INDIA LAG EENS IN ZUIDPOOL-GEBIED Een kort verhaal door TIBOR DERY Professor Wunderlicli meent: Waardoor 21 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 3 OKTOBER 1964 23 NA ZEVEN LANGE JAREN De deur van de cel ging open en de bewaker gooide iets naar binnen. „Pak aan", zei hij. Het was een zak met een nummer erop. Hij viel op de grond, vlak voor de voeten van de gevangene. B. stond op, haal de diep adem en keek de be waker aan. „Je kleren", zei deze. „Trek ze aan. De kapper komt je aan stonds scheren." In de zak zaten de kleren en schoenen die B. zeven jaar te voren had uitgetrokken. Het pak was zo gekreukt dat er geen glad plekje op te ontdek ken viel. De schoenen waren be schimmeld. Hij vouwde zijn overhemd open en zag dat dit ook beschimmeld was. Toen hij bijna klaar was met zich aan te kleden kwam de gevangenis kapper binnen en schoor hem. Een uur later werd hij naar het gèvangeniskantoortje gebracht. Een aantal gevangenen, die eveneens hun burgerkleren weer aanhadden stond al bij de deur te wachten. Desondanks werd hij, zodra hij bij het kantoor arriveerde, als eerste naar binnen geroepen. Aan het bureau zat 'n ser geant-majoor. Een collega stond naast hem en een kapitein liep langzaam in het kleine lokaal op en neer. „Kom hier", zei de sergeant-majoor. „Je naam... En de naam van ie moeder.Waar wil je heengaan „Ik weet bet niet", zei B. „Wat bedoel je vroeg de ser geant-majoor, „weet je niet waar je heengaat „Nee", zei B. „ik weet niet waar ze me mee heen zullen nemen". De sergeant-majoor wierp een blik op hem. „Je wordt nergens mee naar toe genomen", zei hij nors. „Je kunt naar huis gaan en met je vrouw sa men eten. Je mag vanavond met haar naar bed. Begrepen De gevangene gaf geen antwoord. „Nu.waar ga je heen vroeg de sergeant-majoor. „Szilfastraat 17". „Welk district van Boedapest „District twee", zei B. „Waarom word ik vrijgelaten „Waarom vraag je zoveel brom de de sergeant-majoor. ,,Je wordt vrijgelaten en daarmee uit. Ben blij dat je van ons af bent". Enkele waardevoorwerpen werden voor hem uit de aangrenzende kamer gehaald: een nikkelen horloge, een vulpen en een vale, groenzwarte por temonnee, die hij van zijn vader had geërfd. Ze was leeg. „Teken dit even", zei de sergeant- majoor. Het was een ontvangstbewijs voor het horloge, de vulpen en de porte monnee. „En dit". Het bleek even eens een ontvangstbewijs en wel voor een weekloon van 146 forint. Het geld werd hem op tafél uitgeteld. „Berg het weg" zei de sergeant majoor. B. nam de portemonnee weer uit zijn zak en stopte de bankbiljetten in een van de vakjes, samen met de munten. De portemonnee rook muf. Tenslotte kreeg hij zijn vrijlatings- bewijs. Het stippellijntje achter ..re den van arrestatie" was open gelaten. Hij moest nog een uur of wat wachten in de hal en werd toen met nog drie anderen naar de hoofdpoort van de gevangenis gebracht. Voor ze die echter hadden bereikt, kwam een ser geant-majoor achter hem aan hollen en sommeerde hem tot stilstaan. Hij haalde een van de vier mannen uit de groep en zond hem terug naar het ge vangenisgebouw, geëscorteerd door twee bewakers met sten- guns. Het fris geschoren gezicht van de man werd geel, alsof hij te kampen had met een plotse linge attaque en zijn ogen le ken te stollen. De drie anderen mochten doorlopen naar het hek, „Daar komt de tram aan, spring erin", zei de bewaker tegen B„ nadat hij zijn bewijs