Staatsmijnen - chemie
in onstuimige
groei
MERDE!
I.Research werd element van nieuwe expansie
DAGBLAD DE STEM
1964
W. VAN DER STEEN
r Wei ooit hebben wij op school geleerd en wij
weten het ook nog uit de sociale encyclieken
Rerum Novarum en Quadragesimo Anno, dat de
rijkdommen der volkeren geschapen worden
door de samenwerking tussen kapitaal en ar
beid. Zo was het, maar zo is het niet meer. Een
recente wetenschappelijke enquête in West-
Duitsland heeft uitgewezen, dat daar het jaar
lijks voiksinkomen nog maar voor iets meer
dan de helft op de samenwerking tussen kapi
taal en arbeid is gebaseerd. Van de overige helft
neemt alleen de industriële research 27 percent
jL voor haar rekening en dat percentage is snel
stijgend- De industriële research is sinds de
tweede wereldoorlog een nieuw en zelfstandig
element geworden van economische groei, ook
in West-Europa. Die bedrijven en maatschappij
en vertonen thans de hoogste winsten, welke
O, een buitengewone prestatie hebben geleverd en
leveren op het gebied van onderzoek en vernieu
wing.
Een sprekend voorbeeld daarvan zijn in eigen
gewest én in eigen land de chemische bedrijven
van Staatsmijnen. Toen in 1930 begonnen werd
met het bereiden van kunstmeststoffen, ge
schiedde dat nog op basis van gekochte kennis;
men had zelf nog geen enkele ervaring en was
dus aangewezen op de kennis van derden, die
uiteraard voor goed geld moesten worden aan
gekocht. Maar de felle concurrentie op de markt
van de stikstofmeststoffen prikkelde Staatsmij
nen al spoedig tot eigen chemische research.
Ze moest haar eigen wegen vin
den om haar kostprijzen te druk
ken en produkten van steeds be
tere kwaliteit af te leveren. Dat
leidde in 1938 tot het stichten van
één groot chemisch researchcen
trum, het Centraal Laboratorium
in Geleen, als nieuwe fase in de
research-aktiviteiten, waarmee
Staatsmijnen, aanvankelijk ten
dienste van de bedrijfscontrole in
1912 reeds was gestart.
Dertig miljoen per
jaar
Thans Is het Centraal Laborato
rium uitgegroeid tot een der groot
ste researchinstituten van ons
land, dat behalve het C. L., zoals
het laboratorium bij afkorting
heet, ook nog gebouwen voor se-
mi-technische installaties en een
reeks proeffabrieken omvat.
Daarbij zijn nu ongeveer 1250 per
soneelsleden betrokken, van wie
150 academici zijn en daarmee or
ganisatorisch gelijkgestelden. De
Kosten van dit apparaat vergen
per jaar een uitgave van maar
liefst rond dertig miljoen gulden
of circa acht procent van de tota
le omzet der chemische bedrijven.
Dat enorme bedrag is wel be
steed, want het Centraal Labora
torium levert een onmisbare bij
drage tot de expansie en de vele
omvormingen die zich nog altijd
in de chemische sector van Staats
mijnen voltrekken.
Handhaving der positie van de
chemische bedrijven is en blijft in
de eerste plaats een strijd van
chemisch en technologisch kennen
en kunnen. Die strijd wordt ge
leverd op alle onderdelen van het
fabricageproces. Om een voor
beeld te noemen. Vele van de che
mische produkten van Staatsmij
nen moeten aan zeer hoge eisen
van zuiverheid voldoen, waardoor
sporen van chemische verontrei
nigingen bijzonder veel hinder
kunnen veroorzaken. Dat vereist
een perfekt analytisch laborato
rium, onderdeel van het Centraal
Laboratorium, om dergelijke stof
fen op te sporen, te elimineren of
op andere wijze de baas te wor
den.
Toen Staatsmijnen in 1952 be-
t gonnen met de fabricage van
de grondstof voor nylon-6
(caprolaktam), stelde de afne
mer de eis, dat per 200 km
draadlengte slechts één breuk
j mocht optreden. Thans is het
zó, dat, dank zij de eigen re
search, één breuk voorkomt op
3000 km draadlengte.
