De Kerk van het jaar 2000
zal totaal anders zijn
KNIPSEL
KRANT
BALANS VAN DE DERDE CONCILIEZITTING
Stroomgaten
in de dijken
DUET
l_Rond het—,
(-Binnenhof-I
Progressieve vleugel is
beslist niet ontmoedigd
De Kerk
Gescheiden Kerken
In de grondverf
Lang niet dood
Hovercraft-
dienst over
het Kanaal
Nieuwe provinciaal
paters H.H. Harten
ISfYLONS
19
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 28 NOVEMBER 1964
te
Romans
Malaise
Meedenken
Honds
Morele plicht
Citaten
VOOR BABY'S HUIDJE
Missie in Kongo
Nederlanders
op hun post
.DOOR.
Walter Breedveld
met gratis
waardezegels -<
van 15 en 25 ct.
(Advertentie)
(Van onze concilieredacteur dr. A. v.d. Weijer)
Eigenlijk had het in onze bedoeling gelegen nog vanuit Rome een slotbeschou
wing over de derde zitting van het concilie te schrijven. Gelukkig is dit er niet van
gekomen. Waarschijnlijk zouden we onder invloed van de gebeurtenissen der laatste
dagen te pessimistisch zijn geweest en te weinig oog hebben gehad voor het vele
goede, dat er in de afgelopen maanden is bereikt. Tijdens de slotzitting werden
door de Paus drie conciliestukken gepromulgeerd: de constitutie over de Kerk,
het decreet over het oecumenisme en de stellingen over de oosterse kerken. Laat het
waar zijn, dat de constitutie over de Kerk vergezeld ging van een moeilijk aanvaard
bare nota van uitleg, dat het decreet over het oecumenisme op het laatste moment
door een ingrijpen van hogerhand werd afgezwakt en dat de stellingen over de
oosterse Kerken nog ver van het ideaal zijn gebleven, staan blijft dat op al deze
punten een wezenlijke stap vooruit is gedaan. En dat mogen we bij alle teleurstel
lingen over de gebeurtenissen der laatste dagen toch echt niet vergeten.
De afgelopen zittingsperiode werd ge
kenmerkt door een overladen werkpro
gramma. Zowel aan de opnamecapaciteit
van de vaders als aan de arbeidskracht
van de commissies werden de hoogste
eisen gesteld. Bij tijd en wijle liep alles
door elkaar en was het onmogelijk elk
detail in de gaten te houden. Wij moeten
erkennen, dat de vaders tot op het laatste
ogenblik hun uiterste krachten hebben
gegeven. Tijdens de ochtendzittingen volg
den zij de soms interessante en dikwijls
taaie uiteenzettingen, des middags zwoeg
den zij in commissievergaderingen of
pleegden zij onderling overleg, des avonds
werkten zij hun notities uit of zuchtten
zij over een berg van soms wel duizen
den wijzigingsvoorstellen. Zij hebben vol
gehouden tot het laatste toe, ook als de
wind wel eens tegen was. En eigenlijk
mag het niemand verwonderen, dat tij
dens de slotzitting een bisschop plotseling
op zijn plaats in elkaar is gezakt: zijn
hart had het eenvoudig begeven.
Eind oktober meende Hans Küng nog,
dat zes documenten zouden worden ge
promulgeerd: Openbaring, Kerk, Oecu
menisme, Godsdienstvrijheid, Verhouding
tot de niet-christelijke godsdiensten en
Zielzorgelijke taak van de bisschoppen.
Het eerste en het laatste nummer van
deze reeks zijn afgevallen, omdat het
onmogelijk was, ze tijdig helemaal rond
te krijgen. De verklaring over de gods
dienstvrijheid werd op het laatste moment
geblokkeerd door een ingrijpen van het
presidium, dat dwars tegen de wens van
de meerderheid inging. Het document
over de niet-christelijke godsdiensten,
waarin de vroegere verklaring over de
joden was opgenomen, haalde de eind
streep wel maar kon niet meer in de
definitieve vorm worden gegoten. Zo
bleef de oogst een stuk beneden de ver
wachtingen.
Blijft echter staan, dat de vaders twee
uiterst belangrijke stukken mee naar
huis hebben genomen. Ten eerste de
constitutie over de Kerk, het centrale do
cument van het hele concilie. Nu kan
men ook hier wel alle accent gaan leggen
op de bewuste „nota van uitleg", welke
aan het derde kapittel is meegegeven.
