Waar uitgeputte grond
in Canada toe leidde
NEDERLANDERS VERDIENDEN ER GOUD MEE
Marmot
TALLOZE GEVAREN
VORMEN BEDREIGING
VAN DE OOGST
HARDE CULTUUR
OOGST
VERKOOP
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 7 NOVEMBER 1964
De vroede vaderen van het Ca
nadese stadje Delhi besloten
kort vóór 1940 om twee tabaks
bladeren aan 't stadswapen toe
te voegen. Dit besluit symboli
seerde de grote betekenis der
toen nog zeer jonge tabaks
cultuur. Die betekenis blijkt ook
uit het feit, dat omstreeks 1925
een boerenbedrijf in de buurt
van Delhi ter grootte van 50
acres duizend dollar kostte en
een kwart eeuw later ongeveer
veertigduizend dollar.
rABAKSCULTUUR
Het einde van de geschiedenis is
altijd, dat er kopers verschijnen,
die critisch keuren en kiezen. Voor
miljoenen rokers wordt er in deze
grote loodsen geselecteerd.
(Bijzondere medewerking)
Onmiddellijk na de eerste wereldoorlog verbouwde Canada geen sigarettentabak.
Na de tweede wereldoorlog rookten de Canadezen voor meer dan 90 pet. sigaretten
van eigen bodem. In 1959 bedroeg de waarde van de tabaksoogst bijna 350.000.000.
De tabaksplant was een ware tovenaar. Hij bewerkte het wonder, dat een achteruit
hollend deel van de provincie Ontario veranderde in een grondeigenaarsparadijs. Hij
stelde een aantal Canadese boeren en immigranten vooral Nederlanders, Belgen,
Hongaren, Polen en Duitsers in staat om een vermogen van betekenis te vergaren.
De Canadese staat heeft ook redenen om de tabaksplant dankbaar te zijn, want
jaarlijks brengt hij (belasting op rookwaren) tientallen miljoenen dollars in de
schatkist en voorkomt hij de besteding van miljoenen U.S.A.-dollars (deviezen) in
het buitenland voor de aankoop van tabak. De werknemers hebben al evenzeer
reden tot erkentelijkheid, want er werken meer dan tienduizend mannen en vrouwen
in vaste dienst in de tabakscultuur, terwijl er in de oogsttijd bovendien duizen
den seizoenarbeiders uit alle delen van Canada, ja zelfs uit het zuiden der Ver
enigde Staten komen, omdat de hoge lonen zo aantrekkelijk zijn. De werkgevers, de
tabaksboeren dus, ten getale van een kleine vierduizend, leven met hun gezinnen
goed van de tabak en houden fikse sommen over, zodat zij dank zij het „Groene
Goud" vermogende mannen zijn of worden.
Kort na de eerste wereldoorlog be
gon men in Canada tabak te verbou
wen. De kwaliteit was aanvankelijk
slecht en deugde niet voor sigaretten
Het sigaretten verbruik steeg in de ja
ren twintig van jaar tot jaar. De Ca
nadese sigarettenindustrie schreeuw
de derhalve om bruikbare tabak.; In
die tijd zon John Martin, Ontario's
(toenmalige) minister van landbouw,
hoe een deel der provincie, dat we
gens uitputting der bodem econo
misch hollend achteruitging, weer op
de weg omhoog te helpen. Enige
deskundigen spraken toen een tover
woord uit: tabak Zij hadden de
grond aan een nauwgezette analyse
onderworpen en hadden hem bij uit
stek geschikt bevonden voor de ver-
De schuur is volgetast.
droogproces kan beginnen.
Het
bouw van tabak Men volgde het ad
vies der experts en weldra schoot in
Norfolk (zo heette het bedreigde ge
bied) de tabakscultuur als een won
derboom uit de grond.
In 1923 haalde men de eerste (com
merciële) tabaksoogst binnen. Een
groot succes! Geleidelijk schakelden
tal van boeren hun bedrijven om op
tabak. Het tabaksgebied vindt men
thans in de districten Brant, Elgin,
Middlesex, Lambton, Norfolk Oxford
en Simcoe, terwijl men ook hier en
daar elders hoeveelheden „flue-cured"
(.niet aan de buitenlucht gedroogde)
tabak ter markt brengt. De invoer van
de tabakscultuur betekende een „eco
nomische bloedtransfusie' in de
streek, die John Martins zorgenkind
was geweest. Bouwland, dat velen
reeds ais vrijwel waardeloos hadden
afgeschreven steeg sprongsgewijs in
prijs. Een boerenbedrijf van vijftig
acres kostte in de jaren twintig dui
zend dollar. Na de tweede wereld
oorlog moest men veertigmaal dat be
drag neertellen om het in eigendom
te kunnen verwerven. Geen wonder
dus, dat het gemeentebestuur van
Delhi kort vóór 1940 ter ere van de
tabaksplant twee tabaksbladeren aan
het stadswapen toevoegde.
