VRIJ
LSUIM
JAN VAN NIJLEN
TACHTIG JAAR
1.-Nouvelle vague:
CAMERA,
Sjaak Mous
J. v. d. Straeten
in Oosterhout
EL
Levensavond
in het wijde
polderland
waarmee men schrijft
Volwassen
mensen
huilen niet
ustrie
en Co., Goes
1EX
ZETRAMEN"
mensen en muzen-mensen en muzen-mensen en muzen
Hoge prijzen voor
antiek porselein
LE BEGLAZING
blyvend inlichtingen
iran
Valckeslotlaan 19 - Goes
01189—662 of 01184—2910
\luminium Jaloezieën.
die zich in de afge-
jewezen, dat het niet
dat zich snel ontwik-
>rijs worden gesteld.
dit jonge, democra-
ite Australische stad,
enkele grote indu-
an. tm Te luisteren
door Nederlandse
nu tijdelijk in Neder-
Australië. m Hun
rs van de Austra-
3 in het algemeen,
over de levens-
egint om 8 uur
NOVEMBER
iAT 18-20 BREDA.
iAOE-DEN HAAG
CO. reisagenten
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 7 NOVEMBER 1964
DE VLAAMSE dichter Jan van
Nijlen is op 10 november 1884 te
Antwerpen geboren. Dit betekent
dat hij a.s. dinsdag tachtig jaar
wordt .Onder het pseudoniem
Jan van Leenen debuteerde hij op
twintigjarige leeftijd. In 1906 ver
scheen zijn eerste boek „Verzen"
dat in de loop der jaren nog door
een tiental bundels gevolgd werd,
waaronder „Te laat voor deze
wereld". Deze heldere poëzie,
technisch niet altijd volmaakt,
maar zeer zuiver van inhoud werd
bekroond met de Emiel Bern-
heimprijs.
TN 1924 vierde het bibliofielentijdschrift
„De Witte Mier" de veertigste ver
jaardag van de dichter met een spe
ciaal nummer. Hij verwierf tweemaal
de Staatsprijs voor poëzie, namelijk in
1923 en 1935, en zijn woonplaats Ukkel
verraste hem met de tweejaarlijkse
prijs van deze gemeente. Vorig jaar
heeft Nederland hem geëerd door hem
de Constantijn Huygensprijs van de
Jan Campert-stichting toe te kennen.
Van Nijlen heeft zich ook verdien
stelijk gemaakt als essayist. Vooral de
Franse literatuur had steeds zijn be
langstelling. waarvan menige studie
in „Groot Nederland" het bewijs le
vert. Guy de Maupassant is een van
zijn lievelingsauteurs. Hij verzorgde
een werkje „Uren met Montaigne" cn
schreef een studie over Charles Pé-
verjaardag. Deze liet er een inleiding
aan voorafgaan, waarin hij Jan van
Nijlen scherp karakteriseerde. Hij
noemde hem een romanticus en een
ironicus, wat o.i. zeer juist is.
Van Nijlen heeft nooit de publiciteit
gezocht. Aan het letterkundig leven
nam hij nauwelijks deel en biografi
sche bijzonderheden zijn schaars voor
handen.
Ook zijn poëzie is onopvallend. Hij
is geen baanbreker, of lawaaimaker,
en hij ontsteekt geen vuurwerk. Hij
zoekt zijn kracht in de eenvoud van
gedachte en de schoonheid van het al
ledaagse. Zijn stem klinkt zuiver en
gevoelig en de diepe ernst van de
meeste zijner motieven wordt door een
milde humor prettig overschaduwd. In
vele opzichten lijkt hij ons verwant
aan de dichter J. C. Bloem, hoewel
ook het navrante van Willem Els-
schot hem niet vreemd is.
In verband met zijn tachtigste ver
jaardag zullen binnenkort Van Nijlens
verzamelde gedichten verschijnen.
WILLEM v. d. VELDEN
("Van een onzer verslaggevers)
KOMT u binnen", zegt
mevrouw Van Dal-
sum tot het bezoek, dat
door de donkere avond
langs het nog kale ruilver-
kavelingsgebied van de
Ringpolder zijn weg heeft
gezocht naar het kleine
Eenigenburg, onder de ge
meente St.-Maarten, waar
sinds enkele weken de 75-
jarige acteur Albert van
Dalsum woont in een laag,
inwendig verbouwd boer
derijtje aan de Surmerhui-
zerweg A 29. „Mijn man
rust nog even, want hij is
juist terug uit Den Haag".
