ONZE CONVERSATIE MET ANDERE PLANETEN
Mens meldt zich in het heelal
ram
De geestelijke vader lag plat op de vloer.....
„DOC" - EEN NEDERLANDS BEGRIP IN ROME
jgpJ
Ons portret:
wiskunde
in beeld
Onvermijdelijk
Getallencode
Eeuwen onderweg
Istvan Fodors hart smacht
nog
steeds
naar Boedapest
Het begon met een radio-klusje...
Hypothese
CONFETTI - CONFETTI - CONFETTI - CONFETTI - CONFETTI
Ministei
SurinJ
in ops]
6
Noodkreet
Symbool
Gekkenhuis
Verder en verder
Toch gr;
vo<
spoorpe
Vroeger ver
Zonnij
104e JAARGANG
DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 20 JULI 1964
(Bijzondere correspondentie)
Kijk eens naar de sterren, de
lichtstippen, die glinsteren aan de
nachtelijke hemel. Op de plane
ten, die om vele van die stippen
cirkelen, kijken andere ogen, intel
ligente ogen waarschijnlijk, naar
onze stip, de zon. De moderne ge
leerden zeggen „waarschijnlijk",
waar nog niet zoveel jaar geleden
de wetenschap met even grote stel
ligheid zei „onwaarschijnlijk".
Op basis van dit „waarschijnlijk"
heeft men in 1960 een poging ge
daan contact te krijgen met het
leven in de kosmos, het zgn. Ozma
Project. Gedurende 150 uren in
totaal speurde een enorme radio
telescoop (eigenlijk niets anders
dan een radio-ontvanger, die spe
ciaal geconstrueerd is voor het ont
vangen van radio-signalen, die er
gens in de kosmos worden uitge
zonden) van het Amerikaanse Na
tionale Observatorium voor Radio-
Astronomie in Green Bank (West-
Virginia), naar radio-signalen, die
zouden kunnen duiden op zendac-
tiviteit van wezens met zintuige-
lijke vermogens.
Dit speurwerk had geen enkel resul
taat. Ondanks de grote waarschijnlijk
heid, dat er redelijke wezens in het heel
al zijn, had men weinig hoop op succes,
daar het „oor", dat in het Project Ozma
werd gebruikt de radio-telescoop in
West-Virginia te klein is om ver ge
noeg in de ruimte te kunnen reiken. Toch
doet deze poging alleen al, vele vragen
rijzen.
Wat geeft de geleerden thans zo'n
grote zekerheid, dat er redelijke we
zens In de kosmos leven?
Waar moeten wij de plaats bepalen
van dergelijke levende wezens?
Zijn zij intelligenter, even intelligent
of minder intelligent dan wij?
Hoe kunnen wij met hen in contact
treden, in aanmerking genomen, dat
zij waarschijnlijk volledig van ons
verschillen, dat zij een geheel ander
sooft taal spreken en zelfs een ge
heel ander gedachtenpatroon hebben?
Laten wij eens de antwoorden op deze
vragen nagaan.
Nog niet zoveel jaren geleden luidde
de meest algemeen aanvaarde hypothese
over het ontstaan van bet zonnestelsel dat
op een bepaald moment in het verleden
een dwalende ster net dicht genoeg bij
de zon was gekomen om met zijn zwaar
tekracht een deel van de zonnemassa los
te scheuren. De losgetrokken massa
echter, die bij de zon in de buurt werd
gehouden door de eigen aantrekkings
kracht, bleef om de zon wentelen, stolde
en verharde zich uiteindeelijk tot klom
pen, die wij nu kennen als planeten.
Een dergelijk gebeuren is zo ongebrui
kelijk, dat men uitrekende, dat het maar
4.1s menselijke, intelligen
te wezens op andere he
mellichamen even ver in
de wiskunde zijn als onze
eigen geleerden, dan ont
vangen zij te zijner tijd
het nevenstaande portret
van de mens. Elke zwarte
stip is een „één", elk wit
vakje in het diagram is te
beschouwen als een „nul".
Door middel van deze
diagrammen-beeldtaal,
kan men zelfs ingewik
kelde boorschappen over
brengen naar wezens die
geen wereldse taal spre
ken. Het radiosignaal
voor de eerste regel (ho
rizontaal) luidt 0 0 0 0 0
tweemaal 1, viermaal 0).
1 0 0 0 0. (Vijfmaal 0,
een paar honderd keer had kunnen ge
beuren met alle honderden miljarden
sterren van ons sterrenstelsel, de Melk
weg.
Bovendien zou slechts één op de tien
aldus ontstane planeten de noodzakelijke
voorwaarden hebben voor het ontstaan
van leven. Deze hypothese vertoonde veel
zwakke plekken.
