De Kerk van het jaar 2000 zal totaal anders zijn KNIPSEL KRANT BALANS VAN DE DERDE CONCILIEZITTING Stroomgaten in de dijken DUET l_Rond het—, (-Binnenhof-I Progressieve vleugel is beslist niet ontmoedigd De Kerk Gescheiden Kerken In de grondverf Lang niet dood Hovercraft- dienst over het Kanaal Nieuwe provinciaal paters H.H. Harten ISfYLONS 19 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 28 NOVEMBER 1964 te Romans Malaise Meedenken Honds Morele plicht Citaten VOOR BABY'S HUIDJE Missie in Kongo Nederlanders op hun post .DOOR. Walter Breedveld met gratis waardezegels -< van 15 en 25 ct. (Advertentie) (Van onze concilieredacteur dr. A. v.d. Weijer) Eigenlijk had het in onze bedoeling gelegen nog vanuit Rome een slotbeschou wing over de derde zitting van het concilie te schrijven. Gelukkig is dit er niet van gekomen. Waarschijnlijk zouden we onder invloed van de gebeurtenissen der laatste dagen te pessimistisch zijn geweest en te weinig oog hebben gehad voor het vele goede, dat er in de afgelopen maanden is bereikt. Tijdens de slotzitting werden door de Paus drie conciliestukken gepromulgeerd: de constitutie over de Kerk, het decreet over het oecumenisme en de stellingen over de oosterse kerken. Laat het waar zijn, dat de constitutie over de Kerk vergezeld ging van een moeilijk aanvaard bare nota van uitleg, dat het decreet over het oecumenisme op het laatste moment door een ingrijpen van hogerhand werd afgezwakt en dat de stellingen over de oosterse Kerken nog ver van het ideaal zijn gebleven, staan blijft dat op al deze punten een wezenlijke stap vooruit is gedaan. En dat mogen we bij alle teleurstel lingen over de gebeurtenissen der laatste dagen toch echt niet vergeten. De afgelopen zittingsperiode werd ge kenmerkt door een overladen werkpro gramma. Zowel aan de opnamecapaciteit van de vaders als aan de arbeidskracht van de commissies werden de hoogste eisen gesteld. Bij tijd en wijle liep alles door elkaar en was het onmogelijk elk detail in de gaten te houden. Wij moeten erkennen, dat de vaders tot op het laatste ogenblik hun uiterste krachten hebben gegeven. Tijdens de ochtendzittingen volg den zij de soms interessante en dikwijls taaie uiteenzettingen, des middags zwoeg den zij in commissievergaderingen of pleegden zij onderling overleg, des avonds werkten zij hun notities uit of zuchtten zij over een berg van soms wel duizen den wijzigingsvoorstellen. Zij hebben vol gehouden tot het laatste toe, ook als de wind wel eens tegen was. En eigenlijk mag het niemand verwonderen, dat tij dens de slotzitting een bisschop plotseling op zijn plaats in elkaar is gezakt: zijn hart had het eenvoudig begeven. Eind oktober meende Hans Küng nog, dat zes documenten zouden worden ge promulgeerd: Openbaring, Kerk, Oecu menisme, Godsdienstvrijheid, Verhouding tot de niet-christelijke godsdiensten en Zielzorgelijke taak van de bisschoppen. Het eerste en het laatste nummer van deze reeks zijn afgevallen, omdat het onmogelijk was, ze tijdig helemaal rond te krijgen. De verklaring over de gods dienstvrijheid werd op het laatste moment geblokkeerd door een ingrijpen van het presidium, dat dwars tegen de wens van de meerderheid inging. Het document over de niet-christelijke godsdiensten, waarin de vroegere verklaring over de joden was opgenomen, haalde de eind streep wel maar kon niet meer in de definitieve vorm worden gegoten. Zo bleef de oogst een stuk beneden de ver wachtingen. Blijft echter staan, dat de vaders twee uiterst belangrijke stukken mee naar huis hebben genomen. Ten eerste de constitutie over de Kerk, het centrale do cument van het hele concilie. Nu kan men ook hier wel alle accent gaan leggen op de bewuste „nota van uitleg", welke aan het derde kapittel is meegegeven. Maar dan loopt men gevaar, de winst punten, die werden behaald, uit het oog Nog altijd geldt in bepaalde en zelfs brede klerikale en intellectuele krin gen de opvatting, dat het lezen van romans een vrije