INDIA LAG EENS IN
ZUIDPOOL-GEBIED
Een kort verhaal
door TIBOR DERY
Professor Wunderlicli meent:
Waardoor
21
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 3 OKTOBER 1964
23
NA ZEVEN LANGE JAREN
De deur van de cel ging open
en de bewaker gooide iets naar
binnen.
„Pak aan", zei hij.
Het was een zak met een
nummer erop. Hij viel op de
grond, vlak voor de voeten van
de gevangene. B. stond op, haal
de diep adem en keek de be
waker aan.
„Je kleren", zei deze. „Trek
ze aan. De kapper komt je aan
stonds scheren."
In de zak zaten de kleren en
schoenen die B. zeven jaar te
voren had uitgetrokken. Het
pak was zo gekreukt dat er
geen glad plekje op te ontdek
ken viel. De schoenen waren be
schimmeld. Hij vouwde zijn
overhemd open en zag dat dit
ook beschimmeld was. Toen hij
bijna klaar was met zich aan
te kleden kwam de gevangenis
kapper binnen en schoor hem.
Een uur later werd hij naar het
gèvangeniskantoortje gebracht. Een
aantal gevangenen, die eveneens hun
burgerkleren weer aanhadden stond al
bij de deur te wachten. Desondanks
werd hij, zodra hij bij het kantoor
arriveerde, als eerste naar binnen
geroepen. Aan het bureau zat 'n ser
geant-majoor. Een collega stond naast
hem en een kapitein liep langzaam
in het kleine lokaal op en neer.
„Kom hier", zei de sergeant-majoor.
„Je naam... En de naam van ie
moeder.Waar wil je heengaan
„Ik weet bet niet", zei B.
„Wat bedoel je vroeg de ser
geant-majoor, „weet je niet waar je
heengaat
„Nee", zei B. „ik weet niet waar ze
me mee heen zullen nemen".
De sergeant-majoor wierp een blik
op hem. „Je wordt nergens mee naar
toe genomen", zei hij nors. „Je kunt
naar huis gaan en met je vrouw sa
men eten. Je mag vanavond met haar
naar bed. Begrepen
De gevangene gaf geen antwoord.
„Nu.waar ga je heen vroeg
de sergeant-majoor.
„Szilfastraat 17".
„Welk district van Boedapest
„District twee", zei B. „Waarom
word ik vrijgelaten
„Waarom vraag je zoveel brom
de de sergeant-majoor. ,,Je wordt
vrijgelaten en daarmee uit. Ben blij
dat je van ons af bent".
Enkele waardevoorwerpen werden
voor hem uit de aangrenzende kamer
gehaald: een nikkelen horloge, een
vulpen en een vale, groenzwarte por
temonnee, die hij van zijn vader had
geërfd. Ze was leeg.
„Teken dit even", zei de sergeant-
majoor.
Het was een ontvangstbewijs voor
het horloge, de vulpen en de porte
monnee. „En dit". Het bleek even
eens een ontvangstbewijs en wel voor
een weekloon van 146 forint. Het geld
werd hem op tafél uitgeteld.
„Berg het weg" zei de sergeant
majoor.
B. nam de portemonnee weer uit
zijn zak en stopte de bankbiljetten
in een van de vakjes, samen met de
munten. De portemonnee rook muf.
Tenslotte kreeg hij zijn vrijlatings-
bewijs. Het stippellijntje achter ..re
den van arrestatie" was open gelaten.
Hij moest nog een uur of wat
wachten in de hal en werd toen
met nog drie anderen naar de
hoofdpoort van de gevangenis
gebracht. Voor ze die echter
hadden bereikt, kwam een ser
geant-majoor achter hem aan
hollen en sommeerde hem tot
stilstaan. Hij haalde een van de
vier mannen uit de groep en
zond hem terug naar het ge
vangenisgebouw, geëscorteerd
door twee bewakers met sten-
guns. Het fris geschoren gezicht
van de man werd geel, alsof hij
te kampen had met een plotse
linge attaque en zijn ogen le
ken te stollen.
De drie anderen mochten doorlopen
naar het hek,
„Daar komt de tram aan, spring
erin", zei de bewaker tegen B„ nadat
hij zijn bewijs van vrijlating had ge
controleerd.
