Staatsmijnen - chemie in onstuimige groei MERDE! I.Research werd element van nieuwe expansie DAGBLAD DE STEM 1964 W. VAN DER STEEN r Wei ooit hebben wij op school geleerd en wij weten het ook nog uit de sociale encyclieken Rerum Novarum en Quadragesimo Anno, dat de rijkdommen der volkeren geschapen worden door de samenwerking tussen kapitaal en ar beid. Zo was het, maar zo is het niet meer. Een recente wetenschappelijke enquête in West- Duitsland heeft uitgewezen, dat daar het jaar lijks voiksinkomen nog maar voor iets meer dan de helft op de samenwerking tussen kapi taal en arbeid is gebaseerd. Van de overige helft neemt alleen de industriële research 27 percent jL voor haar rekening en dat percentage is snel stijgend- De industriële research is sinds de tweede wereldoorlog een nieuw en zelfstandig element geworden van economische groei, ook in West-Europa. Die bedrijven en maatschappij en vertonen thans de hoogste winsten, welke O, een buitengewone prestatie hebben geleverd en leveren op het gebied van onderzoek en vernieu wing. Een sprekend voorbeeld daarvan zijn in eigen gewest én in eigen land de chemische bedrijven van Staatsmijnen. Toen in 1930 begonnen werd met het bereiden van kunstmeststoffen, ge schiedde dat nog op basis van gekochte kennis; men had zelf nog geen enkele ervaring en was dus aangewezen op de kennis van derden, die uiteraard voor goed geld moesten worden aan gekocht. Maar de felle concurrentie op de markt van de stikstofmeststoffen prikkelde Staatsmij nen al spoedig tot eigen chemische research. Ze moest haar eigen wegen vin den om haar kostprijzen te druk ken en produkten van steeds be tere kwaliteit af te leveren. Dat leidde in 1938 tot het stichten van één groot chemisch researchcen trum, het Centraal Laboratorium in Geleen, als nieuwe fase in de research-aktiviteiten, waarmee Staatsmijnen, aanvankelijk ten dienste van de bedrijfscontrole in 1912 reeds was gestart. Dertig miljoen per jaar Thans Is het Centraal Laborato rium uitgegroeid tot een der groot ste researchinstituten van ons land, dat behalve het C. L., zoals het laboratorium bij afkorting heet, ook nog gebouwen voor se- mi-technische installaties en een reeks proeffabrieken omvat. Daarbij zijn nu ongeveer 1250 per soneelsleden betrokken, van wie 150 academici zijn en daarmee or ganisatorisch gelijkgestelden. De Kosten van dit apparaat vergen per jaar een uitgave van maar liefst rond dertig miljoen gulden of circa acht procent van de tota le omzet der chemische bedrijven. Dat enorme bedrag is wel be steed, want het Centraal Labora torium levert een onmisbare bij drage tot de expansie en de vele omvormingen die zich nog altijd in de chemische sector van Staats mijnen voltrekken. Handhaving der positie van de chemische bedrijven is en blijft in de eerste plaats een strijd van chemisch en technologisch kennen en kunnen. Die strijd wordt ge leverd op alle onderdelen van het fabricageproces. Om een voor beeld te noemen. Vele van de che mische produkten van Staatsmij nen moeten aan zeer hoge eisen van zuiverheid voldoen, waardoor sporen van chemische verontrei nigingen bijzonder veel hinder kunnen veroorzaken. Dat vereist een perfekt analytisch laborato rium, onderdeel van het Centraal Laboratorium, om dergelijke stof fen op te sporen, te elimineren of op andere wijze de baas te wor den. Toen Staatsmijnen in 1952 be- t gonnen met de fabricage van de grondstof voor nylon-6 (caprolaktam), stelde de afne mer de eis, dat per 200 km draadlengte slechts één breuk j mocht optreden. Thans is het zó, dat, dank zij de eigen re search, één breuk voorkomt op 3000 km draadlengte. Dit kwaliteitsaspekt staat en valt met de zuiverheid van de capro