De laatste jaren kwam de Duitser Wei-
zacker naar voren met zijn stofwolk
hypothese. Deze stelde, dat de afzonder
lijke planeten miljarden jaren geleden
zijn gevormd als gevolg van de samen
klontering van stofdeeltjes en gassen,
die in een enorme wolk om de zon rond
wentelden. Een dergelijk mechanisme is
eenvoudig en zonder enige dramatiek en
behalve dat het de bekende feiten van
ons zonnestelsel heel goed verklaart, is
het zo, dat op die manier planeetvorming
een betrekkelijk gewoon voorval wordt.
Hoewel slechts een klein percentage
van de gevormde planeten de juiste con
dities zouden hebben (temperatuur, at
mosfeer, stralingsintensiteit) voor de aan
wezigheid van leven, houdt het enorme
De moderne theorie over de ont
wikkeling van het leven op aarde uit
de dode stof, zoals die het eerst is
verkondigd door de Rus Oparin, heeft
vele geleerden doen concluderen, dat
overal waar de voorwaarden gunstig
zijn voor het ontstaan van leven, het
leven uiteindelijk ook zal ontstaan.
Dientengevolge schat men nu, dat er
miljoenen planeten in het Melkweg
stelsel moeten zijn, waarop leven aan
wezig is.
Is het een leven van redelijke wezens?
Volgens de kansberekening kan men aan
nemen, dat het een leven is dat ten dele
minder verstandelijk is dan het leven op
aarde en ten dele verstandelijker. Aan
gezien echter onze techniek van de ruim
te-communicatie nog maar nauwelijks in
de kinderschoenen staat, moet elk le-
aantal sterren in het heelal in, dat er een
groot aantal bewoonbare planeten moet
zijn.
vend wezen, waarmee wij in contact kun
nen komen op zijn minst technisch even
ver als wij en waarschijnlijk veel ver
der gevorderd zijn.
Waar bevinden zich deze andere we
zens? Wij weten het niet, want zelfs on
ze beste optische telescopen zijn niet
sterk genoeg om ons het bestaan te ont
hullen van planeten bij de dichtstbijzijn
de sterren.
Binnen een afstand van zeventien licht
jaren van ons af bevinden zich veertig
andere sterren. Hiervan zijn er slechts
twee van een zodanig type, dat zij pla
neten zouden kunnen hebben, waarop
leven mogelijk zou kunnen zijn. Deze
twee zijn Epsilon Eridani en Tau Ceti,
beide ongeveer elf lichtjaren ver weg
en ongeveer net op de grens van het be
reik van onze beste radio-telescopen. Naar
men 2egt zouden Sovjet-geleerden een
methode hebben ontwikkeld om radio
signalen de ruimte in te zenden over
een afstand van dertig lichtjaren.
Het vruchteloze onderzoek van het Pro
ject Ozma, dat werd uitgevoerd door dr.
Frank Drake op aanwijzingen van de pro
fessoren Cocconi en Morrison van de
Cornell Universiteit, was op deze twee
sterren gericht. Maar aangezien slechts
een zeer klein deel van alle sterren pla
neten hebben, waarop leven mogelijk is,
waren de kansen enige aanwijzingen voor
het bestaan van leven te vinden, zeer ge
ring.
Als echter onze ontvangapparatuur
signalen zou kunnen ontvangen afkom
stig van planeten binnen een straal van
duizend lichtjaren zou er vijftig pro
cent kans zijn voor het aantonen van
het bestaan van denkende wezens. Bin
nen deze straal zijn misschien wel hon
derdduizenden sterren met bewoonbare
planeten.
Maar voor wij zouden kunnen antwoor
den op zulke signalen en wederom een
antwoord zouden kunnen ontvangen, zou
een eriode verstrijken van enkele tien
tallen tot enkele honderden jaren, on-
danks het feit, dat radiogolven zich
voortplanten met de snelheid van het
licht 300.000 km per seconde.
Elk radio-signaal, dat wij zouden uit
zenden of ontvangen, zou moeten be
staan uit een serie stoten, die samen een
bericht zouden vormen. Deze boodschap
zou voortdurend moeten worden her
haald, steeds maar weer, jaren achtereen.
Maar hoe moeten twee misschien wel
op fantastische wijze van elkaar verschil
lende wezens, die geen gemeenschappe
lijke taal hebben, contact met elkaar heb
ben door middel van impulsen? Hierop
geeft een belangwekkend experiment van
dr. Drake het antwoord. Hij stuurde een
boodschap, die bestond uit een serie
enen en nullen aan mensen, die een con
ferentie hadden bijgewoond over radio-
astronomie aan het Nationaal Observa
torium voor Radio-Astronomie. Hij gaf
geen enkele sleutel voor de ontcijfering
van de boodschap. Desondanks slaagde
de meerderheid van hen er heel vlug in
de boodschap te ontcijferen.
Het werkt ongeveer als volgt. Stel dat
u een strook ontvangt gemerkt met cij
fers één (corresponderend met impulsen)
en nullen (corresponderend met interval
len) in totaal 187.
