De beste herinnering :oop vestiging. Vier gele en een rose trui Eerste ereplaats ITELS >E VEN Twee etappezeges Een kampioenstitel Tweede oplawaai Een nationale titel Vier musketiers Piet Hack spreekt met wielercracks GERRIT VOORTING als winnaar dat hij succesvol koerste in eigen, na tionale ronden. Won hij niet meerdere étappes in de Ronde van Nederland? Zij .zij'ii echter ook in Chaam en Roo sendaal, waar hij criteria won en in zoveel andere plaatsen. De renner van wie nog altijd wordt gezegd, dat hij niet snel was, maar een surplus had aan fond, verwierf één na tionale titel; vijftig kilometer op de baan. Dat was in 1958. Gerrit versloeg Cor Bakker in die voor hem gedenk waardige wedstrijd. Wegkampioen is hij nooit kunnen worden. Dat doet hem nog altijd een beetje leed. Trots gaat hij er op, dat hij de Nederlander is ge weest, die de meeste Ronden van Frank rijk deed, namelijk tien. Hij voltooide er zes en bereikte een 22e, 17e, 17e, 11e, 29e en 47e plaats. Gerrit Voorting? Hij bezit in de Roosendaalse Molenstraat een schitterende, rijk van klanten voorziene rijwielwinkel. Hij heeft in de Haarlemse Ans Rompa een lieve vrouw gevonden, die de knappe donkerharige kinderen Joseke (4) en Anske (3) haar glimlach schenkt. Van de wilde wielrenner, die eens met een fietspomp sloeg, is niets over ge bleven. Van de voormalige huis schilder evenmin. Voorting heeft door de wielersport een maat schappelijke standing bereikt: die van de goede middenstander. Ger rit is daar dankbaar voor. De wie lersport, die hem zoveel schonk, gaat niet uit zijn gedachten. Hij praat graag over Wim van Est, die voor hem de grootste van alle Nederlandse renners is geweest. Hij spreekt over Jan Janssen, die nog groter kan worden. Hij kan kert op Kees Pellenaars, die hij niet mag en hij looft Rik van Steenbergen, die ondanks zijn ouderdom een onbegrijpelijke energie bezit. Gerrit Voorting durft het zelf niet te zeggen, want hij is nog altijd even bescheiden als vroe ger. Maar dit staat vast: van de vermaarde „Vier Musketiers" is hij ongetwijfeld de meest comple te wegrenner geworden. Een ren ner, die zich ondanks al zijn op offeringen voor zijn collega's, voor zijn carrière zich allerminst be hoeft te schamen. Hij kan als zijn beste herinnering de zilveren me daille tonen van Londen: een me daille, die voor hem actueel blijft. 17 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 3 OKTOBER 1964 boven gekomen wielrenunie, die voor internationale wedstrijden grote en kleine afvaardigingen had samen te stellen. Zo prima deed het de Velsen- se huisschilder, dat hij werd afgevaar digd naar de strijd om de amateurwe reldtitel in 'Reims. Gerrit eindigde als negende, maar voor Nederland was er toch voldoende glorie, want in een an dere categorie en wel bij de beroeps- renners zorgde Theo Middelkamp voor niets minder dan een regenboogtrui. Omdat Jefke Janssen bovendien nog derde werd konden de wielerautoritei- ten met een hoge borst terug naar het vaderland reizen en heerste er een al gemene tevredenheid over de gang van zaken. Bescheiden was de bijdrage van Gerrit Voorting geweest, maar zij was toch weer zo opmerkelijk, dat hij werd uitverkoren deel te nemen aan de Olympische Spelen. Het was niet de laatste maal. dat hij als amateur in een vertegenwoordigend team werd gekozen, want hij moest ook starten in de titel strijd te Valkenburg. De Zweed Harry Schnell ging er met de zege vandoor en Gerrit Voorting gaf