tijdsbesteding is van soortgelijke waarde als figuurzagen en dammen. En er zal menige jeugdige lezer zijn, die zijn roman nog wegstopt onder zijn hoofdkussen. (uit „De Nieuwe Mens") De spitse en intelligente oppositie van fractieleider Vondeling ten spijt weet de Partij van de Arbeid velen maar matig te boeien. De malaise in de linkse hoek maakt die zogenaamde socialistische politiek tot een slechts op puntenwinst berekende koers naar vrijzinnig liberalisme. Dat is geen aantrekkelijk beeld, geen ideaal om warm voor te lopen, maar het is althans een koers, waaraan nog alles te veranderen en bij te schaven valt. En dat laatste kan van de confessionelen nooit worden gezegd. Die kunnen hun hoogst denkbare doelwit slechts zoeken in een moeizaam verworven compromis, in de grootste gemene deler van alle denkbare politieke, sociale en economische standpunten, dus in een hersenschim. (Jan Rogier in „Raam") De tijd is rijp voor van boven af gestimuleerd meedenken en mee praten in de bedrijven. Economen hebben al lang uitgekiend dat de arbeidsprestatie groeit naarmate de werknemer binnen het in over leg vastgestelde beleid een ruimer mate van eigen beslissingsrecht heeft. In dit kader zal een ondernemersbeleid, bewust gericht op meeweten en meespreken, de weg vrijmaken voor gezonde democra tische verhoudingen in het bedrijf. En dan wordt de liefde voor het bedrijf niet meer uitsluitend afgemeten naar de inhoud van het loonzakje. (uit „Het Centrum") Als hondebezitters menen, dat zij geen rekening hoeven te houden met medemensen, als hondebezitters onze straten laten bevuilen en mede mensen de angst op het lijf jagen; als hondebezitters menen dat gevallen als dat van de kleine Anita (hoeveel mensen worden er dagelijks door honden aangevallen?) geen recht geven op protest; kortom als honde bezitters menen, dat naastenliefde alleen geldt voor anderen en niet voor hen, dan wordt het hoog tijd, dat deze tirannen van de straat door de overheid eens terdege worden aangepakt. Wilt u een hond? Best. Maar hou hem dan op eigen terrein. Andere mensen hebben ook hun rechten. (ingezonden brief in „Blad zonder Naam") Wat is de reden dat de landbouw nu nog directe bescherming van de overheid behoeft? Afgezien van enkele bijkomstige factoren mogen wij wel stellen dat het vooral de overproduktie aan verschillende agrarische produkten is, die steun van de overheid nodig maakt. Maar wie hebben deze overproduktie aangemoedigd en bevorderd? Dat zijn dezelfde overheden die nu elk voor eigen land en gezamenlijk proberen het gevolg van hun beleid tijdens en direct na de oorlogsjaren voor de boeren dragelijk te maken. Er treft deze overheden geen blaam voor hun destijds gevoerde politiek; de oorlogsomstandigheden dwongen hen daartoe. Als er echter één bevolkingsgroep is die men de nu aan de dag tredende nadelen van deze overheidspolitiek niet mag laten dragen, dan zijn dit de boeren. Deze overheden hebben in en na de oorlog de boeren terecht overigens in hun winstmogelijkheden sterk beperkt door leverplicht en maximumprijzen. Dit legt aan elke landsregering de morele plicht op om alles te doen wat mogelijk is om de landbouw door de overgangsmoeilijkheden waarin hij nuverkeert, heen te helpen. Het is weinig passend om onder deze omstandigheden aan de boeren voor te houden, hoeveel zij de staat jaarlijks kosten. (Dr. Addens in „De Boerderij") ,.Op de universiteiten heerst nog steeds een koudwatervrees voor alles wat in strijd zou komen met de hiërarchie". (prof. mr. P. J. Verdam) „De kleine ondernemer, die Amerikaanse methoden gaat toepassen, overleeft dat geen dag. Een grote ondernemer, die het aan zijn verleden verplicht acht op de fiets te blijven komen en een kwartier voor werktyd aanwezig te zijn, werkt ook aan zyn ondergang". Prof. Cambien „De kerk heeft altijd zielzorg in de steden gekend, maar het is nagenoeg niet voor bestrijding vatbaar, dat wij tot nu toe nooit een werkelijke stede lijke zielzorg hebben