Marechaussee heeft handen vol werk Westduitse kranten willen televisiereclame verzorgen Alle bronnen ran natuurlijke frisheid Koninklijk Tweede net door deelstaten helemaal in de steek gelaten 16 16 Harpist Zabaleta speelt met A'dams Kamerorkest DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 17 OKTOBER 1964 (Van. een medewerker) Tot de landmachtonderdelen die hun 150- jarig bestaan vieren, behoort de Koninklij ke Marechaussee, een korps met een zeer Franse naam. Niet alleen de naam is trou wens Frans. Ook zijn historie moet het jubilerende korps zoeken in Frankrijk, waar in de middeleeuwen de stalmeester van de koning een „marécha!" heette. Zijn „baas" was de opperstalmeester, „connétable" geheten, en beiden kregen in de 13e eeuw reeds een militaire functie, zij het alleen in oorlogstijd. Staande legers onderhielden de konin gen van Frankrijk nog niet en de legers werden eerst in tijden van gevaar of wanneer de koning ze nodig had, ge vormd. Een leger kan het niet stellen zonder straffen. Met de militaire recht spraak werden nu beide heren belast. Het als gevolg daarvan opgerichte col lege kreeg de naam „Connétablie et •maréchaussée de France". Beide titels ■werden daar dus in verwerkt. Tot aan de Franse revolutie bleef dit zo. al was in de 17e eeuw de functie van'„conné table" al opgeheven. De maarschalken zetten echter die taak voort en werden bij hun arbeid terzijde gestaan door „prévots" (oud-militairen kennen nog wel de betekenis van „provoost") De ze waren belast o.m. met het aanhou den en voorgeleiden van verdachten en werden in die taak bijgestaan door an dere militairen. De laatsten kregen de •naam „sergeants de maréchaux" (later veranderd in: archers de maréchaus sée" in „cavaliers de maréchaussée" en tegen de 19e eeuw in „gendarmes"). De naam „gendarmes" kan men be schouwen als een „revolutie-naam", hoewel er weinig revolutionairs aan is, want hij wil niet anders zeggen dan „gewapende lieden" (des gens d'armes) Tijdens de Bataafse Republiek (begin 19e eeuw) werd deze naam dan ook voor een soort rijkspolitie gebruikt en Lode- wijk Napoleon nam hem over, toen hij in 1806 aan het bewind kwam. Hij orga niseerde het korps geheel op Franse !leest omdat de Franse organisatie best voldeed. Tijdens de Franse overheer sing (1810-1813) bleef dat zo. Na het herstel onzer souvereiniteit moest ook ?het vraagstuk der politie en openbare •veiligheid worden opgelost. De commissaris-generaal van oorlog (wij zouden zeggen: minister van oorlog) 'had tot taak hiertoe een ontwerp-orga- .nisatie te maken en aan de koning voor te leggen. Hij kon zich echter geen be tere organisatie voorstellen dan de Fran se en zo moest hij in zijn begeleidend .schrijven aan zijne majesteit wel er kennen „dit is een Franse nabootsing, maar ik kan er geen nieuwe voor vinden, 'die beter zou zijn.." In dit kader is het begrijpelijk, dat .liy sprak over „gendarmes" en niet over „maréchaussée". Het laatstgenoemde woord was sedert de revolutie niet meer gebruikt en derhalve in onbruik geraakt, maar koning Willem I kende de naam blijkbaar nog wèl. Hij ging met het ontwerp van zijn minister akkoord, doch wijzigde de naam .gendarmes" in 5.,maréchaussée", vermoedelijk omdat deze naam onder de Franse koningen gebruikelijk was geweest en de andere naam door hem als een produkt der revolutie werd beschouwd. nog in het duister, al zijn er verschil lende verklaringen voor gevonden. De Franse gendarmerie heeft de witte nes tel al vóór de revolutie gekend. Gene raal v. d. Hoek vond hem voor het eerst vermeld in een verordening