Melungeonen - de laatste Carthagers? HOE PRINSES BROCADIA TOCH GELUKKIG WERD Avonturen van een hoge hoed DE TWEE SCHOENEN Over tien jaar krijgen we de hobbelziekte Witte hullen voor de doden C.P. Indonesië niet naar Moskou Pravda valt Kroestjev aan GUUR EN KOUD DE BRAND DE NAAM VAN DE KEIZER Oud ras bekijkt de TV. XVII DOOR Walter Breedveld 9 DAGBLAD DE STEM VAN WOENSDAG 16 DECEMBER 1964 9 (Bijzondere correspondentie) SNEEDVILLE, TENNESSEE Een smalle weg slingert zich langs een der hellingen van het gebergte in Oost-Tennessee en aan het einde daarvan ligt misschien het antwoord op een van de mysteries van de ge schiedenis. De kansen op onthulling ervan zyn echter uiterst klein, want de weg eindigt in het land van de Melungeonen. een schuw en in een sterk groepsverband levend volkje dat weigert over zyn afkomst te spreken. Plaatselijke historici zeggen dat de Melungeonen de afstammelingen kun nen zijn van de .verloren kolonie" van Roanoke, die kort na haar op richting aan de kust van North Caro lina door de Engelse onderzoekings reiziger sir Walter Raleigh, op ge heimzinnige wijze verdween. Zij me nen dat de inwoners van de kolonie naar het zuiden verhuisden in plaats van naar het westen wegens de hin dernis van de hoge Smoky Moun tains" (Rookgebergte). Een andere theorie wil dat de Me lungeonen afstammen van een bende die door de Spaanse onderzoekings reiziger Hernando Desotos was ach tergelaten en in het gebergte van Tennessee naar goud en zilver wilde zoeken, of dat zij een mengsel zijn van Indianen en negers (het opperste (Advertentie) Hj/S^'nkelier G'aa Do'yether garantie, 2* etmaal. Nu ook goedgekeurd door de Ned. Ver. van Huisvrouwen. gerechtshof van Tennessee heeft in 1959 verklaard dat het geen negers zijn) of dat zij afstammelingen zijn van het volk dat in Carthago, de bekende stad uit de oudheid, woonde. De laatste theorie, hoe onwaar schijnlijk zij ook moge klinken wordt het meest aanvaard en ondersteund door de weinige inlichtingen die men uit de mond van Melungeonen zelf heeft kunnen vernemen. Volgens de ze theorie vluchtten sommige inwo ners van Carthago toen het in 145 voor Christus door de Romeinse legi oenen werd verwoest, naar Marokko, waar zij zich vermengden met Mo ren en later migreerden naar Gi braltar, Portugal en South Carolina. Wegens hun donkere huid werden ve len honderden jaren later als slaven verkocht, maar sommigen weken uit naar de bergen van Tennessee en Virginia De enige overgebleven ech te" Melungeonen wonen echter in de bergstreken die bekend staan als Snake Hollow" (Slangehol) en Mul berry Gap". Er is slechts sprake van een dozijn of wat families die in kleine hutten wonen op welke daken televisie-antennes de lucht in steken. De smalle weg naar deze gemeen schap is in de winter wegens sneeuw en ijs voor auto's onbegaanbaar. De oudere Melungeonen zien er niet te gen op de negen of elf kilometer naar Sneedhill een modernere ge meenschap van 900 zielen, af te leg gen voor het doen van inkopen. In de zomermaanden plegen de jonge ren ook naar Sneedhill te gaan en hun contacten met de jeugd van het grotere dorp heeft al geleid tot ge mengde" huwelijken, die zeker niet bevordelijk zijn voor de instandhou ding van het ,,ras" der Melungeonen. Overigens is er wenig contact met de buitenwereld. Er zyn wei nig bezoekers en dat vinden de Me lungeonen best. Ze hebben hun te levisietoestellen