VRIJ LSUIM JAN VAN NIJLEN TACHTIG JAAR 1.-Nouvelle vague: CAMERA, Sjaak Mous J. v. d. Straeten in Oosterhout EL Levensavond in het wijde polderland waarmee men schrijft Volwassen mensen huilen niet ustrie en Co., Goes 1EX ZETRAMEN" mensen en muzen-mensen en muzen-mensen en muzen Hoge prijzen voor antiek porselein LE BEGLAZING blyvend inlichtingen iran Valckeslotlaan 19 - Goes 01189—662 of 01184—2910 \luminium Jaloezieën. die zich in de afge- jewezen, dat het niet dat zich snel ontwik- >rijs worden gesteld. dit jonge, democra- ite Australische stad, enkele grote indu- an. tm Te luisteren door Nederlandse nu tijdelijk in Neder- Australië. m Hun rs van de Austra- 3 in het algemeen, over de levens- egint om 8 uur NOVEMBER iAT 18-20 BREDA. iAOE-DEN HAAG CO. reisagenten DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 7 NOVEMBER 1964 DE VLAAMSE dichter Jan van Nijlen is op 10 november 1884 te Antwerpen geboren. Dit betekent dat hij a.s. dinsdag tachtig jaar wordt .Onder het pseudoniem Jan van Leenen debuteerde hij op twintigjarige leeftijd. In 1906 ver scheen zijn eerste boek „Verzen" dat in de loop der jaren nog door een tiental bundels gevolgd werd, waaronder „Te laat voor deze wereld". Deze heldere poëzie, technisch niet altijd volmaakt, maar zeer zuiver van inhoud werd bekroond met de Emiel Bern- heimprijs. TN 1924 vierde het bibliofielentijdschrift „De Witte Mier" de veertigste ver jaardag van de dichter met een spe ciaal nummer. Hij verwierf tweemaal de Staatsprijs voor poëzie, namelijk in 1923 en 1935, en zijn woonplaats Ukkel verraste hem met de tweejaarlijkse prijs van deze gemeente. Vorig jaar heeft Nederland hem geëerd door hem de Constantijn Huygensprijs van de Jan Campert-stichting toe te kennen. Van Nijlen heeft zich ook verdien stelijk gemaakt als essayist. Vooral de Franse literatuur had steeds zijn be langstelling. waarvan menige studie in „Groot Nederland" het bewijs le vert. Guy de Maupassant is een van zijn lievelingsauteurs. Hij verzorgde een werkje „Uren met Montaigne" cn schreef een studie over Charles Pé- verjaardag. Deze liet er een inleiding aan voorafgaan, waarin hij Jan van Nijlen scherp karakteriseerde. Hij noemde hem een romanticus en een ironicus, wat o.i. zeer juist is. Van Nijlen heeft nooit de publiciteit gezocht. Aan het letterkundig leven nam hij nauwelijks deel en biografi sche bijzonderheden zijn schaars voor handen. Ook zijn poëzie is onopvallend. Hij is geen baanbreker, of lawaaimaker, en hij ontsteekt geen vuurwerk. Hij zoekt zijn kracht in de eenvoud van gedachte en de schoonheid van het al ledaagse. Zijn stem klinkt zuiver en gevoelig en de diepe ernst van de meeste zijner motieven wordt door een milde humor prettig overschaduwd. In vele opzichten lijkt hij ons verwant aan de dichter J. C. Bloem, hoewel ook het navrante van Willem Els- schot hem niet vreemd is. In verband met zijn tachtigste ver jaardag zullen binnenkort Van Nijlens verzamelde gedichten verschijnen. WILLEM v. d. VELDEN ("Van een onzer verslaggevers) KOMT u binnen", zegt mevrouw Van Dal- sum tot het bezoek, dat door de donkere avond langs het nog kale ruilver- kavelingsgebied van de Ringpolder zijn weg heeft gezocht naar het kleine Eenigenburg, onder de ge meente St.