BORDEWIJK (80) Baligongs en conserven blikken Johannes-evangelie opgrammofoonplaat Andreas Schlüter Michelangelo van t noorden schreef twee nieuwe boeken Uitvoerend kunstenaar wordt overbodig D geen artistiek genot machine ingeschakeld 13 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 24 OKTOBER 1964 mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen Rijmelarij Westduitse film zeer gezien in communistisch blok GEDURFD FRANS INITIATIEF /~\NGEMERKT is de machine in al haar verschijningsvormen een sfeeds grotere rol in ons le ven gaan spelen. We zijn er tot op zekere hoogte afhankelijk van geworden: een defect is vol doende om ernstige storingen in het arbeids-, produktie- en voorzieningsproces te veroorza ken. De strijd om het bestaan eist een enorme produktie van alle goederen en om deze in massa en vooral op korte ter mijn te kunnen fabriceren en afleveren, is een ten top ge voerde mechanisatie noodzake lijk. De macht van de machine over de mens is groter naar mate hij daarvan in het dage lijks leven meer afhankelijk is. Zelfs in de kunst is haar Invloed merkbaar en blijkt telkens weer hoe kunstenaars zich met dit probleem intensief bezighou den. De grote schrijver Franz Kafka heeft het gevaar der tech niek en mechanisatie in al zijn uitzichtloosheid geschetst. O'Neill schiep de demon „Dy namo", voorgesteld als een weerzinwekkende afgod. Aan Elmer Rice's fantasie ontsproot het toneelstuk „The adding machine", die, altijd en overal tegenwoordig, over het aardse en hiernamaals heerst. Karl Capek belicht in zijn satirisch spel „Rossums Universals-Robo- ter" de opstand van de kunst mens tegen de mens van vlees en bloed. Het kubisme in de schilder- en beeldhouwkunst onthulde de anatomische over eenkomst tussen mens en robot. Aderen, spieren en gewrichten worden pijpen, drijfstangen en kogellagers. De douane-beamb te, die een sculptuur van Bran- cusi als machine declareerde, gaf daarmee onbewust een veelzeggende verklaring af omtrent het wezen van het mo derne kunstwerk. In alle aan gehaalde voorbeelden is de ma chine als een zielloos en angst wekkend heerser voorgesteld. Maar de mens is bezeten van techniek en mechaniek! Nuttig effect, tempo, stroomlijn, per fectie, zijn de symptomen van een cultuur wier graadmeter de machine is. ENS-MACHINE EN MUZIEK kWtJstSFj van een beschavingsperiode weerspiegelt, doch er in diepste ■wezen uit voortspruit, is het duidelijk dat we ook in de nieuwe mn- ziek met de verworvenheden der hedendaagse beschaving worden geconfronteerd, ook met de machine. De machine had zich in het onderbewustzijn van de componist genesteld en ook hij werd er door geïnspireerd. Arthur Honegger kwam er openlijk voor uit een hartstochtelijk liefhebber van locomotieven té zijn. „Voor my zijn het levende wezens, die ik liefheb zoals anderen van vrouwen en paarden houden." Vanuit deze mentaliteit componeerde bekende symfonische beweging „Pacific 231", Op 10 oktober j.l. heeft de Schie- damse advocaat en letterkundige F. Bordewijk zijn tachtigste ver jaardag gevierd. Misschien klinkt dit laatste woord wat al te feeste lijk, want de schrijver werd ge teisterd door een zware griep, waarvan hij, naar we hopen, in middels hersteld zal zijn. TN 1916 debuteerde hij met de gedichten- bundel „Paddestoelen" onder het pseu doniem Ton Ven, welke naam ontstond tijdens een verblijf in het vennenrijke Oisterwijk. Sindsdien heeft Bordewijk in een kleine halve eeuw een machtig en in verschillende opzichten uniek oeuvre opgebouwd, dat inzette met een verzameling „Fantastische