flfek Een Zeeuwse dichter:
J. VAN SCHAGEN
Formidabele rol van
GEORGE WILSON
Wachten op Charon
Brechts „Puntilla" in Parijs
Verwantschap met Pierre Kemp
GRESHOFF
aan de oever
van de Styx
Uit een boordevolle map schuift Van
Schagen mij de ene na de andere
prent over het schrijftafelvlak, waarop
zowel zijn literaire werk als zijn mo
notypes ontstaan. Het zijn bladen, ge
vuld met Chinese lettertekens op kleu
rige ondergrond, maar ook westerse
calligrafie van eigen makelij, sierlijk
en feilloos in het vlak gezet. Het eens
gekozen thema wordt vele malen ge
varieerd, in zwart wit, in verschillende
kleuren. Ik zie geheimzinnige tekens
zwart op wit, dan weer door hun ver
fijnde kleurenrijkdom als Perzische ta
pijten werkende prenten. Nu eens gaat
Van Schagen daarbij uit van de werke
lijkheid, van op het strand gevonden
voorwerpen bijvoorbeeld, aanspoelsels
van de zee, dan weer is het geheel non-
figuratief. Nu eens laat hij zijn rijke
fantasie en het technisch toeval de vrije
loop, dan weer werkt hij meer mathe
matisch met tegen elkaar aangebouwde
kleurvlakken. Maar altijd zijn zijn pren
ten verrassend door een eenvoud en
pregnantie, die hij van de Chinezen en
Japanners leerde en ademen ze een gro
te reinheid en zuiverheid en bij al
hun moderniteit tjjdeloosheid.
Zeeland, zijn gewest, begint dus lang
zamerhand ook de beeldende kun
stenaar Van Schagen te ontdekken,
maar het wordt hoog tijd dat de grote
kunstzalen in noord-Nederland even
eens kennis nemen van dit unieke werk.
Prentjes kijken bij en met Van Scha
gen is de wereld en de dingen in hun
vorm en kleur herschapen zien met
humor, speelsheid, droefenis en angst.
En met dezelfde directheid, die zijn
gedichten en kort proza kenmerken.
Hoe lang al hadden wij ons in zijn
prenten verdiept toen Van Schagen op
eens zei
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 12 DECEMBER 1964
Teder die voortgezet of
middelbaar onderwijs
genoten heeft, kent het
gedicht Gebed, met de
beginregels: In het groe
ne water leven de wie
ren en het slot: God,
laat mij nu ook verdrin
ken in je groene water.
Natuurlijk, de dichter van
die regels is J. C. van
Schagen en de bundel,
die dit Gebed en nog en
kele andere, door opna
me in talloze bloemlezin
gen tot gemeengoed der
poëzieliefhebbers ge
worden verzen, als Voor
Rogiertjes Moeder of Li
tanie, heet Narrenwijs
heid.
Door deze eerste in 1925
verschenen bundel werd
de toen vierendertigjari-
ge, in Vlissingen geboren
mr. J. C. J. van Schagen,
werkzaam als administra
tief ambtenaar, die hij tot
1942 zou blijven, de
dichter J. C. van Schagen.
Zowel bij de literaire kri
tiek als bij de lezers
maakte de bundel op
gang. Waarschijnlijk om
dat men er al dadelijk het
nieuwe in toon en visie
in ontdekte. Er was spra
ke van een romantisch-
pantheïstisch levensge
voel, dat niettemin een
open oog heeft voor en
kortsluiting maakt met
nuchtere werkelijkheid
en werkelijkheidszin. Die
kortsluiting zet de ver
zen, die door hun zeer
vrije vorm eigenlijk meer
proza-gedichten zijn, on
der spanning, Niettemin
is Van Schagens taal
uiterst beeldend en ma
gisch en ook daardoor
zou men hem tot een
overgangsfiguur naar de
expressionistische dich
ters als Marsman, Van
Bergh en Slauerhoff kun
nen zien.
