flfek Een Zeeuwse dichter: J. VAN SCHAGEN Formidabele rol van GEORGE WILSON Wachten op Charon Brechts „Puntilla" in Parijs Verwantschap met Pierre Kemp GRESHOFF aan de oever van de Styx Uit een boordevolle map schuift Van Schagen mij de ene na de andere prent over het schrijftafelvlak, waarop zowel zijn literaire werk als zijn mo notypes ontstaan. Het zijn bladen, ge vuld met Chinese lettertekens op kleu rige ondergrond, maar ook westerse calligrafie van eigen makelij, sierlijk en feilloos in het vlak gezet. Het eens gekozen thema wordt vele malen ge varieerd, in zwart wit, in verschillende kleuren. Ik zie geheimzinnige tekens zwart op wit, dan weer door hun ver fijnde kleurenrijkdom als Perzische ta pijten werkende prenten. Nu eens gaat Van Schagen daarbij uit van de werke lijkheid, van op het strand gevonden voorwerpen bijvoorbeeld, aanspoelsels van de zee, dan weer is het geheel non- figuratief. Nu eens laat hij zijn rijke fantasie en het technisch toeval de vrije loop, dan weer werkt hij meer mathe matisch met tegen elkaar aangebouwde kleurvlakken. Maar altijd zijn zijn pren ten verrassend door een eenvoud en pregnantie, die hij van de Chinezen en Japanners leerde en ademen ze een gro te reinheid en zuiverheid en bij al hun moderniteit tjjdeloosheid. Zeeland, zijn gewest, begint dus lang zamerhand ook de beeldende kun stenaar Van Schagen te ontdekken, maar het wordt hoog tijd dat de grote kunstzalen in noord-Nederland even eens kennis nemen van dit unieke werk. Prentjes kijken bij en met Van Scha gen is de wereld en de dingen in hun vorm en kleur herschapen zien met humor, speelsheid, droefenis en angst. En met dezelfde directheid, die zijn gedichten en kort proza kenmerken. Hoe lang al hadden wij ons in zijn prenten verdiept toen Van Schagen op eens zei mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 12 DECEMBER 1964 Teder die voortgezet of middelbaar onderwijs genoten heeft, kent het gedicht Gebed, met de beginregels: In het groe ne water leven de wie ren en het slot: God, laat mij nu ook verdrin ken in je groene water. Natuurlijk, de dichter van die regels is J. C. van Schagen en de bundel, die dit Gebed en nog en kele andere, door opna me in talloze bloemlezin gen tot gemeengoed der poëzieliefhebbers ge worden verzen, als Voor Rogiertjes Moeder of Li tanie, heet Narrenwijs heid. Door deze eerste in 1925 verschenen bundel werd de toen vierendertigjari- ge, in Vlissingen geboren mr. J. C. J. van Schagen, werkzaam als administra tief ambtenaar, die hij tot 1942 zou blijven, de dichter J. C. van Schagen. Zowel bij de literaire kri tiek als bij de lezers maakte de bundel op gang. Waarschijnlijk om dat men er al dadelijk het nieuwe in toon en visie in ontdekte. Er was spra ke van een romantisch- pantheïstisch levensge voel, dat niettemin een open oog heeft voor en kortsluiting maakt met nuchtere werkelijkheid en werkelijkheidszin. Die kortsluiting zet de ver zen, die door hun zeer vrije vorm eigenlijk meer proza-gedichten zijn, on der spanning, Niettemin is Van Schagens taal uiterst beeldend en ma gisch en ook daardoor zou men hem tot een overgangsfiguur naar de expressionistische dich ters als Marsman, Van Bergh en Slauerhoff kun nen zien. (Van onze Parijse correspondent) pARIJS Iedere avond, sedert het toneelseizoen weer is begonnen, trekt het T.N.P. (Théatre (National Populaire) in Parijs stampvolle za len; het theater blijkt onder het ver trek van de reus Jean Vilar niet te hebben geleden. Zijn opvolger, George Wilson, acteur, metteur-en- scène en directeur tegelijk, doet voor hem niet onder. Wilson heeft zich met de opening van het sei zoen gewaagd aan een der moei lijkste rollen: hij speelt de dronken grondbezitter in het stuk van Brecht: Maitre Puntilla et son valet Matti. Brecht schreef het stuk in het begin