ONZE CONVERSATIE MET ANDERE PLANETEN Mens meldt zich in het heelal ram De geestelijke vader lag plat op de vloer..... „DOC" - EEN NEDERLANDS BEGRIP IN ROME jgpJ Ons portret: wiskunde in beeld Onvermijdelijk Getallencode Eeuwen onderweg Istvan Fodors hart smacht nog steeds naar Boedapest Het begon met een radio-klusje... Hypothese CONFETTI - CONFETTI - CONFETTI - CONFETTI - CONFETTI Ministei SurinJ in ops] 6 Noodkreet Symbool Gekkenhuis Verder en verder Toch gr; vo< spoorpe Vroeger ver Zonnij 104e JAARGANG DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 20 JULI 1964 (Bijzondere correspondentie) Kijk eens naar de sterren, de lichtstippen, die glinsteren aan de nachtelijke hemel. Op de plane ten, die om vele van die stippen cirkelen, kijken andere ogen, intel ligente ogen waarschijnlijk, naar onze stip, de zon. De moderne ge leerden zeggen „waarschijnlijk", waar nog niet zoveel jaar geleden de wetenschap met even grote stel ligheid zei „onwaarschijnlijk". Op basis van dit „waarschijnlijk" heeft men in 1960 een poging ge daan contact te krijgen met het leven in de kosmos, het zgn. Ozma Project. Gedurende 150 uren in totaal speurde een enorme radio telescoop (eigenlijk niets anders dan een radio-ontvanger, die spe ciaal geconstrueerd is voor het ont vangen van radio-signalen, die er gens in de kosmos worden uitge zonden) van het Amerikaanse Na tionale Observatorium voor Radio- Astronomie in Green Bank (West- Virginia), naar radio-signalen, die zouden kunnen duiden op zendac- tiviteit van wezens met zintuige- lijke vermogens. Dit speurwerk had geen enkel resul taat. Ondanks de grote waarschijnlijk heid, dat er redelijke wezens in het heel al zijn, had men weinig hoop op succes, daar het „oor", dat in het Project Ozma werd gebruikt de radio-telescoop in West-Virginia te klein is om ver ge noeg in de ruimte te kunnen reiken. Toch doet deze poging alleen al, vele vragen rijzen. Wat geeft de geleerden thans zo'n grote zekerheid, dat er redelijke we zens In de kosmos leven? Waar moeten wij de plaats bepalen van dergelijke levende wezens? Zijn zij intelligenter, even intelligent of minder intelligent dan wij? Hoe kunnen wij met hen in contact treden, in aanmerking genomen, dat zij waarschijnlijk volledig van ons verschillen, dat zij een geheel ander sooft taal spreken en zelfs een ge heel ander gedachtenpatroon hebben? Laten wij eens de antwoorden op deze vragen nagaan. Nog niet zoveel jaren geleden luidde de meest algemeen aanvaarde hypothese over het ontstaan van bet zonnestelsel dat op een bepaald moment in het verleden een dwalende ster net dicht genoeg bij de zon was gekomen om met zijn zwaar tekracht een deel van de zonnemassa los te scheuren. De losgetrokken massa echter, die bij de zon in de buurt werd gehouden door de eigen aantrekkings kracht, bleef om de zon wentelen, stolde en verharde zich uiteindeelijk tot klom pen, die wij nu kennen als planeten. Een dergelijk gebeuren is zo ongebrui kelijk, dat men uitrekende, dat het maar 4.1s menselijke, intelligen te wezens op andere he mellichamen even ver in de wiskunde zijn als onze eigen geleerden, dan ont vangen zij te zijner tijd het nevenstaande portret van de mens. Elke zwarte stip is een „één", elk wit vakje in het diagram is te beschouwen als een „nul". Door middel van deze diagrammen-beeldtaal, kan men zelfs ingewik kelde boorschappen over brengen naar wezens die geen wereldse taal spre ken. Het radiosignaal voor de eerste regel (ho rizontaal) luidt 0 0 0 0 0 tweemaal 1, viermaal 0). 