(Van onze Parijse correspondent)
pARIJS Iedere avond, sedert het
toneelseizoen weer is begonnen,
trekt het T.N.P. (Théatre (National
Populaire) in Parijs stampvolle za
len; het theater blijkt onder het ver
trek van de reus Jean Vilar niet te
hebben geleden. Zijn opvolger,
George Wilson, acteur, metteur-en-
scène en directeur tegelijk, doet
voor hem niet onder. Wilson heeft
zich met de opening van het sei
zoen gewaagd aan een der moei
lijkste rollen: hij speelt de dronken
grondbezitter in het stuk van Brecht:
Maitre Puntilla et son valet Matti.
Brecht schreef het stuk in het begin
van de tweede wereldoorlog. Hij was
al naar Denemarken gevlucht, toen
Hitler in 1933 in Duitsland aan de
macht kwam Met het oprukken van
de Duitse legers nam hij dc wijk,
via Zweden, naar Finland. Als hij toen
niet bijtijds een visum voor de Ver.
Staten had gekregen, zouden de nazi's
hem toch nog hebben gegrepen. Brecht
was in Finland maar kort maar lang
genoeg om van het schone Finse land
schap te kunnen genieten er Finse
sociale toestanden te bestuderen.
Hij schildert in zijn stuk de groot
grondbezitter Puntilla. die een on
barmhartige uitbuiter is in nuchtere
toestand, maar een goedhartig mens,
zodra de drank hem heeft beneveld.
°an praat hij met Matti, zijn chauffeur
on met alle knechten en melkmeiden
v.an zijn uitgestrekte domein alsof zij
zijns gelijken waren. Dan belooft hij
°P markt, waar hij arbeiders aan
werft gouden bergen, maar is zelfs
jn die beschonken toestand nog net zo
+Zvl- posi^leven, dat hH precies weet
wat hij doet: niemand krijgt van hem
oen geschreven contract en dus kan
nij weer van iedereen af, als hij straks
nuchter is. Die perioden van soberheid
auren maar kort. Wilson staat zeker
negen-tiende van zijn moeilijke rol
dronken op de planken Alleen op die
manier heeft Matti het bij Puntilla
Kunnen uithouden. In heldere bui
en wordt hij uitgescholden voor dief
en oplichter en hele of halve commu
nist maar niet zodra is de alcohol
gaan werken of Matti krijgt het be
heer over geld en rijdt aan het stuur
van de zware auto gemoedereerd met
Huntilla dwars door de muur van het
woonvertrek heen waar Puntilla's doch
ter. Eva, al drie dagen op de thuis
komst van haar dronken vader zit te
wachten.
Die dochter, Eva, moest worden uit
gehuwelijkt aan een Finse diplomaat
die zo'n stuk onbenul is dat hij nog
met eens weet hoe met Eva om te
/^pvallend is ook dat de dichter in die eerste bundel een natuurlijk gebruik
maakt van doodgewone woorden en spreektaal, die omstreeks de jaren
dertig in gedichten nog taboe waren. Mede daardoor en door de humor
die er uit spreekt, doet Van Schagens werk, in tegenstelling tot dat van
meer dan één auteur van zijn generatie, ook thans nog modern aan en is
het zo actueel en leesbaar gebleven. Het feit dat de enkele jaren geleden
als Meulenhoff-pocket uitgekomen herdruk van Narrenwijsheid, aangevuld
met fragmenten uit daarna verschenen boeken, als Litanie, Flarden van de
Wind, Onderaards en Zeeuwse Reflexen, die tezamen zijn gehele gedrukte
oeuvre vormen, thans zo goed als uitverkocht is, bewijst dit.
DE 75-JARIGE dichter Jan
Greshoff, van wie al eens
„De Laatste Dingen" ver
schenen zijn, verzen uit de
jaren 1956 tot 1958, heeft
sindsdien niet gezwegen.