van de tweede wereldoorlog. Hij was al naar Denemarken gevlucht, toen Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam Met het oprukken van de Duitse legers nam hij dc wijk, via Zweden, naar Finland. Als hij toen niet bijtijds een visum voor de Ver. Staten had gekregen, zouden de nazi's hem toch nog hebben gegrepen. Brecht was in Finland maar kort maar lang genoeg om van het schone Finse land schap te kunnen genieten er Finse sociale toestanden te bestuderen. Hij schildert in zijn stuk de groot grondbezitter Puntilla. die een on barmhartige uitbuiter is in nuchtere toestand, maar een goedhartig mens, zodra de drank hem heeft beneveld. °an praat hij met Matti, zijn chauffeur on met alle knechten en melkmeiden v.an zijn uitgestrekte domein alsof zij zijns gelijken waren. Dan belooft hij °P markt, waar hij arbeiders aan werft gouden bergen, maar is zelfs jn die beschonken toestand nog net zo +Zvl- posi^leven, dat hH precies weet wat hij doet: niemand krijgt van hem oen geschreven contract en dus kan nij weer van iedereen af, als hij straks nuchter is. Die perioden van soberheid auren maar kort. Wilson staat zeker negen-tiende van zijn moeilijke rol dronken op de planken Alleen op die manier heeft Matti het bij Puntilla Kunnen uithouden. In heldere bui en wordt hij uitgescholden voor dief en oplichter en hele of halve commu nist maar niet zodra is de alcohol gaan werken of Matti krijgt het be heer over geld en rijdt aan het stuur van de zware auto gemoedereerd met Huntilla dwars door de muur van het woonvertrek heen waar Puntilla's doch ter. Eva, al drie dagen op de thuis komst van haar dronken vader zit te wachten. Die dochter, Eva, moest worden uit gehuwelijkt aan een Finse diplomaat die zo'n stuk onbenul is dat hij nog met eens weet hoe met Eva om te /^pvallend is ook dat de dichter in die eerste bundel een natuurlijk gebruik maakt van doodgewone woorden en spreektaal, die omstreeks de jaren dertig in gedichten nog taboe waren. Mede daardoor en door de humor die er uit spreekt, doet Van Schagens werk, in tegenstelling tot dat van meer dan één auteur van zijn generatie, ook thans nog modern aan en is het zo actueel en leesbaar gebleven. Het feit dat de enkele jaren geleden als Meulenhoff-pocket uitgekomen herdruk van Narrenwijsheid, aangevuld met fragmenten uit daarna verschenen boeken, als Litanie, Flarden van de Wind, Onderaards en Zeeuwse Reflexen, die tezamen zijn gehele gedrukte oeuvre vormen, thans zo goed als uitverkocht is, bewijst dit. DE 75-JARIGE dichter Jan Greshoff, van wie al eens „De Laatste Dingen" ver schenen zijn, verzen uit de jaren 1956 tot 1958, heeft sindsdien niet gezwegen. Thans is bij de uitgeverij Nijgh en Van Ditmar te 's-Gravenhage Rotterdam zijn poëtische oogst uit de jaren 1958 tot 1960 uitgeko men. De bundel kreeg tot titel „Wachten op Charon", welke kenmerkend is voor de bejaarde auteur. Charon is immers de mythologische veerman, die de schimmen der doden in een wrakke boot over de Styx zette. Vertoevend aan de oever van deze rivier wacht de dichter zijn beurt af. Geen wonder dat ouderdom, angst voor de dood, het onbekende Niets thema's zijn, die her haaldelijk in zijn werk terugkeren. Voor wie de ziel en de bovennatuur uitsluit moet het leven wel een voort durende kwelling zijn: Het heden is mijn dagelijkse marteling De toekomst kan niet anders zijn Dan opgepoetst bedrog Niettemin vloeit het woord „God" voortdurend uit zijn pen. wat niet con- gaan als hij drie dagen met haar al leen is. Zo stierlijk heeft Eva zich die drie dagen zitten vervelen, dat Pun tilla haar de raad geeft maar met Matti te trouwen, want Matti is althans een kerel. Water uit hoge kringen bij hem thuis over de vloer komt, lust Puntilla niet Hij veracht ze allemaal: zijn aanstaande schoonzoon, een blaas kaak in de