en schijnen trouwe kijkers te zijn want er zijn maar weinig wereldproblemen waarover zij niet weten mee te praten. „De Russen zullen niet ophouden voordat zy de wereld met bom men en vuur hebben veroverd", zei een Melungeoon tot een der schaar se bezoekers. Dat zij de produkten van de mo derne techniek niet schuwen bewij zen de televisietoestellen De boeren onder hen maken bovendien gebruik van tractoren. De wijze waarop zij hun doden begraven is al eeuwen oud. Over het graf wordt een soort dak gebouwd dat geregeld wit wordt geverfd zelfs al is er voor de wo ningen der levenden geen verf over. De begraafplaatsen lijken dan ook miniatuurdorpen. De oudere Meluri- geonen zijn zeer bijgelovig en schrij ven aan de maan buitengewone krachten toe. De meeste vragen over hun voor ouders worden niet beantwoord. Som migen zeggen dat zij „Portegies" zijn. Zij zijn eerder bereid over de jon gere generatie te spreken die vol gens hen „lui en bedorven door de TV" is ,.Zij zijn te lui om zeven of acht mijl naar de kruidenier te lo pen Ik moet het altijd zelf doen", zei een 58-jarige vrouw. De Melun geonen zijn belijdende christenen, voorkomend tegenover mensen uit de stad maar zij vormen een hechte stamgemeenschap Hun doorgaans kleurrijke kleding contrasteert sterk met de koperkleurige huid, zwart haar en donkere ogen. Zij laten zich de laatste tijd steeds minder in de stad zien. De afgelo pen jafen heeft een Amerikaans weekblad veel aandacht aan hen be steed. Zij vonden dat niet prettig, vooral niet toen tientallen studenten in de sociologie op bezoek kwamen om hen te „bestuderen". Ook in Sneedhill is men onaangenaam ge troffen door de publiciteit rond de Melungeonen. De inwoners weigeren dan ook inlichtingen te geven. Een man uit Sneedhill volgde ons op onze ronde. „Laat die mensen toch met rust", zei hij, „zij hebben als andere mensen in dit dal nooit niets gedaan Zij willen alleen met rust gelaten worden". DJAKARTA De Indonesische com munistische partij heeft besloten niet deel te nemen aan de internationale bij eenkomst van communistische partijen die in maart in Moskou zal beginnen, zo blijkt uit een dinsdag door het pers bureau „Antara" gepubliceerde verkla ring van de Indonesische partij. Volgens de verklaring heeft partij-voor. zitter Aidit aan de Russische ambassa deur in Djakarta meegedeeld, dat de In donesische communisten slechts zullen deelnemen aan de bijeenkomst als deze door „alle communistische partijen uit alle socialistische landen wordt bijge woond" Aidit had voorgesteld de con ferentie af te gelasten omdat deze tot een splitsing zou leiden en de tegen stellingen in de internationale commu nistische beweging zou verscherpen, al dus de verklaring. MOSKOU De „Pravda", het blad van de Russische communistische par tij heeft dinsdag een aanval gedaan op de landbouwpolitiek van ex-premier Kroestjev, zonder diens naam te noe men. In een hoofdartikel over de stand van zaken in de landbouw wordt ge zegd dat deze „de afgelopen jaren in ge breke is gebleven bij het uitvoeren van de opgelegde taken en dat dit slechts zijn weerslag kon hebben op de voedsel bronnen van het land en de voedselvoor ziening van het werkende volk." De on bevredigende staat van de Russische landbouw was te wijten aan de gebrek kige wijze waarop deze was bedreven. Aldus het door het Russische persbu reau „Tass" aangehaalde artikel. Deze staat