B. verroerde geen vin. „Waar wacht
je op vroeg de bewaker. B. bleef
staan en keek naar de grond.
„Maak dat je wegkomt", zei de be
waker, „wat sta je daar nu te doen
„Ik ga al", zei B„ „Mag ik werkelijk
gaan
De bewaker gaf geen antwoord.
B. stak het ontslagbewijs in zijn zak
en liep de poort uit. Na enkele stap
pen kreeg hij de neiging om over
zijn schouder te kijken, maar hij
dwong zich ertoe dit niet te doen en
liep verder. Hij luisterde, maar hoor
de geen voetstappen achter zich. „Als
ik bij de tram kan komen", dacht hij
zonder dat ik een hand op mijn
schouder voet of zonder dat ik mijn
naam hoor roepen, kan ik aannemen
dat ik eindelijk vrij ben. Eindelijk..."
Toen hij de tramhalte bereikt had,
draaide hij zich met een ruk om, maar
er stond niemand achter hem. Hij
voelde in zijn broekzak, maar er was
geen zakdoek waarmee hij het zweet
van zijn voorhoofd kon vegen. Hij
stapte in de tram die knarsend tot
stilstand kwam.
Op hetzelfde moment sprong een
gevangenbewaarder uit het achterste
rijtuig. Terwijl hij naar voren Uep
keek hij B. met zijn kleine oogjes,
die in een pokdalig gezicht stonden,
lang en onderzoekend aan. B. groette
hem niet en de tram zette zich in
beweging. Op dit moment, in de
fractie van de seconde dat hij wei
gerde de bewaker te groeten en de
tram ging rijden, begon de hele we
reld rondom hem te leven. Het was
een gewaarwording als in een bio
scoop, wanneer door een storing n
de projector het geluid ineens weg
valt en de film blijft doordraaien.
Plotseling, midden in een zin, of zelfs
in een woord, springt het geluid weer
te voorschijnt uit de zinloos bewe
gende monden vain de acteurs en de
doofstomme zaal, waarin zelfs het
publiek maar twee dimensies meer
scheen te hebben, wordt ineens, bin
nen een tijd van een duizendste se
conde, weer tot het plafond toe ge
vuld met luide muziek, zang en dia
loog.
Alle kleuren om hem heen begon
nen plotseling te ontploffen. De tram
die uit een andere richting kwam
aanrijden was van een geel zoals hij
nooit tevoren gezien had. De rijtuigen
flitsten zo snel langs een laag grijs
gebouw, dat B. ervan overtuigd was
dat zij nooit meer zouden kunnen
stoppen. Een flesgroen voortuintje met
twee vlammende bloemenkassen en
en een open keukenraam golfden aan
Als n een tabakswinkel ziet
zei B. tegen de chauffeur.
Drie huizen verder stopte de taxi.
B. keek uit het raam. Ze stonden bij
een open winkeldeur, voor een berg
van frisse rode radijzen, een berg
van groene peren en rode Jonathan
appels. De aangrenzende deur gaf
toegang tot een tabakswinkel.
„Blijf maar zitten, mijnbeer", zei
de chauffeur, terwijl bij zlcb half
omdraaide. „Ik haal ze wel voor u.
Welk merk wilt u hebben
B. keek naar de frisse radijzen. Zijn
handen trilden.
„Kossuth
„Ja", zei B. „en een doosje lucifers".
De chauffeur stapte uit. „Maakt u
zich geen zorgen, ik voeg het wel bij
de prijs van de rit. Eén pakje
„Ja graag", zei B.
„Mag ik u een vuurtje geven zei
de chauffeur, toen hij terugkwam.
„Mijn zwager heeft ook een paar
jaar daarginds gezeten en hij moest
ook onmiddellijk sigaretten hebben.
Voor hij naar huis ging rookte hij
eerst een paar Kossuth's, de een na
d eandere."
„Kun je het aan me zien vroeg
B. na een poosje.
„Och ja, een beetje wel", zei de
chauffeur. „Mijn zwager had dezelf
de ziekelijke kleur. U kon natuur
lijk ook uit het ziekenhuis komen,
maar daar kreuken je klerën niet zo.
