Marechaussee
heeft handen
vol werk
Westduitse kranten willen
televisiereclame verzorgen
Alle bronnen ran
natuurlijke frisheid
Koninklijk
Tweede net door deelstaten
helemaal in de steek gelaten
16
16
Harpist Zabaleta
speelt met A'dams
Kamerorkest
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 17 OKTOBER 1964
(Van. een medewerker)
Tot de landmachtonderdelen die hun 150-
jarig bestaan vieren, behoort de Koninklij
ke Marechaussee, een korps met een zeer
Franse naam. Niet alleen de naam is trou
wens Frans. Ook zijn historie moet het
jubilerende korps zoeken in Frankrijk,
waar in de middeleeuwen de stalmeester
van de koning een „marécha!" heette. Zijn
„baas" was de opperstalmeester, „connétable" geheten, en
beiden kregen in de 13e eeuw reeds een militaire functie,
zij het alleen in oorlogstijd.
Staande legers onderhielden de konin
gen van Frankrijk nog niet en de legers
werden eerst in tijden van gevaar of
wanneer de koning ze nodig had, ge
vormd. Een leger kan het niet stellen
zonder straffen. Met de militaire recht
spraak werden nu beide heren belast.
Het als gevolg daarvan opgerichte col
lege kreeg de naam „Connétablie et
•maréchaussée de France". Beide titels
■werden daar dus in verwerkt. Tot aan
de Franse revolutie bleef dit zo. al was
in de 17e eeuw de functie van'„conné
table" al opgeheven. De maarschalken
zetten echter die taak voort en werden
bij hun arbeid terzijde gestaan door
„prévots" (oud-militairen kennen nog
wel de betekenis van „provoost") De
ze waren belast o.m. met het aanhou
den en voorgeleiden van verdachten en
werden in die taak bijgestaan door an
dere militairen. De laatsten kregen de
•naam „sergeants de maréchaux" (later
veranderd in: archers de maréchaus
sée" in „cavaliers de maréchaussée"
en tegen de 19e eeuw in „gendarmes").
De naam „gendarmes" kan men be
schouwen als een „revolutie-naam",
hoewel er weinig revolutionairs aan is,
want hij wil niet anders zeggen dan
„gewapende lieden" (des gens d'armes)
Tijdens de Bataafse Republiek (begin
19e eeuw) werd deze naam dan ook voor
een soort rijkspolitie gebruikt en Lode-
wijk Napoleon nam hem over, toen hij
in 1806 aan het bewind kwam. Hij orga
niseerde het korps geheel op Franse
!leest omdat de Franse organisatie best
voldeed. Tijdens de Franse overheer
sing (1810-1813) bleef dat zo. Na het
herstel onzer souvereiniteit moest ook
?het vraagstuk der politie en openbare
•veiligheid worden opgelost.
De commissaris-generaal van oorlog
(wij zouden zeggen: minister van oorlog)
'had tot taak hiertoe een ontwerp-orga-
.nisatie te maken en aan de koning voor
te leggen. Hij kon zich echter geen be
tere organisatie voorstellen dan de Fran
se en zo moest hij in zijn begeleidend
.schrijven aan zijne majesteit wel er
kennen „dit is een Franse nabootsing,
maar ik kan er geen nieuwe voor vinden,
'die beter zou zijn.."
In dit kader is het begrijpelijk, dat
.liy sprak over „gendarmes" en niet over
„maréchaussée". Het laatstgenoemde
woord was sedert de revolutie niet
meer gebruikt en derhalve in onbruik
geraakt, maar koning Willem I kende de
naam blijkbaar nog wèl. Hij ging met
het ontwerp van zijn minister akkoord,
doch wijzigde de naam .gendarmes" in
5.,maréchaussée", vermoedelijk omdat
deze naam onder de Franse koningen
gebruikelijk was geweest en de andere
naam door hem als een produkt der
revolutie werd beschouwd.
nog in het duister, al zijn er verschil
lende verklaringen voor gevonden. De
Franse gendarmerie heeft de witte nes
tel al vóór de revolutie gekend. Gene
raal v. d. Hoek vond hem voor het eerst
vermeld in een verordening van 1720,
doch in 1769 kwam hij niet meer voor,
in 1778 echter weer wèl. In 1789
revolutiejaar kreeg de nestel drie kleu
ren (blauw-wit-rood), afgeschaff in 1791
en in 1798 weer ingevoerd.