Dit kwaliteitsaspekt staat en valt
met de zuiverheid van de capro
laktam, waarmee Staatsmijnen nu
in binnen- en buitenland een goe
de plaats op de markt hebben
veroberd. Er is nog altijd een
6tijgende vraag, maar ook een ge
weldige concurrentie van wereld
producenten van veel groter om
vang dan Staatsmijnen en met
veel kostbaarder researchinstitu
ten dan zij heeft opgebouwd.
Desondanks gelukte het Staats
mijnen einde 1963 het niveau van
haar caprolaktamproduktie reeds
op 40 miljoen kg per jaar te bren
gen. Intussen bereiden de chemi
sche bedrijven een nieuwe uit
breiding voor (de zoveelste), die
in 1965 de produktiecapaciteit om
hoog zal brengen tot 70 miljoen
kg caprolaktam per jaar.
Waarde van eigen
know how
De concurrentie van wer4ldpn
ducenten van chemische produk
ten in het algemeen zoals Ba
dische Anilin und Sodafabrik, di'
in Antwerpen weer een nieuwi
eaprolaktamfabriek gaat bouwen
van Hoechst, Montecatini, Impe
rial Chemical Industries (ICI)
Dupont en Allied noopt Staats
mijnen ondanks het gesignaleerde
feit, dat deze buitenlandse on
dernemingen, wat omvang be
treft, een veelvoud zijn van de
eigen chemische bedrijvigheid
deze wereldconcernen met haar
eigen know-how tegemoet te tre
den en wel zó, dat haar kennis
voor bepaalde procédés minstens
gelijk is aan die van genoemde
concerns. In hoeverre dit Staats
mijnen gelukt is moge uit het vol
gende blijken.
Op basis van de oorspronkelij
ke kosten is thans in de chemi
sche stad van Staatsmijnen on
geveer 450 miljoen geïnves
teerd, terwijl het bruto-over-
schot, inclusief afschrijvingen,
in de loop der jaren 875 mil
joen gulden heeft bedragen.
Omgerekend op prijsbasis-'63
worden deze cijfers 585 mil
joen gulden, resp. 1 miljard
200 miljoen gulden.
Efficiënte chemische processen
zijn voor velen ter wereld zeer
begerenswaardige zaken. Hoeveel
ontwikkelingslanden zijn er niet
die zich beijveren om binnen de
eigen landsgrenzen de vitale in
dustrieën te stichten, die voor de
opbouw of versterking van de nog
zwakke binnenlandse economie
onontbeerlijk zijn. Wij denken dan
in de eerste plaats aan kunstmest
industrieën. De benodigde ken
nis hier voor betrekken deze lan
den van ervaren kunstmestpro-
ducenten, die over efficiënt-wer-
kende processen beschikken. Tot
deze kunstmestproducenten is ook
Staatsmijnen gaan behoren. Niet
alleen echter in de ontwikkelings
landen, maar overal elders in de
wereld wordt uitgezien naar ken
nis als basis voor industriële ex
pansie. Wie dus onder deze om
standigheden eigen kennis van
chemische processen bezit, krijgt
kans uitstekende zaken te doen.
Daarbij wordt dan wel van geval
tot geval de vraag gesteld of ver
koop van proceskennis de eigen
marktpositie niet in gevaar brengt.
Is dit niet het geval dan is ver
koop van kennis een eis van goed
koopmanschap.
Dochteronderneming
Stamicarbon N.V
Aldus handelt Staatsmijnen met
een aantal van haar door eigen
research verkregen procédés.
Installaties voor de bereiding van caprolaktam in de chemische stad
van Staatsmijnen. Twee van dergelijke produktie-eenheden zijn thans
verkocht aan de Sovjet-Unie.
Naarstig speurwerk wordt verricht in het Cen
traal Laboratorium te Geleen. Hier ziet men een
elektronische microscoop, dit 150 duizend maal ver
groot
Stamicarbon N. V., een dochter
onderneming die de Staatsmijnen
kennis exploiteert, wordt echter
niet alleen ingeschakeld om die
kennis te verkopen, maar draagt
ook zorg voor het ontwerpen van
fabrieken conform deze kennis.
Bovendien treedt zij desgewenst
op als adviseur bij de constructie
en inbedrijfstelling ter plaatse.
Voorts wordt Stamicarbon in haar
kwaliteit van zelfstandig inge-
nieuwsbureau door derden gecon
sulteerd met betrekking tot het
realiseren van chemische projec
ten in het buitenland.