gekend". B. van Bilsen O.F.M. te verliezen. Laten we ze even in het kort recapituleren. Een betere en meer in de bijbel gefundeerde visie op het wezen van de Kerk, welke niet meer alleen als mystiek lichaam wordt gezien maar ook als bruid, wijngaard en kudde. Een bre ken met elk klerikalisme door de Kerk te verstaan als „een volk van God, on derweg". Dat priesters als zijn dienaren heeft en niet als zijn heersers. Een er kenning van de plaatselijke kerken en daarmee van het beginsel der decentra lisatie. Een zij het enigszins afgezwak te erkenning van de collegialiteit der bisschoppen tezamen met de bisschop van Rome als hun hoofd. Een eerherstel van de leek, een er kenning van het charisme, een verwij zing naar de voltooiing in de eindtijd en een afleggen van alle triomfalisme. Dat zijn winstpunten die door de ge beurtenissen der laatste dagen niet meer konden worden weggevaagd. En die ongetwijfeld als een gist in de Kerk zullen gaan werken. Wij durven nu al te voorspellen, dat tegen het eind van deze eeuw onze Kerk een gestalte zal hebben aangenomen, welke byna niet te herkennen zal zyn. De gestalte van het nieuwe tydperk, dat wij met Va- ticanum 2 zijn binnengetreden. Nu willen wij hiermee de negatieve ac centen, welke tijdens de hele zitting bij wijze van compromis werden gelegd en die in de beroeringen der laatste weken aan het concilie zijn opgedrongen, niet wegredeneren. Het is waar, dat men in het hoofdstuk over Maria enkele uit spraken heeft gedaan, die het oecume nisch gesprek kunnen bemoeilijken. Het is ook waar, dat het begrip „collegiali teit" in de tekst aanvaardbaar geformu leerd, door de „nota van uitleg" weer is uitgehold. Maar daar staat tegenover, dat insider zowel als buitenstaander vol doende kan weten, wat de grote meerder heid van het concilie het liefst zou heb ben gewild. En dat er vanuit de wereld kerk een grote aandrang zal worden uit geoefend, om de teksten in de geest der meerderheid te interpreteren. Tegen deze kracht zullen de resten van conservatisme het op den duur moeten afleggen. Er is iets in beweging gezet, dat niet meer te gen te houden is. Opgeworpen barrières kunnen de stroom wel even tegenhouden maar niet meer onderbreken. Iets dergelijks geldt van het decreet over het oecumenisme. De winstpunten liggen voor het grijpen. Duidelijk wordt gesteld, dat de schuld voor de verscheu ring der christenheid aan beide zijden ligt. bij ons evengoed als bij de afge scheiden broeders. Sterk wordt bena drukt, dat wij met elkaar reeds een oen heid in Christus vormen, dat dit niet al leen een toekomstideaal is maar ook een actuele werkelijkheid. Ja, zelfs wordt aan niet-katholieke christengemeenschappen de titel van Kerk toegekend. Prachtige dingen worden gezegd over de oecume nische levenshouding, welke hierin be staat, dat men niet de fouten en gebreken van de ander bekijkt maar juist het positieve en hetgeen men van hem leren kan. De dialoog wordt zonder meer aan bevolen en zelfs wordt de mogelijkheid geschapen van een zekere gemeenschap in de eredienst. Dat zijn toch waarachtig geen kleinigheden. Dat zijn winstpunten, die tot voor zeer kort alleen door een kleine groep van pioniers werden gedra gen en die nu ineens gemeengoed van de Kerk geworden zijn. Inderdaad is er ook over dit document in het zicht van het einde een scha duw gevallen. Toen alles kant en klaar lag voor de plechtige afkondiging op 21 november, heeft de paus een twin tigtal wyzigingen in de tekst aange bracht, de meeste van ondergeschikt belang, enkele echter van een voor de reformatie ronduit pynlijk karakter. De meerderheid van het concilie heeft deze ingreep betreurd, zowel om haar inhoud als om de wijze waarop zij ge schiedde. Eén ogenblik leek het zelfs, dat zij de moed zou laten zakken en ge desillusioneerd naar huis toe zou gaan. Maar uiteindelijk heeft zij gemeend, het document toch te moeten aanvaarden, omdat er zoveel goeds in stak. En om dat er ook hier een gegronde hoop be