Hoelang ben je ginds geweest?"
Het korte verhaal dat de lezer
op deze pagina aantreft is geschre
ven door de Hongaarse auteur Ti-
bor Déry. Het werd onlangs gepu
bliceerd in het maandblad Hunga
rian Review, dat in Boedapest
wordt gedrukt en in de Engelse
taal verschijnt. Men mag het be
schouwen als een propagandablad
voor buiten de Hongaarse grenzen.
Tibor Déry werd in 1894 gebo
ren. Hij sloot zich op jeugdige leef
tijd aan bij de communistische par
tij en werkte als journalist in ver
schillende Europese landen. Na de
oorlog schreef hij een groot aantal
romans en verhalen. In 1956 werd
hij gearresteerd omdat hij zich in
de rijen van de opstandelingen had
geschaard. Drie jaar zat hij in de
gevangenis. Toen werd hij vrijge
laten. Dat nevenstaand verhaal in
feite een felle aanklacht tegen de
politiestaat van Rakosi! momen
teel in een Hongaars blad kan wor
den gepubliceerd, duidt op een kli
maatsverandering waarover men
niet te snel oordelen mag, maar die
in elk geval het signaleren waard
is. Dit is dan ook de reden dat we
het verhaal hier afdrukken.
hem voorbij. Miljoenen mensen liepen
op de trottoirs, allen in burgerkle
ren, de een al mooier dan de ander
en allemaal waren ze anders. Velen
waren verrassend klein. Sommigen
reikten slechts tot de knieën van de
voorbijgangers en enkelen moesten
gedragen worden. En de vrouwen
Omdat B. tranen in zijn ogen
voelde ging hij naar binnen. De
conductrice had een zachte,
welluidende, hartverwarmende
prettige stem. B. kocht 'n kaart
je en nam plaats op een klein
hoekbankje, achter in de wagen.
Hij sloot zich op in zichzelf om
dat hij bang was anders zijn
zelfbeheersing te zullen verlie
zen. Toen hij desondanks even
naar buiten keek zag hij bij het
hek een man staan die een jon
ge vrouw over haar gezicht
streelde.
Hij voelde weer in zijn broekzak,
maar er was nog altijd geen zakdoek
waarmee hij het zweet van zijn voor
hoofd kon vegen. Tegenover hem zat
een arbeider die tien flessen bier in
zijn tas har.
De conductrice lachte. „Is dat niet
een beetje te veel
„Ik ben een huiselijk man, kame
raad", zei de arbeider, „mijn vrouw
ziet haar man graag wat drinken".
„Aha, ziet ze dat graag
„Inderdaad".
„Is dat donker bier?"
„Ja".
„Het is beter dan Pilsener".
„Mijn vrouw ziet graag donker bier"
zei de man.
De conductrice lachte. „Je kon mij
wel een flesje geven".
„Donker
„Natuurlijk".
„Natuurlijk
„Waarom
De conductrice lachte opnieuw. „Ik
neem het mee naar huis voor mijn
man."
„Waarom moet hij donker bier heb
ben wanneer hij van blondines
houdt vroeg de arbeider.
De conductrice schaterde. Ze kwa
men bij een halte. B. stapte uit en
nam een taxi. De chauffeur zette de
meter aan. „Waar moet u heen
vroeg hij na een ogenblik, want zijn
passagier had niets gezegd.
„Naar Buda", zei B.
De taxi begon te rijden. B. zat
kaarsrecht, zonder achterwaarts te
leunen. Deluctart, van benzine, het
stof van de zonnige straat, het getin
gel van de tram, alles kwam naar
binnen door het open raam van de
auto.
Zowel links als rechts scheen de
zon op het trottoir en zoveel scha
duwen schoven, voor de voeten van
de mensen, kris-kras over elkaar
heen dat ze het verkeer in de straat
bijna leken te verdubbelen. Een jon
ge kastanjeboom op de hoek van het
trottoir had zijn eerste bladeren ont
vouwd en een handvol trillende scha
duwen onder zich verzameld.
„Zeven jaar", zei B.
De chauffeur floot zachtjes tussen
zijn tanden.