1 0 0 0 0. (Vijfmaal 0, een paar honderd keer had kunnen ge beuren met alle honderden miljarden sterren van ons sterrenstelsel, de Melk weg. Bovendien zou slechts één op de tien aldus ontstane planeten de noodzakelijke voorwaarden hebben voor het ontstaan van leven. Deze hypothese vertoonde veel zwakke plekken. De laatste jaren kwam de Duitser Wei- zacker naar voren met zijn stofwolk hypothese. Deze stelde, dat de afzonder lijke planeten miljarden jaren geleden zijn gevormd als gevolg van de samen klontering van stofdeeltjes en gassen, die in een enorme wolk om de zon rond wentelden. Een dergelijk mechanisme is eenvoudig en zonder enige dramatiek en behalve dat het de bekende feiten van ons zonnestelsel heel goed verklaart, is het zo, dat op die manier planeetvorming een betrekkelijk gewoon voorval wordt. Hoewel slechts een klein percentage van de gevormde planeten de juiste con dities zouden hebben (temperatuur, at mosfeer, stralingsintensiteit) voor de aan wezigheid van leven, houdt het enorme De moderne theorie over de ont wikkeling van het leven op aarde uit de dode stof, zoals die het eerst is verkondigd door de Rus Oparin, heeft vele geleerden doen concluderen, dat overal waar de voorwaarden gunstig zijn voor het ontstaan van leven, het leven uiteindelijk ook zal ontstaan. Dientengevolge schat men nu, dat er miljoenen planeten in het Melkweg stelsel moeten zijn, waarop leven aan wezig is. Is het een leven van redelijke wezens? Volgens de kansberekening kan men aan nemen, dat het een leven is dat ten dele minder verstandelijk is dan het leven op aarde en ten dele verstandelijker. Aan gezien echter onze techniek van de ruim te-communicatie nog maar nauwelijks in de kinderschoenen staat, moet elk le- aantal sterren in het heelal in, dat er een groot aantal bewoonbare planeten moet zijn. vend wezen, waarmee wij in contact kun nen komen op zijn minst technisch even ver als wij en waarschijnlijk veel ver der gevorderd zijn. Waar bevinden zich deze andere we zens? Wij weten het niet, want zelfs on ze beste optische telescopen zijn niet sterk genoeg om ons het bestaan te ont hullen van planeten bij de dichtstbijzijn de sterren. Binnen een afstand van zeventien licht jaren van ons af bevinden zich veertig andere sterren. Hiervan zijn er slechts twee van een zodanig type, dat zij pla neten zouden kunnen hebben, waarop leven mogelijk zou kunnen zijn. Deze twee zijn Epsilon Eridani en Tau Ceti, beide ongeveer elf lichtjaren ver weg en ongeveer net op de grens van het be reik van onze beste radio-telescopen. Naar men 2egt zouden Sovjet-geleerden een methode hebben ontwikkeld om radio signalen de ruimte in te zenden over een afstand van dertig lichtjaren. Het vruchteloze onderzoek van het Pro ject Ozma, dat werd uitgevoerd door dr. Frank Drake op aanwijzingen van de pro fessoren Cocconi en Morrison van de Cornell Universiteit, was op deze twee sterren gericht. Maar aangezien slechts een zeer klein deel van alle sterren pla neten hebben, waarop leven mogelijk is, waren de kansen enige aanwijzingen voor het bestaan van leven te vinden, zeer ge ring. Als echter onze ontvangapparatuur signalen zou kunnen ontvangen afkom stig van planeten binnen een straal van duizend lichtjaren zou er vijftig pro cent kans zijn voor het aantonen van het bestaan van denkende wezens. Bin nen deze straal zijn misschien wel hon derdduizenden sterren met bewoonbare planeten. Maar voor wij zouden kunnen antwoor den op zulke signalen en wederom een antwoord zouden kunnen ontvangen, zou een eriode verstrijken van enkele tien tallen tot enkele honderden jaren, on- danks het feit, dat radiogolven zich voortplanten met de snelheid van het licht 300.000 km per seconde. Elk radio-signaal, dat wij zouden uit zenden of ontvangen, zou moeten be staan uit een serie stoten, die samen een bericht zouden vormen. Deze boodschap zou voortdurend moeten worden her haald, steeds maar weer, jaren achtereen. Maar hoe moeten twee misschien wel op fantastische wijze van elkaar verschil lende wezens, die geen gemeenschappe lijke taal hebben, contact met elkaar heb ben door middel van impulsen? Hierop geeft een belangwekkend experiment van dr. Drake het antwoord. Hij stuurde een boodschap, die bestond uit een serie enen en nullen aan mensen, die een con ferentie hadden bijgewoond over radio- astronomie aan het Nationaal Observa torium voor Radio-Astronomie. Hij gaf geen enkele sleutel voor de ontcijfering van de boodschap. Desondanks slaagde de meerderheid van hen er heel vlug in de boodschap te ontcijferen. Het werkt ongeveer als volgt. Stel dat u een strook ontvangt gemerkt met cij fers één (corresponderend met