-Maarten, waar sinds enkele weken de 75- jarige acteur Albert van Dalsum woont in een laag, inwendig verbouwd boer derijtje aan de Surmerhui- zerweg A 29. „Mijn man rust nog even, want hij is juist terug uit Den Haag". Maar desondanks gaat zij voor naar de kamer, waar intussen haar man van de rustbank is opgestaan en ons met uitgestrekte hand verwelkomt in zijn nieuwe home. Na een verkenning van 't onder supervisie van bin nenhuisarchitect D. Bausch uit Den Haag ingerichte huis, waar de plaats van de koegang nog duidelijk zichtbaar is en waar enke le forse schilderijen en een fijnzinnige sculpture van John Redecker de aan dacht trekken, komt de ge legenheid tot het stellen van vragen aan de door zijn figuur alleen al impo nerende gastheer, die de cennia lang onmiskenbaar zijn stempel heeft gedrukt op de toneelspeelkunst in Nederland. "YyAAROM ik mijn huis in Heemsteck heb verwisseld voor dit boerderijtj- in Eenigenburg? Ik houd van rust en wijdheid; dit polderland met zijn ver ten en niet te vergeten zijn prach tig licht, fascineert mij. Ik hoop e) strakt, als er geen contractuele bindin gen met toneelgezelschappen meer zijn ongestoord te werken, te schilderen en te genieten. In de steden is zoveel wat niet nood zakelijk is"; hier is alles zo ongerept en zonder luxe". LTET tekent de waaracrtige eenvou<. van Van Dalsum, die zijn blik op Eenigenburg liet vallen, toen hij er een.' met de kunstschilder Piet Wiegman uil Groet te vissen was en overweldigt, werd door de onmetelijke rust van hel landschap. Vorig jaar huurde de familie Van Dalsum er een vakantiehuisje „dat is die meneer van de televisie", zeiden de Eenigenburgers en toen de plannen voor een blijvende vestiging vastere vormen aannamen, kwam het gesprek met bakker Berlé, die zijn gro te oven stookte in het kleine boerderij tje en die zei: „als u nu zin hebt in zo'n huisje, dan moet u het zeggen. Ik ga eruit en in Deventer wonen. Een mooie kans voor u om het over te nemen". Die kans is met beide handen aange grepen. Vaardige handen hebben het in terieur met behoud van de oorspron kelijke stijl omgetoverd in een prettig „leefbaar" huis zonder luxe, maar met de charme van een geraffineerde een voud. QP 14 november zal Albert van Dalsum als „Koning Lear" in het ge lijknamige koningsdrama van William Shakespeare zijn afscheidstournee in zetten. De Koninklijke Schouwburg aan het Haagse Voorhout is de plaats, waar de „reus van het grote toneel" zijn unieke carrière gaat afsluiten, op 75-ja- rige leeftijd, geestelijk en lichamelijk nog wonderlijk lenig en fris. Elke mor gen om negen uur verlaat hij Eenigen burg om de repetities in Den Haag van de Haagse Comedie bij te wonen. De korte schemer van de herfstavond is al tot complete duisternis gegroeid als hij het hoofd buigt om de deur van zijn woning weer binnen te gaan. Het is de bedoeling met dit, door Jo ris Diels geregisseerde toneelstuk ook „de provincie in" te gaan. Terecht wil men een zo breed mogelijk publiek de kans géven nog eenmaal onder het ge hoor té zijn van de man met het diep menselijke, sonore geluid, waarvan al leen de klank al tientallen jaren lang een gebeuren op zichzelf was. Zal dit afscheid onherroepelijk zijn? Wij hebben het de heer Van Dalsum op de man af gevraagd en het antwoord bestond uit een goede, brede, glimlach en de "verzekering, dat, als men een be roep op hem zou doen om ergens een gastrol te vervullen, er op hem gere kend kon worden. Geen vaste contrac tuele binding meer, niet avond aan avond op het toneel staan. „Als je vijf enzeventig bent, moet je over je eigen tijd kunnen beschikken, en er is nog héél veeL meer te doen". Hoe kort Albert van Dalsum ook in de Kop van Noord-Holland woont, toch weet hij reeds, dat er in dit ge west met ijver en overgave amateur toneel wordt beoefend. Hij is daar blij om, want het bewijst