Vertellin gen". Veel opzien baarde zijn onderwijs- roman „Bint", die bij de jonge, voor uitstrevende uitgeverij „De Gemeen schap" verscheen en die geschreven was in een stijd, welke destijds met „nieuwe zakelijkheid" werd aangeduid. Zijn meest bekende werk is waarschijnlijk „Karakter", de boeiende geschiedenis van een vader en zoon. Daarna is nog een twintigtal werken van zijn hand verschenen, een enorme prestatie als men weet, dat deze jurist het schrijven slechts als tijdpassering beoefent. On danks zijn hoge leeftijd is Bordewijk blijkbaar niet van zins de pen neer te leggen, want volgens de laatste berich ten heeft hij een nieuwe roman in voor bereiding. Zeven verhalen DU gelegenheid van zijn verjaardag ver- raste de uitgeverij Nijgh «Sc Van Dit- ling ook een goed slot te geven. „Coentje en Mieltje" is de ver tederende geschiedenis van twee broer tjes, waarvan er een op een wande ling van een hek valt en na een gekke droom in het ziekenhuis belandt. Onder de intrigerende titel „Ergens is onweer gevallen" hekelt Bordewijk het dwaze van een receptie, die hij een vreselijke komedie noemt. In „De gereketeerder" biedt de novellist weer een van zijn fantastische verhalen. Het betreft bui tenaards contact en de eerste manifesta tie van ongekende veranderingen op aarde. „De bioscoop" is een niet bij zonder origineel geval van overspel en „Allure" laat zien hoe hooggeplaatste personen in alle omstandigheden hun gevoelens moeten beheersen. En lest best: „Om en bij de Kas", een werkelijk uitstekend verhaal, dat deze middelma tige bundel toch waardevol maakt. Bor dewijk beschrijft hierin op zijn onna volgbare manier een Amsterdams bank gebouw en het personeel, dat daar zijn werk vindt. In deze „documentaire" is de schrijver weer op zijn best. BORDEWIJK zeven verhalen van verschillend gehalte mar te 's-Gravenhage zijn trouwe lezers met twee nieuwe boeken. Het eerste, „Lente", bevat zeven verhalen, van ver schillend gehalte, maar alle zeer lees baar. In het eerste, dat aan het boek zijn titel gaf. beschrijft Bordewijk een leuk gevalletje, zoals zich dat in een bus voor kan doen tussen twee jonge men sen. De auteur toont zich nog altijd een goed observator en hij weet zijn vertel- F)E tweede uitgave bevat poëzie van Ton Ven en draagt de veelbelovende titel „Jade, Jaspis en de Jitterbug". Poëzie is echter een te groot woord, want meer dan zwakke rijmerij hebben we niet kunnen ontdekken in deze „wijs heid en schoonheid uit het leven van Baron van Stralen". Laten we dit pro- dukt van de heer Ven maar gauw ver geten en ons liever bezighouden met het proza van grootmeester Bordewijk. WILLEM v. d. VELDEN SCHöNBERG profeet der elektrische toon n AARNAAST kunnen verschillende werken gesteld worden Waarin de technische verworvenheden dezer eeuw muzikaal zijn gedocumenteerd, met na me de „Ijzergieterij" van Mosssolow; de „Haven" van Marius Monnikendam; het ballet „Mécanique" van Antheil; het sensationele „Three places in New England" van Charles Ives; de opera „Machinist Hopkins" van Max Brand; het ballet „Filling Station" van Virgil Thompson, Al deze muzieken zijn ge ïnspireerd door de machine. Hier raak ten elkaar twee werelden, die van de zielloze machine en die van de bezielde toonkunst. -pOEN Schönberg zfjn opera „Moses und Aron" componeerde was dit met de gedachte aan een opvoering die mis schien in de toekomst met een elektrisch geproduceerde toon mogelijk zou zijn. In Bartóks „Sonate voor twee klavie ren en slagwerk" manifesteert zich reeds duidelijk de motorische ritmiek, die