuw en in een
sterk groepsverband levend volkje
dat weigert over zyn afkomst te
spreken.
Plaatselijke historici zeggen dat de
Melungeonen de afstammelingen kun
nen zijn van de .verloren kolonie"
van Roanoke, die kort na haar op
richting aan de kust van North Caro
lina door de Engelse onderzoekings
reiziger sir Walter Raleigh, op ge
heimzinnige wijze verdween. Zij me
nen dat de inwoners van de kolonie
naar het zuiden verhuisden in plaats
van naar het westen wegens de hin
dernis van de hoge Smoky Moun
tains" (Rookgebergte).
Een andere theorie wil dat de Me
lungeonen afstammen van een bende
die door de Spaanse onderzoekings
reiziger Hernando Desotos was ach
tergelaten en in het gebergte van
Tennessee naar goud en zilver wilde
zoeken, of dat zij een mengsel zijn
van Indianen en negers (het opperste
(Advertentie)
Hj/S^'nkelier
G'aa Do'yether
garantie, 2*
etmaal.
Nu ook goedgekeurd door de
Ned. Ver. van Huisvrouwen.
gerechtshof van Tennessee heeft in
1959 verklaard dat het geen negers
zijn) of dat zij afstammelingen zijn
van het volk dat in Carthago, de
bekende stad uit de oudheid, woonde.
De laatste theorie, hoe onwaar
schijnlijk zij ook moge klinken wordt
het meest aanvaard en ondersteund
door de weinige inlichtingen die men
uit de mond van Melungeonen zelf
heeft kunnen vernemen. Volgens de
ze theorie vluchtten sommige inwo
ners van Carthago toen het in 145
voor Christus door de Romeinse legi
oenen werd verwoest, naar Marokko,
waar zij zich vermengden met Mo
ren en later migreerden naar Gi
braltar, Portugal en South Carolina.
Wegens hun donkere huid werden ve
len honderden jaren later als slaven
verkocht, maar sommigen weken uit
naar de bergen van Tennessee en
Virginia De enige overgebleven ech
te" Melungeonen wonen echter in de
bergstreken die bekend staan als
Snake Hollow" (Slangehol) en Mul
berry Gap". Er is slechts sprake van
een dozijn of wat families die in
kleine hutten wonen op welke daken
televisie-antennes de lucht in steken.
De smalle weg naar deze gemeen
schap is in de winter wegens sneeuw
en ijs voor auto's onbegaanbaar. De
oudere Melungeonen zien er niet te
gen op de negen of elf kilometer
naar Sneedhill een modernere ge
meenschap van 900 zielen, af te leg
gen voor het doen van inkopen. In
de zomermaanden plegen de jonge
ren ook naar Sneedhill te gaan en
hun contacten met de jeugd van het
grotere dorp heeft al geleid tot ge
mengde" huwelijken, die zeker niet
bevordelijk zijn voor de instandhou
ding van het ,,ras" der Melungeonen.
Overigens is er wenig contact
met de buitenwereld. Er zyn wei
nig bezoekers en dat vinden de Me
lungeonen best. Ze hebben hun te
levisietoestellen en schijnen
trouwe kijkers te zijn want er zijn
maar weinig wereldproblemen
waarover zij niet weten mee te
praten.
„De Russen zullen niet ophouden
voordat zy de wereld met bom
men en vuur hebben veroverd", zei
een Melungeoon tot een der schaar
se bezoekers.
Dat zij de produkten van de mo
derne techniek niet schuwen bewij
zen de televisietoestellen De boeren
onder hen maken bovendien gebruik
van tractoren. De wijze waarop zij
hun doden begraven is al eeuwen
oud. Over het graf wordt een soort
dak gebouwd dat geregeld wit wordt
geverfd zelfs al is er voor de wo
ningen der levenden geen verf over.
De begraafplaatsen lijken dan ook
miniatuurdorpen. De oudere Meluri-
geonen zijn zeer bijgelovig en schrij
ven aan de maan buitengewone
krachten toe.