van 1720, doch in 1769 kwam hij niet meer voor, in 1778 echter weer wèl. In 1789 revolutiejaar kreeg de nestel drie kleu ren (blauw-wit-rood), afgeschaff in 1791 en in 1798 weer ingevoerd. In 1814 kreeg de Nederlandse Maré chaussée ook de nestel doch alleen de beredenen. De onbereden leden van het korps moésten het tot 1862 zonder nestel doen en hebben dat dikwijls onjuist gevonden. Op de duur beschouwde men terecht de nestel als een traditioneel ver. siersel van de maréchaussée-uniform. Anderhalve eeuw lang zijn de hoofd kleuren van de uniform blauw en zwart geweest. Dat zijn ze nog, wanneer men afziet van het veldtenue, dat nu khaki is. De hoofddeksels zijn nogal eens veran derd: in de na-Franse tijd waren het steken, daarna sjako's en helmen, ver volgens kepi's en kolbakken en tegen woordig beremutsen (kolbakken), platte petten en legerhelmen. De kolbak of populair gezegd „bere- KORPS MET DE FRANSE NAAM 150 JAAR OUD In dit kader wordt ook begrijpelijk waarom de koning nimmer bezwaar maakte tegen het feit, dat al betrek kelijk vanaf de geboorte van het korps der Maréchaussée het predicaat „ko ninklijk" gebruikt werd, weliswaar niet algemeen en altijd maar toch wel zo hu en dan officieel. Toen nog niet gesproken werd over 1,Koninklijke Landmacht" werd wèl al Jang gesproken over „Koninklijke Maré chaussée". Generaal v. d. Hoek, eertijds commandant van „het wapen", geeft hiervoor een verklaring in zijn stan daardwerk „De geschiedenis van het wa pen der Koninklijke Maréchaussée". Hij wijst er daarin op, dat al spoedig r— nadat in 1815 op 16 maart het Konink rijk der Nederlanden was gevestigd commandanten van verschillende onder delen het predikaat Koninklijk" in hun stukken gebruikten, hoewel een konink lijk besluit waarbij dit predikaat aan het korps verleend werd, niet bekend is en volgens de generaal waar schijnlijk ook nimmer werd genomen. Volgens de schrijver, die een bijzonder uitvoerige studie van het wapen en zijn voorgeschiedenis heeft gemaakt, zou de Maréchaussée zich gerechtigd achten het predikaat te voeren zonder daar toe uitdrukkelijk gemachtigd te zijn „omdat het korps een keurkorps was, gevormd naar het model der gendarme rie in Frankrijk, waar dit korps eeuwen lang tot de koninklijke korpsen had be hoord". Koning Willem I schijnt het gebruik van het predikaat oogluikend te hebben toegestaan, want hoe is het an ders te verklaren, dat de eerste com mandant de Roisin zijn brieven ondertekende met „Ie colonel en chef de la Maréchaussée royale"? Er zijn zelfs énkele koninklijke besluiten bekend, waarin sprake is van (bijvoorbeeld) brigadier der Koninklijke Maréchaus sée" en van „Het Korps Koninklijke Ma réchaussée". Het tegenwoordige embleem van het wapen voert dan ook een koningskroon boven de springende granaat. De springende granaat, kenbaar aan de boven de granaat uitkomende vlam men is al van ouds h»t kenmerk van de gendarmerie en de maréchaussée. Zij is op de duur het kenmerk geworden van .politie". Ook de granaat stamt uit Frankrijk zij het dat in voorschriften dit embleem eerst gevonden is in een reglement van.. 1819, terwijl van de ra 1814 gereorganiseerde Nederlandse Ma réchaussée reeds op verschillende plaatsen een granaatje voerde gebor duurd op de panden van de rok op de kwartiermuts en op de schabrak (paarden-zadeldek) en van metaal op de patroontas, op de slotplaat van de sabel koppel der beredenen, op de scharen van de stangbitten van hun paarden en op de knopen der uniformen. Toen later de uniformen eenvoudiger werden, verminderde ook het aantal granaatjes maar