Maar desondanks gaat zij
voor naar de kamer, waar
intussen haar man van de
rustbank is opgestaan en
ons met uitgestrekte hand
verwelkomt in zijn nieuwe
home.
Na een verkenning van 't
onder supervisie van bin
nenhuisarchitect D. Bausch
uit Den Haag ingerichte
huis, waar de plaats van
de koegang nog duidelijk
zichtbaar is en waar enke
le forse schilderijen en een
fijnzinnige sculpture van
John Redecker de aan
dacht trekken, komt de ge
legenheid tot het stellen
van vragen aan de door
zijn figuur alleen al impo
nerende gastheer, die de
cennia lang onmiskenbaar
zijn stempel heeft gedrukt
op de toneelspeelkunst in
Nederland.
"YyAAROM ik mijn huis in Heemsteck
heb verwisseld voor dit boerderijtj-
in Eenigenburg? Ik houd van rust en
wijdheid; dit polderland met zijn ver
ten en niet te vergeten zijn prach
tig licht, fascineert mij. Ik hoop e)
strakt, als er geen contractuele bindin
gen met toneelgezelschappen meer zijn
ongestoord te werken, te schilderen en
te genieten.
In de steden is zoveel wat niet nood
zakelijk is"; hier is alles zo ongerept en
zonder luxe".
LTET tekent de waaracrtige eenvou<.
van Van Dalsum, die zijn blik op
Eenigenburg liet vallen, toen hij er een.'
met de kunstschilder Piet Wiegman uil
Groet te vissen was en overweldigt,
werd door de onmetelijke rust van hel
landschap. Vorig jaar huurde de familie
Van Dalsum er een vakantiehuisje
„dat is die meneer van de televisie",
zeiden de Eenigenburgers en toen
de plannen voor een blijvende vestiging
vastere vormen aannamen, kwam het
gesprek met bakker Berlé, die zijn gro
te oven stookte in het kleine boerderij
tje en die zei: „als u nu zin hebt in
zo'n huisje, dan moet u het zeggen.
Ik ga eruit en in Deventer wonen. Een
mooie kans voor u om het over te
nemen".
Die kans is met beide handen aange
grepen. Vaardige handen hebben het in
terieur met behoud van de oorspron
kelijke stijl omgetoverd in een prettig
„leefbaar" huis zonder luxe, maar met
de charme van een geraffineerde een
voud.
QP 14 november zal Albert van Dalsum
als „Koning Lear" in het ge
lijknamige koningsdrama van William
Shakespeare zijn afscheidstournee in
zetten. De Koninklijke Schouwburg aan
het Haagse Voorhout is de plaats, waar
de „reus van het grote toneel" zijn
unieke carrière gaat afsluiten, op 75-ja-
rige leeftijd, geestelijk en lichamelijk
nog wonderlijk lenig en fris. Elke mor
gen om negen uur verlaat hij Eenigen
burg om de repetities in Den Haag van
de Haagse Comedie bij te wonen. De
korte schemer van de herfstavond is
al tot complete duisternis gegroeid als
hij het hoofd buigt om de deur van zijn
woning weer binnen te gaan.
Het is de bedoeling met dit, door Jo
ris Diels geregisseerde toneelstuk ook
„de provincie in" te gaan. Terecht wil
men een zo breed mogelijk publiek de
kans géven nog eenmaal onder het ge
hoor té zijn van de man met het diep
menselijke, sonore geluid, waarvan al
leen de klank al tientallen jaren lang
een gebeuren op zichzelf was.
Zal dit afscheid onherroepelijk zijn?
Wij hebben het de heer Van Dalsum op
de man af gevraagd en het antwoord
bestond uit een goede, brede, glimlach
en de "verzekering, dat, als men een be
roep op hem zou doen om ergens een
gastrol te vervullen, er op hem gere
kend kon worden. Geen vaste contrac
tuele binding meer, niet avond aan
avond op het toneel staan. „Als je vijf
enzeventig bent, moet je over je eigen
tijd kunnen beschikken, en er is nog
héél veeL meer te doen".