dat bij al het materiële van deze moderne tijd er verlangen bestaat naar iets dat niet in cijfers is uit te drukken. An ders denkt hij over de toneel-accom modatie in het gebied boven het Noordzeekanaal. Wat goed-geoutil- leerde schouwburgen betreft, is Noord-Holland bij andere, vergelijk bare streken ver ten achter. "yAN DALSUM is méér dan een ver- dienstelijk schilder. Zonder een he melbestormer te zijn of een aanhanger van -ismen, penseelt hij zijn indrukken op het doek; het liefst op een groot doek want de acteur van het zwierige gebaar is een man, die ook bij het beoefenen van deze kunst „armslag" nodig heeft. Misschien gaat hij zijn rust gebruiken voor het schrijven van mémoires. Hij zou er de Nederlandse toneel-cultuur ongemeen mee verrijken, juist omdat hij in de meer dan vijftig jaar van zijn acteur- en regisseurschap grote ont wikkelingen op dit terrein heeft zien voltrekken. Daaraan zelf vaak fel omstreden heeft meegedaan in een wezenlijk verlangen, de toneelspeel kunst m ons land te verdiepen, zodat hij altijd in zijn werk een verbeelder, nooit een nabootser werd. Jarenlang beheerste hij met zijn idee- en het toneelleven in Amsterdam, de stad van Vondels „Gysbreght van Aem- stel", die „een andere Heer verwacht te" en kreeg. Als Heer van Eeni genburg zal Albert van Dalsum zijn levensavond slijten in het Noordholland se polderland, dat hij mint om zijn wijd heid en zijn licht. Hij .zal er met zijn aangeboren beminnelijkheid vertrou welijk omgaan met zijn buren, met wie hij het nu al best kan vinden; hij zal er lezen en schilderen, véél schilderen, goede vrienden ontvangen, spelen met Jonas, het pittige katertje en op de zondagmorgen met zijn lieve vrouw bij pastoor Meynders ter kerke gaan in het naburige Tuitjenhorn. De lage boerderij aan de Surmur- huizerweg te Eenigenburg, waar de toneelspeler Albert van Dalsum de rust na een lang en druk leven hoopt te vinden. dere kant zal hij tevens iets willen bewaren van de artistieke onafhanke lijkheid van b.v. de schrijver. Maar dit blijft meestal een illusie, vooral vanwege de condities, waaronder hij moet werken. Als een film geslaagd is, dan is dat succes tot stand geko men dank zij óf ondanks de grote groep technici, zakenmensen, publiciteits agenten etc. die de regisseur om ringt. In verband hiermee krijgt de producent in b.v. de verzakelijkte om geving van Hollywood, doorgaans meer lof toegezwaaid dan de regisseur. guy. aan wie hij tevens een gedicht _,.T ,I7TTT.T wijdde met deze fraaie beginstrofen: ZON EN WIJN was t opmerkelijk debuut van een Hollandse boerin nog Ik heb u niet gekend, man met den ijzren baard En met de manteljas der laatste idealisten; Hoe ook mijn mijmering naar uw verschijning giste, In mijn verbeelding leeft de man niet die gij waart. Ik heb u niet gekend, de handen op uw schoot, Geschoren jongeling met 't blanke paar manchetten, En met uw trotschen blik vrij van tucht en wetten En 't rechte boordje dat uw maagren hals omsloot. Ik heb u niet gekend, glorieuze luitenant, Die met doorschoten hoofd onsterflijk nedervielt Op den omwoelden grond van 't zelfde lieve land Dat gansch uw kort bestaan bekoord had en bezield De dichter voelde zich eveneens aan getrokken tot de Kempen cn dus tot de schilder Jacob Smits. Hij wijdde aan deze geestverwant een essay in EI- seviers maandblad en herdacht hem bij zijn dood in een „In Memoriam": De dorre streek waaruit mijn ouders stammen En die gij diep en feeder hebt bemind. Straalt nu weer als die ruige zee van vlammen Die mij zoo ver heeft meege voerd