geheel en al verdwenen 21 Ben ander kenmerk van de uniformen der Maréchaussée is de nestel Dat zijn die witte of zilveren „koorden' waar door de Maréchaussée zo opvalt. Over de oorsprong van dit koordenstel tast men tijd, namelijk onder de Bataafse repu bliek toen de raadspensionaris in 1805 een „Corps gens d'armes" oprichtte, dat speciaal belast zou worden met het wa ken tegen smokkelen of zoals men toeh zei: „fraudes aan de grenzen". Tot op dat ogenblik was voor die grensbewaking zoveel mogelijk de cavalerie gebruikt, maar de betrokken commandanten stel den hun manschappen daar lang niet altijd voor ter beschikking, zodat er van de bewaking eigenlijk maar weinig te recht kwam. Door gendarmes speciaal hiermede te belasten kon zo hoopte men een beter en doelmatiger bewa kingsysteem worden ontworpen en in de praktijk gebracht. Deze gendarmes kregen te maken met het innen van in- en uitvoerrechten, maar óók moesten zij optreden tegen de vele vagebonden, die vooral Brabant, dat nog maar schaars bewoond was, on veilig maakten. Lodewijk Napoleon breidde de gendarmerie enkele jaren later uit met nog een compagnie en later werd dit alles op geheel Franse leest ge schoeid. Nadat Napoleon verdreven was kwam de gendarmerie (later Maréchaussée) van Koning Willem I ten tonele en wel vrijwel uitsluitend in het tegenwoordige België In 1818 werd eindelijk bepaald, dat er ook voor Noord-Brabant een com pagnie Maréchaussée zou worden opge richt, waarvan de eerste onderofficie ren en manschappen op 18 juni te Den Bosch aankwamen. Zij vormden de kern van de op te richten compagnie, want het verdere personeel moest in Brabant worden aangeworven en dat viel niet mee. Eerst op 7 november kon de dienst een aanvang nemen terwijl de man schappen en onderofficieren voor zover de kazernes nog niet gereed waren, bij particulieren werden ingekwartierd. Toch heeft het nog vele jaren geduurd eer men van een behoorlijk onderkomen der Maréchaussée zou kunnen spreken In een rapport, dat de kolonel De Kerck- hove uitbracht in 1828 over de toestanden in Brabant, wijst hij er op, dat nog steeds in die provincie 9 man op één kamer liggen i.p.v. hoogstens drie, terwijl de officieren, die geen recht op een kamer in de kazernes hebben, het grootste deel van de kamers in beslag nemen.. In Breda had de bevelvoerende offi cier van de 14 kamers er niet minder dan 5 voor zichzelf in beslag genomen! De Belgische Opstand (1830) gaf na tuurlijk de nodige moeilijkheden en ook het korps Maréchaussée werd „gezui verd", van hen die liever bij hun Belgi sche broeders dienst deden. Gereorgani seerde eenheden werden in die jaren ge legerd te Bergen op Zoom, Breda, Etten, Oudenbosch Geertruidenberg en Zeven bergen. De Brabantse Maréchaussée had het overigens druk genoeg want de dienst werd aanzienlijk verzwaard (b.v. door het bewaken van de rivierovergangen en. met allerlei onrust, door onverantwoor delijke elementen aangestookt). Toen echter het veldleger uit België zich op Noord-Brabant had teruggetrokken, keerde daar ook de rust terug. Inmiddels was het er ook in Zeeuwsch- Vlaanderen niet veiliger op geworden en de bewoners hadden al meermalen aan gedrongen op plaatsing van enkele bri gades in dit gebied. Toen met België vrede gesloten was werd ook de Maré chaussée gereorganiseerd. Op 5 mei 1840 werd daarbij besloten, dat er een z.g. luitenantschap voor Zeeland zou inge steld worden. Dit zou bestaan uit 1 eer ste luitenant, 8 bereden en 34 onbereden onderofficieren en manschappen. Drie jaar later was men van plan ook Maré chaussée-onderdelen te