Hoe kort Albert van Dalsum ook
in de Kop van Noord-Holland woont,
toch weet hij reeds, dat er in dit ge
west met ijver en overgave amateur
toneel wordt beoefend. Hij is daar
blij om, want het bewijst dat bij al
het materiële van deze moderne tijd
er verlangen bestaat naar iets dat
niet in cijfers is uit te drukken. An
ders denkt hij over de toneel-accom
modatie in het gebied boven het
Noordzeekanaal. Wat goed-geoutil-
leerde schouwburgen betreft, is
Noord-Holland bij andere, vergelijk
bare streken ver ten achter.
"yAN DALSUM is méér dan een ver-
dienstelijk schilder. Zonder een he
melbestormer te zijn of een aanhanger
van -ismen, penseelt hij zijn indrukken
op het doek; het liefst op een groot doek
want de acteur van het zwierige gebaar
is een man, die ook bij het beoefenen
van deze kunst „armslag" nodig heeft.
Misschien gaat hij zijn rust gebruiken
voor het schrijven van mémoires. Hij
zou er de Nederlandse toneel-cultuur
ongemeen mee verrijken, juist omdat
hij in de meer dan vijftig jaar van zijn
acteur- en regisseurschap grote ont
wikkelingen op dit terrein heeft zien
voltrekken. Daaraan zelf vaak fel
omstreden heeft meegedaan in een
wezenlijk verlangen, de toneelspeel
kunst m ons land te verdiepen, zodat
hij altijd in zijn werk een verbeelder,
nooit een nabootser werd.
Jarenlang beheerste hij met zijn idee-
en het toneelleven in Amsterdam, de
stad van Vondels „Gysbreght van Aem-
stel", die „een andere Heer verwacht
te" en kreeg. Als Heer van Eeni
genburg zal Albert van Dalsum zijn
levensavond slijten in het Noordholland
se polderland, dat hij mint om zijn wijd
heid en zijn licht. Hij .zal er met zijn
aangeboren beminnelijkheid vertrou
welijk omgaan met zijn buren, met wie
hij het nu al best kan vinden; hij zal er
lezen en schilderen, véél schilderen,
goede vrienden ontvangen, spelen met
Jonas, het pittige katertje en op de
zondagmorgen met zijn lieve vrouw bij
pastoor Meynders ter kerke gaan in
het naburige Tuitjenhorn.
De lage boerderij aan de Surmur-
huizerweg te Eenigenburg, waar de
toneelspeler Albert van Dalsum de
rust na een lang en druk leven
hoopt te vinden.
dere kant zal hij tevens iets willen
bewaren van de artistieke onafhanke
lijkheid van b.v. de schrijver. Maar
dit blijft meestal een illusie, vooral
vanwege de condities, waaronder hij
moet werken. Als een film geslaagd
is, dan is dat succes tot stand geko
men dank zij óf ondanks de grote groep
technici, zakenmensen, publiciteits
agenten etc. die de regisseur om
ringt. In verband hiermee krijgt de
producent in b.v. de verzakelijkte om
geving van Hollywood, doorgaans meer
lof toegezwaaid dan de regisseur.
guy. aan wie hij tevens een gedicht _,.T ,I7TTT.T
wijdde met deze fraaie beginstrofen: ZON EN WIJN was t opmerkelijk
debuut van een Hollandse boerin
nog
Ik heb u niet gekend, man met
den ijzren baard
En met de manteljas der laatste
idealisten;
Hoe ook mijn mijmering naar
uw verschijning giste,
In mijn verbeelding leeft de
man niet die gij waart.
Ik heb u niet gekend, de handen
op uw schoot,
Geschoren jongeling met 't
blanke paar manchetten,
En met uw trotschen blik
vrij van tucht en wetten
En 't rechte boordje dat uw
maagren hals omsloot.
Ik heb u niet gekend, glorieuze
luitenant,
Die met doorschoten hoofd
onsterflijk nedervielt
Op den omwoelden grond van
't zelfde lieve land
Dat gansch uw kort bestaan
bekoord had en bezield
De dichter voelde zich eveneens aan
getrokken tot de Kempen cn dus tot
de schilder Jacob Smits. Hij wijdde
aan deze geestverwant een essay in EI-
seviers maandblad en herdacht hem
bij zijn dood in een „In Memoriam":
De dorre streek waaruit mijn
ouders stammen
En die gij diep en feeder hebt
bemind.