Thans is bij de uitgeverij
Nijgh en Van Ditmar te
's-Gravenhage Rotterdam
zijn poëtische oogst uit de
jaren 1958 tot 1960 uitgeko
men.
De bundel kreeg tot titel „Wachten op
Charon", welke kenmerkend is voor
de bejaarde auteur. Charon is immers
de mythologische veerman, die de
schimmen der doden in een wrakke
boot over de Styx zette. Vertoevend
aan de oever van deze rivier wacht de
dichter zijn beurt af. Geen wonder dat
ouderdom, angst voor de dood, het
onbekende Niets thema's zijn, die her
haaldelijk in zijn werk terugkeren.
Voor wie de ziel en de bovennatuur
uitsluit moet het leven wel een voort
durende kwelling zijn:
Het heden is mijn dagelijkse
marteling
De toekomst kan niet anders zijn
Dan opgepoetst bedrog
Niettemin vloeit het woord „God"
voortdurend uit zijn pen. wat niet con-
gaan als hij drie dagen met haar al
leen is. Zo stierlijk heeft Eva zich
die drie dagen zitten vervelen, dat Pun
tilla haar de raad geeft maar met
Matti te trouwen, want Matti is althans
een kerel. Water uit hoge kringen
bij hem thuis over de vloer komt, lust
Puntilla niet Hij veracht ze allemaal:
zijn aanstaande schoonzoon, een blaas
kaak in de diplomatie, de rechter,
die alleen maar leeft bij de klasse-
justitie; de advocaat, die zijn geld ver
dient met kwaaie zaken, de dominee,
die voor lege banken preekt en de
domineesvrouw aan wie alles zwart
en zwart en zwart is. Hij keilt ze
er uit, ook al wordt het misschien
nog zo'n groot schandaal. In de lege
kamer klautert hij met Matti op een
denkbeeldige berg.
^Antroerend slottafereel: de berg maken
ze samen Puntilla en Matti, van ta
fels en van stoelen en van planken
in de kamer en daar klimmen ze bo
ven op. Puntilla voorop met de fles in
de handen. Hij laat Matti het Finse
landschap 'in de verte zien: kijk naar
de bossen Matti, die ik al op tien
kilometer afstand ruik, daar liggen aan
onze voeten de 80.000 meren van Fin
land, vol met spelende vis Zie je dat
blauw van Tavastland, dat ik voor
geen ander blauw ter wereld zou wil
len missen? Kijk naar Tavasthus zelf.
Matti, want wij hebben in Finland ook
steden. Daar beneden ligt het hotel
Du Pare en daar hebben ze in de
kelders een wijn die ik je kan aan
bevelen Zie je dat vee? Het graast
op zulke vette weilanden, dat het drie
maal per dag kan worden gemolken
En tweemaal per jaar komt het graan
met rijpe aren tot manshoogte. Kom.
Matti hef met mij een loflied aan
ik schenk je de helft van mijn bos
sen Maar al dat getheoretiseer over
de schoonheid van Finland, daar bo
ven op die denkbeeldige berg, neemt
niet weg dat de gedachtenwereld van
de Puntilla's en die van df Matti's te
ver uit elkaar loopt dan dat zij het
lang met elkaar zouden kunnen rooien.
Een haan, is de kern van Brechts
betoog, moet niet minnekozen met de
vos, want daar komt de haan altijd
bekaaid van af. Matti pakt zijn schame
le koffertje en gaat er alleen van door,
zonder traan:
a quoi sert de pleurer sous pré-
texte que Vhuïle jamais ne réussit
a se mêler a l'eau?
Water en olie laten zich niet met
elkaar vermengen en waarom zou men
daar een traan over laten? De knech
ten. zegt Matti, als hij zich verwydert,
de knechten zullen pas een goede baas
vinden als zij hun eigen baas zijn
Men moet dat maar hopen. Maai
zelfs als het niet zo zou zijn dan is
maitre Puntilla et son valet Mat
ti dubbel en dwars de moeite waard
om er drie volle uren naar te kijken.