laktam, waarmee Staatsmijnen nu in binnen- en buitenland een goe de plaats op de markt hebben veroberd. Er is nog altijd een 6tijgende vraag, maar ook een ge weldige concurrentie van wereld producenten van veel groter om vang dan Staatsmijnen en met veel kostbaarder researchinstitu ten dan zij heeft opgebouwd. Desondanks gelukte het Staats mijnen einde 1963 het niveau van haar caprolaktamproduktie reeds op 40 miljoen kg per jaar te bren gen. Intussen bereiden de chemi sche bedrijven een nieuwe uit breiding voor (de zoveelste), die in 1965 de produktiecapaciteit om hoog zal brengen tot 70 miljoen kg caprolaktam per jaar. Waarde van eigen know how De concurrentie van wer4ldpn ducenten van chemische produk ten in het algemeen zoals Ba dische Anilin und Sodafabrik, di' in Antwerpen weer een nieuwi eaprolaktamfabriek gaat bouwen van Hoechst, Montecatini, Impe rial Chemical Industries (ICI) Dupont en Allied noopt Staats mijnen ondanks het gesignaleerde feit, dat deze buitenlandse on dernemingen, wat omvang be treft, een veelvoud zijn van de eigen chemische bedrijvigheid deze wereldconcernen met haar eigen know-how tegemoet te tre den en wel zó, dat haar kennis voor bepaalde procédés minstens gelijk is aan die van genoemde concerns. In hoeverre dit Staats mijnen gelukt is moge uit het vol gende blijken. Op basis van de oorspronkelij ke kosten is thans in de chemi sche stad van Staatsmijnen on geveer 450 miljoen geïnves teerd, terwijl het bruto-over- schot, inclusief afschrijvingen, in de loop der jaren 875 mil joen gulden heeft bedragen. Omgerekend op prijsbasis-'63 worden deze cijfers 585 mil joen gulden, resp. 1 miljard 200 miljoen gulden. Efficiënte chemische processen zijn voor velen ter wereld zeer begerenswaardige zaken. Hoeveel ontwikkelingslanden zijn er niet die zich beijveren om binnen de eigen landsgrenzen de vitale in dustrieën te stichten, die voor de opbouw of versterking van de nog zwakke binnenlandse economie onontbeerlijk zijn. Wij denken dan in de eerste plaats aan kunstmest industrieën. De benodigde ken nis hier voor betrekken deze lan den van ervaren kunstmestpro- ducenten, die over efficiënt-wer- kende processen beschikken. Tot deze kunstmestproducenten is ook Staatsmijnen gaan behoren. Niet alleen echter in de ontwikkelings landen, maar overal elders in de wereld wordt uitgezien naar ken nis als basis voor industriële ex pansie. Wie dus onder deze om standigheden eigen kennis van chemische processen bezit, krijgt kans uitstekende zaken te doen. Daarbij wordt dan wel van geval tot geval de vraag gesteld of ver koop van proceskennis de eigen marktpositie niet in gevaar brengt. Is dit niet het geval dan is ver koop van kennis een eis van goed koopmanschap. Dochteronderneming Stamicarbon N.V Aldus handelt Staatsmijnen met een aantal van haar door eigen research verkregen procédés. Installaties voor de bereiding van caprolaktam in de chemische stad van Staatsmijnen. Twee van dergelijke produktie-eenheden zijn thans verkocht aan de Sovjet-Unie. Naarstig speurwerk wordt verricht in het Cen traal Laboratorium te Geleen. Hier ziet men een elektronische microscoop, dit 150 duizend maal ver groot Stamicarbon N. V., een dochter onderneming die de Staatsmijnen kennis exploiteert, wordt echter niet alleen ingeschakeld om die kennis te verkopen, maar draagt ook zorg voor het ontwerpen van fabrieken conform deze kennis. Bovendien treedt zij desgewenst op als adviseur bij de constructie en inbedrijfstelling ter plaatse. Voorts wordt Stamicarbon in haar kwaliteit van zelfstandig inge- nieuwsbureau door derden gecon sulteerd met betrekking tot het realiseren van chemische projec ten in het buitenland. Deze verkoop van kennis (know