U kreegt de mededeling dat dit een
boodschap is.
Allereerst merkt u op, dat 187 het pro-
dukt is van twee priemgetallen, elf en
zeventien. U zou vervolgens gissen, dat
er een reden is voor de keus van deze
twee priemgetallen (getallen, die door
geen ander getal dan één kunnen wor
den gedeeld)U kunt dan een rechthoekig
raamwerk tekenen, zoals dat van een
kruiswoordpuzzel, met elf kolommetjes
van zeventien of andersom en met in
totaal 187 vierkantjes.
Te beginnen in de linkerboven
hoek gaat u het eerste rijtje af in
horizontale richting en werkt zo
een voor een alle rijtjes af, daarbij
maakt u alleen die vakjes zwart,
die corresponderen met een „één"
in de boodschap; voor elke nul laat
u een overeenkomstig vierkantje
wit. Bij gebruik van een raamwerk
van elf horizontale rijtjes en zeven
tien verticale kolommen vindt u
geen merkbaar ordelijk geheel.
Maar wanneer het raamwerk in de
andere stand wordt gebruikt, met
zeventien rijtjes en elf kolommen,
zou u merken, dat de ruwe teke
ning van een mens verschijnt, ge-
vormt door de zwartgemaakte vier
kantjes. Zo was het geslaagde ex
periment van dr. Drake.
Elk redelijk wezen, dat een serie im
pulsen zou opvangen voortdurend her
haald om te bewijzen, dat het niet gaat
om het altijd in de kosmos aanwezige
willekeurige radiogeruis zou voor de
ontcijfering van de boodschap een zelfde
benadering kiezen. Met een boodschap
bestaande uit laten wij zeggen 3127 im
pulsen (3127 is het produkt van de priem
getallen 53 en 59) zou heel wat informa
tie kunnen worden overgebracht.
Behalve met beelden zijn er ook an
dere berichtenschema's ontwikkeld met
gebruik van impulsen, gebaseerd op de
wiskunde, die een soort universele taal
is.
Stelt u zich een voor de dag, waarop
onze radio-telescopen een signaal opvan
gen, waarvan wordt vastgesteld, dat het
afkomstig is van de planeet van een ster,
die vijftig lichtjaren ver weg is dui
zenden jaren reizen voor welk ruimte
vaartuig dan ook. Wij zouden een bericht
terugsturen naar die planeet, maar het
zou honderd jaar duren voor wij een ant
woord zouden ontvangen. Gedurende die
honderd jaar echter zouden wij doorgaan
met het voortdurend uitsturen van be
richten. Deze boodschappen zouden de
wezens op de andere planeet stukje bij
beetje een van onze aardse talen bij
brengen, misschien wel een synthetische,
op de wiskunde gebaseerde taal, met een
vereenvoudigde en logische grammatica
en woordenschot. Daarna zouden wij hen
in de loop der jaren heel wat over ons
zelf kunnen vertellen.
Tenslotte zouden wij met de ontwikke
ling van onze techniek misschien wel
televisiebeelden van onszelf en van onze
beschaving kunnen zenden.
En wanneer wij dan het antwoord van
de planeet zouden ontvangen, zouden
wij tot de ontdekking komen, dat zij
precies hetzelfde doen als wij!
(Van één onzer verslaggevers)
Op een kille novemberdag' in 1965
had Istvan Fodor zijn nicht Magdolna
voor het laatst gezien. Ze was toen
negen jaar en op zijn overhaaste
vlucht voor de Russische stoomwals
nam hij dan ook de herinnering mee
aan een klein, bedeesd meisje met
vlechten. Datzelfde kind zocht hij
kortgeleden op het eerste perron in
Utrecht, maar de internationale trein
uit Boedapest had tot zijn verbijste
ring geen courant kroost in voorraad
en de enige, die na het wegebben
van de reizigersstroom achterbleef
was een stralende schoonheid, die
zelfbewust met haar koffertje zwaai
de.
Uiteindelijk is het toch voor elkaar
gekomen, maar dat was de verdienste
van Magdolna, die in de grijze, schut
terende heer verderop een blauwdruk
van haar vader had ontdekt en met
enige krakende Hongaarse volzinnen
het ijs brak. Oom Istvan sloot haar
daarop in de armen en nam het familie-
droompaardje vervolgens als een trofee
mee naar zijn witte restaurant in
Scheveningen.
Achteraf zegt Istvan Fodor glimlachend,
dat hij in haar rond, blozend gezicht al
lerlei authentieke trekjes van zijn broer
had ontdekt, maar niettemin durfde hij
niet dichterbij te komen en bleef hij
hoopvol naar haar opkijken als een mid
delbare scholier, die zijn eerste meisje
het hof maakt.