was het gevolg van de schending van het socialistische beginsel, dat erop gericht is de mensen bij hun werk *e interesseren door hen onder meer over eenkomstig hetgeen zij produceren te betalen. De landbouwpolitiek had ook geleden door administratieve maatregelen en voortdurende reorganisaties. Er waren eens een koning en koningin die zo graag een dochtertje zouden hebben. Vele jaren hadden zij er al op gewacht en eindelijk, ja eindelijk werd hun wens vervuld. Er kwam een allerliefst klein prin sesje in de wieg te liggen. Nu was deze koning de allerrijkste man van de wereld. En de konin gin was de allerdeftigste dame van de wereld. Toen ze dan ook einde lijk hun dochtertje hadden, was niets te duur en niets te deftig voor 't kleine meisje. Alles wat de koning voor haar kocht was van zuiver goud en bezet met edelstenen. Alles wat de koningin haar gaf stond stijf van de deftigheid. Toen het kleintje nog maar pas geboren was had het al jurkjes aan van zwart brokaat, omdat dit de deftigste en duurste stof is van de wereld. En om daar iedereen voortdurend aan te herinneren, gaven de koning en de koningin hun dochterje de naam: Prinses BROCADIA. ,Ik was van plan een dezer da gen naar de pastorie te komen me neer pastoor. Ik woon hier pas en er was zoveel te doen." „Aha," lachte hij. ,,Doe de groeten aan Jan Griniau en zeg dat meneer pastoor gegromd heeft dat hij nooit in het lof komt." Dat was ook iets waar ze nog aan moest wennen. Jan maakte een slordig kruis voor het eten en hij ging 's zondags naar de vroegmis. Dat was alles. Samen met haar bidden deed hij niet, ook niet het rozenhoedje 's avonds. Ze vertelde wat de pastoor had gezegd en daar lachte hij om. „Laat de pas toor maar zalig worden op zijn ma nier. Ik word verdrietig in het lof, ik vind het al erg genoeg dat ik 's morgens naar de mis moet." y eertien dagen na de trouw kwa men Marjan en Dien met de kar. Het weerzien tussen moeder en doch ter was heel gevoelig. „Gaat het goed?" vroeg Marjan. „Het is allemaal vreemd, maar het zal wel wennen, moeder. Jan is erg goed voor me. Hij is veel thuis, hij is pas twee dagen weg geweest. Nu is hij naar Zegenree gereden, de ba ron had naar hem gevraagd." ,,De baron is zwaar ziek," zei Marjan. ,,Ze zeggen dat hij gaat he melen. Wat moest Jan er gaan doen?" „Dat wist hijzelf ook niet. Straks zal hij het wel vertellen." Marjan keek het woonvertrek eens rond, ze zuchtte diep en zei niets. Dien daarentegen moest haar ge moed luchten. ,,Wat is het hier voor een boeltje? Geen boerderij en geen burgerhuis. In de stal kunnen wel hen koeien staan, je kunt kippen en konijnen houden en een varken mesten. Ik zie geen hammen en geen spek in de schoorsteen hangen. Ach- ter het huis groeien alleen bloemen en onkruid. Rij er mest in en zet er jupinen op, dan kun je er een groen tehof van maken." In de kelder stonden Keulse potten met zuurkool, snijbonen en breek- hoontjes onder pekel daar had Ca- to Griniau nog voor gezorgd. Verder was er niets voor de winter. Het was heel vreemd en toch maakte Go- defrieda zich daar geen zorgen over. Tot nog toe was ze niets te kort ge komen. Jan zorgde overal voor. Lang nadat Marjan en Dien weer vertrokken waren kwam Jan Griniau thuis. Hij zag er moe en opgewon den uit. „De baron gaat eraan," zei hi.i. ..Jammer, hij was een beste man." „Waarvoor moest jij komen?" vroeg ze. -Hij gaf niet onmiddellijk