In 1814 kreeg de Nederlandse Maré
chaussée ook de nestel doch alleen de
beredenen. De onbereden leden van het
korps moésten het tot 1862 zonder nestel
doen en hebben dat dikwijls onjuist
gevonden. Op de duur beschouwde men
terecht de nestel als een traditioneel ver.
siersel van de maréchaussée-uniform.
Anderhalve eeuw lang zijn de hoofd
kleuren van de uniform blauw en zwart
geweest. Dat zijn ze nog, wanneer men
afziet van het veldtenue, dat nu khaki is.
De hoofddeksels zijn nogal eens veran
derd: in de na-Franse tijd waren het
steken, daarna sjako's en helmen, ver
volgens kepi's en kolbakken en tegen
woordig beremutsen (kolbakken), platte
petten en legerhelmen.
De kolbak of populair gezegd „bere-
KORPS MET DE
FRANSE NAAM
150 JAAR OUD
In dit kader wordt ook begrijpelijk
waarom de koning nimmer bezwaar
maakte tegen het feit, dat al betrek
kelijk vanaf de geboorte van het korps
der Maréchaussée het predicaat „ko
ninklijk" gebruikt werd, weliswaar niet
algemeen en altijd maar toch wel zo
hu en dan officieel.
Toen nog niet gesproken werd over
1,Koninklijke Landmacht" werd wèl al
Jang gesproken over „Koninklijke Maré
chaussée". Generaal v. d. Hoek, eertijds
commandant van „het wapen", geeft
hiervoor een verklaring in zijn stan
daardwerk „De geschiedenis van het wa
pen der Koninklijke Maréchaussée".
Hij wijst er daarin op, dat al spoedig
r— nadat in 1815 op 16 maart het Konink
rijk der Nederlanden was gevestigd
commandanten van verschillende onder
delen het predikaat Koninklijk" in hun
stukken gebruikten, hoewel een konink
lijk besluit waarbij dit predikaat aan
het korps verleend werd, niet bekend
is en volgens de generaal waar
schijnlijk ook nimmer werd genomen.
Volgens de schrijver, die een bijzonder
uitvoerige studie van het wapen en zijn
voorgeschiedenis heeft gemaakt, zou de
Maréchaussée zich gerechtigd achten
het predikaat te voeren zonder daar
toe uitdrukkelijk gemachtigd te zijn
„omdat het korps een keurkorps was,
gevormd naar het model der gendarme
rie in Frankrijk, waar dit korps eeuwen
lang tot de koninklijke korpsen had be
hoord". Koning Willem I schijnt het
gebruik van het predikaat oogluikend te
hebben toegestaan, want hoe is het an
ders te verklaren, dat de eerste com
mandant de Roisin zijn brieven
ondertekende met „Ie colonel en chef de
la Maréchaussée royale"? Er zijn zelfs
énkele koninklijke besluiten bekend,
waarin sprake is van (bijvoorbeeld)
brigadier der Koninklijke Maréchaus
sée" en van „Het Korps Koninklijke Ma
réchaussée".
Het tegenwoordige embleem van het
wapen voert dan ook een koningskroon
boven de springende granaat.
De springende granaat, kenbaar aan
de boven de granaat uitkomende vlam
men is al van ouds h»t kenmerk van
de gendarmerie en de maréchaussée.
Zij is op de duur het kenmerk geworden
van .politie". Ook de granaat stamt uit
Frankrijk zij het dat in voorschriften
dit embleem eerst gevonden is in een
reglement van.. 1819, terwijl van de ra
1814 gereorganiseerde Nederlandse Ma
réchaussée reeds op verschillende
plaatsen een granaatje voerde gebor
duurd op de panden van de rok op
de kwartiermuts en op de schabrak
(paarden-zadeldek) en van metaal op de
patroontas, op de slotplaat van de sabel
koppel der beredenen, op de scharen
van de stangbitten van hun paarden
en op de knopen der uniformen.
