BORDEWIJK (80)
Baligongs
en
conserven
blikken
Johannes-evangelie
opgrammofoonplaat
Andreas Schlüter
Michelangelo van t noorden
schreef twee nieuwe boeken
Uitvoerend kunstenaar
wordt overbodig
D
geen artistiek genot
machine ingeschakeld
13
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 24 OKTOBER 1964
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
Rijmelarij
Westduitse film
zeer gezien in
communistisch blok
GEDURFD FRANS
INITIATIEF
/~\NGEMERKT is de machine in
al haar verschijningsvormen
een sfeeds grotere rol in ons le
ven gaan spelen. We zijn er tot
op zekere hoogte afhankelijk
van geworden: een defect is vol
doende om ernstige storingen
in het arbeids-, produktie- en
voorzieningsproces te veroorza
ken. De strijd om het bestaan
eist een enorme produktie van
alle goederen en om deze in
massa en vooral op korte ter
mijn te kunnen fabriceren en
afleveren, is een ten top ge
voerde mechanisatie noodzake
lijk.
De macht van de machine
over de mens is groter naar
mate hij daarvan in het dage
lijks leven meer afhankelijk is.
Zelfs in de kunst is haar Invloed
merkbaar en blijkt telkens weer
hoe kunstenaars zich met dit
probleem intensief bezighou
den. De grote schrijver Franz
Kafka heeft het gevaar der tech
niek en mechanisatie in al zijn
uitzichtloosheid geschetst.
O'Neill schiep de demon „Dy
namo", voorgesteld als een
weerzinwekkende afgod. Aan
Elmer Rice's fantasie ontsproot
het toneelstuk „The adding
machine", die, altijd en overal
tegenwoordig, over het aardse
en hiernamaals heerst. Karl
Capek belicht in zijn satirisch
spel „Rossums Universals-Robo-
ter" de opstand van de kunst
mens tegen de mens van vlees
en bloed. Het kubisme in de
schilder- en beeldhouwkunst
onthulde de anatomische over
eenkomst tussen mens en robot.
Aderen, spieren en gewrichten
worden pijpen, drijfstangen en
kogellagers. De douane-beamb
te, die een sculptuur van Bran-
cusi als machine declareerde,
gaf daarmee onbewust een
veelzeggende verklaring af
omtrent het wezen van het mo
derne kunstwerk. In alle aan
gehaalde voorbeelden is de ma
chine als een zielloos en angst
wekkend heerser voorgesteld.
Maar de mens is bezeten van
techniek en mechaniek! Nuttig
effect, tempo, stroomlijn, per
fectie, zijn de symptomen van
een cultuur wier graadmeter de
machine is.
ENS-MACHINE
EN MUZIEK
kWtJstSFj
van een beschavingsperiode weerspiegelt, doch er in diepste
■wezen uit voortspruit, is het duidelijk dat we ook in de nieuwe mn-
ziek met de verworvenheden der hedendaagse beschaving worden
geconfronteerd, ook met de machine. De machine had zich in het
onderbewustzijn van de componist genesteld en ook hij werd er
door geïnspireerd. Arthur Honegger kwam er openlijk voor uit
een hartstochtelijk liefhebber van locomotieven té zijn. „Voor my
zijn het levende wezens, die ik liefheb zoals anderen van vrouwen
en paarden houden." Vanuit deze mentaliteit componeerde
bekende symfonische beweging „Pacific 231",
Op 10 oktober j.l. heeft de Schie-
damse advocaat en letterkundige
F. Bordewijk zijn tachtigste ver
jaardag gevierd. Misschien klinkt
dit laatste woord wat al te feeste
lijk, want de schrijver werd ge
teisterd door een zware griep,
waarvan hij, naar we hopen, in
middels hersteld zal zijn.