antwoord Met een verlegen glimlach om zijn mond zat hij haar aan te kijken en zei dan: ,,De erfgenaam van Zegen ree woont in Vlaanderen op een kas teel. Hij heeft landgoederen in Frank rijk, Duitsland en Italië; hier zal hij zich niet dikwijls laten zien. De ba ron is bang dat Zegenree verwaar loosd zal worden, daarom wil hij mij rentmeester maken van het goed." Rentmeester, een visioen van ver rukking ging voor haar op. Dan zou ze een dame worden en dicht bij de Dommelhoeve wonen. „Wanneer..?" begon ze, maar hij viel haar in de rede. „Zover komt het niet, Godefrieda. Het zou wel mooi zijn, een groot rentmeestershuis en ?en vast inkomen. Ik wou de baron liet voor het hoofd stoten, daarom leb ik gezegd dat ik er over na zal ienken. Maar ik doe het niet. Ik wil niet in het gareel lopen ook niet in het rentmeesterstuig van een groot landgoed." Toen hij de spijt in haar ogen zag zei hij luchtig: ,,Ja, lief meisje, je bent getrouwd met een vrije vogel. Daar zul je aan moeten wennen." Ze slikte de teleurstelling weg en vertelde dat haar moeder en Dien waren geweest. Dat verraste hem; hij vond het jammer dat hij niet thuis had kunnen zijn. „Moeder heeft gevraagd of we met de kerstdagen naar de Dommelhoeve komen." „Dat doen we," stemde hij toe. „We zullen er wel eens eerder heen rijden, de boog kan niet te strak gespannen worden." rpoch werd een bezoek aan de Dom- meihoeve niet de eerste rit met de nieuwe brik. Eind september zei hij 's morgens dat ze haar mooiste japon aan moest doen en haar gou den ketting moest omhangen. Zelf trok hij zijn nieuw grijs kostuum aan met de smalle pijpen en zonder laar zen. Hij zag er heel knap uit. ..Waar gaan we heen?" vroeg ze blij Hij antwoordde niet en lachte maar. Toen ze buiten het dorp wa ren sloeg hij zijn arm om haar schou der en trok haar naar zich toe. „We gaan een mooi ritje maken, meisje," maar hij zei nog niet waar ze heen zouden gaan. Hij hield zijn arm om haar heen geslagen en mende de de hengst Balda, die eigenlijk veel te fors was voor de brik met een hand. Opeens kreeg hij de kolder. Hij kuste haar hartstochtelijk. „Mijn heerlijk ste liefste, kleinste vrouwtje." Dat klonk wel grappig maar zoiets zegt men toch niet tegen een boerenmeis je. Hij bleef lief doen en in de stad moest ze hem een beetje fors van zich afduwen, anders was hij ook in de drukke straten blijven vrijen op de brik. Op de Grote Markt in Den Bosch zag ze de boerinnen van de Dungense markt, de Hedelse markt, uit de Langstraat en nog uit meer dorpen. Ze zaten op hun hurken ach ter hun manden met groente en hun korven met eieren. Hoe vaak had ze daar zelf niet gezeten en was dat nu echt allemaal voorbij? Ze wist nog precies het plekje waar Jan Griniau haar op die vrieskoude mor gen had bevrijd van een rest winter wortelen en Sint-Maartensknollen. Het leek een eeuwigheid geleden te zijn gebeurd. Hij reed de Hinthamer straat in en pas voorbij het dorpje Hintham, zei hij, dat hij haar zijn ge boortestadje wilde laten zien. Dat vond ze prettig, ze was er heel be nieuwd naar. „Zijn we dan dicht bij Uden?" „Tamelijk Vanavond gaan we naar Uden. We blijven vannacht bij Cato slapen." Dat was weer een verrassing. Voor het eerst van haar leven zou ze bui tenshuis overnachten. Het was een mooie dag in het be gin van de herfst. Het lichte briesje dat haar in het gezicht woei zou straks milder worden als de zon ho