diplomatie, de rechter, die alleen maar leeft bij de klasse- justitie; de advocaat, die zijn geld ver dient met kwaaie zaken, de dominee, die voor lege banken preekt en de domineesvrouw aan wie alles zwart en zwart en zwart is. Hij keilt ze er uit, ook al wordt het misschien nog zo'n groot schandaal. In de lege kamer klautert hij met Matti op een denkbeeldige berg. ^Antroerend slottafereel: de berg maken ze samen Puntilla en Matti, van ta fels en van stoelen en van planken in de kamer en daar klimmen ze bo ven op. Puntilla voorop met de fles in de handen. Hij laat Matti het Finse landschap 'in de verte zien: kijk naar de bossen Matti, die ik al op tien kilometer afstand ruik, daar liggen aan onze voeten de 80.000 meren van Fin land, vol met spelende vis Zie je dat blauw van Tavastland, dat ik voor geen ander blauw ter wereld zou wil len missen? Kijk naar Tavasthus zelf. Matti, want wij hebben in Finland ook steden. Daar beneden ligt het hotel Du Pare en daar hebben ze in de kelders een wijn die ik je kan aan bevelen Zie je dat vee? Het graast op zulke vette weilanden, dat het drie maal per dag kan worden gemolken En tweemaal per jaar komt het graan met rijpe aren tot manshoogte. Kom. Matti hef met mij een loflied aan ik schenk je de helft van mijn bos sen Maar al dat getheoretiseer over de schoonheid van Finland, daar bo ven op die denkbeeldige berg, neemt niet weg dat de gedachtenwereld van de Puntilla's en die van df Matti's te ver uit elkaar loopt dan dat zij het lang met elkaar zouden kunnen rooien. Een haan, is de kern van Brechts betoog, moet niet minnekozen met de vos, want daar komt de haan altijd bekaaid van af. Matti pakt zijn schame le koffertje en gaat er alleen van door, zonder traan: a quoi sert de pleurer sous pré- texte que Vhuïle jamais ne réussit a se mêler a l'eau? Water en olie laten zich niet met elkaar vermengen en waarom zou men daar een traan over laten? De knech ten. zegt Matti, als hij zich verwydert, de knechten zullen pas een goede baas vinden als zij hun eigen baas zijn Men moet dat maar hopen. Maai zelfs als het niet zo zou zijn dan is maitre Puntilla et son valet Mat ti dubbel en dwars de moeite waard om er drie volle uren naar te kijken. En misschien gaat men dan ook nog wel met de les naar huis: die Puntilla wie is dat eigenlijk, is het Puntilla, of ben ik het zelf? Hoewel de andere genoemde bundels niet minder boeiende facetten van zijn schrijverspersoonlijkheid te zien geven, deelt Van Schagen met vele an dere auteurs het fatum voor het grote publiek de schrijver van één boek te zijn. Zijn naam roept onmiddellijk de titel Narrenwijsheid op en omgekeerd. Als dichter van de Narrenwijsheid is Van Schagen dan ook al lang bijgezet in het pantheon der contemporaine Nederlandse literatuur, zie alle uit voerige en beknopte literatuur-geschie denisboeken. Wie bij die bijzetting in het literaire pantheon de figuur van Van Schagen associeert met wassen beelden of mum mies vergist zich echter deerlijk. Van Schagen is naar uiterlijk en innerlijk zo speels, dartel en balorig als een jon gen van drieënzeventig jaar maar zijn kan. Ruim één meter tachtig lang, gekleed in een soepele grofgebreide trui, een foulard om de hals, vrijelijk de nog gevulde kuiten tonend onder een grij ze knickebocker, het onafscheidelijke Alpino-mutsje op het ronde bebrilde hoofd met de ietwat blozende buiten manswangen en altijd bezig, met de geest en/of met de handen, zo treft men hem aan in de kleine, achter en tussen andere hogere huizen schuil gaande en dus moeilijk vindbare Trou vaille, de bungalow in het Zeeuwse stadje Domburg, die de dichter samen met zijn muzikale (zeventig; nog twee pianolessen per dag) echtgenote met de mooie, donkere ogen bewoont. Althans na zorgvuldige afspraak. Door de telefoon klinkt de stem van deze