ingegeven schijnt te zijn door me chanische bewegingen. In 1913 schreef de Italiaanse schilder en musicus Luigi Russolo zijn vriend, de componist Pratella, een brief waarin hij zich als een echt muzikaal futurist doet kennen: „Wij futuristen hebben de muziek der grote meesters graag ge hoord Nu hebben we er genoeg van. Wij gaan ons bezighouden met de or kestratie van het gedruis en lawaai van metalen rolluiken, toeslaande deuren, schuifelen en dringen van mensenme nigten, de onrust en bedrijvigheid op stations en ondergrondse spoorwegen, in fabrieken, van krachtcentrales, druk persen en zelfs de geluiden van het mo derne oorlogstuig mogen niet vergeten worden." Uitgaande van deze gedachte ontwierp Russolo een „futuristisch or kest" en deelde dit in zes „geluidsfa milies" in, te weten: 1 kraken en ge- Onder de filmproducerende landen van de Westelijke wereld, die met hun werken in de staten van het communis tische blok het grootste succes boeken, staat West-Duitsland op de tweede plaats achter de V.S op de voorkeurs lijst. Sinds 1934 werden er van West-Duits land naar de Sovjet-Unie in totaal slechts 40 films geëxporteerd Zij trok- *en veel meer bezoekers dan de in veel groteren getale aangeboden produk. ten uit de door de Russen bezette zone van Duitsland. Alleen de wereldbe roemde Westduitse film „De Brug" van Bernhard Wicki werd in 15 Sovjet-ta- len gesynchroniseerd en voor 36 andere Kussische talen van onderschrift voor zien. 2000 Kopieën van deze met vele .9.ekroonde film :opei thans te il lljkertlJ dm de Russisch" bioscopen. nrL,,w andeie succesvolle Westduitse I.Tzpr n; 5-® de mensen achter het KimewSf 1J? mochtei zien, behoren en "Wir Wunderkinder" „Spukschloss in Spessart", de ver bulder: 2 fluiten en sissen; 3 murmelen en Tuisen; 4 krassen en schrappen; 5 slaggeluiden; 6 stemgeluiden van men sen en dieren. Aan de hand van deze indeling ontwierp hij zijn „intonaru- more" (geluiden- en lawaaiverwekker) en gaf daarmee in 1913 zijn eerste con cert. Een jaar later kwam het in het Teatro dal Verme te Milaan tot een schandaal toen Russolo met 19 lawaai- instrumenten vier „geluidswerken" ten gehore bracht waarbij machine- en stadslawaai de „boventoon" voerden. De titels van die stukken spreken voor zichzelf: „Ontwaken der stad"; „Verza meling van auto's en vliegtuigen"; „Etenstijd op het Casino-terras" en „Overval in de oase". Russolo was niet de enige, die in deze richting werkte. In 1917 werd Erik Sa- tie's ballet „Parade" opgevoerd waar van de partituur geluiden van sirenes, schrijfmachines, dynamo's en vliegtui gen voorschreef. Tien jaar later volgde Antheils „Ballet Mécanique" met een klankdecor van een groep klavierinstru menten, slagwerk, autohoorns en motor- geruis. Een blik op die partituren leert ons hoezeer het streven naar wijziging en verruiming der muzikale uitdruk kingsmiddelen op de voorgrond staat. Ook Edgar Varèse, Amerikaans-Frans TMrnTTCcr,M componist, stond in de voorste gelede- I-N i uödii«jn staat de tt:: I -i. «rroomd foffannnnr *4ï construeerden hun elektrische klank generatoren en de jongere componisten maakten er onmiddellijk een dankbaar gebruik van. Het verlies van het tus senmenselijk contact aan een zielloos automatisme zagen zij wel, maar zij bleven op de ingeslagen weg voortgaan. De rij van werken waarin deze elek- TN hoeverre deze muziek bij de luisteraar trisch'e instrumenten gebruikt werden, aanslaat hangt van diens instelling af. pingspunt voor de hedendaagse com ponist. Zijn taak is het de levende klank der instrumenten