plaatsen langs de Duitse grens in Groningen Drente, Overijssel en Gelderland (Limburg had al vanaf de aanvang Maréchaussee ge kend). Het zou echter nog duren tot 1889 én toen begon het korps uit te groeien tot het alom bekende „Wapen", dat overal goed opsporingswerk heeft verricht en dikwijls doeltreffend de orde heeft weten te handhaven en de rust heeft weten te doen terugkeren. muts" heeft de Maréchaussée bekend gemaakt, tenminste bij de generatie van vóór de oorlog. De kolbak heeft de helm in 1869 vervangen en is sedertdien be houden gebleven. Is er in grote lijnen dus veel traditi oneels bewaard gebleven in menig op zicht werd de kleding en uitrusting in de loop der 150 jaren aanzienlijk gewij- zigd. Op enkele wijzigingen hebben we reeds gewezen De voornaamste wijziging in de „uitrusting" is het tegenwoordig vol komen ontbreken van de paarden, ter wijl juist vroeger vooral de bereden Ma réchaussée bekend was en in de minder bevolkte streken vooral langs de grens belangrijke diensten heeft verricht. Dat de opvallende Maréchaussée-uni form niet altijd praktisch was bij 't doen van politie-werk werd reeds betrekke lijk kort na net ontstaan van het korps vastgesteld. Vandaar dat toegestaan werd dat de leden van het korps ook dienst mochten doen in burger, maar. dan met de uniform er onder. Dat was natuurlijk niet altijd even ge makkelijk. Het belemmerde de Maré- chaussées sterk in hun vrijheid van be weging. Vandaar dat zy er wat op von den en als burgerkleding een blauwe boerekiel kozen en als hoofddeksel het zwart zijden petje. Zo'n kiel hing los en ruim over het bovenlichaam, kon gemak kelijk aan en uitgetrokken worden en men kon vlug laten zien dat men geen boertje maar een echte Maréchaussée was! Dit tenue heette dan officieel het „verdekte tenue". Viel een Maréchaussée op door zijn uniform, niet minder was dat het geval aldus de minister van oorlog door het dragen van knevels en baarden! In 1844 werd door zijne excellentie een ver zoek om een snor of baard te mogen dragen nog afgewezen „als kunnende in verscheidene gevallen strijdig zijn met de belangen van de dienst van het wa pen". In 1850 kwam dit punt weer eens aan de orde en toen adviseerde de toenmalige commandant de generaal Dumonceau, dat hij er geen bezwaar meer tegen kon hebben, omdat het dragen van knevels en baarden bij de bevolking zc algemeen was geworden, dat iemand met een mi litaire knevel niet meer opviel. Daarop gaf de minister zijn toestem ming, waarbij hij er echter op wees, dat evenwel de regels van welvoeglijk heid en zindelijkheid nimmer uit het oog verloren mochten worden. Bij het ontstaan van het korps hebben vooral de zuidelijke provincies een rol gespeeld. Dat begon eigenlijk al vóór de Frans# (Advertentie) De frisheid van de bergbeek - koelte van lover - geurige bloesem en vruchtenextracten heel dit samenspel van verkwikking wordt U geboden door hydriane van Dr. N. G. Payot» Deze intens stimulerende vloeibare crème houdt het natuurlijke vochtgehalte in Uw huid op peil, Uw make-up de gehele dag heerlijk gaaf en fris. Frisheid-Schoonheid-Jeugd de la faculté de Lausanne Dr. N. G. Payot-Holland N.V. Keizersgracht 12-14 - Amsterdam-C. (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG Het hardhandig visitekaartje van adjudant Veldman, destijds met losse vuist op Schiphol uitgereikt, herinnert zich nog praktisch iedereen. De Koninklijke Marechaussee werd er op slag populair mee en de diploma tieke wereld kende weer een incident meer. „Dat soort dingen hoort er nu eenmaal bij", zegt de overste Timmer van het