En misschien gaat men dan ook nog
wel met de les naar huis: die Puntilla
wie is dat eigenlijk, is het Puntilla,
of ben ik het zelf?
Hoewel de andere genoemde bundels
niet minder boeiende facetten van
zijn schrijverspersoonlijkheid te zien
geven, deelt Van Schagen met vele an
dere auteurs het fatum voor het grote
publiek de schrijver van één boek te
zijn. Zijn naam roept onmiddellijk de
titel Narrenwijsheid op en omgekeerd.
Als dichter van de Narrenwijsheid is
Van Schagen dan ook al lang bijgezet
in het pantheon der contemporaine
Nederlandse literatuur, zie alle uit
voerige en beknopte literatuur-geschie
denisboeken.
Wie bij die bijzetting in het literaire
pantheon de figuur van Van Schagen
associeert met wassen beelden of mum
mies vergist zich echter deerlijk. Van
Schagen is naar uiterlijk en innerlijk
zo speels, dartel en balorig als een jon
gen van drieënzeventig jaar maar zijn
kan.
Ruim één meter tachtig lang, gekleed
in een soepele grofgebreide trui, een
foulard om de hals, vrijelijk de nog
gevulde kuiten tonend onder een grij
ze knickebocker, het onafscheidelijke
Alpino-mutsje op het ronde bebrilde
hoofd met de ietwat blozende buiten
manswangen en altijd bezig, met de
geest en/of met de handen, zo treft
men hem aan in de kleine, achter en
tussen andere hogere huizen schuil
gaande en dus moeilijk vindbare Trou
vaille, de bungalow in het Zeeuwse
stadje Domburg, die de dichter samen
met zijn muzikale (zeventig; nog twee
pianolessen per dag) echtgenote met de
mooie, donkere ogen bewoont. Althans
na zorgvuldige afspraak.
Door de telefoon klinkt de stem van
deze volbloed Zeeuw hóóg en on
persoonlijk-vriendelijk zoals die van
veel diplomaten, een beetje met een
hete aardappel in de mond ook. In het
gesprek van man tegenover man wordt
die geleidelijk weggeslikt. Dan zendt de
stem aanhoudend vibraties van enthou
siasme en natuurlijke menselijkheid
door het intieme werkvertrek met de
hoge boekenkasten en het moderne
schrijfbureau met het grijze schrijfvlak.
Terwijl Van Schagen daarnaast gaat zit
ten en zijn benen over elkaar slaat,
maakt hij een hoofdbeweging naar de
kleine portable en de betypte vellen
daaromheen:
Ik ben zo druk als een klein baasje.
Ik ben bezig aan mijn autobiografie!
Waar zal die verschijnen? In de
Domburgse Cahiers?
Natuurlijk, en ik zou er, geloof ik,
wel vijftig Cahiers mee kunnen vullen.
Als ik bedenk wat ik allemaal tijdens
mijn ambtenarenloopbaan en daarna
heb meegemaakt en dan mijn fa
milie, die zo interessant is, aan het
ouwe Walcheren en alles wat daarmee
samenhangt dat ik heb gekend
Ik heb nou het eerste cahier bijna
klaar en ik ben om zo te zeggen nog
nauwelijks geboren!
De Domburgse Cahiers is de naam van
het eenmanstijdschrift dat Van Schagen
zelf uitgeeft in de vorm van tweemaal
per jaar verschijnende cahiers van vijf
tig tot tachtig bladzijden waarin hij
eigen werk publiceert. Ze zijn op be
stelling aan zijn adres verkrijgbaar.
Aanvankelijk gestencild verschijnend,
worden ze de laatste tijd in offset ge
drukt.