„Politiek
„Ja", zei B., „anderhalf jaar in de
cel voor terdoodveroordeelden."
„En hebben ze je nu vrijgelaten?"
„Dat schijnt zo", zei B., „zie je het
erg aan me
De chauffeur haalde de schouders
op. „Zeven jaar", zei hij, „geen won
der."
B. stapte uit en ging de rest van de
weg te voet. Hij wilde een beetje
aan de vrijheid wennen voor hij zijn
vrouw zou ontmoeten. De chauffeur
wilde geen fooi hebben. „Je hebt je
geld nodig, kameraad", zei hij. „je
moet alleen geld uitgeven voor ie
gezondheid. Elke dag vlees, een
kwart litertje goede wijn en binnen
een minimum van tijd ben je weer
de oude".
„Tot ziens", zei B.
Aan de overkant, een beetje terug,
zag hij een kleine spiegel in de eta
lage van een modezaak. Hij bleef er
even voor staan en liep toen weer
door. Omdat er een massa mensen in
de Pasarétistraat liep nam hij het
voetpad, dat langs een tennisveld de
heuvel opleidde en liep in de richting
van de Otto Hermanstraat. Toen
maakte hem echter de ruimte zo
duizelig, dat hij in het gras moest
gaan zitten. Zijn vrouw, bedacht hij,
verwachtte hem in geen geval. Hij
kon dus best een half uurtje rusten.
Achter de afrastering aan de overkant
van de weg, stond een appelboom in
volle bloei. B. bleef er even naar
kijken. Toen stond hij op en liep naar
de afrastering. De grote witte bloe
men met hun wassen glans waren zo
talrijk, dat je nauwelijks het tere
blauw van de lucht kon ontwaren,
wanneer je door de kroon naar bo
ven keek. Er zoemden zoveel bijen op
en tussen de bloemen, dat de hele
boom leek te golven als een sluier, die
door de wind wordt opgetild. B. bleef
staan om naar de toespraak van de
boom te luisteren.
Hij ontdekte twee takken tus
sen welke hij de hemel kon zien
en, heel ver, twee roerloze wit
te wolkjes, die op een tweede
bloeiende appelboom leken, op
onmeetbare afstand boven de
eerste. Hij bewonderde ze bei
de tot hij er duizelig van werd.
Omdat hij vergeten had zijn
horloge op te winden wist hij
niet hoeveel tijd er voorbij was
gegaan sinds hij uit de taxi was
gestapt. Daarom draaide hij zich
om en begon in de richting van
zijn huis te lopen. Na enkele
stappen ging hij achter een bos
je staan. Hij moest overgeven.
Het luchtte hem op.
Na een wandeling van een half
uur, langs bloeiende fruitbomen, be
reikte hij zijn huis. Ze woonden op
de eerste verdieping. In de tuin, aan
beide kanten van de voordeur, ston
den witte seringen. Hij ging de trap
op. Niemand reageerde op de bel. Hij
liep naar de flat van de concierge,
in het souterrain en klopte aan de
deur.
„Hoe gaat het ermee vroeg hij
aan de vrouw die open deed. Ze was
eveneens magerder en ouder gewor
den.
„Wie zoekt u
„Ik ben B. Woont mijn vrouw hier
nog
„Lieve hemelzei de vrouw.
B. staarde naar de grond.
„Bent u thuisgekomen, mijnheer?"
„Ja", zei B., „woont mijn vrouw
hier nog
De vrouw liet de deurknop los en
leunde tegen de stijl. „Bent u thuis
gekomen, mijnheer herhaalde ze.
„Lieve hemelJa, natuurlijk, ze
woont hier nog. Ze wist niet dat u
thuis zou komen, is het wel Natuur
lijk woont ze hier-"
„Mijn zoon ook vroeg B.
De vrouw begreep hem. „Hij
maakt het prima", zei ze. „Een ge
zonde, lieve, grote jongen is hij ge
worden. Lieve hemel
B. zweeg.
„Komt u toch binnen, mijnheer", zei
de vrouw en haar stem beefde.
„Komt u toch binnen. Ik wist dat
u 'onschuldig was. Ik wist, dat u op
een goede dag thuis zou komen".