De welvaartshausse der jaren twin
tig maakte ook in Canada in de jaren
dertig plaats voor een economische
recessie. Hierdoor nam het aantal boe
ren toe die hun geluk in de tabak wil
den proberen. Bovendien vestigden
zich vele Europese immigrahten in
het tabaksgebied. Die ex-Europeanen
behoorden vrij spoedig tot de „ta
baksheren" Wie in dat land zijn oor
te luisteren legt kan veel verhalen ho
ren over mannen, die berooid in Cana
da aankwamen, een paar jaar als ta
baksarbeider werkten, dan een eigen
bedrijf kochten en thans als „tabak
kers" behoren tot de welvarende in
gezetenen van hun nieuwe vaderland.
Vooral Nederlanders en Bel
gen hadden succes in de tabak.
Na hen komen de Duitsers, de Po
len en de Hongaren. Meer dan de
helft der tabaksboeren zijn immi
granten of zoons van immigranten
uit Europa (waartoe wij in dit ver
band Groot-Brittannië niet reke
nen).
Het is eigenlijk geen wonder dat het
voor een groot deel immigrahten wa
ren. die de tabakscultuur gingen be
oefenen en daardoor aanmerkelijke
fortuinen verzamelden. Immers zij
waren naar Canada getrokken met
niet veel meer bagage dan de lust om
te werken en te slagen, terwijl zij wei
nig te verliezen hadden. Lang niet ie
dereen heeft de aard, die nodig is om
een goede „tabakker" te zijn. Meni
ge min of meer gezeten boer be
denkt zich wel twee maal aleer hij
in de tabak gaat. Waarom? Omdat
de tabaksbouw een „harde" cultuur
is Een tabaksplanter moet een gokje
durven wagen Hij moet willen en kun
nen werken als een paard. Hij moei
vastbesloten zijn als de commandant
van een reddingsboot. Hij moet ge
duldig zijn als Job Hij moet, even
als een bokser, (tégen)-slagen kun
nen incasseren, omdat een „t;
ker" aan grote teleurstellingen
blootstaan
Tabak is namelijk kwetsbaarder dan
veel andere gewassen. De vorst kan te
gen het einde van het groeiseizoen
veel bederven. Hagelslag kan de oogst
geheel vernielen. In de droogschuren
is de temperatuur zo hoog dat het
brandgevaar er vrij groot is. Overma
tige regens maken de bladeren te
vochtig. Te weinig regen schaadt hun
groei. Waait het te hard, dan worden
de jonge plantjes onder gestoven. Tel
kens weer loeren er vele (circa twin
tig) ziektes op het gewas De mens
kan de opbrengst ook schaden. Wordt
bijvoorbeeld de temperatuur tij
dens het drogen en fermenteren niet
zéér nauwkeurig geregeld, dan daalt
het blad in kwaliteit. Weinig gewassen
ook vragen een zo omvangrijke be
handeling als tabak. Weinig gewassen
bergen zo grote risico's en zo grote
winstkansen in zich als de tabak.
Als in juni de bladeren staan te
rijpen op de akkers, moeten de arbei
ders en arbeidsters de velden en bed
den voortdurend loswoelen, alsmede
planten zuiveren van insekten. Begin
juli knijpen zij de bloesems uit. Dan
groeien er echter meteen jonge blaad
jes, die ook verwijderd moeten wor
den om te voorkomen, dat de kwali
teit van het tabaksblad niet wordt ge
schaad. De mannen en vrouwen be
wegen zich dan in lange rijen gestaag
over de akkers om al dat werk te ver
richten. Zo'n tabaksveld lijkt wel iets
op een miniatuur oerwond. Dit blijft
het beeld tot het tijdstip voor de oogst
aanbreekt.
Sorteren vereist handigheid en
ervaring.
Men zou over de pen van een Stijn
Streuvels moeten beschikken om de
oogsttijd in het Canadese gebied te be
schrijven. Reeds in juni druppelen van
her en der arbeiders binnen Begin
juli krijgt de gehele streek een an
der aanzien. Dan neemt het aantal
seizoenarbeiders in snel tempo toe.
Uit het zuiden der Verenigde Staten
komen een kleine tweeduizend man
nen om de werkzaamheden in de
droogschuren te verrichten. Uit alle
delen van Canada trekken vrouwen en
vooral mannen naar plaatsen als Del
hi. Tillsonburg en Simcoe. Het zie
lental dezer stadjes stijgt snel Hotels,
pensions kosthuizen en logementen
zijn volgepropt, 's Nachst slapen de
Onder een brandende zon moet
het gebukt werken een hel zijn.
seizoenarbeiders zelfs in gara
ges, schuren parken en plantsoenen.