Straalt nu weer als die ruige zee
van vlammen
Die mij zoo ver heeft meege
voerd als kind.
Maar gij zijt niet meer daar. Uw
zware hand
Zal nooit meer. krachtig wegend
op mijn schouder,
Mijn aandacht vragen voor dit
srhoone land
Ik voel mij bitter, eiken dag
wat ouder.
Jan van Nijlen mijmert graag ovei
dnnd en eeuwigheid, zoals blijkt uit
zijn talrijke in memoriam-gedichten
Aangrijpend zijn de „Strofen voor een
pnete", die hij schreef ter nagedach
tenis van zijn zoon. die in een Duits
concentratiekamp omkwam.
QNDER de Nederlandse literatorer
heeft Van Nijlen zich vele vriender
gemaakt, nadat hij gedurende de eer
ste wereldoorlog in ons land gastvrij
heid had genoten. Aan E. du Perron
wijdde hij een piëteitvol boekje vol
herinneringen en wederkerig stelde
deze een bloemlezing samen uit het
werk van zijn collega. Hetzelfde deed
Jan Greshoff in 1934 bij de vijftigste
IN TEGENSTELLING tot schilderen
of het schrijven van een boek is het
maken va-n een film een kwestie
van teamwork. Elke voltooide film
is het tastbare resultaat van een
compromis tussen mensen van veler
lei slag en vaardigheid. Het is boven
dien een gemeenschappelijk avon
tuur, geen one-man-show. Een film
heeft meer publiek nodig dan bv.
een boek. Als dat een oplage be
reikt van enkele duizenden exempla- TN Frankrijk liggen de kaarten voor wat
1 rlif botroff nroolAc q nri prcfttn DP7P
ren, is de uitgever doorgaans dik te
vreden. EeVi speelfilm daarentegen
heeft een publiek nodig van hon
derdduizenden mensen, wil de pro
ducent er tenminste uithalen wat hij
erin gestoken heeft. Daarbij komt
nog, dat nieuwe films méér dan wat
ook van onze tijd moeten zijn: een
meesterwerk, dat zijn tijd vooruit is,
maakt weinig kans op het noodza
kelijke commerciële succes.
(W. den Hollander-Brenders) die
met haar man naar Frankrijk
emigreerde en daar temidden van
de drukte van het boerenbedrijf
opeens de neiging kreeg om alles
wat ze beleefde en waarnam, op
papier te zetten. Onze Parijse
correspondent heeft indertijd al
eens een vraaggesprek gehad met
deze merkwaardige vrouw, die
een echt natuurtalent bleek te
bezitten, dat door Simon Vinken
oog is ontdekt.
Een tweede boek van haar hand ver
scheen nu bij Kosmos onder de tekenen
de titel „Volwassen mensen huilen niet"
Wederom worden we getroffen door de
scherpe opmerkingsgave en het onop
gesmukt vertellen, dat door zijn waar
achtigheid vastgrijpt en meesleept. Het
is wel verre van de arcadische idylle
,,hoe genoeglijk rolt het leven
welke ons hier voor gezet wordt. En
toch leeft erin de grootheid van het
boerenbedrijf dwars door alle schier j
onmenselijk zwoegen, door alle tegen
slagen van natuurgeweld en ziekte en
een aanvankelijk vijandige omgeving
heen. Het is ook waarlijk niet ,,la
douce France", dat we voorgeschilderd
krijgen. In een klein dorpje wemelt het
van de menselijke tragedies. Drank
zucht huwelijksontrouw, vechtlust, ach
terlijkheid krijgen ruim hun kans. De
beschrijving van dit alles heeft echter
een ondertoon van begrip en deernis,
de schrijfster ziet ook zeer wel de har
telijkheid en tederheid, welke deze
rauwe samenleving kleuren. De boerin
met haar diepe gevoelsleven naast haar
zwijgzame man. die de strijd om een
gevestigd bestaan in vreemd land met
heroïsche verbetenheid voert, die na
iedere tegenslag toch weer opveert en
zijn vrouw meesleept in dit harde ge
vecht komen hier echt menselijk voor
ons te staan
Er is ook een onopzettelijke humor in
dit boek, die getuigt van het vermogen
van de schrijfster om zo nu en dan af
stand te nemen van datgene wat haar
dagen en ook een deel van haar nach
ten vult met tobben en zorgen en zwoe
gen. Er is hier voor „de stadsmens"
met zijn zo zeer goed gereglementeer
de en beschermde bestaan wat te leren
over de onberekenbaarheden, waaraan
het boerenbedrijf is blootgesteld, welke
het resultaat van jaren in enkele uren
kunnen vernielen. Er is wat te leren
van de taaie koppigheid, en de niet te
temmen werkdrift waarmee een doel
wordt nagestreefd. Deze boerin in een
bekrompen Frans dorp toont een
breedheid van blik. waarbij veel ge
peuter cn gemier van hooggezeten li
teraten in het niet verdwijnt. Dit is een
echt gezond openhartig boek, dat we
vveer veel lezers toewensen.