stond, dat de beweging die door het decreet in gang werd gezet alle obstakels op den duur zou overwinnen. Wie een gat in een dam weet te breken mag er van overtuigd zijn, dat hij binnen zekere tijd de hele dam zal zien bezwijken. Behalve deze in documenten te tellen oogst, heeft de derde zitting van het concilie nog zeer veel resultaten opgele verd. welke alleen om een laatste afwer king vragen. Noemen wij ze in het kort even op. Het schema over de Goddelijke openbaring dat tijdens de eerste zitting de eerste grote botsing veroorzaakte tus sen wat men gemakshalve „conservatie ven" en „progressieven" heeft genoemd. In de nieuwe versie is gebroken met de rationalistische opvatting van openba ring als zijnde een geheel van stellingen, die door de gelovige dienen te worden onderschreven, ook al begrijpt hij ze niet. Openbaring wordt gezien als een ontmoe ting tussen God en mens, waarin God laat zien wie hij is en de mens in liefde aan Gods oproep beantwoordt. Boven dien wordt een poging gedaan om tra ditie en schrift tot één geheel te verbin den en te breken met de oude theorie van de twee-bronnen-leer. Aan de exe geten wordt alle ruimte gelaten om hun werk volgens de eisen van de moderne wetenschap te verrichten. En aan heel de Kerk, priesters zowel als leken, wor den praktische regels gegeven, welke moeten leiden tot een volledig eerherstel van de heilige schrift. Ook over het thema „De Kerk in de wereld van vandaag" zijn tijdens deze zitting de eerste debatten gehouden. In de theorie werd weinig vooruitgang ge boekt, waarschijnlijk omdat het aan de nodige theologische voorbereiding heeft ontbroken. Maar over praktische punten zoals de huwelijksethiek, het erkennen van de moderne wetenschap en het be vorderen van de wereldvrede zijn werke lijk revolutionaire dingen gezegd. Alge meen leeft de overtuiging, dat het schema zowel in zijn theoretisch als in zijn prak tisch gedeelte geheel zal moeten wor den herzien. Men denkt daarvoor min- tens een jaar. misschien zelfs enkele ja ren nodig te hebben. Of de grote ver wachtingen, welke men van dit schema gehad heeft, geheel zullen worden ge honoreerd, is nog een open vraag. Samenvattend menen wij te kunnen zeggen, dat er in deze zitting hard is gewerkt. Dat er geen enkele deur is dichtgeslagen ook niet op die punten, waar negatieve accenten werden ge plaatst: aan de verdere ontwikkeling van leer en leven is alle ruimte gelaten dat tot het laatste toe de geest van het „ag- giornamento" levendig is gebleven, het geen onder andere duidelijk bleek uit het verzet tegen bepaalde manoeuvres, welke dit „aggiornamento" probeerden af te remmen. Dat deze nieuwe geest be wezen heeft de grote meerderheid van de concilievaders en van de wereldkerk te bezielen. En tenslotte, dat de eerste lijnen op papier zijn gezet van totaal nieuwe structuren als de bisschoppen- senaat, de curie-van-de-toekomst en de bisschoppenconferenties. Vaticanum II is nog lang niet dood. Het bezit levens kracht genoeg om zich boven de begra fenisstemming van enkele donkere dagen uit te werken. (Advertentie) 55 LONDEN Een Britse scheepvaart maatschappij gaat misschien spoedig een geregelde dienst over het kanaal tussen Dover en Calais openen met „Hover crafts", toestellen die zich op een lucht kussen over het water voortbewegen. De plannen zullen binnenkort aan de Britse regering worden voorgelegd. Elke „Ho vercraft" zal 250 passagiers en 30 auto's met een snelheid van ca. 100 km per uur kunnen vervoeren. (Advertentie) NIEUW-GINNEKEN Pater drs. J. J. Scheepens (36), is benoemd tot pro vinciale overste van de Nederlandse pro vincie van de paters van de H.H. Harten. Pater Scheepens is afkomstig uit Best. Tot zijn benoeming was hij overste van het Damiaancollege van de paters te St.- Oedenrode. Hij doceert daar klassieke ta len. LEOPOLDSTAD Pater A. Rijkers s.c.j. uit Dedemsvaart is met enkele Kongolese priesters, broeders en zusters in Stanleystad achtergebleven om de mis siepost St.