op na een hele boel pech te hebben gehad. Zijn spoor in de wielersport was inmiddels getrok ken. Hij zou het als beroepsrenner gaan proberen. In 1949, op zesentwintigjarige leeftijd beloofde hij zijn debuut te ma ken en dat geschiedde. Gerrit Voorting was op een betrekke lijk late leeftijd in de rangen van de beroepsrenners gekomen, maar vrij Ha) hebben wfj In het terheide (omgeving ndelaan) in aanbouw VONINGEN (met be- dem vlak dak), be- /lagen met gerieflijke n voorzien van cen- i zij bevatten (naast 3tc.) zes kamers en e. Koopprijzen vanaf in eljkelenburg nalen - tel. 04192 - 931* Is 395.— 750.— Iiurg - Tel. 04250—26617 zelfs veertien. Het bleken er uitein delijk voldoende te zijn en Wim mocht zich in de gele trui hijsen. Had, hij voortreffelijk gereden: ik ook". Een dag later tuimelde Wim in het beruchte ravijn en verliet de ploeg, die zoveel beloofde, de ronde. Wat geschied de er? Op de zondag na de thuiskomst was er een criterium in een Limburgs dorp. De organisatoren kregen een bui tenkansje. Zij konden de complete ploeg aan de start krijgen. Iedereen handelde echter voor zich. Met heel veel moeite en pijn kreeg ik, die toch zo'n grote bijdrage in het succes van Wim van Est had geleverd, een contract van nau welijks honderd gulden. Mijn Wille- brordse vriend beurde omdat hij zich alleen maar liet zien (hij was nog niet in staat te rijden) het tienvoudige. „Ik was zo kwaad op deze situatie, dat ik die Limburgers liet zien, wat ik meer waard was. Ik fietste iedereen naar huis en won met minuten voor sprong. Ik had revanche genomen, maar helaas niet veel verdiend. Ik had eigen lijk ook een lesje gekregen. Is het voor een beroepsrenner wel goed zich op een gegeven moment op te offeren voor een collega? Ach, ik heb achteraf geen spijt gehad van wat ik als renner alle maal heb gedaan, maar als ik nog eens moest beginnen zou ik de zaken toch anders aanpakken en materialistischer redeneren". De Tour de France, dat harde metier, schonk Gerirt Voorting nog een andere ervaring. Voor de eerste en enige maal raakte hij met een renner slaags. Het geschiedde in 1953: een jaar waarin het opnieuw uitzonderlijk goed ging. Naast Gerrit reed ook Adrie Voorting mee. Wim van Est was eveneens van de par tij en hij stond op een goede dag weer uitstekend gerangschikt en kon elk mo ment opnieuw de gele trui veroveren. „In een étappe, waarvan ik dag cn datum ben vergeten, demarreerde Wil lem. Ik zie hem nog gaan. Hij trok er met twee of drie man tussenuit, die voor het klassement niets hadden te betekenen. De Pel gaf de opdracht voor Wim te werken. Adrie en ik, die voorin het peloton zaten, moesten beletten, dat Louison Bobet, een zeer gevreesde fi guur, de benen nam. Louison kreeg in de gaten, dat wij het tempo neerhaal den. Hij maakte zich vreselijk boos. Hij nestelde zich met enkele ploegmakkers aan de spits van het peloton en hij wilde beletten, dat wij daarin ook plaats namen. Ik weet niet meer hoe het kwam, maar plotseling gaf mijn broer de grote Fransman een klap op zijn linkeroog. Even plotseling, ja bijna ge lijktijdig, sloeg ik Bobet met een fiets pomp op zijn hoofd. Het incident zette de gehele karavaan in rep en roer. Louison, Adrie en ik werden (er wa ren nog ongeveer veertig kilometer te rijden) door iedereen gefilmd en gefoto grafeerd. Het einde van het liedje was, dat wij als vechtersbazen elkaar aan de finish de hand gaven. Het was een uitstekend stukje publiciteit, dat