Toen later de uniformen eenvoudiger
werden, verminderde ook het aantal
granaatjes maar geheel en al verdwenen
21 Ben ander kenmerk van de uniformen
der Maréchaussée is de nestel Dat zijn
die witte of zilveren „koorden' waar
door de Maréchaussée zo opvalt. Over de
oorsprong van dit koordenstel tast men
tijd, namelijk onder de Bataafse repu
bliek toen de raadspensionaris in 1805
een „Corps gens d'armes" oprichtte, dat
speciaal belast zou worden met het wa
ken tegen smokkelen of zoals men toeh
zei: „fraudes aan de grenzen". Tot op
dat ogenblik was voor die grensbewaking
zoveel mogelijk de cavalerie gebruikt,
maar de betrokken commandanten stel
den hun manschappen daar lang niet
altijd voor ter beschikking, zodat er van
de bewaking eigenlijk maar weinig te
recht kwam. Door gendarmes speciaal
hiermede te belasten kon zo hoopte
men een beter en doelmatiger bewa
kingsysteem worden ontworpen en in de
praktijk gebracht.
Deze gendarmes kregen te maken met
het innen van in- en uitvoerrechten,
maar óók moesten zij optreden tegen
de vele vagebonden, die vooral Brabant,
dat nog maar schaars bewoond was, on
veilig maakten. Lodewijk Napoleon
breidde de gendarmerie enkele jaren
later uit met nog een compagnie en later
werd dit alles op geheel Franse leest ge
schoeid.
Nadat Napoleon verdreven was kwam
de gendarmerie (later Maréchaussée)
van Koning Willem I ten tonele en wel
vrijwel uitsluitend in het tegenwoordige
België In 1818 werd eindelijk bepaald,
dat er ook voor Noord-Brabant een com
pagnie Maréchaussée zou worden opge
richt, waarvan de eerste onderofficie
ren en manschappen op 18 juni te Den
Bosch aankwamen. Zij vormden de kern
van de op te richten compagnie, want
het verdere personeel moest in Brabant
worden aangeworven en dat viel niet
mee. Eerst op 7 november kon de dienst
een aanvang nemen terwijl de man
schappen en onderofficieren voor zover
de kazernes nog niet gereed waren, bij
particulieren werden ingekwartierd.
Toch heeft het nog vele jaren geduurd
eer men van een behoorlijk onderkomen
der Maréchaussée zou kunnen spreken
In een rapport, dat de kolonel De Kerck-
hove uitbracht in 1828 over de toestanden
in Brabant, wijst hij er op, dat nog steeds
in die provincie 9 man op één kamer
liggen i.p.v. hoogstens drie, terwijl de
officieren, die geen recht op een kamer
in de kazernes hebben, het grootste deel
van de kamers in beslag nemen..
In Breda had de bevelvoerende offi
cier van de 14 kamers er niet minder
dan 5 voor zichzelf in beslag genomen!
De Belgische Opstand (1830) gaf na
tuurlijk de nodige moeilijkheden en ook
het korps Maréchaussée werd „gezui
verd", van hen die liever bij hun Belgi
sche broeders dienst deden. Gereorgani
seerde eenheden werden in die jaren ge
legerd te Bergen op Zoom, Breda, Etten,
Oudenbosch Geertruidenberg en Zeven
bergen.
De Brabantse Maréchaussée had het
overigens druk genoeg want de dienst
werd aanzienlijk verzwaard (b.v. door
het bewaken van de rivierovergangen en.
met allerlei onrust, door onverantwoor
delijke elementen aangestookt). Toen
echter het veldleger uit België zich op
Noord-Brabant had teruggetrokken,
keerde daar ook de rust terug.
Inmiddels was het er ook in Zeeuwsch-
Vlaanderen niet veiliger op geworden en
de bewoners hadden al meermalen aan
gedrongen op plaatsing van enkele bri
gades in dit gebied. Toen met België
vrede gesloten was werd ook de Maré
chaussée gereorganiseerd. Op 5 mei 1840
werd daarbij besloten, dat er een z.g.