Daar staat goedlachse Magdolna sinds
dien achter het stomende fornuis in de
paprika te roeren. Ze heeft in de familie
kring ook een klinkende reputatie als
taartenbakster en de vaste gasten van Fo
dors culinaire enclave „Boedapest" heb
ben dan ook reeds kennis kunnen maken
met haar „Dobostorta" en haar „Mogye-
rokremtorta", die letterlijk en figuurlijk
machtige bouwsels zijn. Magdolna, die
vorige maand haar diploma als kokkin
gehaald heeft, werkte enige tijd in de
keuken van het parlementsgebouw in
Boedapest, waar ze het inwendige van de
geachte afgevaardigden zoet hield, „maar
liever", bekent ze stralend, „zou ik in
een restaurant willen werken, waar ik
me kan uitleven. Die gewone menutjes,
waar je niks aan hoeft te doen, vind ik
niet interessant, maar als ze vragen, of
ik gevulde kip wil maken, dan wordt het
pas leuk".
Wat dat betreft kan ze in het speciali
teitenrestaurant van oom Istvan vooruit,
want de gasten komen daar juist voor
een diep bord onvervalste vreugde uit
Hongarije. Magdolna (die alles weet van
the Beatles en van de twist) verbaast
zich ondertussen over ons land, waarvan
ze alleen wist, dat er klompen, molens
en dijken waren (en uiteraard oom IstvjQ
met zijn familie). Haar neef Istvan, d.
een jaar ouder is dan zij, heeft zici
overigens ook de ogen uitgewreven, toer,
hij zijn nicht voor het eerst zag, want di
laatste keer, dat ze samen waren, was bij
een bruiloft in 1956, toen hij als bruids.
jonker haar hand mocht vasthouden,
nochtans heeft hij weinig zin om terug
te gaan naar zijn geboorteland, want
daarvoor zijn de herinneringen te bitter.
„De mensen denken", zegt hij, „dat
een kind van acht, negen jaar niets van
het regiem merkt, maar dat is pertinent
niet waar. Ik had wel degelijk in de
gaten, dat we in een communistisch
land leefden en dat er geen sprake was
van persoonlijke vrijheid. Wij riepen
ook nooit: Loop naar de duivel, maar
„loop naar de avo, dat was de geheime
politie van Hongarije".
Ik geloof wel, dat het sinds 1956 alle
maal wat soepeler is geworden, maar ik
heb hier mijn vrienden en ik ben vol
komen ingeburgerd. Wat mii betreft
mogen ze me in Nederland laten, zit
ten".
Vader Istvan heeft een ander mening,
Hij heeft in 1956 doelbewust gekozen
voor de riskante vlucht, maar het heim
wee is blijven knagen. Met keihard wer
ken heeft hij zijn eigen zaak kunnen op
bouwen (zijn tweede overigens, want de
eerste is door de communisten, genaast)
en volmondig geeft hij toe, dat het hem
in Boedapest waarschijnlijk nooit gelukt
was. Maar toch, als hij zijn gasten met
een hartstochtelijk „servus" naar de deur
begeleidt, denkt hij niet aan Schevenin
gen, maar vliegen zijn gedachten als
vluchtende vogels duizenden kilometers
verder. Istvan Fodor is er heilig van
overtuigd, dat Hongarije nog eens een
vrij land zal zijn.
Het kan een jaar duren, twee jaar.
Hij hoopt en vertrouwt, dat hij die
triomfantelijke dag zelf zal kunnen mee
maken. Hij zal weer met zijn vrouw langs
de rivier lopen en over de brug links af
slaan in de richting van zijn huis.
Op de linkeroever lag zijn eigen res
taurant met de geraniums voor het raam
en de olielampen aan de zoldering. „Je
kunt de tijd niet terugdraaien", zegt hij
toeschietelijk, „Maar je kunt een man
goddank niet zijn idealen afnemen. Hol
land is altijd goed voor me geweest, maar
we horen ergens anders thuis, begrijpt
u".
Hij buigt zich voorover en grijpt een
fles met pruimenjenever uit de kast.
Voorzichtig, bijna plechtig vult hij de
koffiekopjes tot aan de rand en dan
staat hij op om vastberaden te klinken.
Op zijn mooie nicht Magdolna, op Hol.
land en op het vrije Hongarije. Servus
Buiten striemt de regen langs het raas
van zijn restaurant. Uit de luidspreker
van de bandrecorder spoelt het geluid
van smachtende violen.
Soms kan het wachten ondragelijk lang
duren.
Dat is nou jammer, zei een heer in een
restaurant, ik heb wel genoeg geld voor
die rekening, maar niet genoeg om je iets
extra's te geven, ober. En daarop antwoordde
de ober: laat u me die rekening maar even
opnieuw optellen, meneer.
Weet jat, zo vroeg een Amsterdammer, Wu«j
kip het langste légt? Nei, antwoorde zijn vriend.
Een dooie kip, zei de Amsterdammer.