Soms richt men scholen in als kwar
tier voor de „oogsters". Enige da
gen zijn zij bezig om „bazen" te vin
den. Soms vooral de Frans-Cana
dezen doen dit verhuren zij zich
ploegsgewijs. In de regel geeft een
tabaksboer er echter de voorkeur aan,
zijn werkkrachten individueel aan te
stellen. Herhaaldelijk komt het voor,
dat een arbeider vele jaren achtereen
naar „zijn" (zelfde) boer terugkeert.
„tabak
kan
De oogstarbeiders ontvangen een hoog
loon, maar hun werk is zwaar. Goe
de plukkers kunnen meer dan hónderd
dollar (circa f 400,-) per week halen
Zij moeten dan echter over uitsteken
de rug- en dijspieren beschikken want
vrijwel de gehele dag lopen zij in
gebukte houding over de akkers. De
tabak wordt machinaal geplant, maar
met de hand geoogst, blad voor blad.
De plukkers werken veelal in ploe
gen van zes. Heeft een plukker een
armvol blad geplukt, dan komt de
„tabaksboot" (op wielen en getrokken
door een paard!), die het blad naar
de sorteertafels brengt.
De oogst duurt ongeveer zes weken.
Dag en nacht is het dan in de droog
schuren volop leven en bedrijf De
Canadese tabak wordt namelijk' snel
(kunstmatig) gedroogd. Dag en nacht
rijden de tankwagens der olie
maatschappij door de streek om de
nodige tientallen miljoenen liters
vloeibare brandstof voor de droog
schuren af te leveren.
Zodra de oogst binnen en behandeld
is, breekt de tijd voor de verkoop
aan. Tot in het begin der jaren vijftig
kende men in Canada geen tabaks
veilingen. Alles transacties werden
toen zonder tussenpersoon afgesloten
door de kopers en de boeren. Wel had
men een systeem van prijsregeling
uitgedacht, dat tamelijk goed werkte.
De boeren ontvingen in oktober de
kopers, die gewoonlijk de gehele
oogst van een boer kochten
Tegenwoordig komt de meeste tabak
ter veiling. Op een „Dutch Clock"
(Hollandse Klok) geeft de afslager de
prijzen aan. De kopers kunnen d.m.v.
drukknopjes op het tafeltje, waar
achter zij zijn gezeten, bieden. De
veilingmeester zet in op een hoge
prijs en slaat dan af met heel kleine
bedragen Deze manier van verkopen
werkt uitstekend, maar de „gezellig
heid" is minder groot als vroeger
toen boer en koper uren gezellig kon
den harrewarren op de boerderij
Is de tabak verkocht, dan volgt het
transport naar de fabriek Hier ma
ken rappe handen het blad vochtig
strippen het en bedienen de machines!
die het „Groene Woud" afleveren als'
keurig gerolde in witte hemden ge
stoken geurige sigaretten. Er is nog
geen enkele tabaksboer geweest die
zijn eigen produkt herkende als hij
een sigaret opstak. Waarom?, vroe
gen wij. toen een „tabakker" ons dit
zei. Omdat luidde het antwoord
alle tabak hier uit de streek even goed
1/OLGENS het Handboek voor Peda-
gogie is het uitermate raadzaam om
jonge kinderen het bezit van een klein
huisdier te verschaffen. Het handboek
somt verschillende mogelijkheden op.
Katten, honden, parkieten en pape
gaaien. Een goudvis wil het ook nog
wel eens doen. maar deze dieren on
derscheiden zich door zwijgzaamheid.
Nu zijn wij op honden, katten, parkie
ten en papegaaien niet zo bijster ge
steld, maar omdat we het handboek
gretig geloofden, hebben we onze kin
deren marmotten gegeven. Het zijn er
drie en hun behuizing bestaat uit een
afgedankte wasteil, waarin tedere han
den een paar oude poppedekentjes heb
ben neergelegd. Je vindt er ook stuk
ken andijvie, een stronk rode kool,
een plakje botercake en een Engelse
sleutel in. Dat laatste werktuig is af
komstig van onze zoon, een ijverig
knutselaar, die heilig gelooft dat zijn
privè-marmot wel een technische
knobbel zal hebben.
Ik kan niet anders zeggen, dan dat
de marmotten een hele verandering
in ons leven hebben teweeggebracht.