impulsen) en nullen (corresponderend met interval len) in totaal 187. U kreegt de mededeling dat dit een boodschap is. Allereerst merkt u op, dat 187 het pro- dukt is van twee priemgetallen, elf en zeventien. U zou vervolgens gissen, dat er een reden is voor de keus van deze twee priemgetallen (getallen, die door geen ander getal dan één kunnen wor den gedeeld)U kunt dan een rechthoekig raamwerk tekenen, zoals dat van een kruiswoordpuzzel, met elf kolommetjes van zeventien of andersom en met in totaal 187 vierkantjes. Te beginnen in de linkerboven hoek gaat u het eerste rijtje af in horizontale richting en werkt zo een voor een alle rijtjes af, daarbij maakt u alleen die vakjes zwart, die corresponderen met een „één" in de boodschap; voor elke nul laat u een overeenkomstig vierkantje wit. Bij gebruik van een raamwerk van elf horizontale rijtjes en zeven tien verticale kolommen vindt u geen merkbaar ordelijk geheel. Maar wanneer het raamwerk in de andere stand wordt gebruikt, met zeventien rijtjes en elf kolommen, zou u merken, dat de ruwe teke ning van een mens verschijnt, ge- vormt door de zwartgemaakte vier kantjes. Zo was het geslaagde ex periment van dr. Drake. Elk redelijk wezen, dat een serie im pulsen zou opvangen voortdurend her haald om te bewijzen, dat het niet gaat om het altijd in de kosmos aanwezige willekeurige radiogeruis zou voor de ontcijfering van de boodschap een zelfde benadering kiezen. Met een boodschap bestaande uit laten wij zeggen 3127 im pulsen (3127 is het produkt van de priem getallen 53 en 59) zou heel wat informa tie kunnen worden overgebracht. Behalve met beelden zijn er ook an dere berichtenschema's ontwikkeld met gebruik van impulsen, gebaseerd op de wiskunde, die een soort universele taal is. Stelt u zich een voor de dag, waarop onze radio-telescopen een signaal opvan gen, waarvan wordt vastgesteld, dat het afkomstig is van de planeet van een ster, die vijftig lichtjaren ver weg is dui zenden jaren reizen voor welk ruimte vaartuig dan ook. Wij zouden een bericht terugsturen naar die planeet, maar het zou honderd jaar duren voor wij een ant woord zouden ontvangen. Gedurende die honderd jaar echter zouden wij doorgaan met het voortdurend uitsturen van be richten. Deze boodschappen zouden de wezens op de andere planeet stukje bij beetje een van onze aardse talen bij brengen, misschien wel een synthetische, op de wiskunde gebaseerde taal, met een vereenvoudigde en logische grammatica en woordenschot. Daarna zouden wij hen in de loop der jaren heel wat over ons zelf kunnen vertellen. Tenslotte zouden wij met de ontwikke ling van onze techniek misschien wel televisiebeelden van onszelf en van onze beschaving kunnen zenden. En wanneer wij dan het antwoord van de planeet zouden ontvangen, zouden wij tot de ontdekking komen, dat zij precies hetzelfde doen als wij! (Van één onzer verslaggevers) Op een kille novemberdag' in 1965 had Istvan Fodor zijn nicht Magdolna voor het laatst gezien. Ze was toen negen jaar en op zijn overhaaste vlucht voor de Russische stoomwals nam hij dan ook de herinnering mee aan een klein, bedeesd meisje met vlechten. Datzelfde kind zocht hij kortgeleden op het eerste perron in Utrecht, maar de internationale trein uit Boedapest had tot zijn verbijste ring geen courant kroost in voorraad en de enige, die na het wegebben van de reizigersstroom achterbleef was een stralende schoonheid, die zelfbewust met haar koffertje zwaai de. Uiteindelijk is het toch voor elkaar gekomen, maar dat was de verdienste van Magdolna, die in de grijze, schut terende heer verderop een blauwdruk van haar vader had ontdekt en met enige krakende Hongaarse volzinnen het ijs brak. Oom Istvan sloot haar daarop in de armen en nam het familie- droompaardje vervolgens als een trofee mee naar zijn witte restaurant in Scheveningen. Achteraf zegt Istvan Fodor glimlachend, dat hij in haar rond, blozend gezicht al lerlei authentieke trekjes van zijn broer had ontdekt, maar niettemin durfde hij niet dichterbij te komen en bleef hij hoopvol naar haar opkijken als een mid delbare scholier, die zijn