TN 1916 debuteerde hij met de gedichten-
bundel „Paddestoelen" onder het pseu
doniem Ton Ven, welke naam ontstond
tijdens een verblijf in het vennenrijke
Oisterwijk. Sindsdien heeft Bordewijk
in een kleine halve eeuw een machtig
en in verschillende opzichten uniek
oeuvre opgebouwd, dat inzette met een
verzameling „Fantastische Vertellin
gen". Veel opzien baarde zijn onderwijs-
roman „Bint", die bij de jonge, voor
uitstrevende uitgeverij „De Gemeen
schap" verscheen en die geschreven was
in een stijd, welke destijds met „nieuwe
zakelijkheid" werd aangeduid. Zijn
meest bekende werk is waarschijnlijk
„Karakter", de boeiende geschiedenis
van een vader en zoon. Daarna is nog
een twintigtal werken van zijn hand
verschenen, een enorme prestatie als
men weet, dat deze jurist het schrijven
slechts als tijdpassering beoefent. On
danks zijn hoge leeftijd is Bordewijk
blijkbaar niet van zins de pen neer te
leggen, want volgens de laatste berich
ten heeft hij een nieuwe roman in voor
bereiding.
Zeven verhalen
DU gelegenheid van zijn verjaardag ver-
raste de uitgeverij Nijgh «Sc Van Dit-
ling ook een goed slot te geven.
„Coentje en Mieltje" is de ver
tederende geschiedenis van twee broer
tjes, waarvan er een op een wande
ling van een hek valt en na een gekke
droom in het ziekenhuis belandt. Onder
de intrigerende titel „Ergens is onweer
gevallen" hekelt Bordewijk het dwaze
van een receptie, die hij een vreselijke
komedie noemt. In „De gereketeerder"
biedt de novellist weer een van zijn
fantastische verhalen. Het betreft bui
tenaards contact en de eerste manifesta
tie van ongekende veranderingen op
aarde. „De bioscoop" is een niet bij
zonder origineel geval van overspel en
„Allure" laat zien hoe hooggeplaatste
personen in alle omstandigheden hun
gevoelens moeten beheersen. En lest
best: „Om en bij de Kas", een werkelijk
uitstekend verhaal, dat deze middelma
tige bundel toch waardevol maakt. Bor
dewijk beschrijft hierin op zijn onna
volgbare manier een Amsterdams bank
gebouw en het personeel, dat daar zijn
werk vindt. In deze „documentaire" is
de schrijver weer op zijn best.
BORDEWIJK
zeven verhalen van
verschillend gehalte
mar te 's-Gravenhage zijn trouwe lezers
met twee nieuwe boeken. Het eerste,
„Lente", bevat zeven verhalen, van ver
schillend gehalte, maar alle zeer lees
baar. In het eerste, dat aan het boek zijn
titel gaf. beschrijft Bordewijk een leuk
gevalletje, zoals zich dat in een bus
voor kan doen tussen twee jonge men
sen. De auteur toont zich nog altijd een
goed observator en hij weet zijn vertel-
F)E tweede uitgave bevat poëzie van
Ton Ven en draagt de veelbelovende
titel „Jade, Jaspis en de Jitterbug".
Poëzie is echter een te groot woord,
want meer dan zwakke rijmerij hebben
we niet kunnen ontdekken in deze „wijs
heid en schoonheid uit het leven van
Baron van Stralen". Laten we dit pro-
dukt van de heer Ven maar gauw ver
geten en ons liever bezighouden met
het proza van grootmeester Bordewijk.
WILLEM v. d. VELDEN
SCHöNBERG
profeet der elektrische toon
n AARNAAST kunnen verschillende
werken gesteld worden Waarin de
technische verworvenheden dezer eeuw
muzikaal zijn gedocumenteerd, met na
me de „Ijzergieterij" van Mosssolow;
de „Haven" van Marius Monnikendam;
het ballet „Mécanique" van Antheil;
het sensationele „Three places in New
England" van Charles Ives; de opera
„Machinist Hopkins" van Max Brand;
het ballet „Filling Station" van Virgil
Thompson, Al deze muzieken zijn ge
ïnspireerd door de machine. Hier raak
ten elkaar twee werelden, die van de
zielloze machine en die van de bezielde
toonkunst.
-pOEN Schönberg zfjn opera „Moses und
Aron" componeerde was dit met de
gedachte aan een opvoering die mis
schien in de toekomst met een elektrisch
geproduceerde toon mogelijk zou zijn.