mij later nog enkele contracten heeft op geleverd. Ik was de man van de tweede oplawaai." Gerrit Voorting, die door zijn vriend Henk Faanhof naar Roosendaal was ge lokt, hetgeen zoveel dichter bij België en bij de wedstrijden lag, proefde zijn eerste, persoonlijke Tourtriomf in het zo succesvolle jaar 1953. Was hij een jaar tevoren in Bordeaux slechts van de zege gehouden-door een fel sprin tende Hans Dekkers, in de nieuwe Tour was hem eindelijk een zege beschoren, die hij op grond van zijn werk reeds eerder verdiende. In de vlakke rit, die van LiUe naar Dieppe voerde, ging Ger rit aan de haal in gezelschap van de fondrijder Nello Lauredi. Hij klopte deze in een vlammende sprint. Het zou niet de enige étappezege van Gerrit blijven, want in 1956 zegevierde Gerrit in Caen. In Bayonne hees hij zich in het gele leidersshirt, dat hij enkele dagen zou behouden. „k heb in totaal vier gele truien veroverd. Een er van heb ik aan Klaas Buchly gegeven, die ik een bekwaam ploegleider vond. De anderen heb ik voor mezelf gehouden. Neen: Kees Pelenaars heeft er nooit een van mjj gekregen. Htf is mijn vriend niet. Ik vergeef hem nooit wat hij in de Ronde van Italië uithaalde. Het was in 1955 toen m de Giro een étappe werd gereden van Bari naar Na pels. Het was een vrij kalme étappe waarin Gerrit een slag wilde slaan. Hij ging alleen op de vlucht en nam een voorsprong, die bij zijn aankomst op de wielerbaan tot meer dan twintig minuten was gegroeid. Die voorsprong kreeg hij ook in het algemeen klasse ment. Het zou logisch zijn geweest, in dien Kees Pellenaars er naar had ge streefd hem in de rose trui te houden. De ploegleider vond het de volgende dag echter goed, dat Thijs Roks vlamde. Gerrit ging zonder steun volkomen ten onder. Hij flnislile meer dan veertig minuten na de winnaar en verloor zijn fantastische plaats in de rangschikking. „Er is wel eens beweerd", meent Ger rit nu, „dat ik mij in de rit, die ik won, had leeg gereden. Het is niet waar. Ik werd de volgende dag geklopt, versla gen zelfs, maar ik bezat toch zoveel kracht, dat ik mij in die Giro staande hield en als zevende in het eindklasse ment op het lijstje kwam. Een renner, die zich uitput kan zich op die plaats niet handhaven". Hoogtepunten uit Gerrit Voorting's le ven? Zij liggen op de Franse bergen en in de Italiaanse valleien. Zij bevin den zich op de Nederlandse wegen, om- GERRIT VOORTING mes van start en volgde op de dne eerste bergen uitstekend het tempo van de klimmeesters. Op de vierde berg reden hem echter een aantal renners voorbij, die allemaal met een klein ver zet de problemen te lijf gingen. Ger rit wond zich vreselijk op. Hij werd helemaal boos toen een lachende Stan Ockers (met klein verzet) hem pas seerde. Dat nam hij niet. Woedend stap te hij van zijn fiets. De heren Piet van Ierland en Jan Pijnenburg probeerden hem te bewegen verder te gaan, want zijn positie was niet hopeloos. Maar de koppige coureur, volkomen gedemorali seerd, weigerde. Hij stapte af en kreeg een lawine van verwijten over zijn arme hoofd. Er ging van de zijde van zijn Tilburgse bazen een gepeperde brief naar de wielerbond. Gerrit Voor ting moest worden geschorst. Hij zou minstens een half jaar niet mogen fiet sen. Hij moest een geduchte les krij gen. Hij had de eer van zijn vaderland niet verdedigd. De wielerbond bedacht zich echter en legde Voorting geen straf op. Hij werd zelfs uitverkoren om om van de partij te zijn bij de wereld