„Niemand deed open", zei B. „Ik
heb drie keer gebeld".
„Komt u toch binnen", herhaalde de
vrouw, „Er is niemand thuis. De men
sen die de flat met u delen zijn ook
uitgegaan".
B. zei niets en keek naar de vrouw.
„Uw vrouw is naar haar werk en
Gyurika is naar school. Wilt u niet
binnenkomen Ze komen vanmiddag
thuis."
„Er zijn dus nog anderen in de
flat vroeg B.
„Het zijn keurige mensen", zei ze.
„Uw vrouw kan er heel goed mee
opschieten. Lieve hemel, u bent dus
thuisgekomen
B. gaf geen antwoord.
„Ik heb hier een sleutel van de
flat", zei de vrouw na een poosje.
„Gaat u maar rustig naar boven
en probeert u zich wat te ontspan
nen voor uw vrouw thuiskomt."
Aan een spijker in de muur hingen
twee sleutels. De vrouw nam er een
van en trok de deur achter zich dicht.
„Kom mee, dan kunt u een beetje
gaan rusten", zei ze.
B. hield de ogen neergeslagen
„Gaat u zo ver met me mee vroeg
hij.
„Natuurlijk", zei de vrouw, „ik
zal u de kamer wijzen".
„De kamer vroeg B.
„Ja. ziet u, het is een gezin van
vier dat de flat met uw vrouw moet
delen. Ze hebben de twee kamers
gekregen. Uw vrouw en Gyurika wo
nen nu in de kamer van de dienstbo
de. De keuken en de badkamer zijn
voor gezamenlijk gebruik."
B. gaf geen antwoord.
„Zullen we naar boven gaan
vroeg de vrouw, „of wilt u liever
hier wachten tot ze thuiskomen. U
kunt hier op de divan liggen en wat
rusten."
„Zei u, dat de keuken en de bad
kamer voor gezamenlijk gebruik
zijn vroeg B.
„Ja, natuurlijk", zei de vrouw.
B. keek haar in de ogen. „Dan kan
ik dus een bad nemen, nietwaar
„Natuurlijk", zei de vrouw met een
glimlach, terwijl ze B. voorzichtig bij
de elleboog pakte, alsof ze hem wil
de ondersteunen. „Natuurlijk kunt u
een bad nemen. Ik zou graag wat wa
ter voor u warm maken. We hebben
nog wat hout in de kelder. Maar ik
geloof, dat de mensen met wie u de
flat deelt, de badkamer overdag af
sluiten."
B. sloeg de ogen weer naar de
grond.
„Ik ga mee naar boven", zei hij.
Het raam van de kleine dienstbo
denkamer keek uit op het noorden.
Zodra hij alleen was en zijn adem
haling haar regelmaat herkreeg, her
kende hij de geur van zijn vrouw. Hij
ging bij het raam zitten en zuchtte.
Heel zijn lichaam ademde de geur
van zijn vrouw in. De kleine smalle
kamer bevatte niets anders dan een
oude kleerkast, een ijzeren ledikant,
een tafel en een stoel. Om bij het
bed te komen moest je de stoel opzij
schuiven. Hij ging niet op de dekens
liggen; hij ging er alleen maar op
zitten en zuchtte diep. Op de tafel
lagen allerlei dingen: boeken, kle
ren, kinderspeelgoed. Er was ook
een kleine handspiegel; hij zag er het
zelfde in als hij in de etalagespiegel
had gezien.
Toen hij weer bij het raam had
plaatsgenomen bracht de vrouw van
de concierge hem een grote kop kof
fie met melk en twee dikke stukken
cake. Hij at ze met smaak en was
opnieuw alleen.
Een beetje later belde de vrouw
van zijn benedenbuurman. Ze bracht
hem eveneens koffie, brood, een stuk
worst en eenzelfde soort Jonathan
appel als hij in de etalage had zien
liggen. Terwijl ze het blad op tafel
zette, sprongen haar ogen vol tranen
en enkele minuten later ging ze weer
weg.
B. had nog steeds zijn horloge niet
opgewonden. Hij wist niet hoe lang
hij voor het open raam had gezeten.
Het raam dat uitkeek op de achter
tuin, waar nooit iemand kwam.