stafbureau in Den Haag, Hij is al weken gedoken in de fes tiviteiten die het 150-jarig bestaan van het Korps Koninklijke Mare chaussee deze maand begeleiden en zijn telefoon is zijn tweede ,,ik" ge worden dat speelt met herinneringen en défilés, met ontvangsten en ge denkstukken. Het forse visitekaartje van adjudant Veldman uitge groeid tot een bijna legendarische Schiphol-figuur is een van deze vele gedenkwaardigheden. Er zijn ook andere: diefstal van verdovende middelen bij de militair geneeskun dige dienst, het plunderen van de kas bij een legeronderdeel, het han delend optreden tegen wat al te las tige militairen, moeilijkheden bij de grens, dood door schuld en zo vele andere zaken meer. Problemen, die bijna altijd de geruisloze weg van de recherche gaan en die hun fi nale nogal eens vinden voor de krijgsraad of andere rechterlijke in stanties. Het geval Theo van Eyck, de joy- vlieger van de Koninklijke Marine is nog zo'n spectaculair geval, dat ook de Marechaussee handenvol werk bezorgd heeft, de leeggeplun derde militaire kas in Bergen op Zoom bracht het korps opnieuv. langs de openbare weg. Binnen een week zaten dader en heler achter slot en grendel, was de gestolen 80.000 gulden terecht en keerden te vreden korpsleden terug naar de staf in Den Haag. Waar zij een te vredenheidsbetuiging plus gratifica tie vonden. „Meegenomen'", zeiden ze daar, „maar was dat nou'wel no dig?" Zo is dat bij het thans 150- jarige korps. Men vraagt zich niets af, men treedt op als het nodig is en handelt naar bevindingen. Dat op treden en handelen heeft het korps in politie- en justitiekringen een bij zonder goede naam opgeleverd. De 2500 man beroepspersoneel verstaat hun vak dan ook, militair, maar ook politioneel en justitieel. De opleiding garandeert de Nederland se staat en zijn burgers een voortref felijk stel kerels, die bijna altijd ge ruisloos hun weg gaan, die noodge dwongen wel eens een-forse ingreep moeten doen in de militaire of bur gerlijke wanorde en die een enkele keer ook wel eens thuiskomen met de pijnlijke herinneringen aan hun werk. „Ook dat hport erbij'", zegt de overste Timmer, die zelf veej te goed weet, dat het politiewerk ook bij de Marechaussee, pu eenmaar risico's meebrengt. De mensen zijn daar voor een groot deel op berekend. Niet echter op allerlei activiteiten van derden, die ook. in Nederland zo nodig moeten ingrijpen, wanneer de politiefunctionaris zijn werk doet. „Dat zijn akkevietjes, waar men bijna nooit op verdacht kan zijn, maar die zaak dikwijls veel gecom pliceerder maken dan zij anders zou zijn geweest", meent de overste, die zich in ons gesprek over het 150- jarig korps onverwachts als een bij zonder enthousiast motorrijder ont popt. Hij heeft bij herhaling motor escortes voor bijvoorbeeld het ko ninklijk huis gecommandeerd en zijn vakmanschap op dit onderdeel van het werk vond destijds zijn bekro ning, toen hij het escorte voor wijlen koningin Wilhelmina bij haar troons afstand in Amsterdam leidde. Nu jagen de motorrijders in een soort pendeldienst voor nieuwe ambassa deurs, binnen de 90 minuten van Den Haag naar Soestdijk, spitsuur of niet. De taak van het korps is kort en goed gezegd: Het waken voor de veiligheid van de koningin en de leden van het ko ninklijk huis. De uitoefening van de politietaak ten behoeve van de strijdkrachten, de uitoefening van de grensbewaking (langs de landgrenzen, op vliegvel den. aan de Rijn en in de havens),. Het zo nodig verlenen van bijstand aan de politie ter handhaving van de openbare orde. Zo is de marechaussee via de gen darmerie