titelstrijd, die in Moorslede werd op gevoerd. In die koers zou Gerrit nog eens laten zien wat hij waard was. Hii reed in deze wedstrijd, die over bijna driehonderd kilometer ging, uit stekend. Dat moest iedereen beken nen. Hij wedde echter op het ver keerde paard, zoals vele anderen. Iedereen geloofde, dat Moorslede iets was voor Rik van Steenbergen. Er was echter een andere Belg. Twee ronden voor het einde zat Ger rit nog altijd aan het wiel van Rik de Eerste. Plotseling demarreerde Alberic Schotte. Onmiddellijk daarna was Theo Middelkamp weg en even later ging ook Ferdi Kübler, evenals trouwens Gerrit Schulte. Nog steeds meende Ger rit Voorting, dat het moment voor Rik Steenbergen nog niet was aangebroken. Die zou nog wel gaan. Maar de Belg schoot tekort in kracht. De kampioenen, die weg waren, bleven weg en de Haarlemmer was geklopt. Het was een laatste wapenfeit voordat voor de wielersport een nieuw tijdperk aanbrak. De periode Kees Pellenaars. Kees Pellenaars formeerde in 1951 de Tourploeg. Zij kwam te bestaan uit Wim van Est en Wout Wagtmans, Henk Faanhof en Gerrit Peters, Henk Schoen makers en Hans Dekkers, Wim Dielis sen en Gerrit Voorting. Er braken grote Het hoogtepunt uit Gerrit's wieler leven. Uit handen van prins Philip van Engeland kreeg hij de zilveren medaille tydens de Olympische Spe len van Londen. snel kwam hij bij de wat grotere jon gens in aanzien. Natuurlijk stond Ger rit aan de start van het kampioenschap, dat in 1949 op de Cauberg werd verre den. Hij bevond zich temidden van klin kende namen: Gerrit Schulte, die de titel verdedigde; Theo Middelkamp, die reeds enkele titels had behaald en Jefke Janssen, die op zijn eigen Limburgse bodem nog wel eens een tweede trui wilde verwerven. De strijd groeide uit tot een heroisch gevecht, waarin Voor ting zijn bijdrage leverde. Hij handhaaf de zich aan het wiel van de meer er varen krachten. Hij moest op het einde van de lange rit alleen het hoofd bui gen voor Jefke Janssen, die Limburg in een feeststemming dompelde en Gerrit Schulte, die niet voor niets de bijnaam van „le fou pédalant" had ver worven. Met een derde plaats mocht Gerrit meer dan tevreden zijn. Het was zijn eerste goede uitslag bij de profs en hij verwierf er zich een retourtje mee naar Kopenhagen, waar de wereld titel* werd verreden. De tweehonderd negentig kilometer in de Deense hoofd stad werden „afgebold" in de formida bele tijd van 7.34.44. De wedstrijd was een enorme snelheidswals, die door Rik van Steenbergen, Ferdinand Kübler en Fausto Coppi (de nummers één tot en met drie van dé uitslag) werd be heerst. Voorting kon in dit kampioen schap geen grote rol spelen. Hij werd verslagen door de rapste mannen, die de wielerwereld ooit kende, maar door het verwerven van talrijke ere plaatsen in andere wedstrijden; door constant uit te blinken in talrijke zwa re races, was zijn naam gevestigd en kon hij zich rustig prepareren op de Tour de France, waaraan hij in 1950 voor de eerste maal zou deelnemen in het goede gezelschap van Woutje Wagt mans, Jefke Janssen, Theo de Hoog en de Slimme Vos. Omdat het jaar tevoren de gehele Nederlandse ploeg was uit gevallen, had de wielerunie het ver standig geoordeeld nieuwe leiders aan te stellen. In Parijs fungeerde de jour nalist Ruud de Groot als trait-d'union tussen de organisatoren van de monster wedstrijd en de wielerbond, die Piet van Ierland uit Tilburg aanstelde als chef d'équipe en Jan Pijnenburg als