De meeste vragen over hun voor
ouders worden niet beantwoord. Som
migen zeggen dat zij „Portegies" zijn.
Zij zijn eerder bereid over de jon
gere generatie te spreken die vol
gens hen „lui en bedorven door de
TV" is ,.Zij zijn te lui om zeven of
acht mijl naar de kruidenier te lo
pen Ik moet het altijd zelf doen",
zei een 58-jarige vrouw. De Melun
geonen zijn belijdende christenen,
voorkomend tegenover mensen uit de
stad maar zij vormen een hechte
stamgemeenschap Hun doorgaans
kleurrijke kleding contrasteert sterk
met de koperkleurige huid, zwart
haar en donkere ogen.
Zij laten zich de laatste tijd steeds
minder in de stad zien. De afgelo
pen jafen heeft een Amerikaans
weekblad veel aandacht aan hen be
steed. Zij vonden dat niet prettig,
vooral niet toen tientallen studenten
in de sociologie op bezoek kwamen
om hen te „bestuderen". Ook in
Sneedhill is men onaangenaam ge
troffen door de publiciteit rond de
Melungeonen. De inwoners weigeren
dan ook inlichtingen te geven. Een
man uit Sneedhill volgde ons op
onze ronde. „Laat die mensen toch
met rust", zei hij, „zij hebben als
andere mensen in dit dal nooit niets
gedaan Zij willen alleen met rust
gelaten worden".
DJAKARTA De Indonesische com
munistische partij heeft besloten niet
deel te nemen aan de internationale bij
eenkomst van communistische partijen
die in maart in Moskou zal beginnen,
zo blijkt uit een dinsdag door het pers
bureau „Antara" gepubliceerde verkla
ring van de Indonesische partij.
Volgens de verklaring heeft partij-voor.
zitter Aidit aan de Russische ambassa
deur in Djakarta meegedeeld, dat de In
donesische communisten slechts zullen
deelnemen aan de bijeenkomst als deze
door „alle communistische partijen uit
alle socialistische landen wordt bijge
woond" Aidit had voorgesteld de con
ferentie af te gelasten omdat deze tot
een splitsing zou leiden en de tegen
stellingen in de internationale commu
nistische beweging zou verscherpen, al
dus de verklaring.
MOSKOU De „Pravda", het blad
van de Russische communistische par
tij heeft dinsdag een aanval gedaan
op de landbouwpolitiek van ex-premier
Kroestjev, zonder diens naam te noe
men. In een hoofdartikel over de stand
van zaken in de landbouw wordt ge
zegd dat deze „de afgelopen jaren in ge
breke is gebleven bij het uitvoeren van
de opgelegde taken en dat dit slechts
zijn weerslag kon hebben op de voedsel
bronnen van het land en de voedselvoor
ziening van het werkende volk." De on
bevredigende staat van de Russische
landbouw was te wijten aan de gebrek
kige wijze waarop deze was bedreven.
Aldus het door het Russische persbu
reau „Tass" aangehaalde artikel. Deze
staat was het gevolg van de schending
van het socialistische beginsel, dat erop
gericht is de mensen bij hun werk *e
interesseren door hen onder meer over
eenkomstig hetgeen zij produceren te
betalen.
De landbouwpolitiek had ook geleden
door administratieve maatregelen en
voortdurende reorganisaties.
Er waren eens een koning en koningin die zo graag een dochtertje
zouden hebben. Vele jaren hadden zij er al op gewacht en eindelijk, ja
eindelijk werd hun wens vervuld. Er kwam een allerliefst klein prin
sesje in de wieg te liggen.
Nu was deze koning de allerrijkste man van de wereld. En de konin
gin was de allerdeftigste dame van de wereld. Toen ze dan ook einde
lijk hun dochtertje hadden, was niets te duur en niets te deftig voor 't
kleine meisje. Alles wat de koning voor haar kocht was van zuiver
goud en bezet met edelstenen. Alles wat de koningin haar gaf stond
stijf van de deftigheid. Toen het kleintje nog maar pas geboren was
had het al jurkjes aan van zwart brokaat, omdat dit de deftigste en
duurste stof is van de wereld. En om daar iedereen voortdurend aan
te herinneren, gaven de koning en de koningin hun dochterje de
naam: Prinses BROCADIA.