Tot mijn vreugde, sprak een heer, komt mijn
naam voor in een zojuist verschenen boek. Hoewel ik
daaraan tot mijn leedwezen moet toevoegen, dat het
hier een telefoonboek geldt.
o
Ik neem elke morgen een koude douche, zei een
heer. Daar hoef je toch niet mee op te scheppen,
antwoordde zijn vriend.
Jawel, zei de heer, want daar dóe ik het voor.
Ik had ruzie met De Vries, zei een man, als
iemand me niet had tegengehouden, had ik hem
bont en blauw geslagen.
Wie hield je dan tegen
De Vries, zei de man.
Die knappe dame met wie u gisteren in de
schouwburg was, vroeg iemand, was dat uw vrouw?
Dat was zéker mijn vrouw, zei de aangesproke
ne, maar je moet het haar maar niet vertellen.
Mijn slapeloosheid, zei iemand tegen
een dokter, wordt hoe langer hoe erger.
Nu val ik zelfs al niet meer in slaap tegen
de tijd dat ik wakker moet worden.
—o
Als ik in de hemel kom, zei iemand, ga ik tegen
Shakespeare zeggen dat hij onmogelijk al die toneel
stukken zélf geschreven kan hebben.
En als Shakespeare niet in de hemel is?
Och, zou jij het hem dan misschien willen gaan
zeggen?
Mijn grootste probleem, zei iemand, zijn effec
ten. Gunst, antwoordde zijn vriend, ik wist
helemaal niet, dat jij effecten had.
Heb ik ook niet, zei de man. Daarom juist.
Ik wil er niets mee zeggen, zo merkte iemand
op tegen een kennis, maar die cheque die jij me
gaf, heb ik later nóg eens gekregen. Van de bank
namelijk.
o
Foei, zei een dame, ik kan maar niet ont
houden, welke dag we vandaag hebben. En nu
zou ik wel even op die krant kijken, maar dat is
de krant van gisteren.
Dus, vroeg een dame aan haar man die uit de
schouwburg kwam, die juffrouw zong mooi? Dat
heb ik niet gezegd, antwoordde de heer, ik zei,
dat het een mooie zangeres was.
Vond u, vroeg een tenor aan een direc
teur, dat ik met gevoel heb gezongen?
En daarop antwoordde de directeur: nee,
als u enig gevoel had, zoudt u niet zingen,
Ik drink zowat vijftien koppen koffie per dag,
zei een heer. En houden die je dan niet uit de
slaap?, vroeg zijn vriend.
Och, zei de heer, ze helpen een beetje.
(Door dr. A. v. d. Weijer)
„Eigenlijk is het stom toeval,
dat ik op deze post terechtgekomen
ben. Een staartje van mijn ver
blijf in New-Delhi, waar ik voor
K.R.O., N.C.R.V., V.P.R.O. en
I.K.O.R. de vergadering van de We
reldraad van Kerken heb versla
gen. Dat liep lekker, mijn opdracht
gevers waren best tevreden. En
zo kwam de K.R.O. mij op een
goeie dag vragen, of ik voor het
Vaticaans concilie ook niet „zo
iets" kon doen. Ik heb ja gezegd
en daarmee was de zaak beklon
ken."
„In overleg met mr. Van Doorn is
toen het plan gerezen om de zaak van
meet af aan wat ruimer op te zetten dan
eerst werd gedacht en een cc trale in
formatiedienst in te richten, niet alleen
voor de KRO maar ook voor de pers,
concilievaders, waarnemers en belang
stellenden. Daarbij stond me als ideaal
voor ogen: duidelijk te laten zien, wat
er in de Katholieke Kerk zou gaan ge
beuren, welke stromingen er waren in
de theologie, wat er leefde in de ver
schillende landen en dit alles zo objec
tief, zo verantwoord en zo eerlijk mo
gelijk. Men heeft ons wel eens verwe
ten, dat wij zijn opgetreden als een pres
siegroep, die het progressieve stand
punt wilde doordrukken. Ik durf niet
met de meeste kracht te ontkennen. Aan
onze medewerkers hebben we iedere
keer opnieuw weer gevraagd, alle me
ningen en alle stromingen over bepaalde
vraagstukken te geven. En wel zo, dat
ieder zich zijn eigen mening zou kun
nen vormen.
Mr. Van Doorn, hij heeft me ia alles
geweldig gesteund, verklaarde zich ak
koord en beloofde de zaak te financie
ren. Hij zag daarin een dienst van ka
tholiek Nederland aan het concilie. Con
tacten met Katholieke Actie, Willibrord-
vereniging, Liturgisch Apostolaat, AP9S-
tolaat der Hereniging en andere in
stanties wezen uit, dat we op een brede
medewerking konden rekenen. En ook
kardinaal Alfrink gaf de toezegging, dat
hij met zijn gezag er achter zou gaan
staan.
Mag ik er even aan herinneren, dat op
dat ogenblik begin 1962 de hemel
boven het concDie begon te betrekken.