Maar dan loopt men gevaar, de winst
punten, die werden behaald, uit het oog
Nog altijd geldt in bepaalde en zelfs brede klerikale en intellectuele krin
gen de opvatting, dat het lezen van romans een vrije tijdsbesteding is van
soortgelijke waarde als figuurzagen en dammen. En er zal menige jeugdige
lezer zijn, die zijn roman nog wegstopt onder zijn hoofdkussen.
(uit „De Nieuwe Mens")
De spitse en intelligente oppositie van fractieleider Vondeling ten spijt
weet de Partij van de Arbeid velen maar matig te boeien. De malaise in
de linkse hoek maakt die zogenaamde socialistische politiek tot een slechts
op puntenwinst berekende koers naar vrijzinnig liberalisme. Dat is geen
aantrekkelijk beeld, geen ideaal om warm voor te lopen, maar het is
althans een koers, waaraan nog alles te veranderen en bij te schaven valt.
En dat laatste kan van de confessionelen nooit worden gezegd. Die kunnen
hun hoogst denkbare doelwit slechts zoeken in een moeizaam verworven
compromis, in de grootste gemene deler van alle denkbare politieke, sociale
en economische standpunten, dus in een hersenschim.
(Jan Rogier in „Raam")
De tijd is rijp voor van boven af gestimuleerd meedenken en mee
praten in de bedrijven. Economen hebben al lang uitgekiend dat de
arbeidsprestatie groeit naarmate de werknemer binnen het in over
leg vastgestelde beleid een ruimer mate van eigen beslissingsrecht
heeft. In dit kader zal een ondernemersbeleid, bewust gericht op
meeweten en meespreken, de weg vrijmaken voor gezonde democra
tische verhoudingen in het bedrijf. En dan wordt de liefde voor het
bedrijf niet meer uitsluitend afgemeten naar de inhoud van het
loonzakje.
(uit „Het Centrum")
Als hondebezitters menen, dat zij geen rekening hoeven te houden met
medemensen, als hondebezitters onze straten laten bevuilen en mede
mensen de angst op het lijf jagen; als hondebezitters menen dat gevallen
als dat van de kleine Anita (hoeveel mensen worden er dagelijks door
honden aangevallen?) geen recht geven op protest; kortom als honde
bezitters menen, dat naastenliefde alleen geldt voor anderen en niet voor
hen, dan wordt het hoog tijd, dat deze tirannen van de straat door de
overheid eens terdege worden aangepakt. Wilt u een hond? Best. Maar
hou hem dan op eigen terrein. Andere mensen hebben ook hun rechten.
(ingezonden brief in „Blad zonder Naam")
Wat is de reden dat de landbouw nu nog directe bescherming van
de overheid behoeft? Afgezien van enkele bijkomstige factoren mogen wij
wel stellen dat het vooral de overproduktie aan verschillende agrarische
produkten is, die steun van de overheid nodig maakt. Maar wie hebben
deze overproduktie aangemoedigd en bevorderd? Dat zijn dezelfde overheden
die nu elk voor eigen land en gezamenlijk proberen het gevolg van
hun beleid tijdens en direct na de oorlogsjaren voor de boeren dragelijk
te maken. Er treft deze overheden geen blaam voor hun destijds gevoerde
politiek; de oorlogsomstandigheden dwongen hen daartoe.
Als er echter één bevolkingsgroep is die men de nu aan de dag tredende
nadelen van deze overheidspolitiek niet mag laten dragen, dan zijn dit de
boeren. Deze overheden hebben in en na de oorlog de boeren terecht
overigens in hun winstmogelijkheden sterk beperkt door leverplicht en
maximumprijzen.
Dit legt aan elke landsregering de morele plicht op om alles te doen wat
mogelijk is om de landbouw door de overgangsmoeilijkheden waarin hij
nuverkeert, heen te helpen.
Het is weinig passend om onder deze omstandigheden aan de boeren voor
te houden, hoeveel zij de staat jaarlijks kosten.
(Dr. Addens in „De Boerderij")
,.Op de universiteiten heerst nog steeds een koudwatervrees voor
alles wat in strijd zou komen met de hiërarchie".
(prof. mr. P. J. Verdam)
„De kleine ondernemer, die Amerikaanse methoden gaat toepassen,
overleeft dat geen dag. Een grote ondernemer, die het aan zijn verleden
verplicht acht op de fiets te blijven komen en een kwartier voor werktyd
aanwezig te zijn, werkt ook aan zyn ondergang".
Prof. Cambien
„De kerk heeft altijd zielzorg in de steden gekend, maar het is nagenoeg
niet voor bestrijding vatbaar, dat wij tot nu toe nooit een werkelijke stede
lijke zielzorg hebben gekend".