,Ik was van plan een dezer da
gen naar de pastorie te komen me
neer pastoor. Ik woon hier pas en
er was zoveel te doen."
„Aha," lachte hij. ,,Doe de groeten
aan Jan Griniau en zeg dat meneer
pastoor gegromd heeft dat hij nooit
in het lof komt." Dat was ook iets
waar ze nog aan moest wennen. Jan
maakte een slordig kruis voor het
eten en hij ging 's zondags naar de
vroegmis. Dat was alles. Samen
met haar bidden deed hij niet, ook
niet het rozenhoedje 's avonds. Ze
vertelde wat de pastoor had gezegd
en daar lachte hij om. „Laat de pas
toor maar zalig worden op zijn ma
nier. Ik word verdrietig in het lof,
ik vind het al erg genoeg dat ik
's morgens naar de mis moet."
y eertien dagen na de trouw kwa
men Marjan en Dien met de kar.
Het weerzien tussen moeder en doch
ter was heel gevoelig.
„Gaat het goed?" vroeg Marjan.
„Het is allemaal vreemd, maar het
zal wel wennen, moeder. Jan is erg
goed voor me. Hij is veel thuis, hij
is pas twee dagen weg geweest. Nu
is hij naar Zegenree gereden, de ba
ron had naar hem gevraagd."
,,De baron is zwaar ziek," zei
Marjan. ,,Ze zeggen dat hij gaat he
melen. Wat moest Jan er gaan doen?"
„Dat wist hijzelf ook niet. Straks
zal hij het wel vertellen."
Marjan keek het woonvertrek eens
rond, ze zuchtte diep en zei niets.
Dien daarentegen moest haar ge
moed luchten. ,,Wat is het hier voor
een boeltje? Geen boerderij en geen
burgerhuis. In de stal kunnen wel
hen koeien staan, je kunt kippen en
konijnen houden en een varken
mesten. Ik zie geen hammen en geen
spek in de schoorsteen hangen. Ach-
ter het huis groeien alleen bloemen
en onkruid. Rij er mest in en zet er
jupinen op, dan kun je er een groen
tehof van maken."
In de kelder stonden Keulse potten
met zuurkool, snijbonen en breek-
hoontjes onder pekel daar had Ca-
to Griniau nog voor gezorgd. Verder
was er niets voor de winter. Het
was heel vreemd en toch maakte Go-
defrieda zich daar geen zorgen over.
Tot nog toe was ze niets te kort ge
komen. Jan zorgde overal voor.
Lang nadat Marjan en Dien weer
vertrokken waren kwam Jan Griniau
thuis. Hij zag er moe en opgewon
den uit. „De baron gaat eraan," zei
hi.i. ..Jammer, hij was een beste
man."
„Waarvoor moest jij komen?"
vroeg ze.
-Hij gaf niet onmiddellijk antwoord
Met een verlegen glimlach om zijn
mond zat hij haar aan te kijken en
zei dan: ,,De erfgenaam van Zegen
ree woont in Vlaanderen op een kas
teel. Hij heeft landgoederen in Frank
rijk, Duitsland en Italië; hier zal hij
zich niet dikwijls laten zien. De ba
ron is bang dat Zegenree verwaar
loosd zal worden, daarom wil hij mij
rentmeester maken van het goed."
Rentmeester, een visioen van ver
rukking ging voor haar op. Dan zou
ze een dame worden en dicht bij
de Dommelhoeve wonen.
„Wanneer..?" begon ze, maar hij
viel haar in de rede. „Zover komt het
niet, Godefrieda. Het zou wel mooi
zijn, een groot rentmeestershuis en
?en vast inkomen. Ik wou de baron
liet voor het hoofd stoten, daarom
leb ik gezegd dat ik er over na zal
ienken. Maar ik doe het niet. Ik wil
niet in het gareel lopen ook niet in
het rentmeesterstuig van een groot
landgoed." Toen hij de spijt in haar
ogen zag zei hij luchtig: ,,Ja, lief
meisje, je bent getrouwd met een
vrije vogel. Daar zul je aan moeten
wennen."