Hij liep naar beneden, het
tuinhek door en de straat op. Na
een poosje zag hij zijn vrouw
om de hoek komen, in gezel
schap van vier of vijf kinderen.
Terwijl ze het hek naderde ver
traagde ze plotseling haar pas
en bleef even staan. Toen kwam
ze naar hem toerennen. B. begon
ook te hollen zonder te weten
wat hij deed.
Toen ze vlak bij elkaar wa
ren bleef ze met een ruk staan
alsof ze niet helemaal zeker was
van zichzelf. Toen begon ze
weer te lopen. B. herkende het
grijze wollen vest met de zwar
te strepen en lange mouwen, dat
hij voor haar gekocht had in de
stad, juist voordat hij werd ge
arresteerd.
Toen ze loskwamen uit de omhel
zing zocht B. steun tegen het hek.
Enkele stappen achter zijn vrouw
stonden vier of vijf jongens nieuws
gierig en enigszins ontsteld naar hem
te kijken. Ze waren een jaar of ze
ven, acht, oudB. zag dat het er
geen vijf maar vier waren. Hij keek
ze een voor een aan, terwijl hij nog
altijd tegen het hek leunde. „Welke
is van mij vroeg hij en op dat
moment begon zijn vrouw te huilen.
„Laten we naar boven gaan", zei ze.
B. legde zijn arm op haar schouders.
„Niet huilen
„Kom mee", zei ze en snikte luid.
„Niet huilen", zei B. „Welke is
van mij
Ze duwde het tuinhek open, holde
op het huis toe en verdween in de
deuropening. Ze was nog even slank
als toen hij van haar afscheid had
moeten nemen. Ze rende weg, dacht
hij, met dezelfde soepele bewegingen
als toen ze, heel vroeger, eens in
paniek was weggevlucht voor een
koe.
Toen B. echter weer bij haar kwam
voor de deur van de flat, was ze
rustiger geworden, alleen haar meis
jesachtige borsten bewogen snel on
der het zwartgestreepte vest. Ze
huilde niet meer, maar haar ogen
stonden vol tranen.
„O, lieveling", zei ze, „O, lieveling".
„Laten we naar binnen gaan", zei
B.
„Er wonen nu ook andere mensen
in de flat", zei ze.
„Dat weet ik", zei B. „Laten we
naar binnen gaan".
„Ben je al binnen geweest
„Ja", zei B. „Wie is mijn zoon
Toen ze in de kamer waren, zonk
ze op haar knieën voor hem, legde
haar hoofd in zijn schoot en huilde.
„Ben ik erg oud geworden vroeg
B.
Ze omklemde zijn knieën. „Voor
mij", zei ze, „ben je dezelfde van
vroeger."
„Ben ik erg oud geworden vroeg
B. weer.
„Ik zal altijd van je blijven hou
den", zei zé. „Zal ik hem roepen
„Nog niet", zei B. „Ik wil nog even
met jou alleen zijn. Hij is nog een
vreemdeling voor mij. Is hij in de
tuin
„Ik zal naar hem toe gaan", zei ze,
„en zeggen dat hij moet wachten".
Toen ze terugkeerde stond B. bij het
raam, met zijn rug naar de kamer. Hij
leek smaller en wat meer gebogen.
Hij keerde zich niet om. Even bleef
ze in de deuropening staan. „Ik heb
hem ge?egd", zei ze, „dat hij wat
bloemen voor zijn vader moet pluk
ken". Haar stem klonk schor van ont
roering. Zij liep op hem toe, sloeg
haar armen om zijn schiuders en druk
te haar hele lichaam tegen hem aan.
„Liefste", fluisterde ze.
„Zul je weer aan me kunnen wen
nen vroeg B.
„Ik heb nooit van Iemand anders
gehouden", zei ze. „Elke dag heb ik
met je zoon over jou gesproken."
B. keerde zich om en omhels
de haar, terwijl hij aandachtig
naar haar gezicht keek. Een
beetje opgelucht zag hij dat ze
ook ouder was geworden, of
schoon ze mooier was dan hij
haar, dag aan dag, gedurende
die zeven jaar, in zijn herinne
ring had gezien. Haar ogen wa
ren gesloten, haar mond half
open en haar warme adem
streelde langs zijn mond. Zij
was de geïncarneerde toewij
ding. B. kuste haar ogen en
duwde haar zacht van zich af.