B. van Bilsen O.F.M.
te verliezen. Laten we ze even in het
kort recapituleren. Een betere en meer in
de bijbel gefundeerde visie op het wezen
van de Kerk, welke niet meer alleen als
mystiek lichaam wordt gezien maar ook
als bruid, wijngaard en kudde. Een bre
ken met elk klerikalisme door de Kerk
te verstaan als „een volk van God, on
derweg". Dat priesters als zijn dienaren
heeft en niet als zijn heersers. Een er
kenning van de plaatselijke kerken en
daarmee van het beginsel der decentra
lisatie. Een zij het enigszins afgezwak
te erkenning van de collegialiteit der
bisschoppen tezamen met de bisschop
van Rome als hun hoofd.
Een eerherstel van de leek, een er
kenning van het charisme, een verwij
zing naar de voltooiing in de eindtijd
en een afleggen van alle triomfalisme.
Dat zijn winstpunten die door de ge
beurtenissen der laatste dagen niet meer
konden worden weggevaagd. En die
ongetwijfeld als een gist in de Kerk
zullen gaan werken. Wij durven nu al
te voorspellen, dat tegen het eind van
deze eeuw onze Kerk een gestalte zal
hebben aangenomen, welke byna niet
te herkennen zal zyn. De gestalte van
het nieuwe tydperk, dat wij met Va-
ticanum 2 zijn binnengetreden.
Nu willen wij hiermee de negatieve ac
centen, welke tijdens de hele zitting bij
wijze van compromis werden gelegd en
die in de beroeringen der laatste weken
aan het concilie zijn opgedrongen, niet
wegredeneren. Het is waar, dat men in
het hoofdstuk over Maria enkele uit
spraken heeft gedaan, die het oecume
nisch gesprek kunnen bemoeilijken. Het
is ook waar, dat het begrip „collegiali
teit" in de tekst aanvaardbaar geformu
leerd, door de „nota van uitleg" weer is
uitgehold. Maar daar staat tegenover,
dat insider zowel als buitenstaander vol
doende kan weten, wat de grote meerder
heid van het concilie het liefst zou heb
ben gewild. En dat er vanuit de wereld
kerk een grote aandrang zal worden uit
geoefend, om de teksten in de geest der
meerderheid te interpreteren. Tegen deze
kracht zullen de resten van conservatisme
het op den duur moeten afleggen. Er is
iets in beweging gezet, dat niet meer te
gen te houden is. Opgeworpen barrières
kunnen de stroom wel even tegenhouden
maar niet meer onderbreken.
Iets dergelijks geldt van het decreet
over het oecumenisme. De winstpunten
liggen voor het grijpen. Duidelijk wordt
gesteld, dat de schuld voor de verscheu
ring der christenheid aan beide zijden
ligt. bij ons evengoed als bij de afge
scheiden broeders. Sterk wordt bena
drukt, dat wij met elkaar reeds een oen
heid in Christus vormen, dat dit niet al
leen een toekomstideaal is maar ook een
actuele werkelijkheid. Ja, zelfs wordt aan
niet-katholieke christengemeenschappen
de titel van Kerk toegekend. Prachtige
dingen worden gezegd over de oecume
nische levenshouding, welke hierin be
staat, dat men niet de fouten en gebreken
van de ander bekijkt maar juist het
positieve en hetgeen men van hem leren
kan. De dialoog wordt zonder meer aan
bevolen en zelfs wordt de mogelijkheid
geschapen van een zekere gemeenschap
in de eredienst. Dat zijn toch waarachtig
geen kleinigheden. Dat zijn winstpunten,
die tot voor zeer kort alleen door een
kleine groep van pioniers werden gedra
gen en die nu ineens gemeengoed van de
Kerk geworden zijn.
Inderdaad is er ook over dit document
in het zicht van het einde een scha
duw gevallen. Toen alles kant en klaar
lag voor de plechtige afkondiging op
21 november, heeft de paus een twin
tigtal wyzigingen in de tekst aange
bracht, de meeste van ondergeschikt
belang, enkele echter van een voor de
reformatie ronduit pynlijk karakter.
De meerderheid van het concilie heeft
deze ingreep betreurd, zowel om haar
inhoud als om de wijze waarop zij ge
schiedde. Eén ogenblik leek het zelfs,
dat zij de moed zou laten zakken en ge
desillusioneerd naar huis toe zou gaan.
Maar uiteindelijk heeft zij gemeend, het
document toch te moeten aanvaarden,
omdat er zoveel goeds in stak. En om
dat er ook hier een gegronde hoop be
stond, dat de beweging die door het
decreet in gang werd gezet alle obstakels
op den duur zou overwinnen. Wie een
gat in een dam weet te breken mag er
van overtuigd zijn, dat hij binnen zekere
tijd de hele dam zal zien bezwijken.