r^E kunstenaar, die zijn scheppings
drang via de film wil uitleven, zal
hier rekening mee moeten houden.
De besten doen dat ook. Van de an-
dït betreft precies andersom. Deze
tegenstelling is daar vooral duidelijk
aan de dag getreden in de «vijftiger
jaren, toen een flink aantal door
gaans jongere critici en schrijvers
zich met de kwestie gingen bemoeien.
In feite is in die periode de grondslag
gelegd voor een filmsoort, die later be
kend is geworden als de nouvelle
vague, de nieuwe golf.
Wie precies aan de wieg heeft ge
staan van deze nieuwe beweging, is
achteraf niet meer met zekerheid vast
te stellen. Er zijn verschillende men
sen, die deze eer voor zich opeisen.
Sommige filmtheoretici houden het
er op, dat de lof toekomt aan de re
gisseur Claude Chabrol. Anderen voe
len meer voor de filmer Jean-Pierre
Melville, die in 1947 reeds met zijn
„Le silence de la mer" brak met
V-
1'
de gevestigde gewoonten in de
Franse filmerij. Er is echter nog
iemand, die in dit kader hoge ogen
gooit: de criticus later zelf filmer
Alexandre Astruc. Hij heeft in 1948
een befaamd artikel geschreven, waar
in hij voor de eerste maal de term
„camera stylo" (de camera gebruikt als
pen) hanteerde. Astruc schreef o.a.:
Langzaam maar zeker wordt
de film een taal. Met taal be
doel ik de vorm waarin en
waardoor een kunstenaar zijn
gedachten hoe abstract die
ook mogen zijn of zijn gevoe
lens kan uitdrukken, precies zo
als dat in een verhandeling of
in een boek gebeurt.... De film
zal zich langzamerhand vrij ma
ken van tyrannie van het visu
ele en van de onmiddellijk aan
sprekende anecdote om daarna
even subtiel te worden als het
geschreven woord. Wat ons in
de film van nu interesseert is
er deze taal van te maken."
ETEN camera, waarmee men „schrijft":
dat was. volgens Astruc, het ideaal,
waar de film naar moest streven. Men
kan deze theorie laten voor wat ze is
maar het staat inmiddels wel vast, da'
de ideeën van Astruc en enkele an
dere jonge kunstenaars de Franse film
rijp gemaakt hebben voor een verande
ring. Die kwam op het eind van de
jaren vijftig. De Franse producenten
hadden met evenveel schade en schan
de hun lesje geleerd als hun collegae
in Engeland en de Verenigde Staten:
de wereld veranderde. De zekerheden
van vroeger werden twijfels, de smaak
van het publiek leek moeilijker te pei
len dan ooit. Er moest dus iets gebeu
ren. En in deze gemoedstoestand waren
de producenten wel bereid ionge re
gisseurs een kans te geven. En er wa
ren nogal wat jonge kunstenaars voor
handen. die op deze kans hadden ge
wacht. Het merendeel van hen had be
moeienis met het tijdschrift „Cahiers
du Cinéma", waarin ze al een tijdlang
theorieën over film spuiden, die de
1 basisliteratuur van de nouvelle vague
1 zijn geworden. De invloed van dit tijd
schrift in de Franse filmwereld is zeer
groot geweest. De auteurs hebben be
hoorlijk aan de bel getrokken en zelfs
degenen, die het er niet mee eens wa
ren, moesten toegeven, dat de enthou
siaste jongelieden het filmen op een
gezonder basis hadden geplaatst. En
voor velen van hen hebben de ideeën
kort daarop werkelijk gestalte gekre
gen in geslaagde films. Namen als
Francois Truffaut, Jean-Luc Godard,
Claude Chabrol en Jacques Doniol-Val-
croze, die allemaal aan Cahiers du Ci
néma hebben meegewerkt, zeggen in
dezen genoeg. Wat deze nieuwe filmers
precies voor ogen stond, wordt duide
lijk, uit een uitspraak van Frangois
Truffaut:
„De film is tot nu toe te onpersoon
lijk geweest vanwege zijn gebon
denheid: buitenlandse acteurs, te
veel scenarioschrijvers, de dwang
van de distributie, topzware tech
nische werkgroepen, buitengewoon
hoge budgetten. We dachten, dat het
mogelijk moest zijn dit alles wat
te vereenvoudigen door zelfstandig
te werken en goedkope films te ma
ken over simpele onderwerpen. Een
hele verzameling nouvelle vague-
films lijken alleen op elkaar door
hetgeen ze achterwege gelaten heb
ben: geen extra's, geen theatrale
aanstellerij, geen dure décors.