en menselijke stem op artistiek verantwoorde wijze te versmel ten met de elektronische klank waarvan ongetwijfeld volwaardige composities het resultaat kunnen zijn. wordt in 1928 geopend met de „Poème symphonique pour solo d'Ondes Mar- tenot" van de Grieks-Franse componist Dimitri Levidis. Joseph Schillinger volg. de in '29 met zijn eerste „Aerofonische Suite"; in '34 schreef Honegger zijn bal let „Semiramis" en in '38 zijn beroemde Jeanne d'Arc waarin hij van de Ondes Martenot gebruik maakte. In maart '42 verscheen John Cages „Imaginary Land scape" voor elektrische oscillator, zoe mers van verschillende frequenties, Bali-gongs. conservenblikken, generato ren, spiraalveren en Marimbula. De gematigde modernen sturen op een synthese van bestaande instrumen ten en elektronische geluidsapparatuur aan; de jongsten wijzen dit af. Zij stre ven een „onafhankelijke" klankstruc tuur na, die geen enkele associatie met de traditionele klakbeelden meer toe laat. Elke nieuwe muzikale uitdrukkings vorm, elk nieuw expressiemiddel vergt geestelijke concentratie en gewenning. Te dikwijls beroept de toehoorder zich echter op het „vertrouwd zijn met", op gewoonten en klanktradities, die in feite berusten op geestelijke gemakzucht. Reeds in het oude Griekenland kende men critici, die ongewone toongeslach- ten en intervalsgangen afwezen met de motivering dat „men" deze niet her kennen of begrijpen kon. Aristoxenos gaf daarop het veelzeggende antwoord: „Alsof alles, wat hun oren ontging, daarom beslist niet kan bestaan of on bruikbaar zou zijn". En Schönberg formuleerde het als volgt: „Alles was wir nicht verstehen, halten wir für einen Irrtum; alles was uns unbequem ist, für einen Misgriff des Schöpfers". Willen we ons de gedachten- en ge voelswereld van een compositie eigen maken dat geldt ook voor de nieuw ste scheppingen dan zullen we ons daarop volledig moeten concentreren. Vergeten we nooit dat de ware kunste naar in wezen altijd naar bewuste or dening en uitwerking van de spontane ingevingen streeft. Wat Romain Rolland over Van Beethoven schreef, geldt voor elk scheppend kunstenaar: „Wie het geheim van het scheppen probeert te ontraadselen, zal met een schok erva- ren hoe duur het genie zijn wonderlijke veroveringen moet betalen. Het kost ,y/E kunne„ zéér enthousiast zijn over hem een mateloze inspanning van zijn YV V. wilskracht om in zijn kunst alle pro- een viertal langspeelplaten, die uit- blemen en moeilijkheden op te lossen". gegeven zijn door het Office catholique Deze woorden zijn eveneens van toe passing op de hedendaagse componist, die geconfronteerd wordt met de moge lijkheden en moeilijkheden der elek tronische geluidsapparatuur, die ma chine, die in het scheppingsproces haar plaats veroverd heeft en zeker niet meer zal afstaan. COR BACKERS du disque-pastorale et musique te Pa rijs. Deze katholieke uitgeverij, geves tigd 33 Rue de Fleurus, Paris VI, heeft het namelijk gewaagd de tekst van het Johannes-evangelie op een viertal lang speelplaten vast te leggen en in de han del te brengen. Er is een uitvoerig tekstboek bij, waardoor het volgen van het gesproken woord vergemakkelijkt wordt. hart^HauDtma Ger- ze Bprnrt" "?le Ratten" en „Ro- du da bist" 6 de film -Solange dte meï^n i ud de beste films communistische staten drukken rf^ ?gJnigeeft- maar de in laten riin nifj i bevolking achter zeil. 