eerste meisje het hof maakt. Daar staat goedlachse Magdolna sinds dien achter het stomende fornuis in de paprika te roeren. Ze heeft in de familie kring ook een klinkende reputatie als taartenbakster en de vaste gasten van Fo dors culinaire enclave „Boedapest" heb ben dan ook reeds kennis kunnen maken met haar „Dobostorta" en haar „Mogye- rokremtorta", die letterlijk en figuurlijk machtige bouwsels zijn. Magdolna, die vorige maand haar diploma als kokkin gehaald heeft, werkte enige tijd in de keuken van het parlementsgebouw in Boedapest, waar ze het inwendige van de geachte afgevaardigden zoet hield, „maar liever", bekent ze stralend, „zou ik in een restaurant willen werken, waar ik me kan uitleven. Die gewone menutjes, waar je niks aan hoeft te doen, vind ik niet interessant, maar als ze vragen, of ik gevulde kip wil maken, dan wordt het pas leuk". Wat dat betreft kan ze in het speciali teitenrestaurant van oom Istvan vooruit, want de gasten komen daar juist voor een diep bord onvervalste vreugde uit Hongarije. Magdolna (die alles weet van the Beatles en van de twist) verbaast zich ondertussen over ons land, waarvan ze alleen wist, dat er klompen, molens en dijken waren (en uiteraard oom IstvjQ met zijn familie). Haar neef Istvan, d. een jaar ouder is dan zij, heeft zici overigens ook de ogen uitgewreven, toer, hij zijn nicht voor het eerst zag, want di laatste keer, dat ze samen waren, was bij een bruiloft in 1956, toen hij als bruids. jonker haar hand mocht vasthouden, nochtans heeft hij weinig zin om terug te gaan naar zijn geboorteland, want daarvoor zijn de herinneringen te bitter. „De mensen denken", zegt hij, „dat een kind van acht, negen jaar niets van het regiem merkt, maar dat is pertinent niet waar. Ik had wel degelijk in de gaten, dat we in een communistisch land leefden en dat er geen sprake was van persoonlijke vrijheid. Wij riepen ook nooit: Loop naar de duivel, maar „loop naar de avo, dat was de geheime politie van Hongarije". Ik geloof wel, dat het sinds 1956 alle maal wat soepeler is geworden, maar ik heb hier mijn vrienden en ik ben vol komen ingeburgerd. Wat mii betreft mogen ze me in Nederland laten, zit ten". Vader Istvan heeft een ander mening, Hij heeft in 1956 doelbewust gekozen voor de riskante vlucht, maar het heim wee is blijven knagen. Met keihard wer ken heeft hij zijn eigen zaak kunnen op bouwen (zijn tweede overigens, want de eerste is door de communisten, genaast) en volmondig geeft hij toe, dat het hem in Boedapest waarschijnlijk nooit gelukt was. Maar toch, als hij zijn gasten met een hartstochtelijk „servus" naar de deur begeleidt, denkt hij niet aan Schevenin gen, maar vliegen zijn gedachten als vluchtende vogels duizenden kilometers verder. Istvan Fodor is er heilig van overtuigd, dat Hongarije nog eens een vrij land zal zijn. Het kan een jaar duren, twee jaar. Hij hoopt en vertrouwt, dat hij die triomfantelijke dag zelf zal kunnen mee maken. Hij zal weer met zijn vrouw langs de rivier lopen en over de brug links af slaan in de richting van zijn huis. Op de linkeroever lag zijn eigen res taurant met de geraniums voor het raam en de olielampen aan de zoldering. „Je kunt de tijd niet terugdraaien", zegt hij toeschietelijk, „Maar je kunt een man goddank niet zijn idealen afnemen. Hol land is altijd goed voor me geweest, maar we horen ergens anders thuis, begrijpt u". Hij buigt zich voorover en grijpt een fles met pruimenjenever uit de kast. Voorzichtig, bijna plechtig vult hij de koffiekopjes tot aan de rand en dan staat hij op om vastberaden te klinken. Op zijn mooie nicht Magdolna, op Hol. land en op het vrije Hongarije. Servus Buiten striemt de regen langs het raas van zijn restaurant. Uit de luidspreker van de bandrecorder spoelt het geluid van smachtende violen. Soms kan het wachten ondragelijk lang duren. Dat is nou jammer, zei een heer in een restaurant, ik heb wel genoeg geld voor die rekening, maar niet genoeg om je iets extra's te geven, ober. En daarop antwoordde de ober: laat u me die rekening maar even opnieuw optellen, meneer. Weet jat, zo vroeg een