Het verwarrende daarbij is, dat de
kwaliteiten van deze nieuwe film
- gratie, jeugd, moderniteit, ele
gantie, vaart parallel lopen aan
zijn tekortkomingen: frivoliteit, ge
wetenloosheid, naïviteit..."
BERT VAN OOSTERHOUT
Een scène uit Jules et Jim", een
film, die Frangois Truffaut met
betrekkelijk eenvoudige midde
len heeft gemaakt.
EIGENLIJK, geloven wij, wordt het
tijd, dat Oosterhout eens gaat
denken aan iets dat expositie
ruimte of cultureel centrum heet.
Een stad, die alsmaar bouwt en in
de toekomst ook breken wil, indu
strie aantrekt maar ook zorgt voor
riante woongelegenheid, krijgt daar
behoefte aan.
/"^ultuur met al wat daarmee samen-
L-4 hangt, is een zaak die even goed in
de moderne stad thuis hoort als een
supermarket en een nieuwe kerk. Wie
beweren wil dat voor zo'n ruimte
nauwelijks belangstelling bestaat, ver
gist zich. Ook nu bijvoorbeeld heeft
een expositie als die van Mous en v.d.
Straeten belangstelling, ofschoon zij
is ondergebracht in een primitieve
ruimte. Niet dat het storm loopt, al
licht niet. Dit soort zaken wordt even
goed als een voetbalwedstrijd, slechts
door het eigen soort publiek bezocht.
Maar daarmee is nog niet bewezen,
dat zo'n zaal in een stad als Oosterhout
niet nodig zou zijn
Die ruimte mag ér dan nog niet zijn,
de beide bovengenoemde Oosterhoute-
naren hebben toch een expositie in hun
woonplaats ingericht. Hun werk hangt
bijeen in een achterzaaltje van „Oud
Brabant" aan de Leijsenhoek, de ex
ploitant ervan heeft er goed aan ge
daan zijn plaatsgenoten in de gelegen
heid te stellen hun werk tentoon te
stellen
"C'erlijk gezegd heeft het ons verbaasd,
F-/ dat Jan van der Straeten en Sjaak
Mous nu al wéér behoefte gevoelden
een expositie in te richten. Kerstmis
vorig jaar nog exposeerden zij in
Chaams gemeentehuis. Wat wij dus
verwachtten was een herhaling. Het
blijkt echter dat beiden een vrucht
baar jaar achter de rug hebben, al
wat bijeen werd gebracht is praktisch
nieuw.
Wie zich hun Chaamse expositie voor
de geest haalt en die vergelijkt met
deze in Oosterhout, ontkomt niet aan
de indruk dat zowel Mous als Van der
Straeten gewonnen hebben aan zeg
gingskracht. Het gegeven komt leven
diger op U af, zonder de hulp van een
of ander symbool, het is directer ge
oriënteerd en daardoor meer open ge
worden. Dit is overigens het enige
raakpunt tussen deze twee kunstenaars.