van vrijlating had ge controleerd. B. verroerde geen vin. „Waar wacht je op vroeg de bewaker. B. bleef staan en keek naar de grond. „Maak dat je wegkomt", zei de be waker, „wat sta je daar nu te doen „Ik ga al", zei B„ „Mag ik werkelijk gaan De bewaker gaf geen antwoord. B. stak het ontslagbewijs in zijn zak en liep de poort uit. Na enkele stap pen kreeg hij de neiging om over zijn schouder te kijken, maar hij dwong zich ertoe dit niet te doen en liep verder. Hij luisterde, maar hoor de geen voetstappen achter zich. „Als ik bij de tram kan komen", dacht hij zonder dat ik een hand op mijn schouder voet of zonder dat ik mijn naam hoor roepen, kan ik aannemen dat ik eindelijk vrij ben. Eindelijk..." Toen hij de tramhalte bereikt had, draaide hij zich met een ruk om, maar er stond niemand achter hem. Hij voelde in zijn broekzak, maar er was geen zakdoek waarmee hij het zweet van zijn voorhoofd kon vegen. Hij stapte in de tram die knarsend tot stilstand kwam. Op hetzelfde moment sprong een gevangenbewaarder uit het achterste rijtuig. Terwijl hij naar voren Uep keek hij B. met zijn kleine oogjes, die in een pokdalig gezicht stonden, lang en onderzoekend aan. B. groette hem niet en de tram zette zich in beweging. Op dit moment, in de fractie van de seconde dat hij wei gerde de bewaker te groeten en de tram ging rijden, begon de hele we reld rondom hem te leven. Het was een gewaarwording als in een bio scoop, wanneer door een storing n de projector het geluid ineens weg valt en de film blijft doordraaien. Plotseling, midden in een zin, of zelfs in een woord, springt het geluid weer te voorschijnt uit de zinloos bewe gende monden vain de acteurs en de doofstomme zaal, waarin zelfs het publiek maar twee dimensies meer scheen te hebben, wordt ineens, bin nen een tijd van een duizendste se conde, weer tot het plafond toe ge vuld met luide muziek, zang en dia loog. Alle kleuren om hem heen begon nen plotseling te ontploffen. De tram die uit een andere richting kwam aanrijden was van een geel zoals hij nooit tevoren gezien had. De rijtuigen flitsten zo snel langs een laag grijs gebouw, dat B. ervan overtuigd was dat zij nooit meer zouden kunnen stoppen. Een flesgroen voortuintje met twee vlammende bloemenkassen en en een open keukenraam golfden aan Als n een tabakswinkel ziet zei B. tegen de chauffeur. Drie huizen verder stopte de taxi. B. keek uit het raam. Ze stonden bij een open winkeldeur, voor een berg van frisse rode radijzen, een berg van groene peren en rode Jonathan appels. De aangrenzende deur gaf toegang tot een tabakswinkel. „Blijf maar zitten, mijnbeer", zei de chauffeur, terwijl bij zlcb half omdraaide. „Ik haal ze wel voor u. Welk merk wilt u hebben B. keek naar de frisse radijzen. Zijn handen trilden. „Kossuth „Ja", zei B. „en een doosje lucifers". De chauffeur stapte uit. „Maakt u zich geen zorgen, ik voeg het wel bij de prijs van de rit. Eén pakje „Ja graag", zei B. „Mag ik u een vuurtje geven zei de chauffeur, toen hij terugkwam. „Mijn zwager heeft ook een paar jaar daarginds gezeten en hij moest ook onmiddellijk sigaretten hebben. Voor hij naar huis ging rookte hij eerst een paar Kossuth's, de een na d eandere." „Kun je het aan me zien vroeg B. na een poosje. „Och ja, een beetje wel", zei de chauffeur. „Mijn zwager had dezelf de ziekelijke kleur. U kon natuur lijk ook uit het ziekenhuis komen, maar daar kreuken je klerën