'vert2kenm^S !je Pl'°Pagandisti- en ?n rf» 8 In e synchronisatie vftiriozen aren niet te ver" ren. Hij experimenteerde met klank vermengingen van talloze slaginstru menten en liet de eerste resultaten horen in zijn „Ionisation" voor twee groepen slagwerk en 13 bespelers. NA 1945 manifesteerde zich de fu turistische gedachte opnieuw en de componisten gingen ook de laatste technische verworvenhe den dienstbaar maken aan hun scheppende fantasie. Zij compo neerden nu niet meer over maar door middel van de machine. Elektro-akoestische montage van natuurlijke en kunstmatig ver wekte geluiden vindt plaats in de Parijse studio's van Pièrre Schaeffer (in Amerika noemt men deze compositietechniek „tapesichord")' De Amerikaan John Cage, eens theo- logisch student, kwam via de zgn. „pre pared piano" tot de toonbandmontage. Hij streefde er aanvankelijk naar de twee eeuwen oude pianotoon aan de moderne klankzin aan te passen. Wij hebben er belang bij, meende hij, niet door tradities en herinneringen verstrikt te worden. Er bestaan mensen en din gen en de geluiden zijn een deel der dingen. Wij willen ons zelf zijn en de geluiden zichzelf laten zijn. Wij scheppen eenvoudig de gelegenheid waarin zij vrij kunnen klinken. Indien men dit geen muziek wenst te noemen is dat wat ons betreft o.k. Men doet er goed aan het zelfs geen kunst te noe men! De Parijse school verlangt daarentegen dat de „musique concrète", al is het geen muziek in de gangbare betekenis van het woord, kunst wordt genoemd. Hoe men hierover denkt en ondanks alle gewekte ergernis is toch wel bewe zen dat deze „musique concrète" als klankdecor voor film, hoorspel en thea ter zeer goed bruikbaar en zelfs onver vangbaar is. Het-scheppend talent wilde meer en droomde van een muziek die niet door de bestaande muziekinstrumenten zou zijn te realiseren. Men wenste de klan ken voor een compositie zelf op te wek ken door middel van de elektronische apparatuur. De Rus Theremin, de Frans man Martenot en de Duitser Trautwein luisteraar nog vreemd tegenover dit nieuwe, hij kan ten hoogste de ernst en het streven der ultra-modernen respecteren. Artistiek genot schenkt het hem (nog) niet. De oorzaak daarvan ligt in het feit dat het gehele wezen der muziek een verande ring heeft ondergaan. De elektronische „Zwitschermaschine", zoals Paul Klee het noemt, dient zich als hét uitdruk kingsmiddel van het technisch tijdperk aan. Met de elektronische apparatuur is ook de scheppende musicus een nieu we wereld binnengetreden die hem on gekende mogelijkheden biedt. Was de componist vroeger gebonden aan de om vang en de technische mogelijkheden van de menselijke stem en de verschil lende instrumenten, nu bieden de toon- generatoren hem onbegrensde perspec tieven. De inventieve manipulator kan met behulp van deze apparatuur en de toonband een totaal nieuw klankbeeld ontwikkelen. Zijn ideeën worden ab soluut authentiek door de toonband ge registreerd en deze conserveert als het ware de door de componist gewenste uitvoering. De uitvoerend kunstenaar als middelaar is overbodig geworden en evenmin kunnen zich in dit soort com posities interpretatieproblemen voor doen, want verschil van opvatting is ten enenmale uitgesloten. Daarmee is com positorisch het toppunt van individua lisme wel bereikt. Of we deze elektro nisch georganiseerde geluiden werkelijk onder het begrip muziek kunnen rang schikken is een vraag op zichzelf. Voor alsnog zou ik liever van elektro-monta- ge-klankkunst spreken. Hoe dan ook, de componisten zijn mei de ontwikkeling der elektronica mee ge evolueerd en zijn allerwegen aan het experimenteren om tot een wezenlijk nieuwe en zinvolle toonkunst te komen Het is hun inmiddels wel duidelijk ge worden dat het geen