„Je moet ook van onze zoon hou
den" fluisterde ze haar ogen nog al
tijd gesloten.
„Ja", zei B., „ik zal met hem ver
trouwd raken. Ik zal echt wel van
hem gaan houden".
„Hij is jouw zoon", zei ze.
„En de jouwe", zei B.
Ze sloeg haar armen om zijn hals.
„Ik ga je wassen", zei ze, „dat zal
heerlijk zijn".
Hij kleedde zich uit. Ze maakte het
bed op en legde het naakte lichaam
van haar man op het laken. Ze haal
de warm water in een blikken schaal
met zeep en twee handdoeken. Van
top tot teen waste ze hem en twee
keer haalde ze vers water. B.'s han
den trilden nog even nu en dan, maar
zijn gezicht voelde ontspannen aan.
„Zul je weer aan me wennen
vroeg hij.
„Liefste", zei ze.
„Wil je vannacht bij me slapen
„Ja", zei ze.
„Waar slaapt de jongen dan
„Ik zal voor hem een bed op de
grond maken", zei ze, „hij slaapt erg
vast".
„Zul je de hele nacht bij me blij
ven
„Ja", zei ze, „en alle nachten, zo
lang we leven."
GöTTINGEN Iedereen, die de uitgevoerd
wereldkaart bekijkt, is het wel eens e lesten
opgevallen, dat sommige continen
ten heel goed tegen elkaar aan zou
den passen. Vooral de kustlijnen
van Afrika en Zuid-Anierika ma
ken sterk de indruk, dat de conti
nenten eens een geheel hebben ge
vormd. Een wetenschappelijk fun
dament voor deze indruk is een
jaar of dertig geleden gelegd door
de Duitse aardrijkskundige en we
reldreiziger Alfred Wegener.
Volgens de naar hem vernoemde hy
pothese zouden alle werelddelen 300
miljoen jaar geleden één continent heb
ben gevormd, terwijl de rest van de op
pervlakte van de aarde door de oceaan
bedekt zou zijn geweest. Dit oer-conti-
nent (Wegener noemde het „pangaca"
..al-aarde") zou dan in delen zijn ge
scheurd de delen dreven uit elkaar, er
ontstonden de werelddelen zoals we die
nu kennen. Wegener meende dat deze
verschuiving van de continenten ook
nu nog plaatsvindt. Noord-Amerika zou
zich jaarlijks ongeveer 30 centimeter
van Europa verwijderen, Groenland zelfs
30 meter.
Indertijd baarde deze hypothese veel
opzien. Nadat de man. die haar ont
worpen had, op jonge 'leeftijd was ge
storven, hoorde men er niet veel meer
van, daar talrijke wetenschappelijke ar
gumenten tegen haar in het veld waren
gevoerd. In onze dagen heeft de theo
rie weer de steun gekregen van om
vangrijk bewijsmateriaal. Dat ze op
een in beginsel juiste observatie be
rust, heeft professor dr. H. G. Wunder-
lich van het Geologisch-paleontologisch
Instituut van de Universiteit Göttingen
kunnen constateren. Afgezien van an
dere wijzigingen is het duidelijk dat de
beweging van de continenten zeer veel
langzamer verloopt dan Wegener heeft
aangenomen. Toch lopen enkele milli
meters ieder jaar nog op in de loop
van honderden miljoenen jaren.
Er worden tegenwoordig overal ter we
reld zgn. polaeo-magnetische metingen
Zo kan men. op grond van
van magnetisme het ge
steente, concluderen tot de graad van
magnetisme die het gesteente vroeger
heeft gehad. Op deze wijze is bijvoor
beeld ontdekt, dat de magnetische En
daarmee de geografische aardpolen
oudtijds grote zwerftochten op de aard
kost hebben uitgevoerd. De continen
ten die telkens de dragers van deze wa
ren, namen uiteraard aan die bewegin
gen deel. Meer recente onderzoekingen
door de Duitse geoloog R. Pflug hebben,
op grond van overeenkomsten in de bo
demstructuur, aangetoond, dat Afrika
en Zuid-Amerika vroeger aan elkaar
vast hebben gelegen. Verder zijn er spo
ren van bevriezing van 250 miljoen jaar
geleden gevonden op zuidelijke conti
nenten met name in India.