ger was geklommen. Ze kon haar pe lerinejasje en haar muts achter in de brik laten liggen. Het was heerlijk rijden, de brik lag in soepele veren en Jan liet het paard voortgaan in een kalme draf. Voorbij Oss reed hij over binnenwegen en dan wees hij naar de eeuwenoude vechttoren aan het begin van het stadje. Ze had zich niet goed kunnen voorstellen hoe een stadje, kleiner dan een flink dorp, er uit zou zien_ Nu zag ze het dan. De huizen aaneengebouwd als in de straten van Den Bosch. Grote kloosters, rijkeluishuizen en een standbeeld van de graaf van Megen binnen een ijzeren hek. Hij wees haar zijn geboortehuis, een deftige woning met gebloemde statievitrages voor de hoge ramen. „Wonen hier nog familieleden van jou?" vroeg ze. „Nee, mijn enige broer woont in Batenburg dat is een stad aan de overkant van de Maas. Hij is daar gemeentesecretaris en -ontvanger, een deftige pias waar ik niets van moet hebben." In een herberg dron ken ze een kop koffie. De vrouw deed wat stug en Jan was ook niet vrien delijk toen hij de nikkeltjes op tafel legde. ,,Kent ze jou?" vroeg ze toen ze weer buiten waren. „Dat zal wel." antwoordde hij luchtig. „Ik heb hier meer dan twintig jaar gewoond." Het prinsesje huilde veel. Want bro kaat is een zware harde stof en het sleeptje prikte in haar mollige beentjes. Toen het kindje later leerde lopen kreeg ze dadelijk schoentjes van goud met edelstenen bezaaid. En een over- gooiertje dat vol geborduurd was met pareltjes. Het prinsesje huilde nog al tijd want de schoentjes waren onge makkelijk en zwaar. En in het overgooi- ertje kon zij niet kruipen zoals kleine kindertjes toch zo graag doen. Prinsesjes moeten erg veel leren en daarom kwam er al gauw een hofdame die haar moest leren lezen en schrij ven. Zij kwam met een echt gouden boek en een pen van diamant. Maar het prinsesje moest aldoor huilen want het boek was zo zwaar en de pen schreef zo deftig, dat niemand haar letters kon lezen. Om hun dochtertje wat op te vrolij ken, lieten de koning en de koningin kunstenmakers en clowns komen. Maar vóór zij mochten beginnen met het ver tonen van hun gekke toeren, werden ze eerst in kostbare kleren gestoken Daarin voelden ze zich helemaal niet thuis en opeens wisten ze' niet meer hoe ze hun kunsten moesten maken. He1 prinsesje kon er dan ook helemaal niet om lachen. Toen riep de koning de knapste won derdokter uit het land. Die moest toch kunnen vinden waarom het prinsesje altijd verdriet had. De dokter kwam er. begon haar te onderzoeken. Daarvoor moest zij al haar kleertjes uittrekken en toen zij van al dat goud en al die edelstenen was verlost, huilde zij niet meer. De dokter kon dan ook niets vinden. Prinses Brocadia werd weer aangekleed en het huilen begon op nieuw. „Koning, de beste raad die ik u kan geven is: roep de toverfee," zei de dok ter. „Wat de prinses scheelt weet ik niet, want ze is niet ziek. Maar de fee zal er wel iets op vinden." De fee kwam en zij nam het prinses- Het is guur en koud De wind blaast door de bomen De bomen worden kaal De bladeren worden rood, bruin, geel Och wat is 't koud. De wind giert door de schoorsteen De bloemen gaan dood Regen is goed voor de planten De vogels trekken weg naar verre landen Och wat is 't koud. 