niet zo. Hoelang ben je ginds geweest?" Het korte verhaal dat de lezer op deze pagina aantreft is geschre ven door de Hongaarse auteur Ti- bor Déry. Het werd onlangs gepu bliceerd in het maandblad Hunga rian Review, dat in Boedapest wordt gedrukt en in de Engelse taal verschijnt. Men mag het be schouwen als een propagandablad voor buiten de Hongaarse grenzen. Tibor Déry werd in 1894 gebo ren. Hij sloot zich op jeugdige leef tijd aan bij de communistische par tij en werkte als journalist in ver schillende Europese landen. Na de oorlog schreef hij een groot aantal romans en verhalen. In 1956 werd hij gearresteerd omdat hij zich in de rijen van de opstandelingen had geschaard. Drie jaar zat hij in de gevangenis. Toen werd hij vrijge laten. Dat nevenstaand verhaal in feite een felle aanklacht tegen de politiestaat van Rakosi! momen teel in een Hongaars blad kan wor den gepubliceerd, duidt op een kli maatsverandering waarover men niet te snel oordelen mag, maar die in elk geval het signaleren waard is. Dit is dan ook de reden dat we het verhaal hier afdrukken. hem voorbij. Miljoenen mensen liepen op de trottoirs, allen in burgerkle ren, de een al mooier dan de ander en allemaal waren ze anders. Velen waren verrassend klein. Sommigen reikten slechts tot de knieën van de voorbijgangers en enkelen moesten gedragen worden. En de vrouwen Omdat B. tranen in zijn ogen voelde ging hij naar binnen. De conductrice had een zachte, welluidende, hartverwarmende prettige stem. B. kocht 'n kaart je en nam plaats op een klein hoekbankje, achter in de wagen. Hij sloot zich op in zichzelf om dat hij bang was anders zijn zelfbeheersing te zullen verlie zen. Toen hij desondanks even naar buiten keek zag hij bij het hek een man staan die een jon ge vrouw over haar gezicht streelde. Hij voelde weer in zijn broekzak, maar er was nog altijd geen zakdoek waarmee hij het zweet van zijn voor hoofd kon vegen. Tegenover hem zat een arbeider die tien flessen bier in zijn tas har. De conductrice lachte. „Is dat niet een beetje te veel „Ik ben een huiselijk man, kame raad", zei de arbeider, „mijn vrouw ziet haar man graag wat drinken". „Aha, ziet ze dat graag „Inderdaad". „Is dat donker bier?" „Ja". „Het is beter dan Pilsener". „Mijn vrouw ziet graag donker bier" zei de man. De conductrice lachte. „Je kon mij wel een flesje geven". „Donker „Natuurlijk". „Natuurlijk „Waarom De conductrice lachte opnieuw. „Ik neem het mee naar huis voor mijn man." „Waarom moet hij donker bier heb ben wanneer hij van blondines houdt vroeg de arbeider. De conductrice schaterde. Ze kwa men bij een halte. B. stapte uit en nam een taxi. De chauffeur zette de meter aan. „Waar moet u heen vroeg hij na een ogenblik, want zijn passagier had niets gezegd. „Naar Buda", zei B. De taxi begon te rijden. B. zat kaarsrecht, zonder achterwaarts te leunen. Deluctart, van benzine, het stof van de zonnige straat, het getin gel van de tram, alles kwam naar binnen door het open raam van de auto. Zowel links als rechts scheen de zon op het trottoir en zoveel scha duwen schoven, voor de voeten van de mensen, kris-kras over elkaar heen dat ze het verkeer in de straat bijna leken te verdubbelen. Een jon ge kastanjeboom op de hoek van het trottoir had zijn eerste bladeren ont vouwd en een handvol trillende scha duwen onder zich verzameld. „Zeven jaar", zei B. De chauffeur floot zachtjes tussen zijn