Deze verkoop van kennis (know
how) is alweer een rechtstreeks
gevolg van een intense research-
activiteit, die zo succesvol blijkt
te zijn geweèst, dat het leiding
gevende Engelse weekblad The
Economist onlangs schrijven kon
„dat nu grote ondernemingen
vechten om de door Staatsmijn
ontwikkelde chemische procédés
te verkrijgen". Dat aldus een rea
liteit raak getypeerd is, moge uit
het volgende blijken. Het procédé
van Staatsmijnen voor de produk-
tie van ureum is, naar de totale
wereldproduktie-capaciteit geme
ten, zelfs het meest toegepaste
procédé in de gehele wereld ge
worden. Sinds Stamicarbon N. V.
zeven jaar geleden begon met de
verkoop van kennis op dit gebied,
is het aantal door haar ontworpen
fabrieken gestegen tot 25 met een
totale produktie-capaciteit van
rond 2,7 miljoen ton ureum per
jaar, wat overeenkomt met ruim
een derde van de wereldcapaci
teit. Dat kon de hoofddirectie van
Staatsmijnen reeds met trots ver
melden in haar jaarverslag over
1963.
Maar in de loop van dit jaar zijn
er opnieuw met een verrassende
versnelling SM-ureumfabrieken
verkocht, waardoor het aantal
door Stamicarbon N. V. ontwor
pen ureumfabrieken in de wereld
al gestegen is tot 31. Onlangs nog
konden wij melden, dat de groot
ste ureumfabriek van de Verenig
de Staten die einde 1965 produce
ren gaat in Lake Charles (Loui
siana), het SM-procédé voor
ureum heeft gekocht. Deze fa
briek wordt de vierde SM-ureum-
fabriek door Stamicarbon N. V. in
de Verenigde Staten verkocht en
de zesde op het Amerikaanse
halfrond.
Lof van Sovjet-Unie
In dit verband is ook van belang,
dat de Sovjet-Unie besloten heeft
twee SM-caprolaktamfabrieken te
gaan bouwen, die omstreeks 1968
in gebruik zullen worden geno
men. Er werken in de Sovjet-
Unie reeds vier SM-ureumfabrie
ken. Tijdens zijn jongste bezoek
aan West-Europa vertelde de Rus
sische minister Leonid Kostandow
tijdens een persconferentie in Lon
den, dat de Sovjet-Unie met deze
SM-ureumfabrieken de beste er
varingen heeft opgedaan.
„Die ervaringen nopen tot verder
zaken doen met Staatsmijnen",
concludeerde hij. Daaruit is ken
nelijk het contract geresulteerd
voor het leveren van de SM-ca-
prolaktamfabrieken. Trouwens de
door Staatsmijnen ontwikkelde
route voor de bereiding van ca
prolaktam is nu ook voor eigen
Staatsmijnen-rekening een exploi-
tatiereis door het buitenland be
gonnen.
Vóór het afsluiten van het con
tract met de Sovjet-Unie was
reeds bekendgemaakt, dat Staats
mijnen met Fisons Fertilizers Ltd.
bij Hull in Engeland voor geza
menlijke rekening een caprolak-
tamfabriek gaat bouwen op basis
van het SM-procédé.
Daartoe werd ook een gezamen
lijke onderneming gesticht, waar
in Staatsmijnen met een meerder
heidsaandeel participeert. Zo zijn
wij terechtgekomen op het ter
rein van de deelnemingen, die
voor de uitgroei van het Staats
mijnenconcern van steeds grote
re betekenis worden.
Volwaardige partner
Want de eigen kennis wordt niet
alleen ten dienste gesteld van de
eigen produktie-eenheden en se
cundair gebruikt voor verkoop:
zij heeft Staatsmijnen ook ge
maakt tot een begerenswaardige
partner voor belangrijke buiten
landse ondernemingen. Een der
gelijke deelneming wordt voor
Staatsmijnen met name interes
sant als zij voor haar profijtelijker
is dan de verkoop van kennis al
leen.
De eerste stap in deze richting
was de samenwerking met Pitts
burg Plate Glass, een vooraan
staande onderneming in de Ver.
Staten, in Columbia Nitrogen Cor
poration in Augusta (Georgia).