how) is alweer een rechtstreeks gevolg van een intense research- activiteit, die zo succesvol blijkt te zijn geweèst, dat het leiding gevende Engelse weekblad The Economist onlangs schrijven kon „dat nu grote ondernemingen vechten om de door Staatsmijn ontwikkelde chemische procédés te verkrijgen". Dat aldus een rea liteit raak getypeerd is, moge uit het volgende blijken. Het procédé van Staatsmijnen voor de produk- tie van ureum is, naar de totale wereldproduktie-capaciteit geme ten, zelfs het meest toegepaste procédé in de gehele wereld ge worden. Sinds Stamicarbon N. V. zeven jaar geleden begon met de verkoop van kennis op dit gebied, is het aantal door haar ontworpen fabrieken gestegen tot 25 met een totale produktie-capaciteit van rond 2,7 miljoen ton ureum per jaar, wat overeenkomt met ruim een derde van de wereldcapaci teit. Dat kon de hoofddirectie van Staatsmijnen reeds met trots ver melden in haar jaarverslag over 1963. Maar in de loop van dit jaar zijn er opnieuw met een verrassende versnelling SM-ureumfabrieken verkocht, waardoor het aantal door Stamicarbon N. V. ontwor pen ureumfabrieken in de wereld al gestegen is tot 31. Onlangs nog konden wij melden, dat de groot ste ureumfabriek van de Verenig de Staten die einde 1965 produce ren gaat in Lake Charles (Loui siana), het SM-procédé voor ureum heeft gekocht. Deze fa briek wordt de vierde SM-ureum- fabriek door Stamicarbon N. V. in de Verenigde Staten verkocht en de zesde op het Amerikaanse halfrond. Lof van Sovjet-Unie In dit verband is ook van belang, dat de Sovjet-Unie besloten heeft twee SM-caprolaktamfabrieken te gaan bouwen, die omstreeks 1968 in gebruik zullen worden geno men. Er werken in de Sovjet- Unie reeds vier SM-ureumfabrie ken. Tijdens zijn jongste bezoek aan West-Europa vertelde de Rus sische minister Leonid Kostandow tijdens een persconferentie in Lon den, dat de Sovjet-Unie met deze SM-ureumfabrieken de beste er varingen heeft opgedaan. „Die ervaringen nopen tot verder zaken doen met Staatsmijnen", concludeerde hij. Daaruit is ken nelijk het contract geresulteerd voor het leveren van de SM-ca- prolaktamfabrieken. Trouwens de door Staatsmijnen ontwikkelde route voor de bereiding van ca prolaktam is nu ook voor eigen Staatsmijnen-rekening een exploi- tatiereis door het buitenland be gonnen. Vóór het afsluiten van het con tract met de Sovjet-Unie was reeds bekendgemaakt, dat Staats mijnen met Fisons Fertilizers Ltd. bij Hull in Engeland voor geza menlijke rekening een caprolak- tamfabriek gaat bouwen op basis van het SM-procédé. Daartoe werd ook een gezamen lijke onderneming gesticht, waar in Staatsmijnen met een meerder heidsaandeel participeert. Zo zijn wij terechtgekomen op het ter rein van de deelnemingen, die voor de uitgroei van het Staats mijnenconcern van steeds grote re betekenis worden. Volwaardige partner Want de eigen kennis wordt niet alleen ten dienste gesteld van de eigen produktie-eenheden en se cundair gebruikt voor verkoop: zij heeft Staatsmijnen ook ge maakt tot een begerenswaardige partner voor belangrijke buiten landse ondernemingen. Een der gelijke deelneming wordt voor Staatsmijnen met name interes sant als zij voor haar profijtelijker is dan de verkoop van kennis al leen. De eerste stap in deze richting was de samenwerking met Pitts burg Plate Glass, een vooraan staande onderneming in de Ver. Staten, in Columbia Nitrogen Cor poration in Augusta (Georgia). Daar is reeds een SBB gesticht op basis van Staatsmijnen-kennis, terwijl naast dat bedrijf nu een tweede dochteronderneming op Amerikaans territoir, waarin weerom PPG en Staatsmijnen als DSM (Dutch State Mines) parti ciperen, een SM-caprolaktamfa- briek gaat bouwen. Aldus