Behalve deze in documenten te tellen
oogst, heeft de derde zitting van het
concilie nog zeer veel resultaten opgele
verd. welke alleen om een laatste afwer
king vragen. Noemen wij ze in het kort
even op. Het schema over de Goddelijke
openbaring dat tijdens de eerste zitting
de eerste grote botsing veroorzaakte tus
sen wat men gemakshalve „conservatie
ven" en „progressieven" heeft genoemd.
In de nieuwe versie is gebroken met de
rationalistische opvatting van openba
ring als zijnde een geheel van stellingen,
die door de gelovige dienen te worden
onderschreven, ook al begrijpt hij ze niet.
Openbaring wordt gezien als een ontmoe
ting tussen God en mens, waarin God
laat zien wie hij is en de mens in liefde
aan Gods oproep beantwoordt. Boven
dien wordt een poging gedaan om tra
ditie en schrift tot één geheel te verbin
den en te breken met de oude theorie
van de twee-bronnen-leer. Aan de exe
geten wordt alle ruimte gelaten om hun
werk volgens de eisen van de moderne
wetenschap te verrichten. En aan heel
de Kerk, priesters zowel als leken, wor
den praktische regels gegeven, welke
moeten leiden tot een volledig eerherstel
van de heilige schrift.
Ook over het thema „De Kerk in de
wereld van vandaag" zijn tijdens deze
zitting de eerste debatten gehouden. In
de theorie werd weinig vooruitgang ge
boekt, waarschijnlijk omdat het aan de
nodige theologische voorbereiding heeft
ontbroken. Maar over praktische punten
zoals de huwelijksethiek, het erkennen
van de moderne wetenschap en het be
vorderen van de wereldvrede zijn werke
lijk revolutionaire dingen gezegd. Alge
meen leeft de overtuiging, dat het schema
zowel in zijn theoretisch als in zijn prak
tisch gedeelte geheel zal moeten wor
den herzien. Men denkt daarvoor min-
tens een jaar. misschien zelfs enkele ja
ren nodig te hebben. Of de grote ver
wachtingen, welke men van dit schema
gehad heeft, geheel zullen worden ge
honoreerd, is nog een open vraag.
Samenvattend menen wij te kunnen
zeggen, dat er in deze zitting hard is
gewerkt. Dat er geen enkele deur is
dichtgeslagen ook niet op die punten,
waar negatieve accenten werden ge
plaatst: aan de verdere ontwikkeling van
leer en leven is alle ruimte gelaten dat
tot het laatste toe de geest van het „ag-
giornamento" levendig is gebleven, het
geen onder andere duidelijk bleek uit
het verzet tegen bepaalde manoeuvres,
welke dit „aggiornamento" probeerden
af te remmen. Dat deze nieuwe geest be
wezen heeft de grote meerderheid van
de concilievaders en van de wereldkerk
te bezielen. En tenslotte, dat de eerste
lijnen op papier zijn gezet van totaal
nieuwe structuren als de bisschoppen-
senaat, de curie-van-de-toekomst en de
bisschoppenconferenties. Vaticanum II is
nog lang niet dood. Het bezit levens
kracht genoeg om zich boven de begra
fenisstemming van enkele donkere dagen
uit te werken.
(Advertentie)
55
LONDEN Een Britse scheepvaart
maatschappij gaat misschien spoedig een
geregelde dienst over het kanaal tussen
Dover en Calais openen met „Hover
crafts", toestellen die zich op een lucht
kussen over het water voortbewegen. De
plannen zullen binnenkort aan de Britse
regering worden voorgelegd. Elke „Ho
vercraft" zal 250 passagiers en 30 auto's
met een snelheid van ca. 100 km per uur
kunnen vervoeren.
(Advertentie)
NIEUW-GINNEKEN Pater drs. J.
J. Scheepens (36), is benoemd tot pro
vinciale overste van de Nederlandse pro
vincie van de paters van de H.H. Harten.
Pater Scheepens is afkomstig uit Best.
Tot zijn benoeming was hij overste van
het Damiaancollege van de paters te St.-
Oedenrode. Hij doceert daar klassieke ta
len.
LEOPOLDSTAD Pater A. Rijkers
s.c.j. uit Dedemsvaart is met enkele
Kongolese priesters, broeders en zusters
in Stanleystad achtergebleven om de mis
siepost St.-Gabriel, de eerste welke
woensdag door Belgische parachutisten
werd bevrijd, te verzorgen.