-Gabriel, de eerste welke woensdag door Belgische parachutisten werd bevrijd, te verzorgen. Zij zijn reeds begonnen met het werk in deze missiepost, waarbij zich o.m. een kleinseminarie en medische post bevin den. Het Kongolese persagentschap DIA meldt dat een andere Nederlandse pries ter van het H. Hart, pater A. Leest uit Boekei, in Tsangi vertoeft, waar hij tij dens het houden van een retraite door de rebellen werd verrast. Behalve 14 Europese burgers hebben de rebellen in Pauli ook vier Belgische Do minicanen vermoord, zo meldt DIA ver der. „Hoe was hij?,, vroeg Marjan toen hij thuiskwam. ,,Als een varken dat de kolder in de kop gekregen heeft." Meer zei hij er niet over. Het voorval scheen zijn eigenwaar de, die toch niet gering was, nog ge sterkt te hebben. Even later ging hij op een zondagmorgen naar het dorp met de bedoeling een nieuwe over winning te gaan vieren. Het dorp had drie herbergen. Jagerslust was het stamcafé voor notabelen met een lichtzinnig liberaal levenspatroon en vooral voor jagers uit de betere stand De Posthoorn was de centrale her berg waar de postkoetsen stopten, de handboogdoelen was er gevestigd en er was een sjoelbaan waar met ijze ren ballen werd gespeeld. Bij De Posthoorn liep iedereen binnen, ook landbouwersknechten en eenvoudige werklieden, mits ze ordentelijk waren. Dan nog De Havik waar alleen het mindere volk kwam. Daar ging het zondagsavonds wel eens ruig toe. Als het gerstebier de boerenkoppen voldoende had geprikkeld, werd er met glazen gesmeten, soms werd het mes getrokken. De veldwachter woonde er dichtbij. Hij was aller minst een bange kerel en kon aardig met de sabel overweg. Maar ieder© zondagavond liep hij te hopen dat als ze per se wilden vechten, zij het met hun blote vuisten of met de klomp zouden doen Zondagsmiddags was het er gezel lig. Het woord werd er niet gekuist, de grappen mochten lomp zijn en dikwijls was Koos Verheggen er met zijn trekharmonika. Godefriedus was er vaak geweest toen hij nog knecht was bij Wout Adriaans en hij ver langde er nog wel eens naar terug. Graag wilde hij weer een keer „De dubbele moord van Werkendam" en ,,De ellendige soldaat en de arme weduwe" horen zingen en spelen door Koos, die beide muziekwerken per soonlijk had gedicht en getoonzet. Niettemin ging hij niet naar de Havik waar ze zouden vragen wat hij, boer Godefriedus, daar kwam doen Hij ging naar De Posthoorn waar hij een soortgelijke vraag zou kunnen lezen in wantrouwende boerenogen. Hij was geladen met strijdlust en toch ook nog een beetje bang. Hij had het nog niet aangedurfd zondags naar het dorp te gaan, maar nu de eerste af lossing voor meneer Gouldy was be taald, moest het maar gebeuren. Toch stond hij nog even door het kleine raampje te gluren eer hij bin nenging. Het was er druk, een bont rumoer van boeren en burgers. Aan de grote tafel zat van alles; de no taris, de schoolmeester, de molenaar, een klerk van het stadhuis, een ren tenier en een paar boeren. In een hoek bij het raam zaten een mole naarsknecht, een timmerman een klompenmaker en Janus een knecht van Zegenree, allen ordentelijke mensen, rustig te kaarten. Aan een tafeltje bij het toneel zag hij vijf boe ren Jan Zegers, Koos van 'Himst, Driëk Groeiboom, Frans la Haye en de oude Kobus Verstappen. Godefrie dus voelde zijn hoofd gloeien van op winding. Driek Groeiboom en Koos van Himst hadden hem het vorig jaar weggestuurd toen hij bij hen om werk kwam vragen voor een of twee dagen per week. Hij kon die mannen niet meer luchten of zien, maar hij zou er toch heengaan en dan maar afwachten wat er zou gebeuren. Hij ging de gelagkamer binnen, keek eens rond, groette de kastelein met een vriendelijk-verlegen handge baar en liep bedaard naar de hoek waar de mannen zaten te smousjas sen. „Goedemiddag," zei hij terwijl hij een stoel pakte en er achterstevo ren op ging zitten naast oude Kobus, die niet aan het spel deelnam. De reactie was niet beter dan hij had verwacht, even