's Morgens vroeg opgestaan In de warmte het licht aangedaan De meeuwen drijven op het water Buiten was het koud en guur, De meeuwen kijken o, zo zuur Och wat is 't koud. De herft is ofgelopen De winter begint Nu komt het ijs Dat ik heus fijn vind Och wat is 't koud. Dickie Jonk Jadestraat 26 a Breda je op schoot. Toen zag zij de tranen van het kleine meisje. Het waren tranen van diamant, en het doet erg veel pijn diamanten tranen te moeten huilen. De fee vroeg aan het koningspaar: „Wilt u de prinses gelukkig zien?" „O ja!" riepen de arme ouders, want zij hielden zo veel van hun dochtertje. „Hebt u er alles voor over?" vroeg de fee weer. „O ja!!" riepen de koning en de ko ningin. „Goed dan. Vergeet nooit dat u dit hebt gezegd," zei de fee. Zij nam haar toverstaf en met een grote zwaai tover de zij alle praal en rijkdom die het prinsesje omringde, weg. Weg was de purperen mantel met hermelijn van de koning. In plaats daarvan droeg hij een vale grijze met een armoedig randje konijnebont waar de mot in zat. Weg was het geborduurde zijden ge waad van de koningin en in de plaats daarvan had zij maar een gewone brui ne wollen jurk aan, en op haar hoofd een klein versleten kroontje. Weg was de brokaten japon met stroken en sleep van de kleine Broca dia. En in de plaats daarvan had zij een verschoten gebloemd jurkje aan terwijl ze sandalen droeg aan de voet jes. Zij had een houten penhouder met een kroontjespen in de ene hand en een boekje met ezelsoren in de andere Een gewoon nat traantje blonk nog op haar wangetje, maar ze lachte en danste van plezier. Ze vloog vader en moeder om de hals en riep: „Vader moeder, hier staat uw rijke, deftige Brocadia niet meer, maar hier is het blijste meisje van de wereld en ik heet voortaan uw vrolijke KAATJE!" An MacGillavry Lia Verschuren, 9 jaar Steensedyk 26, Hulst. Vader en moeder, Jos en Ria waren in het voorjaarszonnetje, dat heerlijk scheen, gaan wandelen. „Weet je wat", zei moeder, „we gaan naar het bos". En ze gingen naar het bos. Vader stak een sigaar op, en moeder een sigaret, Jos en Ria speelden tussen de takken en het mos. Maar ze gingen te ver en waren va der en moeder kwijt gelopen. Vader zei opeens: „Moeder, waar zijn Jos en Ria toch?" „Daarnet liepen ze nog door de bla deren en nou zie ik ze niet meer, dat is wel gek." Vader schrok en gooide zijn branden de sigaar in het mos. Moeder deed het vader na, zij gooide ook haar sigaret naast vaders sigaar in de bladeren. Zo liepen ze uren en uren, en ze rie pen maar: „Jóóóóss, Riiiiaaa, waar zijn jullie?!" Maar er kwam geen antwoord. Nog eens riepen vader en moeder. Maar toen gebeurde er een vrese lijk ongeluk. Vader, die zijn sigaar zo maar par does in het mos had gegooid, viel over een boomstam, die brandend was om gevallen. Weten jullie waarom dat gebeurd was? Zeker wel hè! EINDE Helma v. d. Logt Spoorstr. 16, Leur (N.-B.) Tijn Kloet, Mgr. Nolensplein 35, Breda Ik heb me wel eens afgevraagd, waar moet dat naar toe met het verkeer? Maar nu ben ik erachter. Over tien jaar rijden alle auto's op vierkante wielen. Dan gebeuren er niet zoveel ongelukken meer, want als men dan remt, sta je meteen stil. Maar nu ben ik er achter. Over tien bleem: dan krijgen we alle maal de hobbelziekte. Als je over tien jaar in een auto met vierkante wielen rijdt, dan hobbelt alles heen en weer en zodoende krijgt men de hobbel ziekte. En daarom gaat dan niemand meer autorijden. De mensen zullen zich dan afvragen, waar blijven we met onze auto? Wel daar is nu 'n op lossing voor gevonden. Men is