gegroeid van een militair burgerlijk politie-apparaat naar een uitsluitend militaire instelling. Het korps heeft sinds de oprichting in 1814 zoveel reorganisaties gekend, dat men ze nauwelijks heeft kun nen bijhouden. Feit is echter, dat het als apparaat het meest Europees in gesteld is dan welk ook. Want van de dertiende eeuw af komt het in vele Europese landen voor als gen darmerie, carabinieri of onder welke naam ook. Naast de 2500 man sterke kern van beroepspersoneel kent het korps na de tweede wereldoorlog ook dienst plichtig en reservepersoneel dat als eenheid dienst doet bij het parate eerste legerkorps. Beroepsmare chaussee encadreert deze eenheid van dienstplichtigen en reservisten. Dit is dus de marechaussee met een Nederlands verleden van 150 jaar: schaduw van 's lands veilig heid met soms een noodzakelijk ge worden hardhandig visitekaartje. De leden van dit roemruchte korps, waarvan de eerste divisie uit Limburg en Oost-Brabant in 1940 naar Engeland wist uit te wijken (en terecht kwam in allerlei moei lijke functies zoals bewaking van agenten van de inlichtingendienst voor bezet gebied, Irenebrigade e.d.) worden' terecht beschouwd als all round vakmensen. „Toch kunnen we op de duur niet aan een zeker specialisme ontkomen", meent over ste Timmer. „De maatschappij is zo ingewikkeld geworden, dat de all roundvorming voor een man bijna ondoenlijk wordt. Toch kennen wij al lang bepaalde specialisatie, zoals de recherche-afdeling met landelijke taak^op, de, s.taf in Den .Haag, een. uitstekende 'afdeling verdovende mid delen en een bijzonder góed inge speelde verkeers afdeling. Maar voorop blijft in ieder geval de per soonlijke verantwoordelijkheid van iedere commandant in divisie, dis trict en brigade en de persoonlijke verantwoordelijkheid van ieder lid van het korps. Hoe Zwaar die ver antwoordelijkheid soms ook kan drukken. Maar dat is eigenlijk ook de charme van ons beroep", haast de overste zich eraan toe te voegen, terwijl hij met een begrijpelijke weemoed terugdenkt aan de tijd dat hij nog als bereden marechaus see-officier met het paard erop uit kon trekken. „Maar ja, dat kan nu eenmaal niet meer. Ik zie me hier met m'n paard al dwars door het drukke stadsverkeer rennen..." (Van onze correspondent in Bonn) BONN Als het gaat, zoals de West duitse krantenuitgevers het wensen, zal de nationale televisie-omroep in Mainz, die het 2e Bondsrepublikeinse t.v.-pro- gramma verzorgt, het „zweites Deut- sches Fernsehen" (ZDF) geheel commer cieel worden. De landelijke omroepen in West-Duitsland negen in aantal zouden in dat geval hun reclame in de televisie moeten laten vallen. In ruil daarvoor zouden zij de beschikking krij gen over de kijkgelden, die de Westduit se burger betaalt om op de t.v.-pro- gramma's te mogen afstemmen. Op het ogenblik moeten deze omroepen, die samenwerken in de „Arbeitsgemein- schaft Rundfunkanstalten Deutschlands" (ARD) deze kijkgelden in eer verhou ding 70:30 nog met het ZDF in Mainz delen. Ook het ZDF bedrijft reclame in de televisie, kan echter zijn onkosten uit 30 procent der kijkgelden plus de re clame-inkomsten niet dekken. De schul den der Mainzer omroep zijn tot rond 125 miljoen mark gestegen. Dit plan is vastgesteld in een memo randum dat is opgesteld namens de bond van Duitse krantenuitgevers in Bad Godesberg, en aan de politieke par tijen in de Bondsrepubliek aangeboden. De CDU schijnt niet ongeneigd te zijn om het haar steun te verlenen. De SPD is van mening, dat dit plan neerkomt op de schepping van een nieuw monopo lie, ditmaal niet van de