Amsterdammer, Wu«j kip het langste légt? Nei, antwoorde zijn vriend. Een dooie kip, zei de Amsterdammer. Tot mijn vreugde, sprak een heer, komt mijn naam voor in een zojuist verschenen boek. Hoewel ik daaraan tot mijn leedwezen moet toevoegen, dat het hier een telefoonboek geldt. o Ik neem elke morgen een koude douche, zei een heer. Daar hoef je toch niet mee op te scheppen, antwoordde zijn vriend. Jawel, zei de heer, want daar dóe ik het voor. Ik had ruzie met De Vries, zei een man, als iemand me niet had tegengehouden, had ik hem bont en blauw geslagen. Wie hield je dan tegen De Vries, zei de man. Die knappe dame met wie u gisteren in de schouwburg was, vroeg iemand, was dat uw vrouw? Dat was zéker mijn vrouw, zei de aangesproke ne, maar je moet het haar maar niet vertellen. Mijn slapeloosheid, zei iemand tegen een dokter, wordt hoe langer hoe erger. Nu val ik zelfs al niet meer in slaap tegen de tijd dat ik wakker moet worden. —o Als ik in de hemel kom, zei iemand, ga ik tegen Shakespeare zeggen dat hij onmogelijk al die toneel stukken zélf geschreven kan hebben. En als Shakespeare niet in de hemel is? Och, zou jij het hem dan misschien willen gaan zeggen? Mijn grootste probleem, zei iemand, zijn effec ten. Gunst, antwoordde zijn vriend, ik wist helemaal niet, dat jij effecten had. Heb ik ook niet, zei de man. Daarom juist. Ik wil er niets mee zeggen, zo merkte iemand op tegen een kennis, maar die cheque die jij me gaf, heb ik later nóg eens gekregen. Van de bank namelijk. o Foei, zei een dame, ik kan maar niet ont houden, welke dag we vandaag hebben. En nu zou ik wel even op die krant kijken, maar dat is de krant van gisteren. Dus, vroeg een dame aan haar man die uit de schouwburg kwam, die juffrouw zong mooi? Dat heb ik niet gezegd, antwoordde de heer, ik zei, dat het een mooie zangeres was. Vond u, vroeg een tenor aan een direc teur, dat ik met gevoel heb gezongen? En daarop antwoordde de directeur: nee, als u enig gevoel had, zoudt u niet zingen, Ik drink zowat vijftien koppen koffie per dag, zei een heer. En houden die je dan niet uit de slaap?, vroeg zijn vriend. Och, zei de heer, ze helpen een beetje. (Door dr. A. v. d. Weijer) „Eigenlijk is het stom toeval, dat ik op deze post terechtgekomen ben. Een staartje van mijn ver blijf in New-Delhi, waar ik voor K.R.O., N.C.R.V., V.P.R.O. en I.K.O.R. de vergadering van de We reldraad van Kerken heb versla gen. Dat liep lekker, mijn opdracht gevers waren best tevreden. En zo kwam de K.R.O. mij op een goeie dag vragen, of ik voor het Vaticaans concilie ook niet „zo iets" kon doen. Ik heb ja gezegd en daarmee was de zaak beklon ken." „In overleg met mr. Van Doorn is toen het plan gerezen om de zaak van meet af aan wat ruimer op te zetten dan eerst werd gedacht en een cc trale in formatiedienst in te richten, niet alleen voor de KRO maar ook voor de pers, concilievaders, waarnemers en belang stellenden. Daarbij stond me als ideaal voor ogen: duidelijk te laten zien, wat er in de Katholieke Kerk zou gaan ge beuren, welke stromingen er waren in de theologie, wat er leefde in de ver schillende landen en dit alles zo objec tief, zo verantwoord en zo eerlijk mo gelijk. Men heeft ons wel eens verwe ten, dat wij zijn opgetreden als een pres siegroep, die het progressieve stand punt wilde doordrukken. Ik durf niet met de meeste kracht te ontkennen. Aan onze medewerkers hebben we iedere keer opnieuw weer gevraagd, alle me ningen en alle stromingen over bepaalde vraagstukken te geven. En wel zo, dat ieder zich zijn eigen mening zou kun nen vormen. Mr. Van Doorn, hij heeft me ia alles geweldig gesteund, verklaarde zich ak koord en beloofde de zaak te financie ren. Hij zag daarin een dienst van ka tholiek Nederland aan het concilie. Con tacten met Katholieke Actie, Willibrord- vereniging, Liturgisch Apostolaat, AP9S- tolaat der Hereniging en andere in stanties wezen uit, dat we op een brede medewerking konden rekenen. En ook kardinaal Alfrink gaf de toezegging, dat hij met zijn gezag er achter zou gaan staan. Mag ik er even aan herinneren, dat op dat ogenblik begin 