Ze slikte de teleurstelling weg en
vertelde dat haar moeder en Dien
waren geweest. Dat verraste hem;
hij vond het jammer dat hij niet
thuis had kunnen zijn.
„Moeder heeft gevraagd of we met
de kerstdagen naar de Dommelhoeve
komen."
„Dat doen we," stemde hij toe.
„We zullen er wel eens eerder heen
rijden, de boog kan niet te strak
gespannen worden."
rpoch werd een bezoek aan de Dom-
meihoeve niet de eerste rit met
de nieuwe brik. Eind september zei
hij 's morgens dat ze haar mooiste
japon aan moest doen en haar gou
den ketting moest omhangen. Zelf trok
hij zijn nieuw grijs kostuum aan
met de smalle pijpen en zonder laar
zen. Hij zag er heel knap uit.
..Waar gaan we heen?" vroeg ze
blij
Hij antwoordde niet en lachte
maar. Toen ze buiten het dorp wa
ren sloeg hij zijn arm om haar schou
der en trok haar naar zich toe. „We
gaan een mooi ritje maken, meisje,"
maar hij zei nog niet waar ze heen
zouden gaan. Hij hield zijn arm om
haar heen geslagen en mende de
de hengst Balda, die eigenlijk veel te
fors was voor de brik met een hand.
Opeens kreeg hij de kolder. Hij kuste
haar hartstochtelijk. „Mijn heerlijk
ste liefste, kleinste vrouwtje." Dat
klonk wel grappig maar zoiets zegt
men toch niet tegen een boerenmeis
je. Hij bleef lief doen en in de stad
moest ze hem een beetje fors van
zich afduwen, anders was hij ook in
de drukke straten blijven vrijen op de
brik. Op de Grote Markt in Den
Bosch zag ze de boerinnen van de
Dungense markt, de Hedelse markt,
uit de Langstraat en nog uit meer
dorpen. Ze zaten op hun hurken ach
ter hun manden met groente en hun
korven met eieren. Hoe vaak had
ze daar zelf niet gezeten en was dat
nu echt allemaal voorbij? Ze wist
nog precies het plekje waar Jan
Griniau haar op die vrieskoude mor
gen had bevrijd van een rest winter
wortelen en Sint-Maartensknollen.
Het leek een eeuwigheid geleden te
zijn gebeurd. Hij reed de Hinthamer
straat in en pas voorbij het dorpje
Hintham, zei hij, dat hij haar zijn ge
boortestadje wilde laten zien. Dat
vond ze prettig, ze was er heel be
nieuwd naar. „Zijn we dan dicht bij
Uden?"
„Tamelijk Vanavond gaan we
naar Uden. We blijven vannacht bij
Cato slapen."
Dat was weer een verrassing. Voor
het eerst van haar leven zou ze bui
tenshuis overnachten.
Het was een mooie dag in het be
gin van de herfst. Het lichte briesje
dat haar in het gezicht woei zou
straks milder worden als de zon ho
ger was geklommen. Ze kon haar pe
lerinejasje en haar muts achter in
de brik laten liggen. Het was heerlijk
rijden, de brik lag in soepele veren
en Jan liet het paard voortgaan in
een kalme draf. Voorbij Oss reed hij
over binnenwegen en dan wees hij
naar de eeuwenoude vechttoren aan
het begin van het stadje. Ze had
zich niet goed kunnen voorstellen
hoe een stadje, kleiner dan een flink
dorp, er uit zou zien_ Nu zag ze het
dan. De huizen aaneengebouwd als in
de straten van Den Bosch. Grote
kloosters, rijkeluishuizen en een
standbeeld van de graaf van Megen
binnen een ijzeren hek. Hij wees
haar zijn geboortehuis, een deftige
woning met gebloemde statievitrages
voor de hoge ramen.