In Bartóks „Sonate voor twee klavie
ren en slagwerk" manifesteert zich
reeds duidelijk de motorische ritmiek,
die ingegeven schijnt te zijn door me
chanische bewegingen.
In 1913 schreef de Italiaanse schilder
en musicus Luigi Russolo zijn vriend,
de componist Pratella, een brief waarin
hij zich als een echt muzikaal futurist
doet kennen: „Wij futuristen hebben de
muziek der grote meesters graag ge
hoord Nu hebben we er genoeg van.
Wij gaan ons bezighouden met de or
kestratie van het gedruis en lawaai van
metalen rolluiken, toeslaande deuren,
schuifelen en dringen van mensenme
nigten, de onrust en bedrijvigheid op
stations en ondergrondse spoorwegen,
in fabrieken, van krachtcentrales, druk
persen en zelfs de geluiden van het mo
derne oorlogstuig mogen niet vergeten
worden." Uitgaande van deze gedachte
ontwierp Russolo een „futuristisch or
kest" en deelde dit in zes „geluidsfa
milies" in, te weten: 1 kraken en ge-
Onder de filmproducerende landen
van de Westelijke wereld, die met hun
werken in de staten van het communis
tische blok het grootste succes boeken,
staat West-Duitsland op de tweede
plaats achter de V.S op de voorkeurs
lijst.
Sinds 1934 werden er van West-Duits
land naar de Sovjet-Unie in totaal
slechts 40 films geëxporteerd Zij trok-
*en veel meer bezoekers dan de in
veel groteren getale aangeboden produk.
ten uit de door de Russen bezette zone
van Duitsland. Alleen de wereldbe
roemde Westduitse film „De Brug" van
Bernhard Wicki werd in 15 Sovjet-ta-
len gesynchroniseerd en voor 36 andere
Kussische talen van onderschrift voor
zien. 2000 Kopieën van deze met vele
.9.ekroonde film :opei thans te
il lljkertlJ dm de Russisch" bioscopen.
nrL,,w andeie succesvolle Westduitse
I.Tzpr n; 5-® de mensen achter het
KimewSf 1J? mochtei zien, behoren
en "Wir Wunderkinder"
„Spukschloss in Spessart", de ver
bulder: 2 fluiten en sissen; 3 murmelen
en Tuisen; 4 krassen en schrappen; 5
slaggeluiden; 6 stemgeluiden van men
sen en dieren. Aan de hand van deze
indeling ontwierp hij zijn „intonaru-
more" (geluiden- en lawaaiverwekker)
en gaf daarmee in 1913 zijn eerste con
cert. Een jaar later kwam het in het
Teatro dal Verme te Milaan tot een
schandaal toen Russolo met 19 lawaai-
instrumenten vier „geluidswerken" ten
gehore bracht waarbij machine- en
stadslawaai de „boventoon" voerden. De
titels van die stukken spreken voor
zichzelf: „Ontwaken der stad"; „Verza
meling van auto's en vliegtuigen";
„Etenstijd op het Casino-terras" en
„Overval in de oase".
Russolo was niet de enige, die in deze
richting werkte. In 1917 werd Erik Sa-
tie's ballet „Parade" opgevoerd waar
van de partituur geluiden van sirenes,
schrijfmachines, dynamo's en vliegtui
gen voorschreef. Tien jaar later volgde
Antheils „Ballet Mécanique" met een
klankdecor van een groep klavierinstru
menten, slagwerk, autohoorns en motor-
geruis. Een blik op die partituren leert
ons hoezeer het streven naar wijziging
en verruiming der muzikale uitdruk
kingsmiddelen op de voorgrond staat.
Ook Edgar Varèse, Amerikaans-Frans TMrnTTCcr,M
componist, stond in de voorste gelede- I-N i uödii«jn staat de
tt:: I -i. «rroomd foffannnnr *4ï
construeerden hun elektrische klank
generatoren en de jongere componisten
maakten er onmiddellijk een dankbaar
gebruik van. Het verlies van het tus
senmenselijk contact aan een zielloos
automatisme zagen zij wel, maar zij
bleven op de ingeslagen weg voortgaan.