1962 de hemel boven het concDie begon te betrekken. De eerste schema's, die de bisschop pen bereikten, waren erbarmelijk slecht. Het zag er naar uit, dat de grote vernieuwingsplannen van Paus Joannes XXIII in het slop waren ge raakt. Ik voelde, dat wij iets moesten gaan doen, althans voorzover zulks in ons vermogen lag. Samen met de in middels opgerichte redaotie heb ik een noodkreet naar alle Nederlandse theo logen van enige betekenis gestuurd, zo in de geest van: de zaak gaat ver keerd, er zal iets moeten gebeuren. Die brief heeft gewerkt. Al gauw had den we een dertig deskundigen bij el kaar, die als de bliksem aan het werk zijn gegaan, om over alle mogelijke onderwerpen een documentatie op te stellen: over de erfzonde, over het Godsbestaan, over de situatie-ethiek, punten, die in de schema's werden aangesneden. De meeste van die „pa pers" zijn achterhaald, omdat het con cilie zijn agenda heeft gewijzigd. Maar toen waren ze actueel. En gaven een beeld van wat er op theologisch ge bied in de lucht hing. Eind augustus ben ik in een Volkswagen die van boven tot onder vol zat met pakken papier, naar Rome gesukkeld. Ondanks mijn hernia, die steeds angst wekkender vormen begon aan te ne men. Ik dacht, ik red het wel, als het te gek wordt, ga ik in de zon liggen of duik ik in zee. Maar dat viel lelijk te gen. Onderweg in Frankrijk kon ik het al niet meer uithouden, ben zelfs nog bij een magnetiseuse geweest, die me voor een ogenblik wat verlichting heeft gegeven. Maar over de Alpen begon het weer. Ik ben toen een tijdje aan de Italiaanse kust blijven hangen, omdat ik echt niet verder kon, en ben tenslotte op 10 september in Rome aangeland. Jonge, jonge, wat een bedoening. Lig gend op de grond van mijn gehuurde flat heb ik alsmaar stukken gedicteerd aan mijn secretaresse. Als ik me wat beter voelde, ging ik de stad in, strom pelend van terrasje naar terrasje, om de nodige contacten te leggen. Maar eindelijk kwam dan toch de crash. Mijn rug begaf het volledig en ik moest naar Nederland terug, om de zaak te laten opereren. Aan een Italiaan vertrouwde ik dat karweitje echt niet toe. Je kent het verdere verloop van de geschiedenis. Prof. Haarsma werd be reid gevonden om mij te vervangen en hij heeft dat werkelijk fantastisch ge daan, Denk je eens in, hoe moeilijk het voor hem geweest moet zijn: midden in een zaak te plonsen die je helemaal niet kent. En dan nog meemaken, dat het concilie een volkomen andere weg in slaat dan je verwacht had. Als eerste punt kwam op de agenda te staan: li turgievernieuwing. En niet de onderwer pen, waarop wij ons zo naarstig hadden voorbereid. Haarsma heeft zich met groot elan door die moeilijkheden heen geslagen. En mensen, die met klachten kwamen, realiseerden zich te weinig, hoe onmogelijk het allemaal was. Het grote wonder is voor mü nog altijd» dat het DOC begon te functio neren. Toen ik na een maand in Rome terugkwam, had mijn geestekind een Dr. Leo G. M. Alting von Geusau (niet te verwarren met zijn al even bekende broer pater Ludolf. die over heel het land misweken geeft) is directeur van het Documentatie centrum Concilie, kortweg het Doe genaamd. Dezer dagen wa-s hij even uit Rome over in Nederland en ver klaarde zich bereid, iets te vertel len over zijn recente en minder re cente belevenissen. Uit een en an der blijkt wel, dat het Doe langza merhand een instituut van betekenis is geworden. En dus kan het met de derde conciliezitting in zicht alleen maar interessant zijn, met de geestelijke va-der van dit centrum kennis te maken. Hij heeft bij deze het woord. gezicht gekregen, het bestond, het was zelfs zo iets als een symbool, iedereen praatte erover cn vond het geweldig ook al had hij nooit een paper gelezen. Nu moet je weten, dat er in Rome echt wel meer informatiecentra wa ren, in alle mogelijke hoeken en in alle mogelijke talen, maar geen enkel dat werkte a-Is het onze. Dat heeft hier en daar wel scheve ogen gewekt. Maar wij waren er vanzelfsprekend bly mee. Zo zijn we, al improviserend, door die eerste zitting heengerold. Achteraf bleek er hier en daar wel wat veran