als kind. Maar gij zijt niet meer daar. Uw zware hand Zal nooit meer. krachtig wegend op mijn schouder, Mijn aandacht vragen voor dit srhoone land Ik voel mij bitter, eiken dag wat ouder. Jan van Nijlen mijmert graag ovei dnnd en eeuwigheid, zoals blijkt uit zijn talrijke in memoriam-gedichten Aangrijpend zijn de „Strofen voor een pnete", die hij schreef ter nagedach tenis van zijn zoon. die in een Duits concentratiekamp omkwam. QNDER de Nederlandse literatorer heeft Van Nijlen zich vele vriender gemaakt, nadat hij gedurende de eer ste wereldoorlog in ons land gastvrij heid had genoten. Aan E. du Perron wijdde hij een piëteitvol boekje vol herinneringen en wederkerig stelde deze een bloemlezing samen uit het werk van zijn collega. Hetzelfde deed Jan Greshoff in 1934 bij de vijftigste IN TEGENSTELLING tot schilderen of het schrijven van een boek is het maken va-n een film een kwestie van teamwork. Elke voltooide film is het tastbare resultaat van een compromis tussen mensen van veler lei slag en vaardigheid. Het is boven dien een gemeenschappelijk avon tuur, geen one-man-show. Een film heeft meer publiek nodig dan bv. een boek. Als dat een oplage be reikt van enkele duizenden exempla- TN Frankrijk liggen de kaarten voor wat 1 rlif botroff nroolAc q nri prcfttn DP7P ren, is de uitgever doorgaans dik te vreden. EeVi speelfilm daarentegen heeft een publiek nodig van hon derdduizenden mensen, wil de pro ducent er tenminste uithalen wat hij erin gestoken heeft. Daarbij komt nog, dat nieuwe films méér dan wat ook van onze tijd moeten zijn: een meesterwerk, dat zijn tijd vooruit is, maakt weinig kans op het noodza kelijke commerciële succes. (W. den Hollander-Brenders) die met haar man naar Frankrijk emigreerde en daar temidden van de drukte van het boerenbedrijf opeens de neiging kreeg om alles wat ze beleefde en waarnam, op papier te zetten. Onze Parijse correspondent heeft indertijd al eens een vraaggesprek gehad met deze merkwaardige vrouw, die een echt natuurtalent bleek te bezitten, dat door Simon Vinken oog is ontdekt. Een tweede boek van haar hand ver scheen nu bij Kosmos onder de tekenen de titel „Volwassen mensen huilen niet" Wederom worden we getroffen door de scherpe opmerkingsgave en het onop gesmukt vertellen, dat door zijn waar achtigheid vastgrijpt en meesleept. Het is wel verre van de arcadische idylle ,,hoe genoeglijk rolt het leven welke ons hier voor gezet wordt. En toch leeft erin de grootheid van het boerenbedrijf dwars door alle schier j onmenselijk zwoegen, door alle tegen slagen van natuurgeweld en ziekte en een aanvankelijk vijandige omgeving heen. Het is ook waarlijk niet ,,la douce France", dat we voorgeschilderd krijgen. In een klein dorpje wemelt het van de menselijke tragedies. Drank zucht huwelijksontrouw, vechtlust, ach terlijkheid krijgen ruim hun kans. De beschrijving van dit alles heeft echter een ondertoon van begrip en deernis, de schrijfster ziet ook zeer wel de har telijkheid en tederheid, welke deze rauwe samenleving kleuren. De boerin met haar diepe gevoelsleven naast haar zwijgzame man. die de strijd om een gevestigd bestaan in vreemd land met heroïsche verbetenheid voert, die na iedere tegenslag toch weer opveert en zijn vrouw meesleept in dit harde ge vecht komen hier echt menselijk voor ons te staan Er is ook een onopzettelijke humor in dit boek, die getuigt van het vermogen van de schrijfster om zo nu en dan af stand te nemen van datgene wat haar dagen en ook een deel van haar nach ten vult met tobben en zorgen en zwoe gen. Er