De rij van werken waarin deze elek- TN hoeverre deze muziek bij de luisteraar
trisch'e instrumenten gebruikt werden, aanslaat hangt van diens instelling af.
pingspunt voor de hedendaagse com
ponist. Zijn taak is het de levende klank
der instrumenten en menselijke stem op
artistiek verantwoorde wijze te versmel
ten met de elektronische klank waarvan
ongetwijfeld volwaardige composities
het resultaat kunnen zijn.
wordt in 1928 geopend met de „Poème
symphonique pour solo d'Ondes Mar-
tenot" van de Grieks-Franse componist
Dimitri Levidis. Joseph Schillinger volg.
de in '29 met zijn eerste „Aerofonische
Suite"; in '34 schreef Honegger zijn bal
let „Semiramis" en in '38 zijn beroemde
Jeanne d'Arc waarin hij van de Ondes
Martenot gebruik maakte. In maart '42
verscheen John Cages „Imaginary Land
scape" voor elektrische oscillator, zoe
mers van verschillende frequenties,
Bali-gongs. conservenblikken, generato
ren, spiraalveren en Marimbula.
De gematigde modernen sturen op
een synthese van bestaande instrumen
ten en elektronische geluidsapparatuur
aan; de jongsten wijzen dit af. Zij stre
ven een „onafhankelijke" klankstruc
tuur na, die geen enkele associatie met
de traditionele klakbeelden meer toe
laat.
Elke nieuwe muzikale uitdrukkings
vorm, elk nieuw expressiemiddel vergt
geestelijke concentratie en gewenning.
Te dikwijls beroept de toehoorder zich
echter op het „vertrouwd zijn met", op
gewoonten en klanktradities, die in feite
berusten op geestelijke gemakzucht.
Reeds in het oude Griekenland kende
men critici, die ongewone toongeslach-
ten en intervalsgangen afwezen met de
motivering dat „men" deze niet her
kennen of begrijpen kon. Aristoxenos
gaf daarop het veelzeggende antwoord:
„Alsof alles, wat hun oren ontging,
daarom beslist niet kan bestaan of on
bruikbaar zou zijn". En Schönberg
formuleerde het als volgt: „Alles was
wir nicht verstehen, halten wir für
einen Irrtum; alles was uns unbequem
ist, für einen Misgriff des Schöpfers".
Willen we ons de gedachten- en ge
voelswereld van een compositie eigen
maken dat geldt ook voor de nieuw
ste scheppingen dan zullen we ons
daarop volledig moeten concentreren.
Vergeten we nooit dat de ware kunste
naar in wezen altijd naar bewuste or
dening en uitwerking van de spontane
ingevingen streeft. Wat Romain Rolland
over Van Beethoven schreef, geldt voor
elk scheppend kunstenaar: „Wie het
geheim van het scheppen probeert te
ontraadselen, zal met een schok erva-
ren hoe duur het genie zijn wonderlijke
veroveringen moet betalen. Het kost ,y/E kunne„ zéér enthousiast zijn over
hem een mateloze inspanning van zijn YV V.
wilskracht om in zijn kunst alle pro- een viertal langspeelplaten, die uit-
blemen en moeilijkheden op te lossen". gegeven zijn door het Office catholique
Deze woorden zijn eveneens van toe
passing op de hedendaagse componist,
die geconfronteerd wordt met de moge
lijkheden en moeilijkheden der elek
tronische geluidsapparatuur, die ma
chine, die in het scheppingsproces haar
plaats veroverd heeft en zeker niet meer
zal afstaan.
COR BACKERS
du disque-pastorale et musique te Pa
rijs. Deze katholieke uitgeverij, geves
tigd 33 Rue de Fleurus, Paris VI, heeft
het namelijk gewaagd de tekst van het
Johannes-evangelie op een viertal lang
speelplaten vast te leggen en in de han
del te brengen. Er is een uitvoerig
tekstboek bij, waardoor het volgen van
het gesproken woord vergemakkelijkt
wordt.
hart^HauDtma Ger-
ze Bprnrt" "?le Ratten" en „Ro-
du da bist" 6 de film -Solange
dte meï^n i ud de beste films
communistische staten
drukken rf^ ?gJnigeeft- maar de in
laten riin nifj i bevolking achter
zeil. 'vert2kenm^S !je Pl'°Pagandisti-
en ?n rf» 8 In e synchronisatie
vftiriozen aren niet te ver"
ren. Hij experimenteerde met klank
vermengingen van talloze slaginstru
menten en liet de eerste resultaten horen
in zijn „Ionisation" voor twee groepen
slagwerk en 13 bespelers.