wordt door Staatsmijnen, zoals trouwens ook het geval is met de Engelse dochtermaatschappij, kennis inge bracht, die de basis vormde voor een goede deelneming in de nieu we onderneming. Wat hiervan het voordeel is, ligt voor de hand. Men kan nu markten voor zich openen, die normaal voor de eigen caprolaktam niet of moeilijk be reikbaar zijn. In hetzelfde artikel waarin The Economist hulde bracht aan Staatsmijnen, schreef de redactie ook „Nu Staatsmijnen in haar ex pansie over de eigen grenzen heen caprolaktam dok in Enge land zal gaan vervaardigen, zal zij de aangewezen grondstoffen- bron worden voor het nieuwe nylon-6-produkt van Courtaulds en voor ieder ander die nylon- produktie in Engeland ter hand wil nemen. Dit is wel een zeer zonderlinge ontwikkeling tegen de achtergrond van de polemiek die ontstond naar aanleiding van de rumoerige strijd tussen Cour- tauld en ICI en waarbij plan nen om zelf caprolaktam te gaan maken, werden gebruikt om elk aar te bestrijden". Terwijl twee grote Engelse on dernemingen vochten om een been althans in eerste instan tie liep een derde er mee heen, i.e. Staatsmijnen. Vernieuwing brengt vernieuwing voort Waarom nu die research? We we zen er reeds op, dat ze voortvloei de uit de noodzaak om de wereld- concurrentie tegemoet te treden. Ofschoon een chemische bedrijf zonder eigen research wel kan starten, omdat know how door gaans te koop is, wat Staatsmij nen zelf in 1930 ervaren hadden, stelt zich toch spoedig, juist in verband met de noodzaak de con currentie energiek tegemoet te treden, het belang van eigen research- en onderzoekingswerk. Dat moet immers leiden tot steeds lagere kostprijzen en steeds bete re produktie. Dat betekent weer rendementsverhoging en capaci teitsverruiming, opvoering van de kwaliteit, inpassing van nieuwe verworvenheden van de snel- evoluerende chemische technolo gie. Hoe wil men nu dat alles rea liseren zonder de ruggesteun van eigen speurwerk? Ook de bijzon dere eisen van het bedrijf vragen en blijven vragen om een sluitend antwoord van een eigen research afdeling, die zich derhalve zal moeten bewegen in de ruimte van de grondstoffen-situatie, de oc trooi-positie en de integratie-mo gelijkheden welke het bedrijf biedt door mogelijke verwerking tot waardevolle produkten van onvermijdelijke bij- en nevenpro- dukten. Dat alles vindt men nu in hoofdzaak terug in de research- activiteiten van het Centraal La boratorium te Geleen. De meeste werkzaamheden daar zijn gericht op algemene en functionele re search. Het gaat daarbij om on derzoekingen buiten de dagelijkse bedrijfsproblematiek, nl. om het ontwikkelen van nieuwe proces sen en nieuwe produkten, het ver diepen van inzicht door grondslag onderzoek en tenslotte om het verbeteren van de technische uit rusting. Hier vooral toont zich de waarde van de industriële re search als zelfstandig element van groei. Onderzoek leeft immers van zich zelf: uitvinding brengt uitvinding, vernieuwing brengt vernieuwing voort. En met elke ontdekking, vernieuwing of verbetering neemt de totale omvang van de weten schappelijke en technologische kennis toe. Ofschoon dat altijd zo was, is dit proces zich in onze tijd aan het versnellen. Chemie verovert de wereld Als resultaat van deze zich on- stuimig-ontwikkelende research ziet men bij Staatsmijnen sinds de vijftiger jaren een hele scala van nieuwe produkten, in de chemi sche sector met name onder de kunststoffen, die thans in volle expansie zijn. Zo behoren caprolaktam én po- lyetheen, dat Staatsmijnen ook vervaardigt en als Stamylan gele verd wordt aan de verwerkende industrie, tot de produkten die sinds 1958 een groei hebben mee gemaakt van rond 500 procent. Als Enkalon