luitenantschap voor Zeeland zou inge
steld worden. Dit zou bestaan uit 1 eer
ste luitenant, 8 bereden en 34 onbereden
onderofficieren en manschappen. Drie
jaar later was men van plan ook Maré
chaussée-onderdelen te plaatsen langs
de Duitse grens in Groningen Drente,
Overijssel en Gelderland (Limburg had
al vanaf de aanvang Maréchaussee ge
kend). Het zou echter nog duren tot
1889 én toen begon het korps uit te
groeien tot het alom bekende „Wapen",
dat overal goed opsporingswerk heeft
verricht en dikwijls doeltreffend de orde
heeft weten te handhaven en de rust
heeft weten te doen terugkeren.
muts" heeft de Maréchaussée bekend
gemaakt, tenminste bij de generatie van
vóór de oorlog. De kolbak heeft de helm
in 1869 vervangen en is sedertdien be
houden gebleven.
Is er in grote lijnen dus veel traditi
oneels bewaard gebleven in menig op
zicht werd de kleding en uitrusting in
de loop der 150 jaren aanzienlijk gewij-
zigd.
Op enkele wijzigingen hebben we reeds
gewezen De voornaamste wijziging in
de „uitrusting" is het tegenwoordig vol
komen ontbreken van de paarden, ter
wijl juist vroeger vooral de bereden Ma
réchaussée bekend was en in de minder
bevolkte streken vooral langs de grens
belangrijke diensten heeft verricht.
Dat de opvallende Maréchaussée-uni
form niet altijd praktisch was bij 't doen
van politie-werk werd reeds betrekke
lijk kort na net ontstaan van het korps
vastgesteld. Vandaar dat toegestaan
werd dat de leden van het korps ook
dienst mochten doen in burger, maar.
dan met de uniform er onder.
Dat was natuurlijk niet altijd even ge
makkelijk. Het belemmerde de Maré-
chaussées sterk in hun vrijheid van be
weging. Vandaar dat zy er wat op von
den en als burgerkleding een blauwe
boerekiel kozen en als hoofddeksel het
zwart zijden petje. Zo'n kiel hing los en
ruim over het bovenlichaam, kon gemak
kelijk aan en uitgetrokken worden en
men kon vlug laten zien dat men geen
boertje maar een echte Maréchaussée
was! Dit tenue heette dan officieel het
„verdekte tenue".
Viel een Maréchaussée op door zijn
uniform, niet minder was dat het geval
aldus de minister van oorlog door
het dragen van knevels en baarden! In
1844 werd door zijne excellentie een ver
zoek om een snor of baard te mogen
dragen nog afgewezen „als kunnende in
verscheidene gevallen strijdig zijn met
de belangen van de dienst van het wa
pen".
In 1850 kwam dit punt weer eens aan
de orde en toen adviseerde de toenmalige
commandant de generaal Dumonceau,
dat hij er geen bezwaar meer tegen kon
hebben, omdat het dragen van knevels
en baarden bij de bevolking zc algemeen
was geworden, dat iemand met een mi
litaire knevel niet meer opviel.
Daarop gaf de minister zijn toestem
ming, waarbij hij er echter op wees,
dat evenwel de regels van welvoeglijk
heid en zindelijkheid nimmer uit het oog
verloren mochten worden.
Bij het ontstaan van het korps hebben
vooral de zuidelijke provincies een rol
gespeeld.
Dat begon eigenlijk al vóór de Frans#
(Advertentie)
De frisheid van de bergbeek -
koelte van lover -
geurige bloesem en vruchtenextracten
heel dit samenspel van verkwikking
wordt U geboden
door hydriane van Dr. N. G. Payot»
Deze intens stimulerende
vloeibare crème
houdt het natuurlijke vochtgehalte
in Uw huid op peil,
Uw make-up de gehele dag
heerlijk gaaf en fris.
Frisheid-Schoonheid-Jeugd
de la faculté de Lausanne
Dr. N. G. Payot-Holland N.V.
Keizersgracht 12-14 - Amsterdam-C.
(Van een onzer verslaggevers)
DEN HAAG Het hardhandig visitekaartje van adjudant Veldman, destijds
met losse vuist op Schiphol uitgereikt, herinnert zich nog praktisch iedereen.