keken ze op en hij hoorde wat gebrom. Alleen oude Ko bus groette vriendelijk terug. Met aandacht volgde het boertje het spel en maakte nu en dan een opmerking, waar ze geen notitie van namen, maar die hem ook niet kwalijk werd genomen. Godefriedus wachtte op zijn kans en koos het goede moment om de aandacht te trekken. Toen oude Ko bus de onderste helft van zijn bit tertje naar binnen wipte, wenkte hij de kastelein. „Voor mij bier en voor Kobus een bittertje." Dat was goed. Oude Kobus, die het vrijgezellenleven had verkozen boven de vreugden van het huwelijk, zat niet zonder duiten, maar hij was nooit te beroerd om een bittertje aan te nemen, onver schillig van wie hem dat aanbood. Overigens was hij een vriendelijk pienter ventje, dat geen enkele vijand had in het dorp. „Santé," zei Kobus en schoof de bovenste helft van zijn glaasje af. „Op jouw gezondheid, Kobus. Jij blijft er maar goed bij zitten. Ik wed dat je naar de tachtig loopt." „Achtentachtig, jongen," lachte Kobus. ,,Zo.." zei Godefriedus, die dat heel goed wist, met bewonderende verbazing. „Dan ben je toch verdomd kras." Nadien als Kobus een opmerking maakte over het spel, wendde hij zich tot Godefriedus om zijn inzicht bevestigd te krijgen. Dat kon hij heb- ben en bovendien gaf Godefriedus er zijn eigen commentaar bij. Hij kende het spel goed en had vlug door wie sterk en wie zwak speelde. Daar tussendoor vertelde hij hij zag hoe ze hun oren spitsten al keken ze niet op van de kaarten hoe goed het ging op de Dommelhoeve. Na een half uur hield Koos van Himst er mee op. Gespannen in heel zijn wezen zag Godefriedus de drie overigen aarze len; heel graag had hij aangeboden om in te springen, maar hij wilde niet het risico lopen dat ze zouden weigeren. Ze moesten hem vragen. Dat deden ze niet, ze stonden op en gingen weg. Maar hun goedendag klonk al minder brommerig dan toen hij zich bij hen neerzette. Godefriedus stond voor zijn hoeve bij de jonge kersebomen, die nog een paar jaar moesten groeien eer zij zich in het voorjaar zouden tooien met die wondermooie bloesempracht. Hij stak de handen op de rug en liep stroomopwaarts langs de rivier tot hij tegenover het perceel knotwilgen was Zijn ogen staarden voor zich uit, hij zag het ruwe wilgen- veld wel, maar veel sterker was het fantasiebeeld van hem zelf zoals hij daar had gestaan met het snoeimes in de hand, kijkend naar het jonge meisje. Toen hij hoorde dat haar vader was verdronken, was in een flits de gedachte bij hem opgekomen, dat dit misschien de kans van zijn leven kon zijn. Of zij voor die tijd ook al iets van verlangen in hem had op geroepen. wist hij niet meer. Hij was daar alleen aan het werk en zij was alleen met de koeien bezig, in geen velden of wegen was een ander mens te zien. Dat trekt, dacht hij, en daar knoopte hij de beschouwing aan vast, dat het had moeten worden zoals het was geworden. Hij kuierde nog wat verder tot hij het dak van het achttiende eeuwse landhuis in Franse stijl kon zien. Daar woonde de baron, die hem verscheidene keren bij Wout Adri aans had gezien, maar nooit een woord tegen hem had gezegd. Een schatrijke kerel met een kale schedel, een piepstem en een sneeuwwitte snor. Hij was heel deftig, een echte aristocraat, maar ook een man. die hem zonder scrupules uit de Dom melhoeve zou donderen als hij daar de kans voor kreeg. Die kans zou hij nooit krijgen. Toen hij terug kuierde overwoog hij wat er verder moest gebeuren. Mar jan moest voor het kind zorgen, voor lopig kon ze niet meer mee naar de Bossche markt. Het beste was een flinke werkmeid te nemen. Zo'n meid eet je niet de oren van het hoofd en de paar gulden, die ze moest hebben, konden er wel af Dat was de oplossing, hij zou het vlug met Marjan bespreken. Het ging allemaal goed. Dat kwam vooreerst omdat Marjan en hij niet te lui waren om te werken en omdat ze wisten hoe ze het aan moesten pakken. Als een boer in nood geraak te was het bijna altijd zijn eigen schuld. Geen