Zij zijn reeds begonnen met het werk in
deze missiepost, waarbij zich o.m. een
kleinseminarie en medische post bevin
den.
Het Kongolese persagentschap DIA
meldt dat een andere Nederlandse pries
ter van het H. Hart, pater A. Leest uit
Boekei, in Tsangi vertoeft, waar hij tij
dens het houden van een retraite door de
rebellen werd verrast.
Behalve 14 Europese burgers hebben de
rebellen in Pauli ook vier Belgische Do
minicanen vermoord, zo meldt DIA ver
der.
„Hoe was hij?,, vroeg Marjan toen
hij thuiskwam.
,,Als een varken dat de kolder in
de kop gekregen heeft." Meer zei hij
er niet over.
Het voorval scheen zijn eigenwaar
de, die toch niet gering was, nog ge
sterkt te hebben. Even later ging hij
op een zondagmorgen naar het dorp
met de bedoeling een nieuwe over
winning te gaan vieren. Het dorp had
drie herbergen. Jagerslust was het
stamcafé voor notabelen met een
lichtzinnig liberaal levenspatroon en
vooral voor jagers uit de betere stand
De Posthoorn was de centrale her
berg waar de postkoetsen stopten, de
handboogdoelen was er gevestigd en
er was een sjoelbaan waar met ijze
ren ballen werd gespeeld. Bij De
Posthoorn liep iedereen binnen, ook
landbouwersknechten en eenvoudige
werklieden, mits ze ordentelijk waren.
Dan nog De Havik waar alleen het
mindere volk kwam. Daar ging het
zondagsavonds wel eens ruig toe.
Als het gerstebier de boerenkoppen
voldoende had geprikkeld, werd er
met glazen gesmeten, soms werd het
mes getrokken. De veldwachter
woonde er dichtbij. Hij was aller
minst een bange kerel en kon aardig
met de sabel overweg. Maar ieder©
zondagavond liep hij te hopen dat als
ze per se wilden vechten, zij het met
hun blote vuisten of met de klomp
zouden doen
Zondagsmiddags was het er gezel
lig. Het woord werd er niet gekuist,
de grappen mochten lomp zijn en
dikwijls was Koos Verheggen er met
zijn trekharmonika. Godefriedus was
er vaak geweest toen hij nog knecht
was bij Wout Adriaans en hij ver
langde er nog wel eens naar terug.
Graag wilde hij weer een keer „De
dubbele moord van Werkendam" en
,,De ellendige soldaat en de arme
weduwe" horen zingen en spelen door
Koos, die beide muziekwerken per
soonlijk had gedicht en getoonzet.
Niettemin ging hij niet naar de Havik
waar ze zouden vragen wat hij, boer
Godefriedus, daar kwam doen Hij
ging naar De Posthoorn waar hij een
soortgelijke vraag zou kunnen lezen in
wantrouwende boerenogen. Hij was
geladen met strijdlust en toch ook
nog een beetje bang. Hij had het nog
niet aangedurfd zondags naar het
dorp te gaan, maar nu de eerste af
lossing voor meneer Gouldy was be
taald, moest het maar gebeuren.
Toch stond hij nog even door het
kleine raampje te gluren eer hij bin
nenging. Het was er druk, een bont
rumoer van boeren en burgers. Aan
de grote tafel zat van alles; de no
taris, de schoolmeester, de molenaar,
een klerk van het stadhuis, een ren
tenier en een paar boeren. In een
hoek bij het raam zaten een mole
naarsknecht, een timmerman een
klompenmaker en Janus een knecht
van Zegenree, allen ordentelijke
mensen, rustig te kaarten. Aan een
tafeltje bij het toneel zag hij vijf boe
ren Jan Zegers, Koos van 'Himst,
Driëk Groeiboom, Frans la Haye en
de oude Kobus Verstappen. Godefrie
dus voelde zijn hoofd gloeien van op
winding. Driek Groeiboom en Koos
van Himst hadden hem het vorig
jaar weggestuurd toen hij bij hen om
werk kwam vragen voor een of twee
dagen per week. Hij kon die mannen
niet meer luchten of zien, maar hij
zou er toch heengaan en dan maar
afwachten wat er zou gebeuren.
Hij ging de gelagkamer binnen,
keek eens rond, groette de kastelein
met een vriendelijk-verlegen handge
baar en liep bedaard naar de hoek
waar de mannen zaten te smousjas
sen. „Goedemiddag," zei hij terwijl
hij een stoel pakte en er achterstevo
ren op ging zitten naast oude Kobus,
die niet aan het spel deelnam. De
reactie was niet beter dan hij had
verwacht, even keken ze op en hij
hoorde wat gebrom. Alleen oude Ko
bus groette vriendelijk terug. Met
aandacht volgde het boertje het spel
en maakte nu en dan een opmerking,
waar ze geen notitie van namen,
maar die hem ook niet kwalijk werd
genomen.