wordt polyetheen ook tot technische vezels verwerkt door AKU, die eveneens in volle expansie verkeert. En wat won der: in 1963 zijn voor het eerst in verbruikspercentage de syntheti sche garens de natuurlijke wol voorbij gestreefd. In het wereld- verbruik aan textielgarens nam de wol toen deel met 9 procent en stegen de synthetische garens tot 10 procent; de rest is voorname lijk katoen. Zo hebben Staatsmij nen niet alleen met ureum, maar ook met caprolaktam en polye theen midden in de roos geschoten dank zij een expansieve eigen re search. En om alls in een kort overzicht te resumeren: de eigen research van Staatsmijnen heeft geleid tot de ontwikkeling van nieuwe en eigen processen voor: de bereiding van salpeterzuur, waaruit nitraatstoffen worden verkregen; het ontsluiten van fosfaat-ert sen met salpeterzuur, waardoor samengestelde meststoffen kun nen worden bereid, waarnaar in de gehele wereld groeiende vraag bestaat; de bereiding van ureum, dat niet alleen als kunstmest, maar ook als grondstof voor kunsthar sen van groot belang is; de bereiding van melamine, eveneens een grondstof voor kunstharsen en ten aanzien waar van de Russische minister Leonid Konstandow tjjdens zijn recente bezoek aan ons land in een exclu sief interview met het Algemeen Dagblad heeft verklaard, „dat de Sovjet-Unie graag de beschik king zou hebben over dit procédé van Staatsmijnen"; de bereiding van caprolaktam, grondstof voor garens, vezels en plastics van het type nylon-6 en de bereiding van lysine, een essentieel aminozuur, dat bij toe voeging aan plantaardig voedsel de eiwitvormende kracht hiervan aanzienlijk kan vergroten. Jan de Vries (Van onze Parijse correspondent) In een Nederlandse krant las ik dezer dagen een artikeltje over bij geloof in Italië. De schrijver ver wonderde er zich over. dat in dit katholieke land zoveel bijgeloof heerste. In alle bescheidenheid meen ik te mogen zeggen, dat dit met katholicisme niets heeft te maken, want in protestantse landen vindt men eenzelfde bijgeloof. Het is, ge loof ik, gewoon een overblijfsel uit vroeger tijden, toen de primitieve mens met een aantal verschijnselen eenvoudig geen raad wist en er foef jes op nahield om het noodlot te ont lopen. Die gewoonten zijn in de loop der tijden zo ingeburgerd, dat men ze eigenlijk niet eens meer zou wil len missen. Wat steekt er voor kwaad in, sterker nog: blijft het niet amu sant, als men in gezelschap al praten de over eigen geluk en voorspoed eventjes onder tafel afklopt, liefst op blank hout? Ook in Frankrijk heerst veel bij geloof en ik schaam mij er niet het minst voor om te zeggen, dat ik er onder bepaalde omstandigheden braaf aan meedoe. Als het regent en vooral als het stormt, zoals vandaag windkracht 12 in Bretagne dan komen de vrou wen thuis met een drijfnatte paraplu en die moet gedroogd worden. Zet nooit in Frankrijk de paraplu open in het een of ander vertrek, want dat betekent onherroepelijk, dat u in dat huis de langste tijd heeft gewoond. Laat de paraplu rustig in een bak of in de gootsteen uitdruipen, maar laat hem niet open drogen. En als de paraplu droog is hem nooit op bed leggen, want dat is werkelijk de duivel zelf in huis halen. Aan tafel nooit de vork kruislings over een mes heen leggen. Bij het afscheid de gasten nooit kruislings een hand ge ven. Aan tafel mag men lachen zo veel als men wil maar nooit op vrij dagavond. Nooit met een lucifer drie sigaretten tegelijk aansteken, want wie het laatst vuur heeft gekregen zal het niet lang meer maken. Een spiegel breken betekent zeven jaar lang achtervolgd te worden door het ongeluk, maar wie wit glas breekt mag hopen op voorspoed. Wie een jong. pas getrouwd echtpaar gelukkig wil maken, moet