tanden. „Politiek „Ja", zei B., „anderhalf jaar in de cel voor terdoodveroordeelden." „En hebben ze je nu vrijgelaten?" „Dat schijnt zo", zei B., „zie je het erg aan me De chauffeur haalde de schouders op. „Zeven jaar", zei hij, „geen won der." B. stapte uit en ging de rest van de weg te voet. Hij wilde een beetje aan de vrijheid wennen voor hij zijn vrouw zou ontmoeten. De chauffeur wilde geen fooi hebben. „Je hebt je geld nodig, kameraad", zei hij. „je moet alleen geld uitgeven voor ie gezondheid. Elke dag vlees, een kwart litertje goede wijn en binnen een minimum van tijd ben je weer de oude". „Tot ziens", zei B. Aan de overkant, een beetje terug, zag hij een kleine spiegel in de eta lage van een modezaak. Hij bleef er even voor staan en liep toen weer door. Omdat er een massa mensen in de Pasarétistraat liep nam hij het voetpad, dat langs een tennisveld de heuvel opleidde en liep in de richting van de Otto Hermanstraat. Toen maakte hem echter de ruimte zo duizelig, dat hij in het gras moest gaan zitten. Zijn vrouw, bedacht hij, verwachtte hem in geen geval. Hij kon dus best een half uurtje rusten. Achter de afrastering aan de overkant van de weg, stond een appelboom in volle bloei. B. bleef er even naar kijken. Toen stond hij op en liep naar de afrastering. De grote witte bloe men met hun wassen glans waren zo talrijk, dat je nauwelijks het tere blauw van de lucht kon ontwaren, wanneer je door de kroon naar bo ven keek. Er zoemden zoveel bijen op en tussen de bloemen, dat de hele boom leek te golven als een sluier, die door de wind wordt opgetild. B. bleef staan om naar de toespraak van de boom te luisteren. Hij ontdekte twee takken tus sen welke hij de hemel kon zien en, heel ver, twee roerloze wit te wolkjes, die op een tweede bloeiende appelboom leken, op onmeetbare afstand boven de eerste. Hij bewonderde ze bei de tot hij er duizelig van werd. Omdat hij vergeten had zijn horloge op te winden wist hij niet hoeveel tijd er voorbij was gegaan sinds hij uit de taxi was gestapt. Daarom draaide hij zich om en begon in de richting van zijn huis te lopen. Na enkele stappen ging hij achter een bos je staan. Hij moest overgeven. Het luchtte hem op. Na een wandeling van een half uur, langs bloeiende fruitbomen, be reikte hij zijn huis. Ze woonden op de eerste verdieping. In de tuin, aan beide kanten van de voordeur, ston den witte seringen. Hij ging de trap op. Niemand reageerde op de bel. Hij liep naar de flat van de concierge, in het souterrain en klopte aan de deur. „Hoe gaat het ermee vroeg hij aan de vrouw die open deed. Ze was eveneens magerder en ouder gewor den. „Wie zoekt u „Ik ben B. Woont mijn vrouw hier nog „Lieve hemelzei de vrouw. B. staarde naar de grond. „Bent u thuisgekomen, mijnheer?" „Ja", zei B., „woont mijn vrouw hier nog De vrouw liet de deurknop los en leunde tegen de stijl. „Bent u thuis gekomen, mijnheer herhaalde ze. „Lieve hemelJa, natuurlijk, ze woont hier nog. Ze wist niet dat u thuis zou komen, is het wel Natuur lijk woont ze hier-" „Mijn zoon ook vroeg B. De vrouw begreep hem. „Hij maakt het prima", zei ze. „Een ge zonde, lieve, grote jongen is hij ge worden. Lieve hemel B. zweeg. „Komt u toch binnen, mijnheer", zei de vrouw en haar stem beefde. „Komt u toch binnen. Ik wist dat u 'onschuldig was. Ik wist, dat u op een goede dag thuis zou komen". „Niemand deed open", zei B. „Ik heb drie keer gebeld". „Komt u