Godefriedus wachtte op zijn kans
en koos het goede moment om de
aandacht te trekken. Toen oude Ko
bus de onderste helft van zijn bit
tertje naar binnen wipte, wenkte hij
de kastelein. „Voor mij bier en voor
Kobus een bittertje." Dat was goed.
Oude Kobus, die het vrijgezellenleven
had verkozen boven de vreugden van
het huwelijk, zat niet zonder duiten,
maar hij was nooit te beroerd om
een bittertje aan te nemen, onver
schillig van wie hem dat aanbood.
Overigens was hij een vriendelijk
pienter ventje, dat geen enkele vijand
had in het dorp.
„Santé," zei Kobus en schoof de
bovenste helft van zijn glaasje af.
„Op jouw gezondheid, Kobus. Jij
blijft er maar goed bij zitten. Ik wed
dat je naar de tachtig loopt."
„Achtentachtig, jongen," lachte
Kobus.
,,Zo.." zei Godefriedus, die dat
heel goed wist, met bewonderende
verbazing. „Dan ben je toch verdomd
kras."
Nadien als Kobus een opmerking
maakte over het spel, wendde hij
zich tot Godefriedus om zijn inzicht
bevestigd te krijgen. Dat kon hij heb-
ben en bovendien gaf Godefriedus
er zijn eigen commentaar bij. Hij
kende het spel goed en had vlug door
wie sterk en wie zwak speelde. Daar
tussendoor vertelde hij hij zag hoe
ze hun oren spitsten al keken ze niet
op van de kaarten hoe goed het
ging op de Dommelhoeve. Na een
half uur hield Koos van Himst er mee
op. Gespannen in heel zijn wezen zag
Godefriedus de drie overigen aarze
len; heel graag had hij aangeboden
om in te springen, maar hij wilde
niet het risico lopen dat ze zouden
weigeren. Ze moesten hem vragen.
Dat deden ze niet, ze stonden op en
gingen weg. Maar hun goedendag
klonk al minder brommerig dan toen
hij zich bij hen neerzette.
Godefriedus stond voor zijn
hoeve bij de jonge kersebomen,
die nog een paar jaar moesten
groeien eer zij zich in het voorjaar
zouden tooien met die wondermooie
bloesempracht. Hij stak de handen op
de rug en liep stroomopwaarts langs
de rivier tot hij tegenover het perceel
knotwilgen was Zijn ogen staarden
voor zich uit, hij zag het ruwe wilgen-
veld wel, maar veel sterker was het
fantasiebeeld van hem zelf zoals hij
daar had gestaan met het snoeimes
in de hand, kijkend naar het jonge
meisje. Toen hij hoorde dat haar
vader was verdronken, was in een
flits de gedachte bij hem opgekomen,
dat dit misschien de kans van zijn
leven kon zijn. Of zij voor die tijd ook
al iets van verlangen in hem had op
geroepen. wist hij niet meer. Hij was
daar alleen aan het werk en zij was
alleen met de koeien bezig, in geen
velden of wegen was een ander mens
te zien. Dat trekt, dacht hij, en daar
knoopte hij de beschouwing aan vast,
dat het had moeten worden zoals het
was geworden.
Hij kuierde nog wat verder tot hij
het dak van het achttiende eeuwse
landhuis in Franse stijl kon zien.
Daar woonde de baron, die hem
verscheidene keren bij Wout Adri
aans had gezien, maar nooit een
woord tegen hem had gezegd. Een
schatrijke kerel met een kale schedel,
een piepstem en een sneeuwwitte
snor. Hij was heel deftig, een echte
aristocraat, maar ook een man. die
hem zonder scrupules uit de Dom
melhoeve zou donderen als hij daar
de kans voor kreeg. Die kans zou
hij nooit krijgen.
Toen hij terug kuierde overwoog hij
wat er verder moest gebeuren. Mar
jan moest voor het kind zorgen, voor
lopig kon ze niet meer mee naar de
Bossche markt. Het beste was een
flinke werkmeid te nemen. Zo'n
meid eet je niet de oren van het
hoofd en de paar gulden, die ze
moest hebben, konden er wel af Dat
was de oplossing, hij zou het vlug
met Marjan bespreken.
Het ging allemaal goed. Dat kwam
vooreerst omdat Marjan en hij niet
te lui waren om te werken en omdat
ze wisten hoe ze het aan moesten
pakken. Als een boer in nood geraak
te was het bijna altijd zijn eigen
schuld. Geen goed geld over de balk
gooien, maar ook niet gierig zijn.