derd te moeten worden. Allereerst was onze opzet te Nederlands. Van alle kan ten kwamen verzoeken binnen, om de papers te vertalen. Dat wilden we wel maar we hadden geen geld. Pas toen kardinaal Alfrink, samen met de andere Nederlandse bisschoppen, een groot be drag voor dit doel op tafel had gelegd, konden wij er aan beginnen. Eerst met krachten uit Nederland later met een internationaal vertaalequipe. Vervolgens werd een poging gedaan, om met Duitsers en Fransen tot samen werking te komen. Dat is op niets uit gelopen. De Duitsers meenden, dat hun bisschoppen al „volledig op de hoogte" waren en de Fransen hielden vast aan hun nationale soevereiniteit. Hetzelfde wat je overal tegenkomt, als je op Euro- samenwerken met deze lieden is een hopeloze zaak. Het enige, dat we bereik ten was de oprichting van het CCCC, een centrum dat alle conciliedocumentatie probeerde te coördineren. En ook hier voor zijn Duitsers en Fransen maar moeilijk te porren geweest. Zo gingen we dan eind augustus 1963 weer met ons autootje de Alpen over. Die tweede zitting is voor ons centrum de zwaarste geweest. Het leek bij tijd en wijle wel een gekkenhuis. Misschien heb ben we te veel hooi op onze vork ge nomen, ik weet het niet. Maar één ding weet ik wel: als ik niet had kunnen re kenen op mijn medewerkers mag ik ze even noemen: Jeanne van Tol. een echt talenwonder, Maria Dufour, een charmante gastvrouw, en niet te verge ten mijn collega Huysmans was ik er er nooit uitgekomen. Laat ik eens even de balans opmaken van de punten, waarover ik achteraf gezien dan minder tevreden ben. Dat het concilie ons aanvankelijk uit de hand liep heb ik je al verteld en ook dat we daarom met onze papers wel eens aan de late kant waren. Vervol gens heeft men aanvankelijk geklaagd over de kwaliteit van de vertalingen, mijns inziens terecht. Maar goede ver talers zijn nu eenmaal met een lanta rentje te zoeken: ze moeten niet alleenvoudig karweitje maar ze doen het graag, hebben zich zelf vrijwillig aange boden. hun talen beheersen maar ook een be hoorlijke kennis bezitten van de mo derne theologie, een zeldzame combi natie. Tenslotte kwamen we handen te kort voor het afdoen van onze dage lijkse werkzaamheden. Denk je eens in: elke week een pak met ducumentatie- materiaal verzenden aan a^le concilie vaders, ruim 2500 in getal, een karwei, waarvoor je alleen al tien mensen zou kunnen gebruiken. Ieder moest de pa pers hebben in zijn eigen taal. En dan moest er nog rekening worden gehouden met de zeer frequente adreswijzigingen, die soms een nachtmerrie dreigden te worden. Gelukkig waren mijn medehel pers een paar keien en kon ik boven dien nog rekenen op de losse assistentie van talrijke vrijwilligers: seminariesia- denten, religieuzen, leken en zelfs pries ters, die voor vakantie in Rome waren. Er zal best iets aan onze organisatie ontbroken hebben maar we zijn er door heen gerold. En van je fouten kun je altijd weer leren. Natuurlijk gaan we proberen in sep tember aanstaande de zaak nog wat be ter op goten te zetten. Een eerste punt is onze verhuizing van hotel Olympica naar de Foyer Unites, iets verder van de Sint-Pieter maar toch nog gemak kelijk te bereiken. En voor ons veel ge schikter, omdat we er de nodige ruimte hebben: een goed geoutilleerd bureau, twee grote zalen, overal wandrekken, vol met conciliepapers. Ik ben heel blij, dat we met zijn drieën tijdens de in terimperiode in Rome gebleven zijn. We hebben de zaak lekker kunnen voorbe reiden. Als je straks in Rome komt zul je het zien: alles is op orde, we kun nen zo beginnen. Toch zullen we in grote lijnen de oude manier van werken wel aanhouden. Alleen komen er twee franciscanen naar Rome, vrijwilligers die met een Volks wagenbusje de spullen gaan rondbren gen en tevens de communicatie tussen centrum en cliënten op gang proberen te houden. Een doosje sigaretten geven aan een portier, een praatje maken met de secretaris van een bisschoppenconfe rentie, kortom zorgen dat de verbin dingslijnen intact blijven en dat de bui tendienst goed functioneert. Geen een- Ja, ja, de* zaak breidt zich