technische leider. Met deze twee heren ging de moedige Gerrit in zee, maar hij heeft er nu nog spijt van. Immers: Jan Pijnenburg was een zeer voortreffe lijk renner geweest, had zich een repu tatie verworven als pistier, maar van de Tour de France had hij evenveel ver stand als een kip van een rekenmachine. Nadat Gerrit in de vlakke etappes be hoorlijk was meegekomen doemden de bergen op. Jacques Goddet schoof de renner een rit met vier knappe cols voor de wielen. Eén vraag hield Voor ting vooral bezig: met welk verzet moest hij tegen de hindernissen klim men? Hij legde zijn oor te luisteren bij Italianen en Fransen, bij Belgen en Zwitsers. Zij gaven hem allemaal an dersluidende adviezen. „Jij moet een flink verzet steken", zei Jan de Ka nonbal tegen hem. „Ik geloof, dat ik klein moet trap pen", antwoordde Gerrit in het typi sche, technische wieier jargon. Er was een klein conflict geschapen. Jan Pijnenburg dreef zijn zinnetje min of meer door. Gerrit ging met een groot dagen aan, maar op een zeer kwaad moment stortte IJzeren Willem in een ravijn en verdween de gehele équipe uit de wedstrijd. „Ik heb aan die Tour een bijzondere herinnering bewaard", zegt Voorting nu. „Het ging in de eerste dagen van deze ronde zo goed, dat enkele jour nalisten een fles champagne op onze tafel deponeerden om hun waardering uit te drukken. Het zou daarna steeds beter gaan. Op het programma van de dag na de champagne-avond stond de rit van Agen naar Dax. Op vele kilometers voor het einde vormde zich een leidersgroepje, waarin Wim van Est had plaats genomen alsmede ondergetekende. Er werd (het wa ren geloof ik negen man) flink aan getrokken. Erg snel groeide de voor sprong. Plotseling werd het duidelijk, dat indien de voorsprong ongeveer zou worden gehandhaafd Wim van Est in de gele leiderstrui zou kruipen. Als een ploegmaat, (die op de eerste plaats dacht aan het team) stelde ik alles in het werk om Wim aan zoveel mogelijk minuten en seconden winst te helpen. Negen minuten, tien mi nuten, twaalf minuten kwamen er aan te pas. Het werden er dertien, In groot gezelschap. Op kop Gino Bartali, daarachter Antonin Rolland en vervolgens Gerrit Voorting. schitterende geschenken van de rit steden". Gerrit Voorting zag op de 18e januari 1923 in Velsen het levenslicht. Stam mend uit een gezin van tien kinderen had hij als jongeman niet veel tijd om na te denken wat hij eens zou worden. Zijn ouders wisten een fraai baantje voor hem. Hij kon voor een apj^l en een ei een opleiding krijgen als huis schilder. Wat was voordeliger? Gerrit voelde" er wel wat voor en ging bij een baas in dienst. Als hij de kwast han teerde of het behang plat streek, sprak hij met zijn werkmakkers natuurlijk wel eens over sport. Voetballen? Dat was gezellig. Daarin kon je iets berei ken. Wielrennen? Ach kom nou, was dat wel interessant? Een vriendje, dat het wel leuk vond om heel hard met een fiets te rijden, haalde de huisschil der over om lid te worden van de r.