Daar is reeds een SBB gesticht op
basis van Staatsmijnen-kennis,
terwijl naast dat bedrijf nu een
tweede dochteronderneming op
Amerikaans territoir, waarin
weerom PPG en Staatsmijnen als
DSM (Dutch State Mines) parti
ciperen, een SM-caprolaktamfa-
briek gaat bouwen. Aldus wordt
door Staatsmijnen, zoals trouwens
ook het geval is met de Engelse
dochtermaatschappij, kennis inge
bracht, die de basis vormde voor
een goede deelneming in de nieu
we onderneming. Wat hiervan het
voordeel is, ligt voor de hand.
Men kan nu markten voor zich
openen, die normaal voor de eigen
caprolaktam niet of moeilijk be
reikbaar zijn.
In hetzelfde artikel waarin The
Economist hulde bracht aan
Staatsmijnen, schreef de redactie
ook
„Nu Staatsmijnen in haar ex
pansie over de eigen grenzen
heen caprolaktam dok in Enge
land zal gaan vervaardigen, zal
zij de aangewezen grondstoffen-
bron worden voor het nieuwe
nylon-6-produkt van Courtaulds
en voor ieder ander die nylon-
produktie in Engeland ter hand
wil nemen. Dit is wel een zeer
zonderlinge ontwikkeling tegen
de achtergrond van de polemiek
die ontstond naar aanleiding van
de rumoerige strijd tussen Cour-
tauld en ICI en waarbij plan
nen om zelf caprolaktam te gaan
maken, werden gebruikt om elk
aar te bestrijden".
Terwijl twee grote Engelse on
dernemingen vochten om een
been althans in eerste instan
tie liep een derde er mee heen,
i.e. Staatsmijnen.
Vernieuwing brengt
vernieuwing voort
Waarom nu die research? We we
zen er reeds op, dat ze voortvloei
de uit de noodzaak om de wereld-
concurrentie tegemoet te treden.
Ofschoon een chemische bedrijf
zonder eigen research wel kan
starten, omdat know how door
gaans te koop is, wat Staatsmij
nen zelf in 1930 ervaren hadden,
stelt zich toch spoedig, juist in
verband met de noodzaak de con
currentie energiek tegemoet te
treden, het belang van eigen
research- en onderzoekingswerk.
Dat moet immers leiden tot steeds
lagere kostprijzen en steeds bete
re produktie. Dat betekent weer
rendementsverhoging en capaci
teitsverruiming, opvoering van de
kwaliteit, inpassing van nieuwe
verworvenheden van de snel-
evoluerende chemische technolo
gie. Hoe wil men nu dat alles rea
liseren zonder de ruggesteun van
eigen speurwerk? Ook de bijzon
dere eisen van het bedrijf vragen
en blijven vragen om een sluitend
antwoord van een eigen research
afdeling, die zich derhalve zal
moeten bewegen in de ruimte van
de grondstoffen-situatie, de oc
trooi-positie en de integratie-mo
gelijkheden welke het bedrijf
biedt door mogelijke verwerking
tot waardevolle produkten van
onvermijdelijke bij- en nevenpro-
dukten. Dat alles vindt men nu in
hoofdzaak terug in de research-
activiteiten van het Centraal La
boratorium te Geleen. De meeste
werkzaamheden daar zijn gericht
op algemene en functionele re
search. Het gaat daarbij om on
derzoekingen buiten de dagelijkse
bedrijfsproblematiek, nl. om het
ontwikkelen van nieuwe proces
sen en nieuwe produkten, het ver
diepen van inzicht door grondslag
onderzoek en tenslotte om het
verbeteren van de technische uit
rusting. Hier vooral toont zich de
waarde van de industriële re
search als zelfstandig element van
groei.
Onderzoek leeft immers van zich
zelf: uitvinding brengt uitvinding,
vernieuwing brengt vernieuwing
voort. En met elke ontdekking,
vernieuwing of verbetering neemt
de totale omvang van de weten
schappelijke en technologische
kennis toe. Ofschoon dat altijd zo
was, is dit proces zich in onze tijd
aan het versnellen.
Chemie verovert de
wereld
Als resultaat van deze zich on-
stuimig-ontwikkelende research
ziet men bij Staatsmijnen sinds de
vijftiger jaren een hele scala van
nieuwe produkten, in de chemi
sche sector met name onder de
kunststoffen, die thans in volle
expansie zijn.
Zo behoren caprolaktam én po-
lyetheen, dat Staatsmijnen ook
vervaardigt en als Stamylan gele
verd wordt aan de verwerkende
industrie, tot de produkten die
sinds 1958 een groei hebben mee
gemaakt van rond 500 procent.