De eerste schema's, die de bisschop
pen bereikten, waren erbarmelijk
slecht. Het zag er naar uit, dat de
grote vernieuwingsplannen van Paus
Joannes XXIII in het slop waren ge
raakt. Ik voelde, dat wij iets moesten
gaan doen, althans voorzover zulks in
ons vermogen lag. Samen met de in
middels opgerichte redaotie heb ik een
noodkreet naar alle Nederlandse theo
logen van enige betekenis gestuurd, zo
in de geest van: de zaak gaat ver
keerd, er zal iets moeten gebeuren.
Die brief heeft gewerkt. Al gauw had
den we een dertig deskundigen bij el
kaar, die als de bliksem aan het werk
zijn gegaan, om over alle mogelijke
onderwerpen een documentatie op te
stellen: over de erfzonde, over het
Godsbestaan, over de situatie-ethiek,
punten, die in de schema's werden
aangesneden. De meeste van die „pa
pers" zijn achterhaald, omdat het con
cilie zijn agenda heeft gewijzigd. Maar
toen waren ze actueel. En gaven een
beeld van wat er op theologisch ge
bied in de lucht hing.
Eind augustus ben ik in een Volkswagen
die van boven tot onder vol zat met
pakken papier, naar Rome gesukkeld.
Ondanks mijn hernia, die steeds angst
wekkender vormen begon aan te ne
men. Ik dacht, ik red het wel, als het
te gek wordt, ga ik in de zon liggen of
duik ik in zee. Maar dat viel lelijk te
gen. Onderweg in Frankrijk kon ik het
al niet meer uithouden, ben zelfs nog
bij een magnetiseuse geweest, die me
voor een ogenblik wat verlichting heeft
gegeven. Maar over de Alpen begon het
weer. Ik ben toen een tijdje aan de
Italiaanse kust blijven hangen, omdat
ik echt niet verder kon, en ben tenslotte
op 10 september in Rome aangeland.
Jonge, jonge, wat een bedoening. Lig
gend op de grond van mijn gehuurde
flat heb ik alsmaar stukken gedicteerd
aan mijn secretaresse. Als ik me wat
beter voelde, ging ik de stad in, strom
pelend van terrasje naar terrasje, om
de nodige contacten te leggen. Maar
eindelijk kwam dan toch de crash. Mijn
rug begaf het volledig en ik moest naar
Nederland terug, om de zaak te laten
opereren. Aan een Italiaan vertrouwde
ik dat karweitje echt niet toe.
Je kent het verdere verloop van de
geschiedenis. Prof. Haarsma werd be
reid gevonden om mij te vervangen en
hij heeft dat werkelijk fantastisch ge
daan, Denk je eens in, hoe moeilijk het
voor hem geweest moet zijn: midden in
een zaak te plonsen die je helemaal niet
kent. En dan nog meemaken, dat het
concilie een volkomen andere weg in
slaat dan je verwacht had. Als eerste
punt kwam op de agenda te staan: li
turgievernieuwing. En niet de onderwer
pen, waarop wij ons zo naarstig hadden
voorbereid. Haarsma heeft zich met
groot elan door die moeilijkheden heen
geslagen. En mensen, die met klachten
kwamen, realiseerden zich te weinig,
hoe onmogelijk het allemaal was.
Het grote wonder is voor mü nog
altijd» dat het DOC begon te functio
neren. Toen ik na een maand in Rome
terugkwam, had mijn geestekind een
Dr. Leo G. M. Alting von Geusau
(niet te verwarren met zijn al even
bekende broer pater Ludolf. die over
heel het land misweken geeft) is
directeur van het Documentatie
centrum Concilie, kortweg het Doe
genaamd. Dezer dagen wa-s hij even
uit Rome over in Nederland en ver
klaarde zich bereid, iets te vertel
len over zijn recente en minder re
cente belevenissen. Uit een en an
der blijkt wel, dat het Doe langza
merhand een instituut van betekenis
is geworden. En dus kan het met
de derde conciliezitting in zicht
alleen maar interessant zijn, met
de geestelijke va-der van dit centrum
kennis te maken. Hij heeft bij deze
het woord.
gezicht gekregen, het bestond, het was
zelfs zo iets als een symbool, iedereen
praatte erover cn vond het geweldig
ook al had hij nooit een paper gelezen.
Nu moet je weten, dat er in Rome
echt wel meer informatiecentra wa
ren, in alle mogelijke hoeken en in
alle mogelijke talen, maar geen enkel
dat werkte a-Is het onze. Dat heeft hier
en daar wel scheve ogen gewekt. Maar
wij waren er vanzelfsprekend bly mee.