is hier voor „de stadsmens" met zijn zo zeer goed gereglementeer de en beschermde bestaan wat te leren over de onberekenbaarheden, waaraan het boerenbedrijf is blootgesteld, welke het resultaat van jaren in enkele uren kunnen vernielen. Er is wat te leren van de taaie koppigheid, en de niet te temmen werkdrift waarmee een doel wordt nagestreefd. Deze boerin in een bekrompen Frans dorp toont een breedheid van blik. waarbij veel ge peuter cn gemier van hooggezeten li teraten in het niet verdwijnt. Dit is een echt gezond openhartig boek, dat we vveer veel lezers toewensen. r^E kunstenaar, die zijn scheppings drang via de film wil uitleven, zal hier rekening mee moeten houden. De besten doen dat ook. Van de an- dït betreft precies andersom. Deze tegenstelling is daar vooral duidelijk aan de dag getreden in de «vijftiger jaren, toen een flink aantal door gaans jongere critici en schrijvers zich met de kwestie gingen bemoeien. In feite is in die periode de grondslag gelegd voor een filmsoort, die later be kend is geworden als de nouvelle vague, de nieuwe golf. Wie precies aan de wieg heeft ge staan van deze nieuwe beweging, is achteraf niet meer met zekerheid vast te stellen. Er zijn verschillende men sen, die deze eer voor zich opeisen. Sommige filmtheoretici houden het er op, dat de lof toekomt aan de re gisseur Claude Chabrol. Anderen voe len meer voor de filmer Jean-Pierre Melville, die in 1947 reeds met zijn „Le silence de la mer" brak met V- 1' de gevestigde gewoonten in de Franse filmerij. Er is echter nog iemand, die in dit kader hoge ogen gooit: de criticus later zelf filmer Alexandre Astruc. Hij heeft in 1948 een befaamd artikel geschreven, waar in hij voor de eerste maal de term „camera stylo" (de camera gebruikt als pen) hanteerde. Astruc schreef o.a.: Langzaam maar zeker wordt de film een taal. Met taal be doel ik de vorm waarin en waardoor een kunstenaar zijn gedachten hoe abstract die ook mogen zijn of zijn gevoe lens kan uitdrukken, precies zo als dat in een verhandeling of in een boek gebeurt.... De film zal zich langzamerhand vrij ma ken van tyrannie van het visu ele en van de onmiddellijk aan sprekende anecdote om daarna even subtiel te worden als het geschreven woord. Wat ons in de film van nu interesseert is er deze taal van te maken." ETEN camera, waarmee men „schrijft": dat was. volgens Astruc, het ideaal, waar de film naar moest streven. Men kan deze theorie laten voor wat ze is maar het staat inmiddels wel vast, da' de ideeën van Astruc en enkele an dere jonge kunstenaars de Franse film rijp gemaakt hebben voor een verande ring. Die kwam op het eind van de jaren vijftig. De Franse producenten hadden met evenveel schade en schan de hun lesje geleerd als hun collegae in Engeland en de Verenigde Staten: de wereld veranderde. De zekerheden van vroeger werden twijfels, de smaak van het publiek leek moeilijker te pei len dan ooit. Er moest dus iets gebeu ren. En in deze gemoedstoestand waren de producenten wel bereid ionge re gisseurs een kans te geven. En er wa ren nogal wat jonge kunstenaars voor handen. die op deze kans hadden ge wacht. Het merendeel van hen had be moeienis met het tijdschrift „Cahiers du Cinéma", waarin ze al een tijdlang theorieën over film spuiden, die de 1 basisliteratuur van de nouvelle vague 1 zijn geworden. De invloed van dit tijd schrift in de Franse filmwereld is zeer groot geweest. De auteurs hebben be hoorlijk aan de bel getrokken en zelfs degenen, die het er niet mee eens wa ren, moesten toegeven, dat de enthou siaste