Ik heb nou al een tamelijk grote op
lage, ongeveer driehonderd stuks. Kijk,
die Domburgse Cahiers zijn zo begon
nen: achter in de pocketuitgave van
Narrenwijsheid had ik laten vermelden,
dat een bepaalde groep gedichten daar
uit gekozen was uit een bundel Minia
turen, die op aanvrage bij de auteur
verkrijgbaar was, een gestencild uit
gaafje dat de Frov. Bibliotheek van
Middelburg voor me gemaakt had. Daar
kwamen een paar reacties op, heel wei
nige maar. Maar er was dus belangstel
ling en die bracht me op het idee van
de Cahiers. Ik ben gewoon gaan star
ten en van de ene belangstellende kreeg
Puntilla (George Wilson) zit in
half benevelde toestand tijdens het
verlovingsfeest van zijn dochter
Eva te denken, hoe hij al zijn hoge
gasten uit zijn huis zou kunnen
verwijderen.
(foto Pic, Paris XV.)
ik het adres van de andere. Zo werd het
een sneeuwbal en die rolt gelukkig nog
steeds voort.
HTot nu toe verschenen vijf nummers
van de Domburgse Cahiers. Twee
daarvan bestaan uit dichtbundels,
waarin Van Schagen de Japanse
haïkai en tanka volgens strenge wet
of persoonlijke variatie hanteert, („Ik
vind het zo fijn, dat die vorm je
dwingt de dingen zo kort en essen
tieel mogelijk te zeggen; die vorm
past helemaal bij mijn neiging tot
het aforistische"), maar met een zelf
de diep en verrassend persoonlijk
effect. Een Zeeuwse Chinees, die
een grote verwantschap vertoont
met de Limburger Pierre Kemp,
spreekt er zijn gevoelens, gedach
ten, gewaarwordingen, benauwenis-
sen, vreugden en angsten in uit.
De drie andere nummers hebben een
gevarieerde inhoud van gedichten,
overpeinzingen, beschouwingen, herin
neringen, in- en uitvallen (de laatste
niet zonder scherpte), ja zelfs aftel
rijmpjes en produkten van des dichters
Lichte Muze vindt men er in een bont
allerlei. Ieder nummer is een kostelijk
„magazijn" van speelse humor, noncon-
formistische gedachten en veel taal
experiment ook.
U hebt dus prettige ervaringen met
de Domburgse Cahiers, lijkt me zo?
O ja, het is heerlijk, je bent volko
men vrij man. Stuur je een manuscript
naar een uitgever, dan moet je maan
den, soms een jaar wachten voor je het
weer uit zijn vingers losgepeuterd hebt
met als uitslag vaak: toch maar niet.
Daar heb je niets aan. Bovendien heb
ik nu persoonlijk contact met mijn le
zers, vaak interessante briefwisselin
gen. Natuurlijk geeft het een boel werk,
ik moet de administratie bijhouden als
een boekhoudertje, pakhuisknecht spe
len en emballeur en ik heb maar een
heel bescheiden winstje.
In het algemeen hield Van Schagen zich
afzijdig van het literair bedrijf en had
hy er ook niet het juiste contact mee.
Daarvoor was hij te zeer een Einzel-
ganger, op zoek naar zuiverheid, waar
heid, puurheid. Kunst is voor hem niet
iets heel hoogs en verhevens om ge
wichtig over tc doen, het moet argeloos
blijven, het spel om het spel en niet om
de knikkers, je schrijft iets op als je
wat te zeggen hebt.
Heeft uw lange ambtenarenloopbaan
u eigenlijk gehinderd in uw literaire
werk?
Nee, dat zou ik niet kunnen zeggen,
ik heb mijn beroep nooit als een essen
tiële belemmering gevoeld. Het be
nauwde me natuurlijk wel eens, en ik
voelde me als een vis op het droge,
maar ik heb geen principiële bezwaren
tegen het droge en dus heb ik me daar
zo huiselijk mogelijk gemaakt.
Wat niet wegneemt dat u zich nu
op later leeftijd toch wel als een vis in
het water voelt!
Volkomen juist. Vrijheid is alles.