Zelf proper zijn, het huis en het land
proper houden en goed zijn voor de
beesten. Op de Dommelhoeve kon je
van de vloer eten, op andere boerde
rijen werd je keel dichtgesnoerd door
de stank. Daar tieren duizenden vlie
gen in en die drekken een huis gauw
vol. Daar komen ziekten uit voort
voor mens en dier en dan begint de
misère. Als hij de baron ergens in
moest prijzen was het wel, dat deze
niet wilde dat de hoeven van Zegen
ree verkommerden door vuilheid.
Daar was hij goed van doordrongen
geworden toen hij werkte bij Wout
Adriaans.
In het dorp ging ook alles goed.
Als hij nu zondags naar De Posthoorn
ging zaten de smousjassers op hem
te wachten Hij speelde het spel lis-
tig-openhartig en dat kon iedereen
waarderen. Hij was niet gierig om
een bittertje weg te geven, want dat
kwam op een of andere manier weer
terug. Men moet uitkijken en niet
zeuren. De centen zijn veel waard,
maar toch ook niet meer dan ze
waard zijn. Een boer voor wie de kous
in de beddekoets meer telt dan het
heilig evangelie, pest zich zelf het
meest; hij leeft nooit rustig.
Het spel met de ijzeren ballen had
hij vlug onder de knie gekregen en
met pijl en boog kon hij zich nu al
rekenen onder de goede schutters.
Het was allemaal niet zo moeilijk als
je ogen hebt om te zien, stevige
knuisten en hersens in je hoofd.
Er was maar een onaangename
zondag geweest waar hij nu nog met
verdriet aan terugdacht. Koos van
Himst had zich het langst gereser
veerd gehoyden om tenslotte toch in
te zien dat hij een knecht, die zich
op eerlijke wijze heeft opgewerkt tot
boer, niet altijd zijn nederige afkomst
kon blijven verwijten. Koos had zich
echter vermoedelijk te dikwijls laat
dunkend over hem uitgelaten en dit
werkte na bij zijn zoon Gradus, een
bonkige domme jongen van tweeën
twintig jaar.
Gradus vond het prettig Godefrie
dus op grove boerenmanier te blijven
plagen, hij had van alles op hem aan
te merken. Godefriedus liet het enige
tijd goedmoedig over zich heengaan,
hij wilde vader Van Himst, die veel
invloed had, niet tegen zich innemen.
Maar toen de plagerijen een sar
rende klank kregen, begon hij zich te
verzetten, waar hij alleen mee be
reikte dat het nog erger werd.
Op een zondagmorgen barstte de
bom Gradus van Himst, die op de
sjoelbaan het middelpunt vormde
van een groepje jonge boeren, zag
hem binnenkomen en begon meteen:
„Kijk, onze sjouwboer is er vroeg
vandaag." Hij stak zijn handen tussen
de band van zijn klepbroek en deed
een paar stappen naar Godefriedus
toe. „Als ik jou was," lachte hij sar
rend, „zou ik toch maar een hondekar
nemen. Marjan kan er naast lopen
en jij er onder." Het luid gelach van
het groepje jonge boeren hinderde
Godefriedus nog meer dan de hate
lijkheid. Hij voelde het bloed naar
het hoofd stijgen, maar de lach bleef
in zijn ogen toen hij doorliep tot hij
vlak tegenover Gradus stond. Daar
zei hij traag: „In mijn varkenskot zit
maar één vetvreter. Er is plaats voor
twéé, Gradus." De jonge Van Himst
keek even vreemd op, een paar se
conden gingen voorbij eer hij begreep
dat hij was afgestraft. Toen boog hij
zijn hoofd, zijn dikke nek werd bloed
rood. Hij richtte zich weer op en keek
Godefriedus aan met een woeste uit
drukking in zijn ogen. „Vuil smerig
hoerenjong!" schreeuwde hij. Tege
lijk trof zijn vuist Godefriedus op de
kaak. De slag kwam zo hard aan dat
sterretjes voor zijn ogen dansten, hij
wankelde en moest zich vastgrijpen
aan een tafeltje Toen kwam hij weer
tot zichzelf. Hij gromde van razende
woede en van een verdrietsgevoel.
spaar plezierigmet
vraag vooral om de
DUET-spaarkaart
(Van onze parlementaire redacteur
P. van der Sanden)
DEN HAAG Het kabinet-
Marijnen gaat een bijzonder span
nende periode tegemoet. Dinsdag
1 december komen de voorstellen
tot belastingverlaging, tezamen met
de invoering van het weggeld aan
de orde, woensdag 2 en donderdag
3 december gaat de Kamer spreken
met minister Bot over het Omroep
bestel en de invoering van reclame
in de televisie en tussen de bedrij
ven door neemt de kans op een
interpellatie over het loonbeleid
bijna met het uur toe. De zorgen
over minister Toxopeus en zijn
Bijlmermeerbeleid zijn dus nauwe
lijks vergeten of nieuwe spring
levende addertjes steken hun kop
jes op.