zin heeft met de elektronische apparatuur tonen en rui sen van bestaande instrumenten te ver vormen of te vermengen of nieuwe klankconstructies te ontwerpen zonder een vastomlijnd plan. De nieuwe me dia mogen niet leiden tot een terzijde schuiven van het „levend" musiceren of het werkeloos maken van musici. Hun opgave mag alleen zijn: een tot nu toe onbekende klankenwereld te ontsluiten die alleen met behulp van deze appa ratuur en de toonband gerealiseerd kan worden. De weergave van muziek via radio, televisie, grammofoon en bandrecorder, van filmmuziek via de geluidsband blijft zelfs bij de volmaaktste weergave, een surrogaat van het levend origineel. Het kan nooit de artistieke en gemeenschap pelijke belevenis of reactie opwekken die met elk zelf-musiceren of met het -yy '««ywwig f: A :x' WEST-BERLIJN Men weet niet precies, waar zijn wieg stond, en ook niet waar hij ge storven is. Maar twintig jaren waren voldoen de om zijn roem te vestigen. Dat was Andreas Schlüter, architect en beeldhouwer in Pruisen. Hij stierf 250 jaar geleden. Er zijn er, die hem de Pruisische Michelangelo noemen, anderen noemen hem druk en overdadig. EZE GROTE kunstenaar, die het Berlijn van de baroktijd het bijzondere accent verleende, was waarschijnlijk afkomstig uit Danzig, waar hij om streeks het jaar 1660 geboren zou zijn. Als jonge man trad hij met plastische werkstukken in Warschau op de voorgrond en werd naar aanleiding daarvan in 1694 door de keurvorst Frederik van Brandenburg, de latere eerste koning van Pruisen, in zijn residentie aangesteld. Hier schiep hij gedurende twee decennia zijn belangrijkste beeldhouwwerken, hij had vanaf 1669 de leiding bij de bouw van het nieuwe paleis, was voor het artistieke leven verantwoordelijk en directeur van de Academie voor Kunsten. De veelvuldigheid van deze ambten en het bewust zijn van de eigen roeping deden hem al spoedig in conflict geraken met andere architecten en kunste naars aan het hof van de koning. Een technisch de bacle bij de bouw van de veel te hoge „Munttoren", die naar de wil van Frederik I de hoogste toren van Europa moest worden, werd hem in 1706 noodlottig. Hij werd ontslagen. Weliswaar bleef hij voorlopig nog beeldhouwer aan het hof, en trad hij nog éénmaal met het betoverende landhuis Kameke ook als archi tect op de voorgrond, toch moest hij in 1713 gedwon gen door de intriges van zijn vijanden Berlijn ver laten. Hij nam een uitnodiging van de Czaar aan en ging naar St. Petersburg; hij was toen vijftig jaar, eenzaam en verbitterd. JN ZIJN beeldhouwwerken droeg de grootste beeld houwer van zijn tijd de idealen van de Romeinse antieken. Michelangelo en Bernini over naar de barok van het Noorden. De sculpturen in het Berlijnse slot, de pronksarcofagen van Frederik I en zijn gemalin in de Dom, borstbeelden en vooral de maskers van stervende krijgers op het binnenhof van het tuighuis, wijzen al op een antieke grootheid, die typische Duitse trekken vertoont. Schlüter's belangrijkste werk als beeldhouwer, het ruiterstandbeeld van de grote keurvorst van Bran denburg, kon op zeer avontuurlijke wijze gered wor den. Door het evenwicht van rust en beweging, van natuur en idealiteit, van macht en beheersing, door de onvergetelijke waardigheid, menselijkheid en ma jesteit is dit ruiterstandbeeld het belangrijkste sinds de renaissance. Na de oorlog werd het voor het slot Charlottenburg in Westberlijn geplaatst. De combi natie architectuur en beeldhouwwerk geeft hier een F)EZE platen zijn een poging om het evangelie nader tot een groot