staat, maar van de dagbladpers. Zij is er dus niet erg voor Afgezien daarvan: CDU en SPD kunnen er in laatste instantie niet over beslissen, omdat de ZDF-omroep in Mainz een instelling is, die in laatste instantie toebehoort aan de regeringen der Westduitse deelstaten. Het zullen dus deze deelstaten zijn die tenslotte moeten beslissen over de financiering van het ZDF dat zij tot dusverre ernstig in de steek hebben ge laten. De Mainzer omroep werd bij zijn stichting door de deelstaten niet uitgerust met voldoende geldmiddelen. Het gevolg is geweest, dat de schuldenlast voortdu rend is gestegen. Ook het ZDF zelf is aan zijn financiële positie niet onschul dig: de omroepleiding is vooral in het begin nogal vlot met de pfennige omge sprongen en betaalde enorme salarissen, waarmee goede krachten van de lande lijke omroepen werden weggelokt. Die gooi- en smijt-periode is nu voorbij. Vele teleurgestelde ex-ARD'ers, die naar het ZDF gingen, zijn inmiddels naar hun vroegere omroepen teruggekeerd. Voor de financiële moeilijkheden bij het ZDF hebben de deelstaten geen op lossing aangeboden. Wel stonden zij de intendant, prof. Holzamer. toe om een lening op te nemen. Tegelijkertijd pro beert prof. Holzamer de in de ARD sa menwerkende omroepen ervan te overtui gen, dat een verdeling van 70:30 der kijkgelden unfair jegens het ZDF is. Hol zamer wil minstens 40 procent der kijk gelden hebben (na aftrek van het PTT- aandeel voor zender-verhuur en incasso kosten) en als het enigszins ka^i 50 prb- cent. Hij is nl. van mening, dat zijn omroep zich voor zijn programma's net zoveel moeite geeft als de ARD-omroe- Pen en evenveel geld nodig heeft. Een beslissing is intussen nog steeds niet gevallen Een speciale ARD-commis- sie heeft de voorstellen van intendant Holzamer in studie. In principe hebben de ARD-omroepen zich bereid verklaard om de arme broer in Mainz financieel te helpen. Maar een fooi wil prof. Hol zamer niét. Hij wil zich niet door de ARD laten „onderhouden". Overigens: ook de ARD-omroepen hebben het voorstel ge daan het ZDF met een paar honderd miljoen per jaar te helpen, op voorwaar de dat het ZDF de reclame in de t.v. dan aan hen overlaat. Dit nu wil prof. Holzamer niet. Indien het ZDF zuiver commercieel zou worden zou in hel Westduitse t.v.-bestel een situatie ont staan zoals die in Engeland existeert: een publiekrechtelijke instantie als de BBC, gelijk te stellen met de bestaande omroepen en een commerciële instantie zoals de ITA. Dit zou tevens de wensen van de Westduitse krantenuitgevers be vredigen, die al vele jaren er naar streven hun yinger in de Westduitse t.v.- pap te krijgen. AMSTERDAM Het afgelopen sei zoen mocht het Amsterdams Kamera kest zich verheugen in de belangstelt van ruim een miljoen kijkers. Het waarderingscijfer dat tijdens e®0 opinie-onderzoek werd uitgebracht, be droeg 74 Ook dit seizoen komt het Amster dams Kamerorkest oj.v. Marinus Voor berg op het televisiescherm. In het eer* ste optredpn. .staan twee werken van be trekkelijk - weinig bekende componisten od het programma: het concerto grosso in f. van Benedetto Marcello en het con cert voor harp en strijkorkest van Fran cois Boieldieu. De solist in laatstgenoemd werk is de wereldvermaarde Spaanse harpist Nicanor Zabaléta, De harpist Zabaleta is van Baskiscne afkomst. Aanvankelijk studeerde hij J1} Madrid, later in Parijs bij MarCBCJ Tournier. In 1934 vestigde hij zich wj Portorico om van daar uit zijn concerten zowel in de nieuwe wereld alsoo* in Europa en Azië te geven.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 22