jongelieden het filmen op een gezonder basis hadden geplaatst. En voor velen van hen hebben de ideeën kort daarop werkelijk gestalte gekre gen in geslaagde films. Namen als Francois Truffaut, Jean-Luc Godard, Claude Chabrol en Jacques Doniol-Val- croze, die allemaal aan Cahiers du Ci néma hebben meegewerkt, zeggen in dezen genoeg. Wat deze nieuwe filmers precies voor ogen stond, wordt duide lijk, uit een uitspraak van Frangois Truffaut: „De film is tot nu toe te onpersoon lijk geweest vanwege zijn gebon denheid: buitenlandse acteurs, te veel scenarioschrijvers, de dwang van de distributie, topzware tech nische werkgroepen, buitengewoon hoge budgetten. We dachten, dat het mogelijk moest zijn dit alles wat te vereenvoudigen door zelfstandig te werken en goedkope films te ma ken over simpele onderwerpen. Een hele verzameling nouvelle vague- films lijken alleen op elkaar door hetgeen ze achterwege gelaten heb ben: geen extra's, geen theatrale aanstellerij, geen dure décors. Het verwarrende daarbij is, dat de kwaliteiten van deze nieuwe film - gratie, jeugd, moderniteit, ele gantie, vaart parallel lopen aan zijn tekortkomingen: frivoliteit, ge wetenloosheid, naïviteit..." BERT VAN OOSTERHOUT Een scène uit Jules et Jim", een film, die Frangois Truffaut met betrekkelijk eenvoudige midde len heeft gemaakt. EIGENLIJK, geloven wij, wordt het tijd, dat Oosterhout eens gaat denken aan iets dat expositie ruimte of cultureel centrum heet. Een stad, die alsmaar bouwt en in de toekomst ook breken wil, indu strie aantrekt maar ook zorgt voor riante woongelegenheid, krijgt daar behoefte aan. /"^ultuur met al wat daarmee samen- L-4 hangt, is een zaak die even goed in de moderne stad thuis hoort als een supermarket en een nieuwe kerk. Wie beweren wil dat voor zo'n ruimte nauwelijks belangstelling bestaat, ver gist zich. Ook nu bijvoorbeeld heeft een expositie als die van Mous en v.d. Straeten belangstelling, ofschoon zij is ondergebracht in een primitieve ruimte. Niet dat het storm loopt, al licht niet. Dit soort zaken wordt even goed als een voetbalwedstrijd, slechts door het eigen soort publiek bezocht. Maar daarmee is nog niet bewezen, dat zo'n zaal in een stad als Oosterhout niet nodig zou zijn Die ruimte mag ér dan nog niet zijn, de beide bovengenoemde Oosterhoute- naren hebben toch een expositie in hun woonplaats ingericht. Hun werk hangt bijeen in een achterzaaltje van „Oud Brabant" aan de Leijsenhoek, de ex ploitant ervan heeft er goed aan ge daan zijn plaatsgenoten in de gelegen heid te stellen hun werk tentoon te stellen "C'erlijk gezegd heeft het ons verbaasd, F-/ dat Jan van der Straeten en Sjaak Mous nu al wéér behoefte gevoelden een expositie in te richten. Kerstmis vorig jaar nog exposeerden zij in Chaams gemeentehuis. Wat wij dus verwachtten was een herhaling. Het blijkt echter dat beiden een vrucht baar jaar achter de rug hebben, al wat bijeen werd gebracht is praktisch nieuw. Wie zich hun Chaamse expositie voor de geest haalt en die vergelijkt met deze in Oosterhout, ontkomt niet aan de indruk dat zowel Mous als Van der Straeten gewonnen hebben aan zeg gingskracht. Het gegeven komt leven diger op U af, zonder de hulp van een of ander symbool, het is directer ge oriënteerd en daardoor meer open ge worden. Dit is overigens het enige raakpunt tussen deze twee kunstenaars. Men ontkomt er namelijk nooit aan als twee samen exposeren, overeen komsten te zoeken. Wij menen dat met het bovenstaande de enige overeen komst tussen deze twee is aangegeven. Van hieruit volgen zij