„Wonen hier nog familieleden van
jou?" vroeg ze.
„Nee, mijn enige broer woont in
Batenburg dat is een stad aan de
overkant van de Maas. Hij is daar
gemeentesecretaris en -ontvanger,
een deftige pias waar ik niets van
moet hebben." In een herberg dron
ken ze een kop koffie. De vrouw deed
wat stug en Jan was ook niet vrien
delijk toen hij de nikkeltjes op tafel
legde. ,,Kent ze jou?" vroeg ze toen
ze weer buiten waren. „Dat zal wel."
antwoordde hij luchtig. „Ik heb hier
meer dan twintig jaar gewoond."
Het prinsesje huilde veel. Want bro
kaat is een zware harde stof en het
sleeptje prikte in haar mollige beentjes.
Toen het kindje later leerde lopen
kreeg ze dadelijk schoentjes van goud
met edelstenen bezaaid. En een over-
gooiertje dat vol geborduurd was met
pareltjes. Het prinsesje huilde nog al
tijd want de schoentjes waren onge
makkelijk en zwaar. En in het overgooi-
ertje kon zij niet kruipen zoals kleine
kindertjes toch zo graag doen.
Prinsesjes moeten erg veel leren en
daarom kwam er al gauw een hofdame
die haar moest leren lezen en schrij
ven. Zij kwam met een echt gouden
boek en een pen van diamant. Maar
het prinsesje moest aldoor huilen want
het boek was zo zwaar en de pen
schreef zo deftig, dat niemand haar
letters kon lezen.
Om hun dochtertje wat op te vrolij
ken, lieten de koning en de koningin
kunstenmakers en clowns komen. Maar
vóór zij mochten beginnen met het ver
tonen van hun gekke toeren, werden
ze eerst in kostbare kleren gestoken
Daarin voelden ze zich helemaal niet
thuis en opeens wisten ze' niet meer hoe
ze hun kunsten moesten maken. He1
prinsesje kon er dan ook helemaal
niet om lachen.
Toen riep de koning de knapste won
derdokter uit het land. Die moest toch
kunnen vinden waarom het prinsesje
altijd verdriet had. De dokter kwam er.
begon haar te onderzoeken. Daarvoor
moest zij al haar kleertjes uittrekken
en toen zij van al dat goud en al die
edelstenen was verlost, huilde zij niet
meer. De dokter kon dan ook niets
vinden. Prinses Brocadia werd weer
aangekleed en het huilen begon op
nieuw.
„Koning, de beste raad die ik u kan
geven is: roep de toverfee," zei de dok
ter. „Wat de prinses scheelt weet ik
niet, want ze is niet ziek. Maar de fee
zal er wel iets op vinden."
De fee kwam en zij nam het prinses-
Het is guur en koud
De wind blaast door de bomen
De bomen worden kaal
De bladeren worden rood, bruin, geel
Och wat is 't koud.
De wind giert door de schoorsteen
De bloemen gaan dood
Regen is goed voor de planten
De vogels trekken weg naar verre
landen
Och wat is 't koud.
's Morgens vroeg opgestaan
In de warmte het licht aangedaan
De meeuwen drijven op het water
Buiten was het koud en guur,
De meeuwen kijken o, zo zuur
Och wat is 't koud.
De herft is ofgelopen
De winter begint
Nu komt het ijs
Dat ik heus fijn vind
Och wat is 't koud.
Dickie Jonk
Jadestraat 26 a Breda
je op schoot. Toen zag zij de tranen
van het kleine meisje. Het waren tranen
van diamant, en het doet erg veel pijn
diamanten tranen te moeten huilen.
De fee vroeg aan het koningspaar:
„Wilt u de prinses gelukkig zien?"
„O ja!" riepen de arme ouders, want
zij hielden zo veel van hun dochtertje.
„Hebt u er alles voor over?" vroeg de
fee weer.
„O ja!!" riepen de koning en de ko
ningin.