goed geld over de balk gooien, maar ook niet gierig zijn. Zelf proper zijn, het huis en het land proper houden en goed zijn voor de beesten. Op de Dommelhoeve kon je van de vloer eten, op andere boerde rijen werd je keel dichtgesnoerd door de stank. Daar tieren duizenden vlie gen in en die drekken een huis gauw vol. Daar komen ziekten uit voort voor mens en dier en dan begint de misère. Als hij de baron ergens in moest prijzen was het wel, dat deze niet wilde dat de hoeven van Zegen ree verkommerden door vuilheid. Daar was hij goed van doordrongen geworden toen hij werkte bij Wout Adriaans. In het dorp ging ook alles goed. Als hij nu zondags naar De Posthoorn ging zaten de smousjassers op hem te wachten Hij speelde het spel lis- tig-openhartig en dat kon iedereen waarderen. Hij was niet gierig om een bittertje weg te geven, want dat kwam op een of andere manier weer terug. Men moet uitkijken en niet zeuren. De centen zijn veel waard, maar toch ook niet meer dan ze waard zijn. Een boer voor wie de kous in de beddekoets meer telt dan het heilig evangelie, pest zich zelf het meest; hij leeft nooit rustig. Het spel met de ijzeren ballen had hij vlug onder de knie gekregen en met pijl en boog kon hij zich nu al rekenen onder de goede schutters. Het was allemaal niet zo moeilijk als je ogen hebt om te zien, stevige knuisten en hersens in je hoofd. Er was maar een onaangename zondag geweest waar hij nu nog met verdriet aan terugdacht. Koos van Himst had zich het langst gereser veerd gehoyden om tenslotte toch in te zien dat hij een knecht, die zich op eerlijke wijze heeft opgewerkt tot boer, niet altijd zijn nederige afkomst kon blijven verwijten. Koos had zich echter vermoedelijk te dikwijls laat dunkend over hem uitgelaten en dit werkte na bij zijn zoon Gradus, een bonkige domme jongen van tweeën twintig jaar. Gradus vond het prettig Godefrie dus op grove boerenmanier te blijven plagen, hij had van alles op hem aan te merken. Godefriedus liet het enige tijd goedmoedig over zich heengaan, hij wilde vader Van Himst, die veel invloed had, niet tegen zich innemen. Maar toen de plagerijen een sar rende klank kregen, begon hij zich te verzetten, waar hij alleen mee be reikte dat het nog erger werd. Op een zondagmorgen barstte de bom Gradus van Himst, die op de sjoelbaan het middelpunt vormde van een groepje jonge boeren, zag hem binnenkomen en begon meteen: „Kijk, onze sjouwboer is er vroeg vandaag." Hij stak zijn handen tussen de band van zijn klepbroek en deed een paar stappen naar Godefriedus toe. „Als ik jou was," lachte hij sar rend, „zou ik toch maar een hondekar nemen. Marjan kan er naast lopen en jij er onder." Het luid gelach van het groepje jonge boeren hinderde Godefriedus nog meer dan de hate lijkheid. Hij voelde het bloed naar het hoofd stijgen, maar de lach bleef in zijn ogen toen hij doorliep tot hij vlak tegenover Gradus stond. Daar zei hij traag: „In mijn varkenskot zit maar één vetvreter. Er is plaats voor twéé, Gradus." De jonge Van Himst keek even vreemd op, een paar se conden gingen voorbij eer hij begreep dat hij was afgestraft. Toen boog hij zijn hoofd, zijn dikke nek werd bloed rood. Hij richtte zich weer op en keek Godefriedus aan met een woeste uit drukking in zijn ogen. „Vuil smerig hoerenjong!" schreeuwde hij. Tege lijk trof zijn vuist Godefriedus op de kaak. De slag kwam zo hard aan dat sterretjes voor zijn ogen dansten, hij wankelde en moest zich vastgrijpen aan een tafeltje Toen kwam hij weer tot zichzelf. Hij gromde van razende woede en van een verdrietsgevoel. spaar plezierigmet vraag vooral om de DUET-spaarkaart (Van onze parlementaire redacteur P. van der Sanden) DEN HAAG Het kabinet- Marijnen gaat een bijzonder span nende periode tegemoet. Dinsdag 1 december komen de voorstellen tot belastingverlaging, tezamen met de invoering van het weggeld aan de orde, woensdag 2 en donderdag 3 december gaat de Kamer spreken met minister Bot over het Omroep bestel en