publiek te brengen en zij hebben het voordeel dat men het woord beluisteren kan op een moment, dat men er zich toe gedis poneerd voelt. Het is zodoende een aan vulling van het evangeliewoord in de kerk, zoals dat 's zondags onder de H. Mis wordt voorgelezen. Velen, wellicht het overgrote deel van het kerkvolk, zal in de loop der jaren hebben erva ren, dat de zondagse lezing van het evangelie hem niets meer doet. Dat komt niet alleen omdat door herhaling de boodschap aan waarde gaat inboe ten, maar ook dikwijls door de ma nier, waarop deze wordt voorgelezen. De monotonie van de stereotiep terug kerende tekst maakt het er bovendien niet gemakkelijker op er gericht naar te luisteren. Met deze platen is dat anders, al is ook hier op de duur van zelfsprekend het gevaar der monotonie aanwezig. Het grote voordeel van het evangelie per grammofoonplaat is echter, dat men de tekst ieder ogenblik van de dag be luisteren kan, keuze maken welk deel men beluisteren wil en zo lang kan luisteren als men zelf wenst. Het zich laten voorlezen van de tekst is boven dien een literair genot van de eerste rang en men doet de merkwaardige ont dekking. dat dit Johannes-evangelie, voor velen verstoft door jarenlang ge bruik, plotseling een volkomen nieuwe glans krijgt. WIER stemmen reciteren, het zijn die van Jean Negroni, Michel Bouquet, Gabriël Cattand en Cathérine Sellers. Zij geven de verhalen een nieuwe di mensie: men zou willen spreken van evangelische hoorspelen. Al luisterend ervaart men, hoe prachtig de tekst en de strekking zijn. Het is alsof oude waarheden eensklaps opnieuw glinste rend. diepere zin krijgen dan voorheen. De tekst, aldus gesproken, blijkt leven diger en waarheidsechter te zijn dan men misschien ooit had begrepen, on vermoede details springen naar voren en de periode van Christus' leven op de wereld komt actueler uit de plaat groeven te voorschijn dan men het ooit door zelf te lezen had kunnen ervaren. Daar komt bij, dat de diverse onder delen van dit evangelie worden vooraf gegaan door muzikale introducties van Pierre Henry. De uitgever heeft er zich ook hier niet met een Jantje van Leiden afgemaakt. Paul Henry maakte eigentijdse muziek voor deze uitgave, het werden elektronische composities, die een sfeer van gespannen afwachten creëren en uitstekend aansluiten bij de tekst. RUITERSTANDBEELD in direct visueel en auditief contact van Frederik van Brandenburg, voor het slot Charlottenbura te overtu'gend bewijs voor de zeer belangrijke bijdrage West-Berlijn. J™54 de 18e eeuw' voor de „Pruisische barok", die in Andreas Schlüter lijn begin en hoogtepunt vond. r.w. verbonden is. In de erkenning hiervan ligt het directe en feitelijke aankno- Het is de bedoeling dat ook de evan- gelieen van Lucas. Marcus en Mattheus in deze serie zullen uitkomen. De vier platen, opgeborgen in een kostbaar boek, vormen een positieve bijdrage in de verspreiding van het Nieuwe Testament, Zij zijn voor huis gebruik uitstekend geschikt, maar ook zeer waardevol voor kloostergemeen schappen en bijeenkomsten van leken, die zich verdiepen in de kern van de blijde boodschap. Tenslotte betekenen de platen ook een verrijking van de Franse literatuurlessen op de middelbare school. Want hier wordt dusdanig prachtig Frans gesproken, dat men er ook taalkundig alleen maar van leren kan. Het tekstboek vergemakkelijkt het luisteren daarbij in niet geringe mate. Importeur van deze platen is de heer W. Bosheck, Hemsterhuisstraat 241-XII. Amsterdam-W. j, m

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 7