„Goed dan. Vergeet nooit dat u dit
hebt gezegd," zei de fee. Zij nam haar
toverstaf en met een grote zwaai tover
de zij alle praal en rijkdom die het
prinsesje omringde, weg.
Weg was de purperen mantel met
hermelijn van de koning. In plaats
daarvan droeg hij een vale grijze met
een armoedig randje konijnebont waar
de mot in zat.
Weg was het geborduurde zijden ge
waad van de koningin en in de plaats
daarvan had zij maar een gewone brui
ne wollen jurk aan, en op haar hoofd
een klein versleten kroontje.
Weg was de brokaten japon met
stroken en sleep van de kleine Broca
dia. En in de plaats daarvan had zij
een verschoten gebloemd jurkje aan
terwijl ze sandalen droeg aan de voet
jes. Zij had een houten penhouder met
een kroontjespen in de ene hand en
een boekje met ezelsoren in de andere
Een gewoon nat traantje blonk nog
op haar wangetje, maar ze lachte en
danste van plezier. Ze vloog vader en
moeder om de hals en riep: „Vader
moeder, hier staat uw rijke, deftige
Brocadia niet meer, maar hier is het
blijste meisje van de wereld en ik heet
voortaan uw vrolijke KAATJE!"
An MacGillavry
Lia Verschuren, 9 jaar
Steensedyk 26, Hulst.
Vader en moeder, Jos en Ria waren
in het voorjaarszonnetje, dat heerlijk
scheen, gaan wandelen.
„Weet je wat", zei moeder, „we gaan
naar het bos".
En ze gingen naar het bos.
Vader stak een sigaar op, en moeder
een sigaret, Jos en Ria speelden tussen
de takken en het mos.
Maar ze gingen te ver en waren va
der en moeder kwijt gelopen.
Vader zei opeens: „Moeder, waar zijn
Jos en Ria toch?"
„Daarnet liepen ze nog door de bla
deren en nou zie ik ze niet meer, dat
is wel gek."
Vader schrok en gooide zijn branden
de sigaar in het mos.
Moeder deed het vader na, zij gooide
ook haar sigaret naast vaders sigaar in
de bladeren.
Zo liepen ze uren en uren, en ze rie
pen maar: „Jóóóóss, Riiiiaaa, waar zijn
jullie?!"
Maar er kwam geen antwoord.
Nog eens riepen vader en moeder.
Maar toen gebeurde er een vrese
lijk ongeluk.
Vader, die zijn sigaar zo maar par
does in het mos had gegooid, viel over
een boomstam, die brandend was om
gevallen.
Weten jullie waarom dat gebeurd
was?
Zeker wel hè!
EINDE
Helma v. d. Logt
Spoorstr. 16, Leur (N.-B.)
Tijn Kloet, Mgr. Nolensplein 35, Breda
Ik heb me wel eens afgevraagd, waar
moet dat naar toe met het verkeer?
Maar nu ben ik erachter. Over tien
jaar rijden alle auto's op vierkante
wielen. Dan gebeuren er niet zoveel
ongelukken meer, want als men dan
remt, sta je meteen stil.
Maar nu ben ik er achter. Over tien
bleem: dan krijgen we alle maal de
hobbelziekte. Als je over tien jaar
in een auto met vierkante wielen
rijdt, dan hobbelt alles heen en weer
en zodoende krijgt men de hobbel
ziekte. En daarom gaat dan niemand
meer autorijden. De mensen zullen
zich dan afvragen, waar blijven we
met onze auto? Wel daar is nu 'n op
lossing voor gevonden. Men is bezig
met het maken van conservenblikjes.