-k. vereniging „Achilles", een in Haar lem gevestigde club. Als twintigjarige jongeman reed Voorting zijn eerste rondjes. Hij startte bij de nieuwelingen, maar heel veel presteerde hij niet. In de gewone wegwedstrijden haalde hij nauwelijks een ereplaats. Het enige op vallende was, dat hij wel kans zag zijn vrienden in een tijdrit te verslaan. Moest daaraan echter enige waarde worden gehecht? Plotseling en nadat Gerrit de beschikking had gekregen over een echte racefiets, ging het alle maal veel beter. Hij begon ijverig te trainen en in de wedstrijden, die hij nu reed, fietste hij iedereen van zijn wiel. Er resteerde in het Haarlemse maar 1 jongeman, die zich nog met hem kon meten. Het was Evert Grift, die later een nationale hoogte zou bereiken. De bezetting van het land door Duit se legers was inmiddels een enkele jaren oud feit. Gerrit had de leeftijd om voor bijzondere diensten te wor den opgeroepen. De overheid gebood hem te gaan werken in Duitsland. Hij moest naar Essen en van Essen naar Mühlheim. Hij krepeerde van de honger en besloot te vluchten. Dat was eerder gezegd dan gedaan. Het slechte leven en het voortdurende gevaar een bom op je hoofd te krijgen, waren echter doorslaggevend. Voorting trok de stoute schoenen aan en ver dween op een goede nacht uit het ar beidskamp. Hij trok in één ruk naar het onbezette Zuid-Frankrijk. Hij kreeg er werk, een redelijke boterham jen wat geld. Hij was echter ver van huis en ver van zijn fiets. Hij dacht niet eens meer aan de wielrennerij. Hij sloot zich aan bij een onderdeel van de „Prinses Irenebrigade" en kwam op het einde van 1945 terug in Nederland. Het leven normaliseerde zich en Gerrit moest op nieuw een beroep gaan hanteren. Hij bleef officieel huisschilder, maar hij vierde tevens zijn come back in de wie lersport en wel als amateur. Piet Peters, een broer van de grote Gerrit, bracht hem er toe weer te rijden; weer mee te doen in wedstrijden. Gerrit sloot vriendschap met jongens, die evenals hij, het een en ander tijdens de oorlog hadden meegemaakt en die nu eveneens met fietsen iets wilden bijverdienen. Het waren Gerrit van Beek, die later verongelukte; Harm Smits, die nog wel eens optreedt als gangmaker in Bordeaux-Parijs en Piet de Vries, die geheel van het wielerto- neel is verdwenen. Deze vrienden begonnen met zoveel nadruk de wet te stellen in de talrijke wedstrijden, die in de eerste jaren na de oorlog werden gehouden, dat zij de verzamelnaam kregen van „De Vier Musketiers". Zij beheersten de klassieke en semi- klassieke wedstrijden. Zij wonnen cri teria en wegwedstrijden. Kortom: zij waren opvallende jongens, die uiteraard niet ontsnapten aan de inmiddels weer Gerrit, zoals hij nu is. Gerrit, het type van de flyer. ROOSENDAAL Wanneer Gerrit Voorting een terugblik werpt op zijn wielercarrière; wanneer hij de ups en downs van zijn vrij lange loopbaan overweegt, staat hij niet lang stil by de grote momenten, die hij in de Tour de France beleefde; hij heeft het niet over de rose trui, die hij in de Giro d'Italia veroverde, maar ontrukt hij een feit aan de vergetelheid. Wie immers weet nog, dat Gerrit Voorting in het bezit is van een zilveren Olympische medaille? Wie realiseert het zich, dat het zestien jaar geleden slechts enkele secon den scheelde of de natie had in de tegenwoordige Roosendaalse rij wielhandelaar een Olympische kampioen? De beste herinnering, waarvan Gerrit Voorting de eigenaar is, dateert uit 1948 en speelt in Londen. Henk Faanhof geen band naar de eeuwigheid had gereden, hij nooit zou zijn ingehaald. Londen schonk Gerrit Voorting de kans op een tweede medaille. Enkele dagen nadat de wegwedstrijd was ver reden, volgde op de wielerbaan de Olympische ploegachtervolging, die hij moest verwezenlijken met Henk Faan hof, Theo Blankenauw en Jopie Harre mans. Aan de vooravond van de eerste serie kwam een zeer enthousiaste chef d'équipe, John Stol, op zijn vier land