volbloed Zeeuw hóóg en on persoonlijk-vriendelijk zoals die van veel diplomaten, een beetje met een hete aardappel in de mond ook. In het gesprek van man tegenover man wordt die geleidelijk weggeslikt. Dan zendt de stem aanhoudend vibraties van enthou siasme en natuurlijke menselijkheid door het intieme werkvertrek met de hoge boekenkasten en het moderne schrijfbureau met het grijze schrijfvlak. Terwijl Van Schagen daarnaast gaat zit ten en zijn benen over elkaar slaat, maakt hij een hoofdbeweging naar de kleine portable en de betypte vellen daaromheen: Ik ben zo druk als een klein baasje. Ik ben bezig aan mijn autobiografie! Waar zal die verschijnen? In de Domburgse Cahiers? Natuurlijk, en ik zou er, geloof ik, wel vijftig Cahiers mee kunnen vullen. Als ik bedenk wat ik allemaal tijdens mijn ambtenarenloopbaan en daarna heb meegemaakt en dan mijn fa milie, die zo interessant is, aan het ouwe Walcheren en alles wat daarmee samenhangt dat ik heb gekend Ik heb nou het eerste cahier bijna klaar en ik ben om zo te zeggen nog nauwelijks geboren! De Domburgse Cahiers is de naam van het eenmanstijdschrift dat Van Schagen zelf uitgeeft in de vorm van tweemaal per jaar verschijnende cahiers van vijf tig tot tachtig bladzijden waarin hij eigen werk publiceert. Ze zijn op be stelling aan zijn adres verkrijgbaar. Aanvankelijk gestencild verschijnend, worden ze de laatste tijd in offset ge drukt. Ik heb nou al een tamelijk grote op lage, ongeveer driehonderd stuks. Kijk, die Domburgse Cahiers zijn zo begon nen: achter in de pocketuitgave van Narrenwijsheid had ik laten vermelden, dat een bepaalde groep gedichten daar uit gekozen was uit een bundel Minia turen, die op aanvrage bij de auteur verkrijgbaar was, een gestencild uit gaafje dat de Frov. Bibliotheek van Middelburg voor me gemaakt had. Daar kwamen een paar reacties op, heel wei nige maar. Maar er was dus belangstel ling en die bracht me op het idee van de Cahiers. Ik ben gewoon gaan star ten en van de ene belangstellende kreeg Puntilla (George Wilson) zit in half benevelde toestand tijdens het verlovingsfeest van zijn dochter Eva te denken, hoe hij al zijn hoge gasten uit zijn huis zou kunnen verwijderen. (foto Pic, Paris XV.) ik het adres van de andere. Zo werd het een sneeuwbal en die rolt gelukkig nog steeds voort. HTot nu toe verschenen vijf nummers van de Domburgse Cahiers. Twee daarvan bestaan uit dichtbundels, waarin Van Schagen de Japanse haïkai en tanka volgens strenge wet of persoonlijke variatie hanteert, („Ik vind het zo fijn, dat die vorm je dwingt de dingen zo kort en essen tieel mogelijk te zeggen; die vorm past helemaal bij mijn neiging tot het aforistische"), maar met een zelf de diep en verrassend persoonlijk effect. Een Zeeuwse Chinees, die een grote verwantschap vertoont met de Limburger Pierre Kemp, spreekt er zijn gevoelens, gedach ten, gewaarwordingen, benauwenis- sen, vreugden en angsten in uit. De drie andere nummers hebben een gevarieerde inhoud van gedichten, overpeinzingen, beschouwingen, herin neringen, in- en uitvallen (de laatste niet zonder scherpte), ja zelfs aftel rijmpjes en produkten van des dichters Lichte Muze vindt men er in een bont allerlei. Ieder nummer is een kostelijk „magazijn" van speelse humor, noncon- formistische gedachten en veel taal experiment ook. U hebt dus prettige ervaringen met de Domburgse Cahiers, lijkt me zo? O ja, het is heerlijk, je bent volko men vrij man. Stuur je een manuscript naar een uitgever, dan moet je maan den, soms een jaar wachten voor je het weer uit zijn vingers losgepeuterd hebt met als uitslag vaak: toch maar niet. Daar heb je niets aan. Bovendien heb ik nu persoonlijk contact met mijn le zers, vaak interessante briefwisselin gen. Natuurlijk geeft het een boel werk, ik moet de administratie bijhouden