Bezien we eerst de aanwezige
spanningen binnen de regerings
coalitie. Daarbij stuiten we dan op
de vraag op welk tijdstip de belas
tingverlaging moet ingaan en tevens
of de verhogingen van het college
geld en het kleuterschoolgeld moe
ten doorgaan, en het weggeld dient
te worden ingevoerd. Bij de alge
mene politieke en financiële be
schouwingen heeft de KVP immers
laten weten deze zaken als één ge
heel te zullen beschouwen. Boven
dien is inmiddels bekend geworden,
dat de gehele Kamer zich tegen de
collegegelden en het kleutergeld
heeft gekeerd, zodat het kabinet
op dat punt al bijzonder zwak staat.
x x
X
Ten aanzien van de belasting
verlaging heeft de regering onder
aanvoering van ministerWitteveen
geweigerd als datum van ingang
van het eerste deel 1 juli 1965 te
noemen. En toch was dat de datum,
die bijna als ultimatum door de
grootste regeringspartner was ge-
eist. Gelet op de debatten van be
gin oktober kan niet worden aan
genomen, dat de KVP thans voor
dezelfde argumenten van minister
Witteveen (de conjuncturele situa
tie) wel door de knieën zal gaan.
Maar wat zal het standpunt van
de liberale bewindsman dan zijn?
Wanneer we nu de bijna unanieme
afwijzing van de verhoging van
kleuter- en collegegelden buiten
beschouwing laten, omdat hier
waarschijnlijk van een politieke
halszaak geen sprake is, liggen daar
nog twee andere zaken als stenen
op de politieke magen van de leden
van het kabinet en de leiders der
regeringsfracties: het loonbeleid en
de reclame in de televisie. Na de
mislukking der besprekingen in de
Stichting van de Arbeid, wordt het
steeds waarschijnlijker, dat men
probeert de „zwartepiet" in handen
van de regering, c.q. minister Veld
kamp te spelen. Daardoor komen
ook minister Bogaers en minister
Toxopeus in de vuurlinie te staan.
Als men het been stijf houdt zal
een interpellatie het conflict tussen
wergevers, middenstand, landbouw
en regering aan de ene zijde en
de werknemers aan de andere kant,
naar het parlement doen verhuizen.
Een weinig aanlokkelijke situatie.
x x
x
De meeste conflictstof is aanwe
zig in het omroepbeleid, toegespitst
op de vraag of op korte termijn
reclame in de televisie, overeen
komstig het interim-rapport van de
pacificatiecommissie, moet worden
toegestaan. Dat hierover een diep
gaand verschil van mening in het
kabinet aanwezig is, is geen ge
heim meer. De liberale ministers,
gesteund door minister Scholten,
versperren hier minister Bot de
weg. En het is juist minister Bot,
die woensdag of donderdag op vele
nare vragen antwoord zal moeten
geven.
Wie thans zijn oor op het
Binnenhof te luisteren legt, zal
slechts sporadisch het woord „ka
binetscrisis" opvangen. Want: er
ontbreekt voor dit kabinet een alter
natief. Men meent, dat de PvdA
thans niet van ongeduld staat te
trappelen om in een kabinet zitting
te gaan nemen. Zou zij wel bereid
zijn, dan zal de prijs, die betaald
moet worden, aanzienlijk hoger zijn
dan dr. Vondeling in de zomer van
1963 vroeg.
Deze, op zich niet gezonde situatie,
leidt er toe, dat de liberalen in het
kabinet een positie innemen, die
uitgaat boven de politieke kracht,
die zij in het parlement vertegen
woordigen. Zolang de belasting
verlaging geen wet is geworden is
de VVD nog wel wat in toom te
houden. Want die vette kluif is
(uiteraard niet alleen voor de libe
ralen) de grote winst, die onder
het kabinet-Marijnen moet worden
binnengehaald. Maar alles afwe
gende en de mogelijkheid van
verdere politieke blunders van
VVD-fractieleider Geertsema in de
berekening betrekkend is de kans
op „overkoken" slechts in geringe
mate aanwezig. Er is geen goed po
litiek alternatief.