Men blikt de auto's gewoon in net als
varkens. Waar blijft men dan weer
met de ingeblikte auto's? Wel, men
eet ze gewoon op, nu niet natuurlijk,
maar over 20 jaar. Ik verwacht ten
minste, dat men dan ijzer eet. Dan
gaan alle autofabrieken failliet. Want
dan kopen de mensen geen auto'°
meer. Wat moet men dan weer met al
Er waren eens twee schoenen. Ze
moesten nodig naar de schoenmaker
toe. Maar niemand keek er naar. Ze
stonden in de gang op hun kapotte zo
len. Toen zei de een tegen de ander:
„Als de mensen mij niet naar de schoen
maker brengen, dan loop ik er zeil
naar toe". „Dan loop ik met je mee",
zei de andere. Zo gingen ze op stap. Hel
stond wel een beetje raar twee schoe
nen zonder voeten erin. Nu moesten ze
oversteken. Toen ze aan de overkan'
waren, trapte een dikke meneer op hen
„Au", zei de ene, „kunt u niet uitkij
ken, we hebben ook gevoel." De dikke
meneer keek heel verbaasd en zei: „£eg
waar gaan jullie naar toe?"' ,.Nou, ziel
u dat niet, wij gaan naar het zieken
huis." „Ziekenhuis!" zie de dikke me
neer, „in het ziekenhuis willen ze geen
schoenen." „Ja, dat weten we ook wel.
maar ik bedoel niet het mensenzieken
huis, de schoenmaker." Toen liep hij
weer verder. De schoenen ook. Bij de
schoenmaker gekomen zei de meneer:
„Hé, wat moeten jullie?" „Wij moeten
nieuwe zolen hebben. Niemand bracht
ons weg. Toen zijn we gegaan". „Nou
goed dan," zei de schoenmaker Na
twee weken waren ze klaar. Ze gingen
naar huis. Daar is het kruispunt al.
Maar 't was te druk om over te steken.
Daar is een agent we vragen het even.
De agent vroeg: „Wat moeten jullie hier
zo alleen op straat? En waar wonen jul
lie?" De eerste schoen zei: „In de Kerk
straat nummer 76". „Goed, ik breng
jullie wel even thuis." Moeder schrok
wel toen de agent zo maar de tuin bin
nen wandelde. De agent zei, dat ze beter
op de schoenen moest passen. Moeder
beloofde het, maar dat was niet genoeg,
alle mensen moesten het beloven. Daar
om ging de agent op de Markt staan en
zei: „Mensen, mensen, pas toch beter
op de schoenen." En wie een schoen
past trekt hem aan. Alles was weer
goed en de schoenen waren heel tevre
den. Ze liepen nooit van huis weg.
KAREL BANSE
Faulus Buislaan 64
Bergen op Zoom
Antoon Cornelissen
Prins Hendrikstraat 4, Dongen
die autof abrieken. De oplossing daar
voor is dat die gewoon doorgaan met
het maken van auto's, maar dan met
ronde vierkante wielen. En dan be
gint het weer helemaal opnieuw net
als 70 jaar geleden. En over 80 jaar
is het verkeer weer 'n groot probleem.
Maar intussen gaat men gewoon door
met raketten te produceren. Men gaat
dan naar de maan om sterren te pluk
ken. Dan doet men ze allemaal in 'n
raket en schiet ze de ruimte in. En
wat gaat men beginnen als er geen
sterren meer zijn? Hiervoor is nog
in de loop der jaren ook wel uitge-
geen oplossing gevonden. Dat wordt
kiend.
Zo denk ik over het verkeer.
Ad Smout 12 Jaar
Welbergsedijk 11
Steenbergen (N.B.)
Er was eens een keizer, die Iebela de
Tweede heette. De keizer vond het af
schuwelijk dat hij zo'n naam had. Hij
schaamde zich ervoor. De keizer dacht,
hoe heeft mijn moeder zo'n naam kun
nen kiezen. Op een dag kwam er een
man. Want er zou een volkstelling in
het land komen. Wat vervelend dacht
de keizer. Eerst ging de man naar de
keizer: „Wilt u even uw naam geven".
„Ga eerst maar naar de keizerin".
„Keizerin, wilt u even uw naam ge
ven." „Ik heet Maartje", antwoordde de
keizerin. „Wilt u even de naam van uw
man geven". „Iebela de Tweede". De
keizer sprong op van kwaadheid. Vrou
wen kunnen nooit hun mond houden.