als een boekhoudertje, pakhuisknecht spe len en emballeur en ik heb maar een heel bescheiden winstje. In het algemeen hield Van Schagen zich afzijdig van het literair bedrijf en had hy er ook niet het juiste contact mee. Daarvoor was hij te zeer een Einzel- ganger, op zoek naar zuiverheid, waar heid, puurheid. Kunst is voor hem niet iets heel hoogs en verhevens om ge wichtig over tc doen, het moet argeloos blijven, het spel om het spel en niet om de knikkers, je schrijft iets op als je wat te zeggen hebt. Heeft uw lange ambtenarenloopbaan u eigenlijk gehinderd in uw literaire werk? Nee, dat zou ik niet kunnen zeggen, ik heb mijn beroep nooit als een essen tiële belemmering gevoeld. Het be nauwde me natuurlijk wel eens, en ik voelde me als een vis op het droge, maar ik heb geen principiële bezwaren tegen het droge en dus heb ik me daar zo huiselijk mogelijk gemaakt. Wat niet wegneemt dat u zich nu op later leeftijd toch wel als een vis in het water voelt! Volkomen juist. Vrijheid is alles. Maar daarom wil het met het schrij ven toch niet altijd vlotten. Ook al weer niet erg. Ik heb het onlangs nog in een haïkai gezegd, hoe was die ook weer? Het is niet helemaal juist, maar zo toch ongeveer Er wil geen gedicht meer komen, er roert zich niets. Roer de pap dan! Intussen ontwikkelt u, gezien de inhoud van de Domburgse Cahiers een geweldige produktiviteit! Och, het geheim daarvan is mis schien wel dat ik als ouwe man met maar ongeveer vijf uur slaap toekom. En dan word ik nog telkens wakker. Ik heb een lampje boven mijn bed en een boel papier om me heen en dan lig ik maar en dan komt er gewoonlijk wel iets dat ik opschrijf. Die nachten zijn prachtige uitvindingen! Als ik 's mor gens opsta, heb ik een hele oogst van volgekrabbelde papiertjes. Die worden na het ontbijt gekeurd, vaak verwor pen, maar soms ook in het net over getypt. Nou, en als het met woorden niet lukt, dan gaan we een prentje maken! Wat Van Schagen langs zijn neus weg „een prentje maken" noemt, is het vervaardigen van een monotype, een stuk grafiek, waarbij de voorstelling eerst met verf op een glasplaat wordt aangebracht, die vervolgens op papier wordt afgedrukt. Een procédé, waar mee, al naar gelang het aantal toege paste glasplaten, betoverende kleuref fecten te bereiken zijn, wanneer men althans over het meesterschap beschikt waarmee Van Schagen deze techniek in de loop der jaren heeft leren beheersen. Wat de mensen namelijk tot hun scha de niet weten is dat de dichter van JAN GRESHOFF wachtende op Charon sequent is voor iemand, die de toekomst slechts ziet als Het grenzenloze tijdeloze nameloze Niets Niets Niets Een andere inconsequentie lijkt ons de angst, waar de schrijver vol van is, maar die ons tegenover het Niets over bodig lijkt. In de aanvang was er primordiaal De angst zegt hij. We zijn het met hem eens, dat ieder schepsel bij de geboorte ter dood veroordeeld is, maar als gelovige kun nen we hem niet volgen als hij dicht: Verdoemd van de eerste tot de laatste snik Wordt iedere daad en iedere gedachte Begoocheld tot een onherroepelijke angst Angst, altijd en overal Angst dag en nacht Angst op de straten en in de huizen Angst in de dampkring Angst in de diepste schacht Het waken en het slapen zijn tot angst geworden Zo is er in deze trieste en allesbe: halve opwekkende bundel weinig meer te vinden van de vroegere vitale dich ter. In „Ceremonie" ontmoeten we nog even de bekende satirische toon („kraaien potsierlijk in hun doffe soep japonnen") en ook „Laat Victoriaans" bevat vertrouwde ingrediënten: Ik houd nog van de maan Die uit de mode is Ik houd nog van vergeet-mij-nietei\ Van reseda heliotroop De handkus, Van Falbalas fiorituren tierlantijnen 't Barok ballet van 't ceremonieel En ook ten slotte Van Tino Rossi Die door guitaren begeleid Piedigrottaliedjes