Zo zijn we, al improviserend, door
die eerste zitting heengerold. Achteraf
bleek er hier en daar wel wat veran
derd te moeten worden. Allereerst was
onze opzet te Nederlands. Van alle kan
ten kwamen verzoeken binnen, om de
papers te vertalen. Dat wilden we wel
maar we hadden geen geld. Pas toen
kardinaal Alfrink, samen met de andere
Nederlandse bisschoppen, een groot be
drag voor dit doel op tafel had gelegd,
konden wij er aan beginnen. Eerst met
krachten uit Nederland later met een
internationaal vertaalequipe.
Vervolgens werd een poging gedaan,
om met Duitsers en Fransen tot samen
werking te komen. Dat is op niets uit
gelopen. De Duitsers meenden, dat hun
bisschoppen al „volledig op de hoogte"
waren en de Fransen hielden vast aan
hun nationale soevereiniteit. Hetzelfde
wat je overal tegenkomt, als je op Euro-
samenwerken met deze lieden is een
hopeloze zaak. Het enige, dat we bereik
ten was de oprichting van het CCCC, een
centrum dat alle conciliedocumentatie
probeerde te coördineren. En ook hier
voor zijn Duitsers en Fransen maar
moeilijk te porren geweest.
Zo gingen we dan eind augustus 1963
weer met ons autootje de Alpen over.
Die tweede zitting is voor ons centrum
de zwaarste geweest. Het leek bij tijd en
wijle wel een gekkenhuis. Misschien heb
ben we te veel hooi op onze vork ge
nomen, ik weet het niet. Maar één ding
weet ik wel: als ik niet had kunnen re
kenen op mijn medewerkers mag ik
ze even noemen: Jeanne van Tol. een
echt talenwonder, Maria Dufour, een
charmante gastvrouw, en niet te verge
ten mijn collega Huysmans was ik er
er nooit uitgekomen.
Laat ik eens even de balans opmaken
van de punten, waarover ik achteraf
gezien dan minder tevreden ben. Dat
het concilie ons aanvankelijk uit de
hand liep heb ik je al verteld en ook
dat we daarom met onze papers wel
eens aan de late kant waren. Vervol
gens heeft men aanvankelijk geklaagd
over de kwaliteit van de vertalingen,
mijns inziens terecht. Maar goede ver
talers zijn nu eenmaal met een lanta
rentje te zoeken: ze moeten niet alleenvoudig karweitje maar ze doen het
graag, hebben zich zelf vrijwillig aange
boden.
hun talen beheersen maar ook een be
hoorlijke kennis bezitten van de mo
derne theologie, een zeldzame combi
natie. Tenslotte kwamen we handen te
kort voor het afdoen van onze dage
lijkse werkzaamheden. Denk je eens in:
elke week een pak met ducumentatie-
materiaal verzenden aan a^le concilie
vaders, ruim 2500 in getal, een karwei,
waarvoor je alleen al tien mensen zou
kunnen gebruiken. Ieder moest de pa
pers hebben in zijn eigen taal. En dan
moest er nog rekening worden gehouden
met de zeer frequente adreswijzigingen,
die soms een nachtmerrie dreigden te
worden. Gelukkig waren mijn medehel
pers een paar keien en kon ik boven
dien nog rekenen op de losse assistentie
van talrijke vrijwilligers: seminariesia-
denten, religieuzen, leken en zelfs pries
ters, die voor vakantie in Rome waren.
Er zal best iets aan onze organisatie
ontbroken hebben maar we zijn er door
heen gerold. En van je fouten kun je
altijd weer leren.
Natuurlijk gaan we proberen in sep
tember aanstaande de zaak nog wat be
ter op goten te zetten. Een eerste punt
is onze verhuizing van hotel Olympica
naar de Foyer Unites, iets verder van
de Sint-Pieter maar toch nog gemak
kelijk te bereiken. En voor ons veel ge
schikter, omdat we er de nodige ruimte
hebben: een goed geoutilleerd bureau,
twee grote zalen, overal wandrekken,
vol met conciliepapers. Ik ben heel blij,
dat we met zijn drieën tijdens de in
terimperiode in Rome gebleven zijn. We
hebben de zaak lekker kunnen voorbe
reiden. Als je straks in Rome komt zul
je het zien: alles is op orde, we kun
nen zo beginnen.
Toch zullen we in grote lijnen de oude
manier van werken wel aanhouden.