duidelijk ieder een eigen weg rerwijl namelijk Sjaak Mous zich poogt terug te trekken in een verstil ling vol poëzie, is het Jan van der Straeten, wiens werk een meer barokke geest ademt. Hij is de man van het triomfantelijke gebaar, die met een dwingende lijn zijn onderwerp situeert. Mous daarentegen trekt zich terug en drukt dat niet alleen uit door zijn coloriet Hij is een aandachtig man met gevoel voor intimiteit en sterk ge bonden aan zijn omgeving. Zijn „hui- zen"-schilderijen bewijzen dit: zij staan eenzaam als persoonlijkheden in een vaag aangeduid landschap. Deze huizen zelf staan in een amper zichtbaar halo waardoor zij van de achtergrond los komen, maar bovendien iets suggere ren van de oer-bedoeling van de wo ning: beschutting tegen de elementen. Er is één „huizen".schilderij bij, dat deze illussie niet doorgeeft, dat name lijk waarop Mous drie woningen her leidt tot een haast zakelijk verslag. Hier is slechts sprake van lijnen, die intense eenzaamheid uitstralen, een ge geven overigens, dat herhaaldelijk in zijn werk op de een of andere manier doorkomt. Ook Van der Straeten heeft een schil derij van deze opzet gemaakt, maar hoe heel anders is het resultaat. Waar Mous naar verstilling streeft, richt zijn makker in de kunst zich meer op het uitbundige en ontstaat een anekdotisch tafereel dat treft door een bezeten zijn van het onderwerp. Hij heeft in tegen stelling met Mous grote doeken nodig om zijn gedachten de baas te blijven; hij laat het breed-uit hangen en laat geen twijfel bestaan omtrent zijn be doelingen. Sommige van zijn doeken zijn hard en wij kunnen ons dat niet ont trekken aan de indruk, dat hij zich soms robuuster wil uitdrukken dan hij in werkelijkheid is. Er ligt een drang naar romantiek over zijn werk, een nostalgie, die hij energiek probeert in de hand te houden. Zijn figuren hebben iets pathetisch, maar hun werking in het vlak is uitermate suggestief en warm tegelijk. Het is geen wonder, dat inleider Leo Boekraad de Vlaming Permeke met deze Oosterhoutenaar in verband bracht. Zij hebben dezelfde levensgeladenheid waarbij het soms is alsof het gegeven uit de lijst zal bar sten Daarmee is niet gezegd, dat Van der Straetens werk oppervlakkig is, want onder de opperhuid voelt men wel degelijk de emotie vibreren. De expositie blijft tot 15 november geopend JAC. MARTENS. Voor gekleurd porselein en met name voor Chinees porselein hebben Neder landse particuliere verzamelaars veel geld over. „Exorbitant veel", meent de heer Paul Brandt, in wiens zalen te Amsterdam gedurende enige dagen een grote kunstveiling werd gehouden. Twee Chinees porseleinen familie- rose schotels, diam. 35.5 cm, werden eerst afzonderlijk geveild voor f 1700 elk. Later werden ze nog eens geza menlijk verkocht en brachten toen bij elkaar f 5100 op. Iets minder maar toch nog een bijzonder hoog bedrag werd be taald voor eveneens twee Chinees por seleinen famille-rose schotels, namelijk f 3700. Afzonderlijke schotels werden o.m. verkocht voor prijzen als f 2500 en f 2800. Deze stonden in de catalogus beschreven als gaaf, maar ook voor schotels met een barstje en een schil fertje werden bedragen ver boven de 1000 gulden betaald. Een Chinees por seleinen famille-rose kaststel met twee schilfertjes en twee kleine herstellin gen werd verkocht voor f 2700. Het openluchtmuseum in Arnhem kwam voor f 340 in het bezit van een schotel van Delfts aardewerk. se klassewagen, verfijnde afwer- aas is en die in lan elke andera 1158) 345

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 7