Als Enkalon wordt polyetheen ook
tot technische vezels verwerkt
door AKU, die eveneens in volle
expansie verkeert. En wat won
der: in 1963 zijn voor het eerst in
verbruikspercentage de syntheti
sche garens de natuurlijke wol
voorbij gestreefd. In het wereld-
verbruik aan textielgarens nam de
wol toen deel met 9 procent en
stegen de synthetische garens tot
10 procent; de rest is voorname
lijk katoen. Zo hebben Staatsmij
nen niet alleen met ureum, maar
ook met caprolaktam en polye
theen midden in de roos geschoten
dank zij een expansieve eigen re
search.
En om alls in een kort overzicht
te resumeren: de eigen research
van Staatsmijnen heeft geleid tot
de ontwikkeling van nieuwe en
eigen processen voor:
de bereiding van salpeterzuur,
waaruit nitraatstoffen worden
verkregen;
het ontsluiten van fosfaat-ert
sen met salpeterzuur, waardoor
samengestelde meststoffen kun
nen worden bereid, waarnaar in
de gehele wereld groeiende vraag
bestaat;
de bereiding van ureum, dat
niet alleen als kunstmest, maar
ook als grondstof voor kunsthar
sen van groot belang is;
de bereiding van melamine,
eveneens een grondstof voor
kunstharsen en ten aanzien waar
van de Russische minister Leonid
Konstandow tjjdens zijn recente
bezoek aan ons land in een exclu
sief interview met het Algemeen
Dagblad heeft verklaard, „dat de
Sovjet-Unie graag de beschik
king zou hebben over dit procédé
van Staatsmijnen";
de bereiding van caprolaktam,
grondstof voor garens, vezels en
plastics van het type nylon-6 en
de bereiding van lysine, een
essentieel aminozuur, dat bij toe
voeging aan plantaardig voedsel
de eiwitvormende kracht hiervan
aanzienlijk kan vergroten.
Jan de Vries
(Van onze Parijse correspondent)
In een Nederlandse krant las ik
dezer dagen een artikeltje over bij
geloof in Italië. De schrijver ver
wonderde er zich over. dat in dit
katholieke land zoveel bijgeloof
heerste. In alle bescheidenheid meen
ik te mogen zeggen, dat dit met
katholicisme niets heeft te maken,
want in protestantse landen vindt
men eenzelfde bijgeloof. Het is, ge
loof ik, gewoon een overblijfsel uit
vroeger tijden, toen de primitieve
mens met een aantal verschijnselen
eenvoudig geen raad wist en er foef
jes op nahield om het noodlot te ont
lopen. Die gewoonten zijn in de loop
der tijden zo ingeburgerd, dat men
ze eigenlijk niet eens meer zou wil
len missen. Wat steekt er voor kwaad
in, sterker nog: blijft het niet amu
sant, als men in gezelschap al praten
de over eigen geluk en voorspoed
eventjes onder tafel afklopt, liefst op
blank hout?
Ook in Frankrijk heerst veel bij
geloof en ik schaam mij er niet het
minst voor om te zeggen, dat ik er
onder bepaalde omstandigheden braaf
aan meedoe.
Als het regent en vooral als het
stormt, zoals vandaag windkracht
12 in Bretagne dan komen de vrou
wen thuis met een drijfnatte paraplu
en die moet gedroogd worden. Zet
nooit in Frankrijk de paraplu open
in het een of ander vertrek, want dat
betekent onherroepelijk, dat u in dat
huis de langste tijd heeft gewoond.
Laat de paraplu rustig in een bak
of in de gootsteen uitdruipen, maar
laat hem niet open drogen. En als
de paraplu droog is hem nooit op
bed leggen, want dat is werkelijk de
duivel zelf in huis halen. Aan tafel
nooit de vork kruislings over een
mes heen leggen. Bij het afscheid de
gasten nooit kruislings een hand ge
ven. Aan tafel mag men lachen zo
veel als men wil maar nooit op vrij
dagavond. Nooit met een lucifer drie
sigaretten tegelijk aansteken, want
wie het laatst vuur heeft gekregen
zal het niet lang meer maken. Een
spiegel breken betekent zeven jaar
lang achtervolgd te worden door het
ongeluk, maar wie wit glas breekt
mag hopen op voorspoed. Wie een
jong. pas getrouwd echtpaar gelukkig
wil maken, moet het land in gaan en
op het veld een bos rijp graan pluk
ken en dat het jonge paar aanbieden.