uit. Tij' dens de interimperiode hebben bijvoor beeld de Romeinse seminaria ons cen trum ontdekt en zijn de studenten van alle kanten op ons afgekomen. Ze wil len weten wat er in de wereld te koop is, ze worden onrustiger naarmate ze meer in hun studiehuizen worden opge sloten. En dat laatste probeert de Con gregatie voor de Seminaries en de Uni versiteiten bepaald wel te doen. Heb je niet gelezen, dat deze onlangs aan de seminaristen verboden heeft, vergade ringen bij te wonen, waar in tegenwoor digheid van bisschoppen over concilie zaken gesproken wordt? Mét als motief dat het teveel studietijd vergt, dat het over specialistische kwesties gaat en dat de studenten psychisch nog niet rijp zijn. Dergelijke maatregelen roepen na tuurlijk spanningen op. En ze zullen de ontwikkeling toch niet kunnen tegen houden. Ook buiten Europa beginnen we naam te krijgen. Een Amerikaanse seminarist heeft op eigen houtje alle seminaries in de States aangeschreven en dat leverde maar liefst een 1000 abonnementen op- Verder hebben we als nieuwe afzetgebie den Afrika en Zuid-Amerika, waar a"c bisschoppen, dank zij een subsidie pater Werenfried van Straaten, ölize documentatie bijna voor niets kntf^ krygen. En tenslotte de landen achte* het IJzeren Gordijn, wederom dank z9 de financiële steun van pater Weren fried. De za-ak breidt zich uit, veel ver der dan we ooit hadden durven ver' wachten. En nu maar hopen, dat wu haar in de hand kunnen houden. wonderen zijn de wereld nog niet Op slot van rekening zijn we ook door de eerste en de tweede zitting heen go- komen. Of niet soms? UitgaveN.V. Ui: DirecteurDrs. Vf Hoofdredacteur RedactieraadJ. C. J. v. Hootegem,| Mes, mr. H. M. L. Vercauteren, L. J. Bureau Breda - tel. 22341 (5 lijnen)] Bureau voor de Zé Ter gelegenheid vaiJ staan van de Spoorw J zal aan het personeel i| 1964 in dienst was e[] van dit jaar nog in bileumgratificatie woifl Deze gratificatie becl van het aantal diens f gulden. Zij, die na 1 januari] de Spoorwegen zijn september nog in dier| gen 25 gulden. Aanvankelijk stond tl Nederlandse Spoorweg genover het toekennen] j ubileumgratif icatie. maand geleden ging z| desbetreffend verzoek raad om een gratificati] becijferd, dat wanneeil personeelslid een gratil zou toekennen, dit eenl drie miljoen zou vergej N.S.-leiding te veel. De personeelsraad, steld uit vertegenwooril kende vakbonden, heif zoek en met meer succl ring van de nu vastgeJ regeling is een bedrag 1 tussen de drie en vier f Twee leden van de name hebben maandag voorstel ingediend, wa; president, J. A. Penge nadere inlichtingen te verleden van de nieuw< nister A. Rihoet (van ken). In dit interpellatievot meer gesteld dat „de hi oordeeld is tot gevang! tijd van negen maand van de tijd in voorarl en dat hij bij het uil vonnis op bevel van i aangehouden bleef". De heer A. Riboet we ber 1938 schuldig bevon in geschrifte tweemaal werd hij schuldig bevoi vermogensdelicten. De interpellanten ste deze veroordeling de ir veroordeelde en thans noemde persoon betrof van de heer A. Riboet is met de regels van moi van het feit dat een derg de goede naam en de regering diskwalificeert" EEN 17-jarig meisje uit haar ouders op vakantie terhoekse buurtschap R maandagmiddag bij het zogenaamde Italiaanse m terswijk. MINSTENS elf personen toe de dood bij overstrG gebied van Sjirza in 1 Perzië teisteren. Al vijfdi1 zijn omgekomen. MET RAKETTEN uitge oorlogsschepen worden de Sovjetmarine aan di< overgedragen, zo heeft vice-admiraal gezegd. EEN MARINIER, die hel oefenterrein op de hellii Fuji in Japan moest bc haar herhaaldelijk te h< pen in het Engels en een boerenyrouw doodg< jaren geleden leidde ee cident tot heftige anti-i togingen. ACHT MENSEN werden taxi waarin zij reden, O' meter hoge afgrond in ongeluk gebeurde nabij de Canarische eilanden, de negen inzittenden ove Weersverwachting vai geldig tot vanavond: Overwegend zonnig e Later op de dag kan iyke onweersbuien. Zi, tige wind uit noordo' tingen. Vandaag: zon onde Maan op 22.40 uur. Morgen: zon op 4.57 der 10.03 uur.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 8