Alleen komen er twee franciscanen naar
Rome, vrijwilligers die met een Volks
wagenbusje de spullen gaan rondbren
gen en tevens de communicatie tussen
centrum en cliënten op gang proberen
te houden. Een doosje sigaretten geven
aan een portier, een praatje maken met
de secretaris van een bisschoppenconfe
rentie, kortom zorgen dat de verbin
dingslijnen intact blijven en dat de bui
tendienst goed functioneert. Geen een-
Ja, ja, de* zaak breidt zich uit. Tij'
dens de interimperiode hebben bijvoor
beeld de Romeinse seminaria ons cen
trum ontdekt en zijn de studenten van
alle kanten op ons afgekomen. Ze wil
len weten wat er in de wereld te koop
is, ze worden onrustiger naarmate ze
meer in hun studiehuizen worden opge
sloten. En dat laatste probeert de Con
gregatie voor de Seminaries en de Uni
versiteiten bepaald wel te doen. Heb je
niet gelezen, dat deze onlangs aan de
seminaristen verboden heeft, vergade
ringen bij te wonen, waar in tegenwoor
digheid van bisschoppen over concilie
zaken gesproken wordt? Mét als motief
dat het teveel studietijd vergt, dat het
over specialistische kwesties gaat en dat
de studenten psychisch nog niet rijp
zijn. Dergelijke maatregelen roepen na
tuurlijk spanningen op. En ze zullen de
ontwikkeling toch niet kunnen tegen
houden.
Ook buiten Europa beginnen we naam
te krijgen. Een Amerikaanse seminarist
heeft op eigen houtje alle seminaries in
de States aangeschreven en dat leverde
maar liefst een 1000 abonnementen op-
Verder hebben we als nieuwe afzetgebie
den Afrika en Zuid-Amerika, waar a"c
bisschoppen, dank zij een subsidie
pater Werenfried van Straaten, ölize
documentatie bijna voor niets kntf^
krygen. En tenslotte de landen achte*
het IJzeren Gordijn, wederom dank z9
de financiële steun van pater Weren
fried. De za-ak breidt zich uit, veel ver
der dan we ooit hadden durven ver'
wachten. En nu maar hopen, dat wu
haar in de hand kunnen houden.
wonderen zijn de wereld nog niet
Op slot van rekening zijn we ook door
de eerste en de tweede zitting heen go-
komen. Of niet soms?
UitgaveN.V. Ui:
DirecteurDrs. Vf
Hoofdredacteur
RedactieraadJ.
C. J. v. Hootegem,|
Mes, mr. H. M. L.
Vercauteren, L. J.
Bureau Breda -
tel. 22341 (5 lijnen)]
Bureau voor de Zé
Ter gelegenheid vaiJ
staan van de Spoorw J
zal aan het personeel i|
1964 in dienst was e[]
van dit jaar nog in
bileumgratificatie woifl
Deze gratificatie becl
van het aantal diens f
gulden.
Zij, die na 1 januari]
de Spoorwegen zijn
september nog in dier|
gen 25 gulden.
Aanvankelijk stond tl
Nederlandse Spoorweg
genover het toekennen]
j ubileumgratif icatie.
maand geleden ging z|
desbetreffend verzoek
raad om een gratificati]
becijferd, dat wanneeil
personeelslid een gratil
zou toekennen, dit eenl
drie miljoen zou vergej
N.S.-leiding te veel.
De personeelsraad,
steld uit vertegenwooril
kende vakbonden, heif
zoek en met meer succl
ring van de nu vastgeJ
regeling is een bedrag 1
tussen de drie en vier f
Twee leden van de
name hebben maandag
voorstel ingediend, wa;
president, J. A. Penge
nadere inlichtingen te
verleden van de nieuw<
nister A. Rihoet (van
ken).
In dit interpellatievot
meer gesteld dat „de hi
oordeeld is tot gevang!
tijd van negen maand
van de tijd in voorarl
en dat hij bij het uil
vonnis op bevel van i
aangehouden bleef".
De heer A. Riboet we
ber 1938 schuldig bevon
in geschrifte tweemaal
werd hij schuldig bevoi
vermogensdelicten.
De interpellanten ste
deze veroordeling de ir
veroordeelde en thans
noemde persoon betrof
van de heer A. Riboet
is met de regels van moi
van het feit dat een derg
de goede naam en de
regering diskwalificeert"
EEN 17-jarig meisje uit
haar ouders op vakantie
terhoekse buurtschap R
maandagmiddag bij het
zogenaamde Italiaanse m
terswijk.
MINSTENS elf personen
toe de dood bij overstrG
gebied van Sjirza in 1
Perzië teisteren. Al vijfdi1
zijn omgekomen.
MET RAKETTEN uitge
oorlogsschepen worden
de Sovjetmarine aan di<
overgedragen, zo heeft
vice-admiraal gezegd.
EEN MARINIER, die hel
oefenterrein op de hellii
Fuji in Japan moest bc
haar herhaaldelijk te h<
pen in het Engels en
een boerenyrouw doodg<
jaren geleden leidde ee
cident tot heftige anti-i
togingen.
ACHT MENSEN werden
taxi waarin zij reden, O'
meter hoge afgrond in
ongeluk gebeurde nabij
de Canarische eilanden,
de negen inzittenden ove
Weersverwachting vai
geldig tot vanavond:
Overwegend zonnig e
Later op de dag kan
iyke onweersbuien. Zi,
tige wind uit noordo'
tingen.
Vandaag: zon onde
Maan op 22.40 uur.
Morgen: zon op 4.57
der 10.03 uur.