Het zal dat paar vast en zeker wel
gaan. Daarentegen: onderling geen
trouwringen verwisselen al was het
alleen maar met de bedoeling om te
passen: nooit doen, want daar gaat
het huwelijk kapot van. Zwarte kat
ten strelen, net als in Italië, dient te
worden vermeden. De Fransen zeg
gen: 203, wat betekent, dat twee on
gelukken altijd door een derde wor
den gevolgd.
Als u door een Fransman thuis op
een etentje wordt uitgenodigd, moogt
v. rustig bloemen voor de gastvrouw
meenemen, maar nooit anjers en in
geen geval een cactus. Uit beleefd
heid zal de Frangaise natuurlijk niets
zeggen, maar wees er zeker van, dat
zij de anjers in de vuilnisbak zal
deponeren, zodra ge uw hielen hebt
gelicht. Ook geen zakdoekjes voor
haar meebrengen, al zijn ze nog zo
schattig en al hebben ze nog zulke
mooie kantjes of strikjes, want dat
betekent tranen. Dertien aan tafel,
precies als in Nederland, ongeluk;
zout morsen aan tafel: idem idem,
voorbode van ruzie. Nooit hoeden op
bed leggen, al is de kapstok nog zo
vol: ongeluk...
Zo pas overleed hier een bekende
vrouw uit de kunst- en theaterwereld.
Zij werd op een vrijdag begraven.
Precies twee weken later stierf haar
man. „Enterrer le vendredi, enterra-
ment suit". Zo vast als een huis. Zo
zeker als een paal boven water.
Trouwen moet men liefst als het
stortregent: „Mariage pluvieux, ma
nage heureux". Een uil op het dak
is teken van komende rouw. Een
truitje per ongeluk verkeerd aan
trekken het mag ook een kous
of een sok zijn is een aanwijzing,
dat cadeaus op komst zijn. Een spel-
dendoos laten vallen of omgooien is
teken van komende ruzie in huis.
Vrouwen onder elkaar mannen
zullen dat wel uit het hart laten
moeten nooit een zwangere vrouw
op de buik kloppen, want dat bete
kent, dat de vrouw, die dat doet,
zelf ook in blijde verwachting raakt.
Mijn eigen bijgeloof heb ik voor
het laatst bewaard. Zou men mij in
Nederland vragen: hoe staat het. al
les goed?, dan zou ik zonder aarze
ling antwoorden: Prima, kerel... want
het gaat mij in Parijs in alle opzich
ten goed en waarom zou ik daar niet
rond voor uitkomen? Maar als men
mij in Parijs vraagt: ,ga va?', dan
heb ik de gewoonte aangenomen om
te zeggen: .pas mal'. Immers zou het
best eens kunnen gebeuren, zo heb
ben de Fransen mij geleerd, dat de
ontvanger van de belasting in de
buurt staat en als die hoort, dat het
mij zo bijzonder voor de wind gaat,
dan zou hij mijn belastingopgaaf wel
eens kunnen controleren. Nee, in
's hemelsnaam niet. het gaat mij in
Frankrijk niet prima, het gaat ,pas
mal'.
Ook moet ik tegen een Fransman,
jong of oud. die examen gaat doen,
nooit zeggen: hou je maar taai, kerel,
succes... want met die goed gemeende
woorden graaf ik de grond onder zijn
voeten weg. Hij zal zakken als een
baksteen. Ik moet gewoon zeggen:
Merde! Datzelfde doe ik iedere week
weer ik kom er maar eerlijk voor
uit nis ik mijn biljetje van drie
frank in de nationale loterij koop.
Ik kocht er laatst één in een tabaks
winkel. legde drie frank neer en
pakte het biljetje op. Een Fransman,
die ik nog nooit van mijn leven had
gezien, stond achter mij aan de bar
en tikte mij op de schouder. Nooit
doen,' zei hij vertrouwelijk. ,Hoe
dan?', vroeg ik. Hij deed het mij
voor. Hij kocht ook een biljetje, be
taalde, maar voor hjj het lot op
pakte maakte hij met alle vijf vingers
van de rechterhand een verachtelijk
gebaar boven het briefje en riep luid
keels: .Merde!' Ik doe hem trouw na.
Iedere week. Soms vergeet ik het
wel eens, maar dan vraag ik ijlings,
of ik het briefje voor een ander mag
ruilen.
Merde...!