zingt. Een document van vitaliteit en groot dichterlijk vermogen, zoals de tekst op de omslag ons wil wijsmaken, kun nen we in deze bundel echter niet zien. Het best is de dichter voor ons gevoel nog in een eenvoudige, pretentieloze beschrijving van een houtsnede: Amandelbloemen lichtende in dê schemering Mensen tot schimmen Onschadelijk gemaakt; Op de achtergrond een uitgebloeide Dierbaar gerimpelde vulkaan Met sneeuwen kroon En een ontstelde vogel die zich tegen de schemering verweert Een wereld zonder overtuigingskracht En zonder duur En het geheel ietwat goedkoop Japans Dit gedicht is niet groots, „ietwat goed koop", maar toch wel acceptabel. ■y/OOR Greshoff blijft de poëzie het hoogste goed. In een van de gedich ten zegt hij: O poëzie die mij geheel vervult en in zijn „Variaties op het thema poëzie" vergelijkt hij haar met een slet, waar hij op wacht voordat zijn tijd voorbij is. Voor het overige heeft de ouderdom hem tot machteloosheid gedoemd en hij beschouwt zichzelf als de paria, de bedelaar, Omdat hij niets bezit Dan wat verrafelde en Bezoedelde herinneringen J7NKELE reminiscenties doen in deze poëzie bepaald onprettig aan. Op de eerste bladzijde de beste worden we herinnerd aan de Mei van Gorter als Greshoff schrijft over „Een nieuwe lente en nog meer pijn" en „Dat ker misachtig „nieuw geluid". In het ove rigens niet onverdienstelijke „Maskers" komt Luther op de proppen („hier sta ik. Ik kan niet anders") en de aan vangsregels van „Het oerbedrog": zijn profanerend. In den beginne was het woord En 't woord was leugen Greshoff heeft met Paul Valery, aap wie hij zijn motto ontleent, afstand willen doen van rijm en ritme. Het vrije vers gaat hem echter niet zo best af en het ontbreken van interpunctie maakt het lezen niet gemakkelijker. Het boek is in een keurige omslag van Leendert Stofbergen gestoken. De uit gevers kondigen onder de titel „Eigen machtig Optreden" een verzameling letterkundige kronieken van Greshoff aan. welke door dr. G.W. Huygens zul len worden gekozen, gerangschikt en ingeleid. WILLEM v. d. VELDEN Narrenwijsheid ook beeldend kunste naar is. Als jongen heb ik altijd al getekend, zegt Van Schagen. Ik hoor mijn vader nog zeggen als het zo te pas kwam: jon gen, verveel je je? Doe dan eens wat prettigs, teken eens wat! Als opgescho ten knaap kwam ik hier in Domburg al in aanraking met Toorop en ik heb in mijn vrije tijd altijd veel geschilderd en geaquarelleerd. Zoals Van Schagen als woordkunste naar een geboren lyricus is, kort van adem, zo is hij als beeldend kunstenaar een geboren graficus. En de monotype, die uiteraard vaak een improviserend karakter draagt, is in de loop der jaren zijn expressiemiddel bij uitstek gewor den. Daartoe aangezet en gesteund door de bekende kunsthandelaar Leendert van Lier, hield Van Schagen in 1963 zijn Een van de monotypes van J. C. Schagen eerste grote tentoonstelling van mono types in de Schotse Huizen te Veere, die een doorslaand succes werd. Het volgend jaar hoop ik weer een kleine tentoonstelling te houden. In Hulst heb ik er juist een uitnodiging voor gekregen. - Nou hebben we zo gezellig en rus tig zitten praten en toch ben ik nu opeens moe: 's Morgens ben ik altijd het frist, maar 's middags kan ik niet buiten een slaapje, ik ben toch maar een ouwe man! Maar dan van een jeugd, repliceerde ik, die niet onderdoet voor die van vele hedendaagse dichters en beeldende kunstenaars, die alleen jonger in jaren zijn! Van Schagen lacht ietwat vermoeid en sceptisch. Na de lunch nemen wij af scheid. Even later ligt het kleine huis. waar het als in een bijenkorf warm zoemt van geest en creativiteit, achter mij en ik sta weer in de novemberdag, klamme nevel om het lichaam en mod der aan de voeten. WILLEM -ENZtNCV

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 9