NA 1945 manifesteerde zich de fu
turistische gedachte opnieuw en
de componisten gingen ook de
laatste technische verworvenhe
den dienstbaar maken aan hun
scheppende fantasie. Zij compo
neerden nu niet meer over maar
door middel van de machine.
Elektro-akoestische montage van
natuurlijke en kunstmatig ver
wekte geluiden vindt plaats in
de Parijse studio's van Pièrre
Schaeffer (in Amerika noemt
men deze compositietechniek
„tapesichord")'
De Amerikaan John Cage, eens theo-
logisch student, kwam via de zgn. „pre
pared piano" tot de toonbandmontage.
Hij streefde er aanvankelijk naar de
twee eeuwen oude pianotoon aan de
moderne klankzin aan te passen. Wij
hebben er belang bij, meende hij, niet
door tradities en herinneringen verstrikt
te worden. Er bestaan mensen en din
gen en de geluiden zijn een deel der
dingen. Wij willen ons zelf zijn en
de geluiden zichzelf laten zijn. Wij
scheppen eenvoudig de gelegenheid
waarin zij vrij kunnen klinken. Indien
men dit geen muziek wenst te noemen
is dat wat ons betreft o.k. Men doet er
goed aan het zelfs geen kunst te noe
men!
De Parijse school verlangt daarentegen
dat de „musique concrète", al is het
geen muziek in de gangbare betekenis
van het woord, kunst wordt genoemd.
Hoe men hierover denkt en ondanks
alle gewekte ergernis is toch wel bewe
zen dat deze „musique concrète" als
klankdecor voor film, hoorspel en thea
ter zeer goed bruikbaar en zelfs onver
vangbaar is.
Het-scheppend talent wilde meer en
droomde van een muziek die niet door
de bestaande muziekinstrumenten zou
zijn te realiseren. Men wenste de klan
ken voor een compositie zelf op te wek
ken door middel van de elektronische
apparatuur. De Rus Theremin, de Frans
man Martenot en de Duitser Trautwein
luisteraar nog
vreemd tegenover dit nieuwe, hij kan
ten hoogste de ernst en het streven der
ultra-modernen respecteren. Artistiek
genot schenkt het hem (nog) niet. De
oorzaak daarvan ligt in het feit dat het
gehele wezen der muziek een verande
ring heeft ondergaan. De elektronische
„Zwitschermaschine", zoals Paul Klee
het noemt, dient zich als hét uitdruk
kingsmiddel van het technisch tijdperk
aan. Met de elektronische apparatuur
is ook de scheppende musicus een nieu
we wereld binnengetreden die hem on
gekende mogelijkheden biedt. Was de
componist vroeger gebonden aan de om
vang en de technische mogelijkheden
van de menselijke stem en de verschil
lende instrumenten, nu bieden de toon-
generatoren hem onbegrensde perspec
tieven. De inventieve manipulator kan
met behulp van deze apparatuur en de
toonband een totaal nieuw klankbeeld
ontwikkelen. Zijn ideeën worden ab
soluut authentiek door de toonband ge
registreerd en deze conserveert als het
ware de door de componist gewenste
uitvoering. De uitvoerend kunstenaar
als middelaar is overbodig geworden en
evenmin kunnen zich in dit soort com
posities interpretatieproblemen voor
doen, want verschil van opvatting is ten
enenmale uitgesloten. Daarmee is com
positorisch het toppunt van individua
lisme wel bereikt. Of we deze elektro
nisch georganiseerde geluiden werkelijk
onder het begrip muziek kunnen rang
schikken is een vraag op zichzelf. Voor
alsnog zou ik liever van elektro-monta-
ge-klankkunst spreken.