toch binnen", herhaalde de vrouw, „Er is niemand thuis. De men sen die de flat met u delen zijn ook uitgegaan". B. zei niets en keek naar de vrouw. „Uw vrouw is naar haar werk en Gyurika is naar school. Wilt u niet binnenkomen Ze komen vanmiddag thuis." „Er zijn dus nog anderen in de flat vroeg B. „Het zijn keurige mensen", zei ze. „Uw vrouw kan er heel goed mee opschieten. Lieve hemel, u bent dus thuisgekomen B. gaf geen antwoord. „Ik heb hier een sleutel van de flat", zei de vrouw na een poosje. „Gaat u maar rustig naar boven en probeert u zich wat te ontspan nen voor uw vrouw thuiskomt." Aan een spijker in de muur hingen twee sleutels. De vrouw nam er een van en trok de deur achter zich dicht. „Kom mee, dan kunt u een beetje gaan rusten", zei ze. B. hield de ogen neergeslagen „Gaat u zo ver met me mee vroeg hij. „Natuurlijk", zei de vrouw, „ik zal u de kamer wijzen". „De kamer vroeg B. „Ja. ziet u, het is een gezin van vier dat de flat met uw vrouw moet delen. Ze hebben de twee kamers gekregen. Uw vrouw en Gyurika wo nen nu in de kamer van de dienstbo de. De keuken en de badkamer zijn voor gezamenlijk gebruik." B. gaf geen antwoord. „Zullen we naar boven gaan vroeg de vrouw, „of wilt u liever hier wachten tot ze thuiskomen. U kunt hier op de divan liggen en wat rusten." „Zei u, dat de keuken en de bad kamer voor gezamenlijk gebruik zijn vroeg B. „Ja, natuurlijk", zei de vrouw. B. keek haar in de ogen. „Dan kan ik dus een bad nemen, nietwaar „Natuurlijk", zei de vrouw met een glimlach, terwijl ze B. voorzichtig bij de elleboog pakte, alsof ze hem wil de ondersteunen. „Natuurlijk kunt u een bad nemen. Ik zou graag wat wa ter voor u warm maken. We hebben nog wat hout in de kelder. Maar ik geloof, dat de mensen met wie u de flat deelt, de badkamer overdag af sluiten." B. sloeg de ogen weer naar de grond. „Ik ga mee naar boven", zei hij. Het raam van de kleine dienstbo denkamer keek uit op het noorden. Zodra hij alleen was en zijn adem haling haar regelmaat herkreeg, her kende hij de geur van zijn vrouw. Hij ging bij het raam zitten en zuchtte. Heel zijn lichaam ademde de geur van zijn vrouw in. De kleine smalle kamer bevatte niets anders dan een oude kleerkast, een ijzeren ledikant, een tafel en een stoel. Om bij het bed te komen moest je de stoel opzij schuiven. Hij ging niet op de dekens liggen; hij ging er alleen maar op zitten en zuchtte diep. Op de tafel lagen allerlei dingen: boeken, kle ren, kinderspeelgoed. Er was ook een kleine handspiegel; hij zag er het zelfde in als hij in de etalagespiegel had gezien. Toen hij weer bij het raam had plaatsgenomen bracht de vrouw van de concierge hem een grote kop kof fie met melk en twee dikke stukken cake. Hij at ze met smaak en was opnieuw alleen. Een beetje later belde de vrouw van zijn benedenbuurman. Ze bracht hem eveneens koffie, brood, een stuk worst en eenzelfde soort Jonathan appel als hij in de etalage had zien liggen. Terwijl ze het blad op tafel zette, sprongen haar ogen vol tranen en enkele minuten later ging ze weer weg. B. had nog steeds zijn horloge niet opgewonden. Hij wist niet hoe lang hij voor het open raam had gezeten. Het raam dat uitkeek op de achter tuin, waar nooit iemand kwam. Hij liep naar beneden, het tuinhek door en de straat op. Na een poosje zag hij zijn vrouw om de hoek komen, in gezel schap van vier of vijf kinderen. Terwijl ze het hek naderde ver