Deze sporen van een üsttfd zijn met
de tegenwoordige ligging van deze con
tinenten niet te rijmen. Professor Wun-
derlich houdt het voor uitermate on
waarschijnlijk, dat de streken, die aan
de tegenwoordige equator liggen een ijs
tijd zouden hebben doorgemaakt, ter
wijl tegelijk de noordelijke helft van de
aarde in dezelfde tijd warm geweest
zou zijn.
Deze klimaatverdeling pleit veel
eer voor de hypothese dat de zuidelijke
continenten en India eens dicht bij de
zuidpool hebben gelegen en later in hun
tegenwoordige posities zijn geschoven.
Naast India kennen de geleerden het
duidelijke geval van het Arabische
schiereiland. Dat heeft met Rode Zee
en al aan de oostkust van Afrika gele
gen, de Middellandse Zee was naar het
oosten toe open. Heel langzaam heeft
het Arabische schiereiland zich toen in
de noordelijke richting bewogen totdat
het op Voor-Azië stootte en de Middel
landse Zee afsloot
Reeds Wegener had ingezien dat hier de-
zelfde kraohten aan het werk zijn,
waardoor ook de grote geplooide geberg
tes worden voortgebracht Het gaat dus
om bewegingen van de aardkorst. De
wetenschap noemt deze beweging,
waardoor het aardoppervlakte van aan
blik verandert convectie-stroming. Het
principe van deze stroming hetzelf
de als van onze centrale verwarming. Er
worden op een gegeven moment bepaal
de delen van de aardmassa verwarmd.
Door de verwarming ontstaat stroming
en op zo een stroom kan een heel con
tingent verplaatst worden. Bewegen
twee stromen zich naar elkaar toe, dan
ontstaat er door de stuwing een ge
bergte aan de aardkorst. Waar twee
stromingen zich in tegengestelde richting
bewegen, ontstaat een scheuring van con
tinenten. Gebieden die zich op zulk een
wijze in verandering bevinden zijn vul
kanische: een teken van hun labiliteit.
We hebben hier volgens professor
Wunderlich te maken met diepliggende
stromingsprocessen. Ook de gestolde
aardkorst bevindt zich in een soort
taaie vloeiing, zoals wel bij glas en an
dere vaste lichamen kan worden opge
merkt. De verschillende lagen van de
aardkorst stromen met snelheden, va
riërend van een tiende millimeter tot
een centimeter jaarlijks. Dienovereen
komstig kan men de beweging der we
relddelen schatten op gemiddeld enkele
millimeters per jaar. De continenten
bestaan, evengoed als de bodem van de
oceanen uit een mozaïek van lagen, die
tegen elkaar in, of uit elkaar, of langs
elkaar heen drijven. Dit beeld verschilt
aanzienlijk van de voorstelling die We
gener zich gevormd heeft van als één
massief verschuivende werelddelen.
Deze processen worden dieper in het
binnenste van de aarde veroorzaakt. De
opvatting, die men heden ten dage van
de aardkorst heeft, is gecompliceerder
geworden. Nieuwe boorprojecten belo
ven hier nieuwe inzichten te leveren.
Als men aanneemt, dat de nieuwe en
de oude wereld in tegengestelde richting
drijven en dat dit geschiedt met de ge
middelde bewegingssnelheid van „stro
mende" gesteentes, dan is het heel goed
mogelijk dat de continenten in een
200 miljoen jaar ongeveer 4000 kilome
ter uit elkaar zijn geraakt. Een hypo
these in deze richting wordt gesteund
door de resultaten van geologisch onder
zoek aan de kust van Noord-Amerika.
Zo heeft de moderne wetenschap met
haar dynamische en gedifferentieerde
voorstelling van het gebeuren in de die
pere lagen van onze aardbol, kans gezien
een theorie, die al bijna verouderd
scheen, opnieuw met argumenten t% sta
ven.
WALTER THEIMER