Men ontkomt er namelijk nooit aan
als twee samen exposeren, overeen
komsten te zoeken. Wij menen dat met
het bovenstaande de enige overeen
komst tussen deze twee is aangegeven.
Van hieruit volgen zij duidelijk ieder
een eigen weg
rerwijl namelijk Sjaak Mous zich
poogt terug te trekken in een verstil
ling vol poëzie, is het Jan van der
Straeten, wiens werk een meer barokke
geest ademt. Hij is de man van het
triomfantelijke gebaar, die met een
dwingende lijn zijn onderwerp situeert.
Mous daarentegen trekt zich terug en
drukt dat niet alleen uit door zijn
coloriet Hij is een aandachtig man
met gevoel voor intimiteit en sterk ge
bonden aan zijn omgeving. Zijn „hui-
zen"-schilderijen bewijzen dit: zij staan
eenzaam als persoonlijkheden in een
vaag aangeduid landschap. Deze huizen
zelf staan in een amper zichtbaar halo
waardoor zij van de achtergrond los
komen, maar bovendien iets suggere
ren van de oer-bedoeling van de wo
ning: beschutting tegen de elementen.
Er is één „huizen".schilderij bij, dat
deze illussie niet doorgeeft, dat name
lijk waarop Mous drie woningen her
leidt tot een haast zakelijk verslag.
Hier is slechts sprake van lijnen, die
intense eenzaamheid uitstralen, een ge
geven overigens, dat herhaaldelijk in
zijn werk op de een of andere manier
doorkomt.
Ook Van der Straeten heeft een schil
derij van deze opzet gemaakt, maar
hoe heel anders is het resultaat. Waar
Mous naar verstilling streeft, richt zijn
makker in de kunst zich meer op het
uitbundige en ontstaat een anekdotisch
tafereel dat treft door een bezeten zijn
van het onderwerp. Hij heeft in tegen
stelling met Mous grote doeken nodig
om zijn gedachten de baas te blijven;
hij laat het breed-uit hangen en laat
geen twijfel bestaan omtrent zijn be
doelingen. Sommige van zijn doeken
zijn hard en wij kunnen ons dat niet ont
trekken aan de indruk, dat hij zich
soms robuuster wil uitdrukken dan hij
in werkelijkheid is. Er ligt een drang
naar romantiek over zijn werk, een
nostalgie, die hij energiek probeert in
de hand te houden. Zijn figuren hebben
iets pathetisch, maar hun werking in
het vlak is uitermate suggestief en
warm tegelijk. Het is geen wonder,
dat inleider Leo Boekraad de Vlaming
Permeke met deze Oosterhoutenaar
in verband bracht. Zij hebben dezelfde
levensgeladenheid waarbij het soms is
alsof het gegeven uit de lijst zal bar
sten Daarmee is niet gezegd, dat Van
der Straetens werk oppervlakkig is,
want onder de opperhuid voelt men wel
degelijk de emotie vibreren.
De expositie blijft tot 15 november
geopend
JAC. MARTENS.
Voor gekleurd porselein en met name
voor Chinees porselein hebben Neder
landse particuliere verzamelaars veel
geld over. „Exorbitant veel", meent de
heer Paul Brandt, in wiens zalen te
Amsterdam gedurende enige dagen een
grote kunstveiling werd gehouden.
Twee Chinees porseleinen familie-
rose schotels, diam. 35.5 cm, werden
eerst afzonderlijk geveild voor f 1700
elk. Later werden ze nog eens geza
menlijk verkocht en brachten toen bij
elkaar f 5100 op. Iets minder maar toch
nog een bijzonder hoog bedrag werd be
taald voor eveneens twee Chinees por
seleinen famille-rose schotels, namelijk
f 3700. Afzonderlijke schotels werden
o.m. verkocht voor prijzen als f 2500
en f 2800. Deze stonden in de catalogus
beschreven als gaaf, maar ook voor
schotels met een barstje en een schil
fertje werden bedragen ver boven de
1000 gulden betaald. Een Chinees por
seleinen famille-rose kaststel met twee
schilfertjes en twee kleine herstellin
gen werd verkocht voor f 2700. Het
openluchtmuseum in Arnhem kwam
voor f 340 in het bezit van een schotel
van Delfts aardewerk.
se klassewagen,
verfijnde afwer-
aas is en die in
lan elke andera
1158) 345