Maar daarom wil het met het schrij
ven toch niet altijd vlotten. Ook al weer
niet erg. Ik heb het onlangs nog in een
haïkai gezegd, hoe was die ook weer?
Het is niet helemaal juist, maar zo
toch ongeveer
Er wil geen gedicht meer komen,
er roert zich niets.
Roer de pap dan!
Intussen ontwikkelt u, gezien de
inhoud van de Domburgse Cahiers een
geweldige produktiviteit!
Och, het geheim daarvan is mis
schien wel dat ik als ouwe man met
maar ongeveer vijf uur slaap toekom.
En dan word ik nog telkens wakker.
Ik heb een lampje boven mijn bed en
een boel papier om me heen en dan lig
ik maar en dan komt er gewoonlijk wel
iets dat ik opschrijf. Die nachten zijn
prachtige uitvindingen! Als ik 's mor
gens opsta, heb ik een hele oogst van
volgekrabbelde papiertjes. Die worden
na het ontbijt gekeurd, vaak verwor
pen, maar soms ook in het net over
getypt. Nou, en als het met woorden
niet lukt, dan gaan we een prentje
maken!
Wat Van Schagen langs zijn neus weg
„een prentje maken" noemt, is het
vervaardigen van een monotype, een
stuk grafiek, waarbij de voorstelling
eerst met verf op een glasplaat wordt
aangebracht, die vervolgens op papier
wordt afgedrukt. Een procédé, waar
mee, al naar gelang het aantal toege
paste glasplaten, betoverende kleuref
fecten te bereiken zijn, wanneer men
althans over het meesterschap beschikt
waarmee Van Schagen deze techniek in
de loop der jaren heeft leren beheersen.
Wat de mensen namelijk tot hun scha
de niet weten is dat de dichter van
JAN GRESHOFF
wachtende op Charon
sequent is voor iemand, die de toekomst
slechts ziet als
Het grenzenloze tijdeloze nameloze
Niets
Niets Niets
Een andere inconsequentie lijkt ons
de angst, waar de schrijver vol van is,
maar die ons tegenover het Niets over
bodig lijkt.
In de aanvang was er primordiaal
De angst
zegt hij. We zijn het met hem eens, dat
ieder schepsel bij de geboorte ter dood
veroordeeld is, maar als gelovige kun
nen we hem niet volgen als hij dicht:
Verdoemd van de eerste tot de
laatste snik
Wordt iedere daad en iedere
gedachte
Begoocheld tot een onherroepelijke
angst
Angst, altijd en overal
Angst dag en nacht
Angst op de straten en in de huizen
Angst in de dampkring
Angst in de diepste schacht
Het waken en het slapen zijn
tot angst geworden
Zo is er in deze trieste en allesbe:
halve opwekkende bundel weinig meer
te vinden van de vroegere vitale dich
ter. In „Ceremonie" ontmoeten we nog
even de bekende satirische toon
(„kraaien potsierlijk in hun doffe soep
japonnen") en ook „Laat Victoriaans"
bevat vertrouwde ingrediënten:
Ik houd nog van de maan
Die uit de mode is
Ik houd nog van vergeet-mij-nietei\
Van reseda heliotroop
De handkus,
Van Falbalas fiorituren tierlantijnen
't Barok ballet van 't ceremonieel
En ook ten slotte
Van Tino Rossi
Die door guitaren begeleid
Piedigrottaliedjes zingt.
Een document van vitaliteit en groot
dichterlijk vermogen, zoals de tekst
op de omslag ons wil wijsmaken, kun
nen we in deze bundel echter niet zien.
Het best is de dichter voor ons gevoel
nog in een eenvoudige, pretentieloze
beschrijving van een houtsnede:
Amandelbloemen lichtende in dê
schemering
Mensen tot schimmen
Onschadelijk gemaakt;
Op de achtergrond een uitgebloeide
Dierbaar gerimpelde vulkaan
Met sneeuwen kroon
En een ontstelde vogel die zich tegen
de schemering verweert
Een wereld zonder
overtuigingskracht
En zonder duur
En het geheel ietwat
goedkoop Japans
Dit gedicht is niet groots, „ietwat goed
koop", maar toch wel acceptabel.