traagde ze plotseling haar pas en bleef even staan. Toen kwam ze naar hem toerennen. B. begon ook te hollen zonder te weten wat hij deed. Toen ze vlak bij elkaar wa ren bleef ze met een ruk staan alsof ze niet helemaal zeker was van zichzelf. Toen begon ze weer te lopen. B. herkende het grijze wollen vest met de zwar te strepen en lange mouwen, dat hij voor haar gekocht had in de stad, juist voordat hij werd ge arresteerd. Toen ze loskwamen uit de omhel zing zocht B. steun tegen het hek. Enkele stappen achter zijn vrouw stonden vier of vijf jongens nieuws gierig en enigszins ontsteld naar hem te kijken. Ze waren een jaar of ze ven, acht, oudB. zag dat het er geen vijf maar vier waren. Hij keek ze een voor een aan, terwijl hij nog altijd tegen het hek leunde. „Welke is van mij vroeg hij en op dat moment begon zijn vrouw te huilen. „Laten we naar boven gaan", zei ze. B. legde zijn arm op haar schouders. „Niet huilen „Kom mee", zei ze en snikte luid. „Niet huilen", zei B. „Welke is van mij Ze duwde het tuinhek open, holde op het huis toe en verdween in de deuropening. Ze was nog even slank als toen hij van haar afscheid had moeten nemen. Ze rende weg, dacht hij, met dezelfde soepele bewegingen als toen ze, heel vroeger, eens in paniek was weggevlucht voor een koe. Toen B. echter weer bij haar kwam voor de deur van de flat, was ze rustiger geworden, alleen haar meis jesachtige borsten bewogen snel on der het zwartgestreepte vest. Ze huilde niet meer, maar haar ogen stonden vol tranen. „O, lieveling", zei ze, „O, lieveling". „Laten we naar binnen gaan", zei B. „Er wonen nu ook andere mensen in de flat", zei ze. „Dat weet ik", zei B. „Laten we naar binnen gaan". „Ben je al binnen geweest „Ja", zei B. „Wie is mijn zoon Toen ze in de kamer waren, zonk ze op haar knieën voor hem, legde haar hoofd in zijn schoot en huilde. „Ben ik erg oud geworden vroeg B. Ze omklemde zijn knieën. „Voor mij", zei ze, „ben je dezelfde van vroeger." „Ben ik erg oud geworden vroeg B. weer. „Ik zal altijd van je blijven hou den", zei zé. „Zal ik hem roepen „Nog niet", zei B. „Ik wil nog even met jou alleen zijn. Hij is nog een vreemdeling voor mij. Is hij in de tuin „Ik zal naar hem toe gaan", zei ze, „en zeggen dat hij moet wachten". Toen ze terugkeerde stond B. bij het raam, met zijn rug naar de kamer. Hij leek smaller en wat meer gebogen. Hij keerde zich niet om. Even bleef ze in de deuropening staan. „Ik heb hem ge?egd", zei ze, „dat hij wat bloemen voor zijn vader moet pluk ken". Haar stem klonk schor van ont roering. Zij liep op hem toe, sloeg haar armen om zijn schiuders en druk te haar hele lichaam tegen hem aan. „Liefste", fluisterde ze. „Zul je weer aan me kunnen wen nen vroeg B. „Ik heb nooit van Iemand anders gehouden", zei ze. „Elke dag heb ik met je zoon over jou gesproken." B. keerde zich om en omhels de haar, terwijl hij aandachtig naar haar gezicht keek. Een beetje opgelucht zag hij dat ze ook ouder was geworden, of schoon ze mooier was dan hij haar, dag aan dag, gedurende die zeven jaar, in zijn herinne ring had gezien. Haar ogen wa ren gesloten, haar mond half open en haar warme adem streelde langs zijn mond. Zij was de geïncarneerde toewij ding. B. kuste haar ogen en duwde haar zacht van zich af. „Je moet ook van onze zoon hou den" fluisterde ze haar ogen nog al tijd gesloten. „Ja", zei B., „ik zal met hem ver trouwd raken. Ik zal echt wel