De Koninklijke Marechaussee werd er op slag populair mee en de diploma
tieke wereld kende weer een incident meer. „Dat soort dingen hoort er
nu eenmaal bij", zegt de overste Timmer van het stafbureau in Den Haag,
Hij is al weken gedoken in de fes
tiviteiten die het 150-jarig bestaan
van het Korps Koninklijke Mare
chaussee deze maand begeleiden en
zijn telefoon is zijn tweede ,,ik" ge
worden dat speelt met herinneringen
en défilés, met ontvangsten en ge
denkstukken. Het forse visitekaartje
van adjudant Veldman uitge
groeid tot een bijna legendarische
Schiphol-figuur is een van deze
vele gedenkwaardigheden. Er zijn
ook andere: diefstal van verdovende
middelen bij de militair geneeskun
dige dienst, het plunderen van de
kas bij een legeronderdeel, het han
delend optreden tegen wat al te las
tige militairen, moeilijkheden bij de
grens, dood door schuld en zo vele
andere zaken meer. Problemen, die
bijna altijd de geruisloze weg van
de recherche gaan en die hun fi
nale nogal eens vinden voor de
krijgsraad of andere rechterlijke in
stanties.
Het geval Theo van Eyck, de joy-
vlieger van de Koninklijke Marine
is nog zo'n spectaculair geval, dat
ook de Marechaussee handenvol
werk bezorgd heeft, de leeggeplun
derde militaire kas in Bergen op
Zoom bracht het korps opnieuv.
langs de openbare weg. Binnen een
week zaten dader en heler achter
slot en grendel, was de gestolen
80.000 gulden terecht en keerden te
vreden korpsleden terug naar de
staf in Den Haag. Waar zij een te
vredenheidsbetuiging plus gratifica
tie vonden. „Meegenomen'", zeiden
ze daar, „maar was dat nou'wel no
dig?" Zo is dat bij het thans 150-
jarige korps. Men vraagt zich niets
af, men treedt op als het nodig is
en handelt naar bevindingen. Dat op
treden en handelen heeft het korps
in politie- en justitiekringen een bij
zonder goede naam opgeleverd.
De 2500 man beroepspersoneel
verstaat hun vak dan ook, militair,
maar ook politioneel en justitieel. De
opleiding garandeert de Nederland
se staat en zijn burgers een voortref
felijk stel kerels, die bijna altijd ge
ruisloos hun weg gaan, die noodge
dwongen wel eens een-forse ingreep
moeten doen in de militaire of bur
gerlijke wanorde en die een enkele
keer ook wel eens thuiskomen met
de pijnlijke herinneringen aan hun
werk.
„Ook dat hport erbij'", zegt de
overste Timmer, die zelf veej te goed
weet, dat het politiewerk ook bij de
Marechaussee, pu eenmaar risico's
meebrengt. De mensen zijn daar
voor een groot deel op berekend.
Niet echter op allerlei activiteiten
van derden, die ook. in Nederland zo
nodig moeten ingrijpen, wanneer de
politiefunctionaris zijn werk doet.
„Dat zijn akkevietjes, waar men
bijna nooit op verdacht kan zijn,
maar die zaak dikwijls veel gecom
pliceerder maken dan zij anders zou
zijn geweest", meent de overste, die
zich in ons gesprek over het 150-
jarig korps onverwachts als een bij
zonder enthousiast motorrijder ont
popt. Hij heeft bij herhaling motor
escortes voor bijvoorbeeld het ko
ninklijk huis gecommandeerd en zijn
vakmanschap op dit onderdeel van
het werk vond destijds zijn bekro
ning, toen hij het escorte voor wijlen
koningin Wilhelmina bij haar troons
afstand in Amsterdam leidde. Nu
jagen de motorrijders in een soort
pendeldienst voor nieuwe ambassa
deurs, binnen de 90 minuten van
Den Haag naar Soestdijk, spitsuur
of niet.
De taak van het korps is kort en
goed gezegd:
Het waken voor de veiligheid van
de koningin en de leden van het ko
ninklijk huis.
De uitoefening van de politietaak
ten behoeve van de strijdkrachten,
de uitoefening van de grensbewaking
(langs de landgrenzen, op vliegvel
den. aan de Rijn en in de havens),.
Het zo nodig verlenen van bijstand
aan de politie ter handhaving van de
openbare orde.