Toen ging de man naar de keizer. „Kei
zer, wilt u alstublieft uw naam geven".
„Ik ben tegenwoordig zo vergeetachtig".
De man zei: „Geef hem dan maar aan
het gemeentehuis op". De keizer ging
naar het gemeentehuis.
„Dag keizer," zei de burgemeester.
„Ik kom mijn naam laten verande
ren". „Dat kan", zei de burgemeester.
„Hoe zou u willen heten". „Oebola", zei
de keizer. „Het is een mooie naam", zei
de burgemeester. „Zo heet ik ook. Zo
zullen we het houden". De keizer ging
weer opgewekt naar huis. „Ik heet
Oebola", zei hij tegen zijn vrouw. „Dat
vind ik ook een mooie naam. maar
Iebela vind ik nog mooier". Maar de
keizerin noemde hem Iebela.
Later kregen ze een kindje en dat
noemden ze Iebela de Derde.
Ivonne Neve, 12 jaar
Molenweg 3, Walsoorden
Eenzaam en alleen stond de hoge
hoed in de etalage van Janssens en Co.,
gelegenheidskleding. Hoe lang stond hij
hier nu al? Minstens 'n maand. En vo
rige week was zijn beste vriend de pan
talon Jasper weggegaan. Wel met 'n
heel aardige meneer. Maar ondertussen
stond hij hier maar. Meneer Janssens
was druk bezig 'n jongedame en haar
moeder te helpen met 't kiezen van 'n
bruidsjurk. Ze stonden druk kwebbe
lend te passen en te meten. En Hendrik,
de hoge hoed, stond dit rustig aan te
horen. Zo verstreek dag na dag, week
na week.
Eindelijk kwam er leven in de brou
werij. Hendrik werd verkocht en wel
aan 'n meneer, die de volgende week
ging trouwen. Hendrik was eigenlijk
niet eens zó blij, want hij had al zo
dikwijls 'n trouwplechtigheid meege
maakt. Maar ja, 't was weer eens wat
anders! De trouwerij verliep als ge
woonlijk. Hendrik werd opgezet, afge
zet, neergelegd, opgepakt en tenslotte
weggeborgen in 'n klerenkast.
Nu wachtte hij er op totdat hij er
weer eens uit mocht. De tijd ging traag
voorbij en Hendrik werd niet gebruikt.
De kast ging dikwijls genoeg open en
dan ging er één of ander kledingstuk
uit of kwam terug, schoongewassen
of vuil! Dit was niet zo prettig,
want dan hing er 'n onaangename lucht
in de kast.
Zo ging er 'n heel jaar voorbij, toen
Hendrik plotseling weer in gebruik
werd genomen. Nu niet voor 'n huwe
lijksplechtigheid maar voor 'n begrafe
nis. Hendrik had dit nog nooit meege
maakt en was er wel benieuwd naar.
Maar wat viel dat tegen. Al dat gehuil
en gejammer, en koud dat 't daar op
de begraafplaats was. Er werden ook
helemaal geen foto's genomen, wat hij
altijd gewend was. Nee, dan werd hij
nog liever honderd maal op- en afgezet.
Na deze gebeurtenis werd Hendrik
weer opgeborgen. Niet in dezelfde kast,
maar in 'n oude, muf-ruikende kast op
zolder. Hij had er wel veel plaats en
eigenlijk vond hij 't daar toch gezellig.
Maar Hendriks rust werd verstoord
door nogal kleine geniepige beestjes,
die telkens stiekem 'n stuk van de
hoedrand afbeten. Juist 't waren
motten. En iedere dag werd de hoge
hoed kleiner en kleiner. Hendrik hoop
te maar dat die kast eindelijk 'ns open
ging, maar dat gebeurde juist niet. En
op 't laatst, na 'n heftige ruzie tussen
Hendrik en vader mot, lag er 'n zielig
hoopje stof. Hendrik dacht nog eenmaal
aan die treurige begrafenis. Zouden ze
nu ook om hem treuren?
Sylvia Maissan, 14 Jaar
Oosterhout