bezig met het maken van conservenblikjes. Men blikt de auto's gewoon in net als varkens. Waar blijft men dan weer met de ingeblikte auto's? Wel, men eet ze gewoon op, nu niet natuurlijk, maar over 20 jaar. Ik verwacht ten minste, dat men dan ijzer eet. Dan gaan alle autofabrieken failliet. Want dan kopen de mensen geen auto'° meer. Wat moet men dan weer met al Er waren eens twee schoenen. Ze moesten nodig naar de schoenmaker toe. Maar niemand keek er naar. Ze stonden in de gang op hun kapotte zo len. Toen zei de een tegen de ander: „Als de mensen mij niet naar de schoen maker brengen, dan loop ik er zeil naar toe". „Dan loop ik met je mee", zei de andere. Zo gingen ze op stap. Hel stond wel een beetje raar twee schoe nen zonder voeten erin. Nu moesten ze oversteken. Toen ze aan de overkan' waren, trapte een dikke meneer op hen „Au", zei de ene, „kunt u niet uitkij ken, we hebben ook gevoel." De dikke meneer keek heel verbaasd en zei: „£eg waar gaan jullie naar toe?"' ,.Nou, ziel u dat niet, wij gaan naar het zieken huis." „Ziekenhuis!" zie de dikke me neer, „in het ziekenhuis willen ze geen schoenen." „Ja, dat weten we ook wel. maar ik bedoel niet het mensenzieken huis, de schoenmaker." Toen liep hij weer verder. De schoenen ook. Bij de schoenmaker gekomen zei de meneer: „Hé, wat moeten jullie?" „Wij moeten nieuwe zolen hebben. Niemand bracht ons weg. Toen zijn we gegaan". „Nou goed dan," zei de schoenmaker Na twee weken waren ze klaar. Ze gingen naar huis. Daar is het kruispunt al. Maar 't was te druk om over te steken. Daar is een agent we vragen het even. De agent vroeg: „Wat moeten jullie hier zo alleen op straat? En waar wonen jul lie?" De eerste schoen zei: „In de Kerk straat nummer 76". „Goed, ik breng jullie wel even thuis." Moeder schrok wel toen de agent zo maar de tuin bin nen wandelde. De agent zei, dat ze beter op de schoenen moest passen. Moeder beloofde het, maar dat was niet genoeg, alle mensen moesten het beloven. Daar om ging de agent op de Markt staan en zei: „Mensen, mensen, pas toch beter op de schoenen." En wie een schoen past trekt hem aan. Alles was weer goed en de schoenen waren heel tevre den. Ze liepen nooit van huis weg. KAREL BANSE Faulus Buislaan 64 Bergen op Zoom Antoon Cornelissen Prins Hendrikstraat 4, Dongen die autof abrieken. De oplossing daar voor is dat die gewoon doorgaan met het maken van auto's, maar dan met ronde vierkante wielen. En dan be gint het weer helemaal opnieuw net als 70 jaar geleden. En over 80 jaar is het verkeer weer 'n groot probleem. Maar intussen gaat men gewoon door met raketten te produceren. Men gaat dan naar de maan om sterren te pluk ken. Dan doet men ze allemaal in 'n raket en schiet ze de ruimte in. En wat gaat men beginnen als er geen sterren meer zijn? Hiervoor is nog in de loop der jaren ook wel uitge- geen oplossing gevonden. Dat wordt kiend. Zo denk ik over het verkeer. Ad Smout 12 Jaar Welbergsedijk 11 Steenbergen (N.B.) Er was eens een keizer, die Iebela de Tweede heette. De keizer vond het af schuwelijk dat hij zo'n naam had. Hij schaamde zich ervoor. De keizer dacht, hoe heeft mijn moeder zo'n naam kun nen kiezen. Op een dag kwam er een man. Want er zou een volkstelling in het land komen. Wat vervelend dacht de keizer. Eerst ging de man naar de keizer: „Wilt u even uw naam geven". „Ga eerst maar naar de keizerin". „Keizerin, wilt u even uw