het land in gaan en op het veld een bos rijp graan pluk ken en dat het jonge paar aanbieden. Het zal dat paar vast en zeker wel gaan. Daarentegen: onderling geen trouwringen verwisselen al was het alleen maar met de bedoeling om te passen: nooit doen, want daar gaat het huwelijk kapot van. Zwarte kat ten strelen, net als in Italië, dient te worden vermeden. De Fransen zeg gen: 203, wat betekent, dat twee on gelukken altijd door een derde wor den gevolgd. Als u door een Fransman thuis op een etentje wordt uitgenodigd, moogt v. rustig bloemen voor de gastvrouw meenemen, maar nooit anjers en in geen geval een cactus. Uit beleefd heid zal de Frangaise natuurlijk niets zeggen, maar wees er zeker van, dat zij de anjers in de vuilnisbak zal deponeren, zodra ge uw hielen hebt gelicht. Ook geen zakdoekjes voor haar meebrengen, al zijn ze nog zo schattig en al hebben ze nog zulke mooie kantjes of strikjes, want dat betekent tranen. Dertien aan tafel, precies als in Nederland, ongeluk; zout morsen aan tafel: idem idem, voorbode van ruzie. Nooit hoeden op bed leggen, al is de kapstok nog zo vol: ongeluk... Zo pas overleed hier een bekende vrouw uit de kunst- en theaterwereld. Zij werd op een vrijdag begraven. Precies twee weken later stierf haar man. „Enterrer le vendredi, enterra- ment suit". Zo vast als een huis. Zo zeker als een paal boven water. Trouwen moet men liefst als het stortregent: „Mariage pluvieux, ma nage heureux". Een uil op het dak is teken van komende rouw. Een truitje per ongeluk verkeerd aan trekken het mag ook een kous of een sok zijn is een aanwijzing, dat cadeaus op komst zijn. Een spel- dendoos laten vallen of omgooien is teken van komende ruzie in huis. Vrouwen onder elkaar mannen zullen dat wel uit het hart laten moeten nooit een zwangere vrouw op de buik kloppen, want dat bete kent, dat de vrouw, die dat doet, zelf ook in blijde verwachting raakt. Mijn eigen bijgeloof heb ik voor het laatst bewaard. Zou men mij in Nederland vragen: hoe staat het. al les goed?, dan zou ik zonder aarze ling antwoorden: Prima, kerel... want het gaat mij in Parijs in alle opzich ten goed en waarom zou ik daar niet rond voor uitkomen? Maar als men mij in Parijs vraagt: ,ga va?', dan heb ik de gewoonte aangenomen om te zeggen: .pas mal'. Immers zou het best eens kunnen gebeuren, zo heb ben de Fransen mij geleerd, dat de ontvanger van de belasting in de buurt staat en als die hoort, dat het mij zo bijzonder voor de wind gaat, dan zou hij mijn belastingopgaaf wel eens kunnen controleren. Nee, in 's hemelsnaam niet. het gaat mij in Frankrijk niet prima, het gaat ,pas mal'. Ook moet ik tegen een Fransman, jong of oud. die examen gaat doen, nooit zeggen: hou je maar taai, kerel, succes... want met die goed gemeende woorden graaf ik de grond onder zijn voeten weg. Hij zal zakken als een baksteen. Ik moet gewoon zeggen: Merde! Datzelfde doe ik iedere week weer ik kom er maar eerlijk voor uit nis ik mijn biljetje van drie frank in de nationale loterij koop. Ik kocht er laatst één in een tabaks winkel. legde drie frank neer en pakte het biljetje op. Een Fransman, die ik nog nooit van mijn leven had gezien, stond achter mij aan de bar en tikte mij op de schouder. Nooit doen,' zei hij vertrouwelijk. ,Hoe dan?', vroeg ik. Hij deed het mij voor. Hij kocht ook een biljetje, be taalde, maar voor hjj het lot op pakte maakte hij met alle vijf vingers van de rechterhand een verachtelijk gebaar boven het briefje en riep luid keels: .Merde!' Ik doe hem trouw na. Iedere week. Soms vergeet ik het wel eens, maar dan vraag ik ijlings, of ik het briefje voor een ander mag ruilen. Merde...!

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 11