genoten af. Hij had een schitterende mededeling te doen. Oranje had geloot tegen Uruguay, een volkomen onbeken de wielernatie, die alleen voor de vorm aan de spelen deelnam. De jongens be hoefden zich geen zorgen te maken. Zij zouden zonder een zweem van inspan ning de volgende ronde bereiken. Maar de volgende dag bleek, dat Uru guay wel iets had te betekenen. De jon gens uit dat verre, vreemde land fiets ten de oranjemannen naar huis. Zon der een zweem van inspanning! Zij wer den later zelfs Olympisch kampioen! „Toch liggen mijn mooiste herinnerin gen in Londen", zegt Gerrit openhartig. „Het is wat een medaille te verpveren en daarna in je woonplaats als een vorst te worden gevierd. De zilveren plak, die een gouden had kunnen zijn, heeft mij oneindig veel meer plezier verschaft dan de vier gele truien van de Tour de France; de rose trui van de Ronde van Italië; de fraaie plaatsen bij de wereldkampioenschappen; de Op een listig parkoers, dat in het park Windsor was uitgezet, moesten enkele honderden renners van tiental len landen een wedstrijd rijden over bjjna tweehonderd kilometer. Het zou een afvalrace worden, want niet alleen het parkoers, maar vooral de afstand was zwaar. Gerrit Voorting, een jonge ster, besloot na enige tientallen kilo meters in het peloton gezeuld te heb ben, zijn kans te wagen. Hjj voelde zich op deze uitzonderlijke dag in een uit zonderlijke conditie. Hij overlegde met zijn vriend Henk Faanhof. Zij besloten t® proberen weg te raken. Het was de enige kans om uit de fietsende massa te ontsnappen. Zij moesten het vroeg doen zodat in eerste instantie aan hun attaque weinig of geen aandacht zou worden besteed. Gerrit sloeg op de vlucht en spoedig dreef Henk Faanhof, die een jaar later wereldkampioen zou worden, in zijn spoor. Het werd een zeer lonende demarrage, want inder daad reageerde het peloton slechts traag op de bewegingen van de oranjetruien, die zoveel vrijheid kregen, dat zij wel dra met minuten voorsprong aan de leiding gingen. Zouden de twee Neder landers beslag gaan leggen op de eerste en tweede plaats? Het was een vraag, die vele duizenden zich stelden. Plotse ling maakte zich een groepje los uit de grote bende. Het had haast, bijzonder veel haast. Het ging in een ijltempo op de vluchters af. Het ploegje bereikte de twee Nederlanders, maar zij waren nog lang niet geslagen. Zij volgden het tem po, dat hen nu mede werd opgelegd. Zij hadden nog genoeg reserves om deel te nemen aan de slopende finale. Slechts één renner ontsnapte aan de waakzaam heid van Gerrit Voorting. Het was de Fransman Jean Beyaert: een naam, die voor de rest nooit klank zou krijgen in de wielerwereld. Hij sloeg een opening tussen hem en de kopgroep. Hij bereik te de finish enkele seconden eerder dan een voluit sprintende Gerrit Voorting, die geen moeite had om diverse makkers voor de tweede plaats te verslaan. Zestien'jaar later? In de huiskamer van een Roosendaal se woning zit de winnaar van de Olym pische medaille nog te treuren over het feit, dat hij in de finale van deze race niet iets attenter was geweest. Het staat bij de man, die zo rustig over Lon den vertelt, als een paal boven water, dat hij op die dag de kans miste om een gouden medaille te veroveren. Hij is er nog zeker van, dat hij sterker was dan de Fransman, die slechts een een dagsvlieg was. Hij gelooft nog, dat wamneer hij tijdens zijn vlucht met

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 9