Zo is de marechaussee via de gen
darmerie gegroeid van een militair
burgerlijk politie-apparaat naar een
uitsluitend militaire instelling. Het
korps heeft sinds de oprichting in
1814 zoveel reorganisaties gekend,
dat men ze nauwelijks heeft kun
nen bijhouden. Feit is echter, dat het
als apparaat het meest Europees in
gesteld is dan welk ook. Want van
de dertiende eeuw af komt het in
vele Europese landen voor als gen
darmerie, carabinieri of onder welke
naam ook.
Naast de 2500 man sterke kern van
beroepspersoneel kent het korps na
de tweede wereldoorlog ook dienst
plichtig en reservepersoneel dat als
eenheid dienst doet bij het parate
eerste legerkorps. Beroepsmare
chaussee encadreert deze eenheid
van dienstplichtigen en reservisten.
Dit is dus de marechaussee met
een Nederlands verleden van 150
jaar: schaduw van 's lands veilig
heid met soms een noodzakelijk ge
worden hardhandig visitekaartje.
De leden van dit roemruchte
korps, waarvan de eerste divisie uit
Limburg en Oost-Brabant in 1940
naar Engeland wist uit te wijken
(en terecht kwam in allerlei moei
lijke functies zoals bewaking van
agenten van de inlichtingendienst
voor bezet gebied, Irenebrigade e.d.)
worden' terecht beschouwd als all
round vakmensen. „Toch kunnen
we op de duur niet aan een zeker
specialisme ontkomen", meent over
ste Timmer. „De maatschappij is zo
ingewikkeld geworden, dat de all
roundvorming voor een man bijna
ondoenlijk wordt. Toch kennen wij
al lang bepaalde specialisatie, zoals
de recherche-afdeling met landelijke
taak^op, de, s.taf in Den .Haag, een.
uitstekende 'afdeling verdovende mid
delen en een bijzonder góed inge
speelde verkeers afdeling. Maar
voorop blijft in ieder geval de per
soonlijke verantwoordelijkheid van
iedere commandant in divisie, dis
trict en brigade en de persoonlijke
verantwoordelijkheid van ieder lid
van het korps. Hoe Zwaar die ver
antwoordelijkheid soms ook kan
drukken.
Maar dat is eigenlijk ook de
charme van ons beroep", haast de
overste zich eraan toe te voegen,
terwijl hij met een begrijpelijke
weemoed terugdenkt aan de tijd
dat hij nog als bereden marechaus
see-officier met het paard erop uit
kon trekken. „Maar ja, dat kan
nu eenmaal niet meer. Ik zie me
hier met m'n paard al dwars door
het drukke stadsverkeer rennen..."
(Van onze correspondent in Bonn)
BONN Als het gaat, zoals de West
duitse krantenuitgevers het wensen, zal
de nationale televisie-omroep in Mainz,
die het 2e Bondsrepublikeinse t.v.-pro-
gramma verzorgt, het „zweites Deut-
sches Fernsehen" (ZDF) geheel commer
cieel worden. De landelijke omroepen in
West-Duitsland negen in aantal
zouden in dat geval hun reclame in de
televisie moeten laten vallen. In ruil
daarvoor zouden zij de beschikking krij
gen over de kijkgelden, die de Westduit
se burger betaalt om op de t.v.-pro-
gramma's te mogen afstemmen.
Op het ogenblik moeten deze omroepen,
die samenwerken in de „Arbeitsgemein-
schaft Rundfunkanstalten Deutschlands"
(ARD) deze kijkgelden in eer verhou
ding 70:30 nog met het ZDF in Mainz
delen. Ook het ZDF bedrijft reclame in
de televisie, kan echter zijn onkosten
uit 30 procent der kijkgelden plus de re
clame-inkomsten niet dekken. De schul
den der Mainzer omroep zijn tot rond
125 miljoen mark gestegen.
Dit plan is vastgesteld in een memo
randum dat is opgesteld namens de
bond van Duitse krantenuitgevers in
Bad Godesberg, en aan de politieke par
tijen in de Bondsrepubliek aangeboden.