Hoe dan ook, de componisten zijn mei
de ontwikkeling der elektronica mee ge
evolueerd en zijn allerwegen aan het
experimenteren om tot een wezenlijk
nieuwe en zinvolle toonkunst te komen
Het is hun inmiddels wel duidelijk ge
worden dat het geen zin heeft met de
elektronische apparatuur tonen en rui
sen van bestaande instrumenten te ver
vormen of te vermengen of nieuwe
klankconstructies te ontwerpen zonder
een vastomlijnd plan. De nieuwe me
dia mogen niet leiden tot een terzijde
schuiven van het „levend" musiceren of
het werkeloos maken van musici. Hun
opgave mag alleen zijn: een tot nu toe
onbekende klankenwereld te ontsluiten
die alleen met behulp van deze appa
ratuur en de toonband gerealiseerd kan
worden.
De weergave van muziek via radio,
televisie, grammofoon en bandrecorder,
van filmmuziek via de geluidsband blijft
zelfs bij de volmaaktste weergave, een
surrogaat van het levend origineel. Het
kan nooit de artistieke en gemeenschap
pelijke belevenis of reactie opwekken
die met elk zelf-musiceren of met het
-yy '««ywwig
f: A :x'
WEST-BERLIJN Men weet niet precies,
waar zijn wieg stond, en ook niet waar hij ge
storven is. Maar twintig jaren waren voldoen
de om zijn roem te vestigen. Dat was Andreas
Schlüter, architect en beeldhouwer in Pruisen.
Hij stierf 250 jaar geleden. Er zijn er, die hem
de Pruisische Michelangelo noemen, anderen
noemen hem druk en overdadig.
EZE GROTE kunstenaar, die het Berlijn van de
baroktijd het bijzondere accent verleende, was
waarschijnlijk afkomstig uit Danzig, waar hij om
streeks het jaar 1660 geboren zou zijn. Als jonge man
trad hij met plastische werkstukken in Warschau op
de voorgrond en werd naar aanleiding daarvan in
1694 door de keurvorst Frederik van Brandenburg,
de latere eerste koning van Pruisen, in zijn residentie
aangesteld. Hier schiep hij gedurende twee decennia
zijn belangrijkste beeldhouwwerken, hij had vanaf
1669 de leiding bij de bouw van het nieuwe paleis,
was voor het artistieke leven verantwoordelijk en
directeur van de Academie voor Kunsten.
De veelvuldigheid van deze ambten en het bewust
zijn van de eigen roeping deden hem al spoedig in
conflict geraken met andere architecten en kunste
naars aan het hof van de koning. Een technisch de
bacle bij de bouw van de veel te hoge „Munttoren",
die naar de wil van Frederik I de hoogste toren van
Europa moest worden, werd hem in 1706 noodlottig.
Hij werd ontslagen. Weliswaar bleef hij voorlopig nog
beeldhouwer aan het hof, en trad hij nog éénmaal
met het betoverende landhuis Kameke ook als archi
tect op de voorgrond, toch moest hij in 1713 gedwon
gen door de intriges van zijn vijanden Berlijn ver
laten. Hij nam een uitnodiging van de Czaar aan en
ging naar St. Petersburg; hij was toen vijftig jaar,
eenzaam en verbitterd.
JN ZIJN beeldhouwwerken droeg de grootste beeld
houwer van zijn tijd de idealen van de Romeinse
antieken. Michelangelo en Bernini over naar de barok
van het Noorden. De sculpturen in het Berlijnse slot,
de pronksarcofagen van Frederik I en zijn gemalin
in de Dom, borstbeelden en vooral de maskers van
stervende krijgers op het binnenhof van het tuighuis,
wijzen al op een antieke grootheid, die typische
Duitse trekken vertoont.
Schlüter's belangrijkste werk als beeldhouwer, het
ruiterstandbeeld van de grote keurvorst van Bran
denburg, kon op zeer avontuurlijke wijze gered wor
den. Door het evenwicht van rust en beweging, van
natuur en idealiteit, van macht en beheersing, door
de onvergetelijke waardigheid, menselijkheid en ma
jesteit is dit ruiterstandbeeld het belangrijkste sinds
de renaissance. Na de oorlog werd het voor het slot
Charlottenburg in Westberlijn geplaatst. De combi
natie architectuur en beeldhouwwerk geeft hier een
F)EZE platen zijn een poging om het
evangelie nader tot een groot publiek
te brengen en zij hebben het voordeel
dat men het woord beluisteren kan op
een moment, dat men er zich toe gedis
poneerd voelt. Het is zodoende een aan
vulling van het evangeliewoord in de
kerk, zoals dat 's zondags onder de H.