Vóór het krieken van de dag worden
ze door de opgetogen kinderschaar
uit de wasteil geheven en op het bed
gezet, waar dan de training begint. De
kinderen geloven namelijk rotsvast in
het vermogen van marmotten om van
alles en nog wat te leren. De marmot
ten'zelf weten wel beter. Zij lopen met
hun enge, blote achtervoeten over de
dekens, produceren alom kleine, zwarte
keuteltjes en laten het geluid van klei
ne motorbootjes horen.
JVJAAR toch schuilt er in hun ge
stroomlijnd schedeltje een zekere
intelligentie. Mijn oudste dochter had
aar marmot met eau de cologne be-
iprenkeld, om het diertje salonfdhig
'e maken. Tenslotte is het een vrouw-
'jesexemplaar. De seksegenoot van
leze geurige marmot draaide prompt
net jaloerse piepgeluiden om de wel
bekende kameraad heen, doch het
mannetje van het trio keerde zich vol
walging af. Dat is er één die niet van
lat opdringerige gedoe houdt. ,,Geef
mij maar de natuur", zegt hij, met alle
noblesse van zijn voorouders, die uit
Guinea stammen.
Dit mannetjesexemplaar maakt mij
eigenlijk wat ongerust. Hij stamt uit
een bijzonder vruchtbaar geslacht. Uit
zijn vele bonte vlekken en merkwaar
dige haartooi kun je opmaken, dat zijn
voorouders in het verre Guinea niet
stil hebben gezeten en hijzelf is dat ook
allerminst van plan. Dit feit werpt een
schaduw over de wasteil. Een collega
heeft mij met iets boosaardigs in zijn
stem verteld, dat je bij de voortplan-
tingscurve van de mav >tten met een
rekenkundige reeks te maken krijgt.
Wie met twee, niet al te frigide mar
motten begint, heeft er over een maand
tachtig of meer.
Mijn vrouw maakte al aanstalten om
weg te kwijnen, toen ze dit hoorde,
maar ik troostte haar door te zeggen
dat ik mocht het allemaal waar zijn
direct contact met dr. Trimbos zou
opnemen, teneinde de natuur te regu
leren. Je moet in zulke gevallen weten
waar je te rade kunt gaan.
^TUSSEN ontvangen de marmotten
een menselijke opvoeding, waarvan
ik me weieens afvraag of dit niet veel
erger is dan de vivisectie, waartoe deze
rappe diertjes de laatste jaren veel
vuldig worden uitverkoren. Hoe zou
een marmot het bijvoorbeeld vinden,
om tegen een bloot been te moeten
staan, terwijl dit been met alles wat
er bij hoort onder de douche staat?
En hoe zou het zijn om als marmot te
worden rondgereden in een elektrisch
vrachtautootje met kopbak? En wat
denkt een marmot ervan als zijn korte
haren worden gefriseerd en als men
hem luiertjes aanpast? En dan zwijg
ik nog maar over het menu dat de
arme stakkers krijgen opgediend. Hun
ontbijt bestaat soms uit een mengsel
\van „zwart op wit" met havermout en
I visresten. Er zijn sterker naturen aan
zo'n dieet bezweken.
We remmen de excessen natuurlijk
zoveel mogelijk, temeer omdat één
van de marmotten, die iets van kardi
naal Ottaviani over zich heeft, een
gezicht kan trekken alsof hij wilde zeg
gen: „Ik tippel zó naar de dierenbe
scherming!" Maar veel dingen kun je
nauwelijks tegengaan. Neem b.v. de
televisie.
De marmot van mijn ene dochtertje
legt grote belangstelling voor het nieu
we medium aan de dag. Dit exemplaar
lijkt een weinig op Corry Brokken en
het behoeft dan ook niemand te ver
wonderen, dat dit exemplaar vooral
showprogramma's met veel vocale ele
menten bijzonder boeiend vindt. Hij
kan er uren aandachtig naar kijken.
tf/E hebben hem ook laten kennisma
ken met het kunstmaandorkest van
Anton Kersjens, doch toen maakte het
dier aanstalten om aan zijn winterslaap
te beginnen. Het is wellicht voor de
zuilen heel nuttig om te weten, dat
ons fiere vaderland een TV-criticus
rijker is. En dan nog wel ééntje die
niet beïnvloed is door het geschrijf van
De Telegraaf, want deze marmot kan
toevallig niet lezen.
Hoe dit allemaal moge wezen de
marmotten hebben ons leven verrijkt.
Mocht één uwer, na lezing van'dit
ware verhaal, behoefte gevoelen om
ook marmotten te gaan houden, laat hij
zich dan maar aanmelden. Over een
paar weken kunt u kiezen uit verschei
dene honderden stuks. Maar die ene,
die zo op Corry Brokken lijkt, doen
we niet weg. Het is immers veel te
prettig om een kritische figuur over de
vloer te hebben.
TOMASO
(Advertentie!