■y/OOR Greshoff blijft de poëzie het
hoogste goed. In een van de gedich
ten zegt hij:
O poëzie die mij geheel vervult
en in zijn „Variaties op het thema
poëzie" vergelijkt hij haar met een
slet, waar hij op wacht voordat zijn
tijd voorbij is.
Voor het overige heeft de ouderdom
hem tot machteloosheid gedoemd en
hij beschouwt zichzelf als de paria,
de bedelaar,
Omdat hij niets bezit
Dan wat verrafelde en
Bezoedelde herinneringen
J7NKELE reminiscenties doen in deze
poëzie bepaald onprettig aan. Op de
eerste bladzijde de beste worden we
herinnerd aan de Mei van Gorter als
Greshoff schrijft over „Een nieuwe
lente en nog meer pijn" en „Dat ker
misachtig „nieuw geluid". In het ove
rigens niet onverdienstelijke „Maskers"
komt Luther op de proppen („hier sta
ik. Ik kan niet anders") en de aan
vangsregels van „Het oerbedrog":
zijn profanerend.
In den beginne was het woord
En 't woord was leugen
Greshoff heeft met Paul Valery, aap
wie hij zijn motto ontleent, afstand
willen doen van rijm en ritme. Het vrije
vers gaat hem echter niet zo best af en
het ontbreken van interpunctie maakt
het lezen niet gemakkelijker.
Het boek is in een keurige omslag van
Leendert Stofbergen gestoken. De uit
gevers kondigen onder de titel „Eigen
machtig Optreden" een verzameling
letterkundige kronieken van Greshoff
aan. welke door dr. G.W. Huygens zul
len worden gekozen, gerangschikt en
ingeleid.
WILLEM v. d. VELDEN
Narrenwijsheid ook beeldend kunste
naar is.
Als jongen heb ik altijd al getekend,
zegt Van Schagen. Ik hoor mijn vader
nog zeggen als het zo te pas kwam: jon
gen, verveel je je? Doe dan eens wat
prettigs, teken eens wat! Als opgescho
ten knaap kwam ik hier in Domburg al
in aanraking met Toorop en ik heb in
mijn vrije tijd altijd veel geschilderd
en geaquarelleerd.
Zoals Van Schagen als woordkunste
naar een geboren lyricus is, kort van
adem, zo is hij als beeldend kunstenaar
een geboren graficus. En de monotype,
die uiteraard vaak een improviserend
karakter draagt, is in de loop der jaren
zijn expressiemiddel bij uitstek gewor
den.
Daartoe aangezet en gesteund door de
bekende kunsthandelaar Leendert van
Lier, hield Van Schagen in 1963 zijn
Een van de monotypes
van J. C. Schagen
eerste grote tentoonstelling van mono
types in de Schotse Huizen te Veere,
die een doorslaand succes werd.
Het volgend jaar hoop ik weer een
kleine tentoonstelling te houden. In
Hulst heb ik er juist een uitnodiging
voor gekregen.
- Nou hebben we zo gezellig en rus
tig zitten praten en toch ben ik nu
opeens moe: 's Morgens ben ik altijd
het frist, maar 's middags kan ik niet
buiten een slaapje, ik ben toch maar
een ouwe man!
Maar dan van een jeugd, repliceerde
ik, die niet onderdoet voor die van vele
hedendaagse dichters en beeldende
kunstenaars, die alleen jonger in jaren
zijn!
Van Schagen lacht ietwat vermoeid en
sceptisch. Na de lunch nemen wij af
scheid. Even later ligt het kleine huis.
waar het als in een bijenkorf warm
zoemt van geest en creativiteit, achter
mij en ik sta weer in de novemberdag,
klamme nevel om het lichaam en mod
der aan de voeten.
WILLEM -ENZtNCV