naam ge ven." „Ik heet Maartje", antwoordde de keizerin. „Wilt u even de naam van uw man geven". „Iebela de Tweede". De keizer sprong op van kwaadheid. Vrou wen kunnen nooit hun mond houden. Toen ging de man naar de keizer. „Kei zer, wilt u alstublieft uw naam geven". „Ik ben tegenwoordig zo vergeetachtig". De man zei: „Geef hem dan maar aan het gemeentehuis op". De keizer ging naar het gemeentehuis. „Dag keizer," zei de burgemeester. „Ik kom mijn naam laten verande ren". „Dat kan", zei de burgemeester. „Hoe zou u willen heten". „Oebola", zei de keizer. „Het is een mooie naam", zei de burgemeester. „Zo heet ik ook. Zo zullen we het houden". De keizer ging weer opgewekt naar huis. „Ik heet Oebola", zei hij tegen zijn vrouw. „Dat vind ik ook een mooie naam. maar Iebela vind ik nog mooier". Maar de keizerin noemde hem Iebela. Later kregen ze een kindje en dat noemden ze Iebela de Derde. Ivonne Neve, 12 jaar Molenweg 3, Walsoorden Eenzaam en alleen stond de hoge hoed in de etalage van Janssens en Co., gelegenheidskleding. Hoe lang stond hij hier nu al? Minstens 'n maand. En vo rige week was zijn beste vriend de pan talon Jasper weggegaan. Wel met 'n heel aardige meneer. Maar ondertussen stond hij hier maar. Meneer Janssens was druk bezig 'n jongedame en haar moeder te helpen met 't kiezen van 'n bruidsjurk. Ze stonden druk kwebbe lend te passen en te meten. En Hendrik, de hoge hoed, stond dit rustig aan te horen. Zo verstreek dag na dag, week na week. Eindelijk kwam er leven in de brou werij. Hendrik werd verkocht en wel aan 'n meneer, die de volgende week ging trouwen. Hendrik was eigenlijk niet eens zó blij, want hij had al zo dikwijls 'n trouwplechtigheid meege maakt. Maar ja, 't was weer eens wat anders! De trouwerij verliep als ge woonlijk. Hendrik werd opgezet, afge zet, neergelegd, opgepakt en tenslotte weggeborgen in 'n klerenkast. Nu wachtte hij er op totdat hij er weer eens uit mocht. De tijd ging traag voorbij en Hendrik werd niet gebruikt. De kast ging dikwijls genoeg open en dan ging er één of ander kledingstuk uit of kwam terug, schoongewassen of vuil! Dit was niet zo prettig, want dan hing er 'n onaangename lucht in de kast. Zo ging er 'n heel jaar voorbij, toen Hendrik plotseling weer in gebruik werd genomen. Nu niet voor 'n huwe lijksplechtigheid maar voor 'n begrafe nis. Hendrik had dit nog nooit meege maakt en was er wel benieuwd naar. Maar wat viel dat tegen. Al dat gehuil en gejammer, en koud dat 't daar op de begraafplaats was. Er werden ook helemaal geen foto's genomen, wat hij altijd gewend was. Nee, dan werd hij nog liever honderd maal op- en afgezet. Na deze gebeurtenis werd Hendrik weer opgeborgen. Niet in dezelfde kast, maar in 'n oude, muf-ruikende kast op zolder. Hij had er wel veel plaats en eigenlijk vond hij 't daar toch gezellig. Maar Hendriks rust werd verstoord door nogal kleine geniepige beestjes, die telkens stiekem 'n stuk van de hoedrand afbeten. Juist 't waren motten. En iedere dag werd de hoge hoed kleiner en kleiner. Hendrik hoop te maar dat die kast eindelijk 'ns open ging, maar dat gebeurde juist niet. En op 't laatst, na 'n heftige ruzie tussen Hendrik en vader mot, lag er 'n zielig hoopje stof. Hendrik dacht nog eenmaal aan die treurige begrafenis. Zouden ze nu ook om hem treuren? Sylvia Maissan, 14 Jaar Oosterhout

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 9