van hem gaan houden". „Hij is jouw zoon", zei ze. „En de jouwe", zei B. Ze sloeg haar armen om zijn hals. „Ik ga je wassen", zei ze, „dat zal heerlijk zijn". Hij kleedde zich uit. Ze maakte het bed op en legde het naakte lichaam van haar man op het laken. Ze haal de warm water in een blikken schaal met zeep en twee handdoeken. Van top tot teen waste ze hem en twee keer haalde ze vers water. B.'s han den trilden nog even nu en dan, maar zijn gezicht voelde ontspannen aan. „Zul je weer aan me wennen vroeg hij. „Liefste", zei ze. „Wil je vannacht bij me slapen „Ja", zei ze. „Waar slaapt de jongen dan „Ik zal voor hem een bed op de grond maken", zei ze, „hij slaapt erg vast". „Zul je de hele nacht bij me blij ven „Ja", zei ze, „en alle nachten, zo lang we leven." GöTTINGEN Iedereen, die de uitgevoerd wereldkaart bekijkt, is het wel eens e lesten opgevallen, dat sommige continen ten heel goed tegen elkaar aan zou den passen. Vooral de kustlijnen van Afrika en Zuid-Anierika ma ken sterk de indruk, dat de conti nenten eens een geheel hebben ge vormd. Een wetenschappelijk fun dament voor deze indruk is een jaar of dertig geleden gelegd door de Duitse aardrijkskundige en we reldreiziger Alfred Wegener. Volgens de naar hem vernoemde hy pothese zouden alle werelddelen 300 miljoen jaar geleden één continent heb ben gevormd, terwijl de rest van de op pervlakte van de aarde door de oceaan bedekt zou zijn geweest. Dit oer-conti- nent (Wegener noemde het „pangaca" ..al-aarde") zou dan in delen zijn ge scheurd de delen dreven uit elkaar, er ontstonden de werelddelen zoals we die nu kennen. Wegener meende dat deze verschuiving van de continenten ook nu nog plaatsvindt. Noord-Amerika zou zich jaarlijks ongeveer 30 centimeter van Europa verwijderen, Groenland zelfs 30 meter. Indertijd baarde deze hypothese veel opzien. Nadat de man. die haar ont worpen had, op jonge 'leeftijd was ge storven, hoorde men er niet veel meer van, daar talrijke wetenschappelijke ar gumenten tegen haar in het veld waren gevoerd. In onze dagen heeft de theo rie weer de steun gekregen van om vangrijk bewijsmateriaal. Dat ze op een in beginsel juiste observatie be rust, heeft professor dr. H. G. Wunder- lich van het Geologisch-paleontologisch Instituut van de Universiteit Göttingen kunnen constateren. Afgezien van an dere wijzigingen is het duidelijk dat de beweging van de continenten zeer veel langzamer verloopt dan Wegener heeft aangenomen. Toch lopen enkele milli meters ieder jaar nog op in de loop van honderden miljoenen jaren. Er worden tegenwoordig overal ter we reld zgn. polaeo-magnetische metingen Zo kan men. op grond van van magnetisme het ge steente, concluderen tot de graad van magnetisme die het gesteente vroeger heeft gehad. Op deze wijze is bijvoor beeld ontdekt, dat de magnetische En daarmee de geografische aardpolen oudtijds grote zwerftochten op de aard kost hebben uitgevoerd. De continen ten die telkens de dragers van deze wa ren, namen uiteraard aan die bewegin gen deel. Meer recente onderzoekingen door de Duitse geoloog R. Pflug hebben, op grond van overeenkomsten in de bo demstructuur, aangetoond, dat Afrika en Zuid-Amerika vroeger aan elkaar vast hebben gelegen. Verder zijn er spo ren van bevriezing van 250 miljoen jaar geleden gevonden op zuidelijke conti nenten met name in India. Deze sporen van een üsttfd zijn met de tegenwoordige ligging van deze