Mis wordt voorgelezen. Velen, wellicht
het overgrote deel van het kerkvolk,
zal in de loop der jaren hebben erva
ren, dat de zondagse lezing van het
evangelie hem niets meer doet. Dat
komt niet alleen omdat door herhaling
de boodschap aan waarde gaat inboe
ten, maar ook dikwijls door de ma
nier, waarop deze wordt voorgelezen.
De monotonie van de stereotiep terug
kerende tekst maakt het er bovendien
niet gemakkelijker op er gericht naar
te luisteren. Met deze platen is dat
anders, al is ook hier op de duur van
zelfsprekend het gevaar der monotonie
aanwezig.
Het grote voordeel van het evangelie
per grammofoonplaat is echter, dat men
de tekst ieder ogenblik van de dag be
luisteren kan, keuze maken welk deel
men beluisteren wil en zo lang kan
luisteren als men zelf wenst. Het zich
laten voorlezen van de tekst is boven
dien een literair genot van de eerste
rang en men doet de merkwaardige ont
dekking. dat dit Johannes-evangelie,
voor velen verstoft door jarenlang ge
bruik, plotseling een volkomen nieuwe
glans krijgt.
WIER stemmen reciteren, het zijn die
van Jean Negroni, Michel Bouquet,
Gabriël Cattand en Cathérine Sellers.
Zij geven de verhalen een nieuwe di
mensie: men zou willen spreken van
evangelische hoorspelen. Al luisterend
ervaart men, hoe prachtig de tekst en
de strekking zijn. Het is alsof oude
waarheden eensklaps opnieuw glinste
rend. diepere zin krijgen dan voorheen.
De tekst, aldus gesproken, blijkt leven
diger en waarheidsechter te zijn dan
men misschien ooit had begrepen, on
vermoede details springen naar voren
en de periode van Christus' leven op
de wereld komt actueler uit de plaat
groeven te voorschijn dan men het ooit
door zelf te lezen had kunnen ervaren.
Daar komt bij, dat de diverse onder
delen van dit evangelie worden vooraf
gegaan door muzikale introducties van
Pierre Henry. De uitgever heeft er
zich ook hier niet met een Jantje van
Leiden afgemaakt. Paul Henry maakte
eigentijdse muziek voor deze uitgave,
het werden elektronische composities,
die een sfeer van gespannen afwachten
creëren en uitstekend aansluiten bij
de tekst.
RUITERSTANDBEELD
in direct visueel en auditief contact van Frederik van Brandenburg, voor het slot Charlottenbura te overtu'gend bewijs voor de zeer belangrijke bijdrage
West-Berlijn. J™54 de 18e eeuw'
voor de „Pruisische barok", die in Andreas Schlüter
lijn begin en hoogtepunt vond. r.w.
verbonden is. In de erkenning hiervan
ligt het directe en feitelijke aankno-
Het is de bedoeling dat ook de evan-
gelieen van Lucas. Marcus en Mattheus
in deze serie zullen uitkomen.
De vier platen, opgeborgen in een
kostbaar boek, vormen een positieve
bijdrage in de verspreiding van het
Nieuwe Testament, Zij zijn voor huis
gebruik uitstekend geschikt, maar ook
zeer waardevol voor kloostergemeen
schappen en bijeenkomsten van leken,
die zich verdiepen in de kern van de
blijde boodschap. Tenslotte betekenen de
platen ook een verrijking van de Franse
literatuurlessen op de middelbare
school. Want hier wordt dusdanig
prachtig Frans gesproken, dat men er
ook taalkundig alleen maar van leren
kan. Het tekstboek vergemakkelijkt het
luisteren daarbij in niet geringe mate.
Importeur van deze platen is de heer
W. Bosheck, Hemsterhuisstraat 241-XII.
Amsterdam-W. j, m