de invoering van reclame in de televisie en tussen de bedrij ven door neemt de kans op een interpellatie over het loonbeleid bijna met het uur toe. De zorgen over minister Toxopeus en zijn Bijlmermeerbeleid zijn dus nauwe lijks vergeten of nieuwe spring levende addertjes steken hun kop jes op. Bezien we eerst de aanwezige spanningen binnen de regerings coalitie. Daarbij stuiten we dan op de vraag op welk tijdstip de belas tingverlaging moet ingaan en tevens of de verhogingen van het college geld en het kleuterschoolgeld moe ten doorgaan, en het weggeld dient te worden ingevoerd. Bij de alge mene politieke en financiële be schouwingen heeft de KVP immers laten weten deze zaken als één ge heel te zullen beschouwen. Boven dien is inmiddels bekend geworden, dat de gehele Kamer zich tegen de collegegelden en het kleutergeld heeft gekeerd, zodat het kabinet op dat punt al bijzonder zwak staat. x x X Ten aanzien van de belasting verlaging heeft de regering onder aanvoering van ministerWitteveen geweigerd als datum van ingang van het eerste deel 1 juli 1965 te noemen. En toch was dat de datum, die bijna als ultimatum door de grootste regeringspartner was ge- eist. Gelet op de debatten van be gin oktober kan niet worden aan genomen, dat de KVP thans voor dezelfde argumenten van minister Witteveen (de conjuncturele situa tie) wel door de knieën zal gaan. Maar wat zal het standpunt van de liberale bewindsman dan zijn? Wanneer we nu de bijna unanieme afwijzing van de verhoging van kleuter- en collegegelden buiten beschouwing laten, omdat hier waarschijnlijk van een politieke halszaak geen sprake is, liggen daar nog twee andere zaken als stenen op de politieke magen van de leden van het kabinet en de leiders der regeringsfracties: het loonbeleid en de reclame in de televisie. Na de mislukking der besprekingen in de Stichting van de Arbeid, wordt het steeds waarschijnlijker, dat men probeert de „zwartepiet" in handen van de regering, c.q. minister Veld kamp te spelen. Daardoor komen ook minister Bogaers en minister Toxopeus in de vuurlinie te staan. Als men het been stijf houdt zal een interpellatie het conflict tussen wergevers, middenstand, landbouw en regering aan de ene zijde en de werknemers aan de andere kant, naar het parlement doen verhuizen. Een weinig aanlokkelijke situatie. x x x De meeste conflictstof is aanwe zig in het omroepbeleid, toegespitst op de vraag of op korte termijn reclame in de televisie, overeen komstig het interim-rapport van de pacificatiecommissie, moet worden toegestaan. Dat hierover een diep gaand verschil van mening in het kabinet aanwezig is, is geen ge heim meer. De liberale ministers, gesteund door minister Scholten, versperren hier minister Bot de weg. En het is juist minister Bot, die woensdag of donderdag op vele nare vragen antwoord zal moeten geven. Wie thans zijn oor op het Binnenhof te luisteren legt, zal slechts sporadisch het woord „ka binetscrisis" opvangen. Want: er ontbreekt voor dit kabinet een alter natief. Men meent, dat de PvdA thans niet van ongeduld staat te trappelen om in een kabinet zitting te gaan nemen. Zou zij wel bereid zijn, dan zal de prijs, die betaald moet worden, aanzienlijk hoger zijn dan dr. Vondeling in de zomer van 1963 vroeg. Deze, op zich niet gezonde situatie, leidt er toe, dat de liberalen in het kabinet een positie innemen, die uitgaat boven de politieke kracht, die zij in het parlement vertegen woordigen. Zolang de belasting verlaging geen wet is geworden is de VVD nog wel wat in toom te houden. Want die vette kluif is (uiteraard niet alleen voor de libe ralen) de grote winst, die onder het kabinet-Marijnen moet worden binnengehaald. Maar alles afwe gende en de mogelijkheid van verdere politieke blunders van VVD-fractieleider Geertsema in de berekening betrekkend is de kans op „overkoken" slechts in geringe mate aanwezig. Er is geen goed po litiek alternatief.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 27