De CDU schijnt niet ongeneigd te zijn
om het haar steun te verlenen. De SPD
is van mening, dat dit plan neerkomt
op de schepping van een nieuw monopo
lie, ditmaal niet van de staat, maar
van de dagbladpers. Zij is er dus niet
erg voor Afgezien daarvan: CDU en
SPD kunnen er in laatste instantie niet
over beslissen, omdat de ZDF-omroep
in Mainz een instelling is, die in laatste
instantie toebehoort aan de regeringen
der Westduitse deelstaten.
Het zullen dus deze deelstaten zijn
die tenslotte moeten beslissen over de
financiering van het ZDF dat zij tot
dusverre ernstig in de steek hebben ge
laten. De Mainzer omroep werd bij zijn
stichting door de deelstaten niet uitgerust
met voldoende geldmiddelen. Het gevolg
is geweest, dat de schuldenlast voortdu
rend is gestegen. Ook het ZDF zelf is
aan zijn financiële positie niet onschul
dig: de omroepleiding is vooral in het
begin nogal vlot met de pfennige omge
sprongen en betaalde enorme salarissen,
waarmee goede krachten van de lande
lijke omroepen werden weggelokt. Die
gooi- en smijt-periode is nu voorbij. Vele
teleurgestelde ex-ARD'ers, die naar het
ZDF gingen, zijn inmiddels naar hun
vroegere omroepen teruggekeerd.
Voor de financiële moeilijkheden bij
het ZDF hebben de deelstaten geen op
lossing aangeboden. Wel stonden zij de
intendant, prof. Holzamer. toe om een
lening op te nemen. Tegelijkertijd pro
beert prof. Holzamer de in de ARD sa
menwerkende omroepen ervan te overtui
gen, dat een verdeling van 70:30 der
kijkgelden unfair jegens het ZDF is. Hol
zamer wil minstens 40 procent der kijk
gelden hebben (na aftrek van het PTT-
aandeel voor zender-verhuur en incasso
kosten) en als het enigszins ka^i 50 prb-
cent. Hij is nl. van mening, dat zijn
omroep zich voor zijn programma's net
zoveel moeite geeft als de ARD-omroe-
Pen en evenveel geld nodig heeft.
Een beslissing is intussen nog steeds
niet gevallen Een speciale ARD-commis-
sie heeft de voorstellen van intendant
Holzamer in studie. In principe hebben
de ARD-omroepen zich bereid verklaard
om de arme broer in Mainz financieel
te helpen. Maar een fooi wil prof. Hol
zamer niét. Hij wil zich niet door de ARD
laten „onderhouden". Overigens: ook de
ARD-omroepen hebben het voorstel ge
daan het ZDF met een paar honderd
miljoen per jaar te helpen, op voorwaar
de dat het ZDF de reclame in de t.v.
dan aan hen overlaat. Dit nu wil prof.
Holzamer niet. Indien het ZDF zuiver
commercieel zou worden zou in hel
Westduitse t.v.-bestel een situatie ont
staan zoals die in Engeland existeert:
een publiekrechtelijke instantie als de
BBC, gelijk te stellen met de bestaande
omroepen en een commerciële instantie
zoals de ITA. Dit zou tevens de wensen
van de Westduitse krantenuitgevers be
vredigen, die al vele jaren er naar
streven hun yinger in de Westduitse t.v.-
pap te krijgen.
AMSTERDAM Het afgelopen sei
zoen mocht het Amsterdams Kamera
kest zich verheugen in de belangstelt
van ruim een miljoen kijkers.
Het waarderingscijfer dat tijdens e®0
opinie-onderzoek werd uitgebracht, be
droeg 74
Ook dit seizoen komt het Amster
dams Kamerorkest oj.v. Marinus Voor
berg op het televisiescherm. In het eer*
ste optredpn. .staan twee werken van be
trekkelijk - weinig bekende componisten
od het programma: het concerto grosso
in f. van Benedetto Marcello en het con
cert voor harp en strijkorkest van Fran
cois Boieldieu. De solist in laatstgenoemd
werk is de wereldvermaarde Spaanse
harpist Nicanor Zabaléta,
De harpist Zabaleta is van Baskiscne
afkomst. Aanvankelijk studeerde hij J1}
Madrid, later in Parijs bij MarCBCJ
Tournier. In 1934 vestigde hij zich wj
Portorico om van daar uit zijn concerten
zowel in de nieuwe wereld alsoo* in
Europa en Azië te geven.