con tinenten niet te rijmen. Professor Wun- derlich houdt het voor uitermate on waarschijnlijk, dat de streken, die aan de tegenwoordige equator liggen een ijs tijd zouden hebben doorgemaakt, ter wijl tegelijk de noordelijke helft van de aarde in dezelfde tijd warm geweest zou zijn. Deze klimaatverdeling pleit veel eer voor de hypothese dat de zuidelijke continenten en India eens dicht bij de zuidpool hebben gelegen en later in hun tegenwoordige posities zijn geschoven. Naast India kennen de geleerden het duidelijke geval van het Arabische schiereiland. Dat heeft met Rode Zee en al aan de oostkust van Afrika gele gen, de Middellandse Zee was naar het oosten toe open. Heel langzaam heeft het Arabische schiereiland zich toen in de noordelijke richting bewogen totdat het op Voor-Azië stootte en de Middel landse Zee afsloot Reeds Wegener had ingezien dat hier de- zelfde kraohten aan het werk zijn, waardoor ook de grote geplooide geberg tes worden voortgebracht Het gaat dus om bewegingen van de aardkorst. De wetenschap noemt deze beweging, waardoor het aardoppervlakte van aan blik verandert convectie-stroming. Het principe van deze stroming hetzelf de als van onze centrale verwarming. Er worden op een gegeven moment bepaal de delen van de aardmassa verwarmd. Door de verwarming ontstaat stroming en op zo een stroom kan een heel con tingent verplaatst worden. Bewegen twee stromen zich naar elkaar toe, dan ontstaat er door de stuwing een ge bergte aan de aardkorst. Waar twee stromingen zich in tegengestelde richting bewegen, ontstaat een scheuring van con tinenten. Gebieden die zich op zulk een wijze in verandering bevinden zijn vul kanische: een teken van hun labiliteit. We hebben hier volgens professor Wunderlich te maken met diepliggende stromingsprocessen. Ook de gestolde aardkorst bevindt zich in een soort taaie vloeiing, zoals wel bij glas en an dere vaste lichamen kan worden opge merkt. De verschillende lagen van de aardkorst stromen met snelheden, va riërend van een tiende millimeter tot een centimeter jaarlijks. Dienovereen komstig kan men de beweging der we relddelen schatten op gemiddeld enkele millimeters per jaar. De continenten bestaan, evengoed als de bodem van de oceanen uit een mozaïek van lagen, die tegen elkaar in, of uit elkaar, of langs elkaar heen drijven. Dit beeld verschilt aanzienlijk van de voorstelling die We gener zich gevormd heeft van als één massief verschuivende werelddelen. Deze processen worden dieper in het binnenste van de aarde veroorzaakt. De opvatting, die men heden ten dage van de aardkorst heeft, is gecompliceerder geworden. Nieuwe boorprojecten belo ven hier nieuwe inzichten te leveren. Als men aanneemt, dat de nieuwe en de oude wereld in tegengestelde richting drijven en dat dit geschiedt met de ge middelde bewegingssnelheid van „stro mende" gesteentes, dan is het heel goed mogelijk dat de continenten in een 200 miljoen jaar ongeveer 4000 kilome ter uit elkaar zijn geraakt. Een hypo these in deze richting wordt gesteund door de resultaten van geologisch onder zoek aan de kust van Noord-Amerika. Zo heeft de moderne wetenschap met haar dynamische en gedifferentieerde voorstelling van het gebeuren in de die pere lagen van onze aardbol, kans gezien een theorie, die al bijna verouderd scheen, opnieuw met argumenten t% sta ven. WALTER THEIMER

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 11