.v.o. Leijendeckers Bij de dood van lr. L.J.M. Feber urg den oudster I RATIEVE N RUEB KATHOLIEKEN EN FASCISME IN NEDERLAND mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en 1920 -1940 Schilder, die houtreliëfs maakt Zeeuw Bulthuis exposeert in Den Haag DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 11 JULI 1964 13 gbouwkunde IOVUM ld persoon asser en kwerkers (mnl.) E INGENIEUR JOURNALIST LITERATOR POLITICUS Met HET heengaan van Louis Jean Marie Feber heeft Ne derland een ingenieur, journalist, letterkundige en politicus verlo ren. Deze opsomming duidt al op zijn ongemene veelzijdigheid, waarbij dan meestal nog vergeten wordt, dat hij ook een begaafd redenaar was. Als Indische spe cialiteit van de r.-k. Tweede Ka merfractie en als wethouder, te vens loco-burgemeester van Den Haag wist hij zijn woordje te zeg gen. Tal van tentoonstellingen werden door hem met een rede geopend, maar vooral in da gen van verkiezing was hij met zijn oratorisch talent 'n waarde volle propagandist voor de R.K. Staatspartij. 13 Rioleringen) gebied van Bestratingen) gebied van rman of twikkeling. lijk. Hiervoor wijs strekt tot gemeente ver oor urcompensatie. urcompensatie. urcompensatie. vakantie. Gun- /aste pensioen- ikeuze en par- van letter en chten aan de e, Markt 12 te DOL TILBURG de part-time aalbewerken. it blad te richten imons, Willem II- TWEE PERSONEN. VWEZIG. ER ENZ. n-Hetjs skerk Telef 2682 EN DEUREN Roosendaal 5470 sttreding: het verrichten von ze KANTPERS. por onze fabriek, of na RON istallatie-afdeling efabrick „Breda" n Rueb te Breda OOP zoeken wij voor commerciële interesse. g: Mulo-B en/of U.T.S. 25 jaar. eve, accuraat werkende t een flinke dosis door- >gen ligt hier een in- •erkkring met goede point, geschreven solli- van recente pasfoto en ies, gelieve U te rich- Sociale Dienst van ge in 173 te Breda. BEWEGELIJK PANORAMA Dr. L. M. H. Joosten IN HET tijdperk tussen de beide we reldoorlogen, het interbellum, vie len ook de jaren van het rijke room se Leven. Het tableau, dat Michel van der Plas ervan ophing met zijn opzienbarende documentaires, was incompleet en eenzijdig. Moest dat bij deze opzet ook wel zijn. Aan de ene kant laat het geen recht weder varen aan het eenvoudig geloof, de offerzin, de geestdrift, de trouw, welke zich in deze jaren manifes teerden en welke waarlijk niet zon der vrucht zijn gebleven. Aan de andere kant kwam niet voldoende uit de verf wat er in die jaren gistte en woelde aan verzet tegen sleur en verstarring, tegen de afscher ming van het roomse erf door al te veel geboden en verboden, tegen de instituten en allerlei gevestigde opvattingen, die te vlot van het etiket „katholiek" werden voorzien. Dit verzet uitte zich in een brede beweging van katholieke jongeren, waarin allerlei elementen meespraken, w.o. ook een afkeer van de parlementaire demo cratie en sympathie met autoritaire stromingen, die in het buitenland baan braken met revolutionair élan. Dit werd echter ook in de gelederen der jongeren een teken van tegenspraak. Splitsingen en botsingen waren er het gevolg van. N ZO gingen zich bonte en bewogen taferelen vertonen, waarbij het be houd van humanitaire waarden de inzet werd en oude vrienden elkaar om de oren sloegen. We zagen mensen met edele aandrift verloren lopen in bewegingen, die zich niet of nauwelijks distantieerden van geweldgeloof en ras senwaan. Anderen hielden scherper. koers, toen ze zagen, hoe hun verzet tegen lauwheid en verstarring op ge vaarlijke klippen dreigde vast te lopen. Het is een stuk geschiedenis, dat met het einde van de oorlog afgesloten kon worden en dat daarom ook reeds vat baar is voor geschiedschrijving, al kup- nen nog verscheidene van de mede spelers het oordeel van de historicus nu reeds vernemen. JN EEN PROEFSCHRIFT, waarmee drs. L. M. H. Joosten uit Goirle zich gis teren de doctorstitel verwierf promo tor prof. dr. L. J. Rogier is een be langrijk stuk van deze historie opge tekend. Een stuk. De schrijvers heeft vooral het politieke terrein op het oog en ook hier legt hij zich nog beperkin gen op, gelijk uit de titel blijkt: Katho lieken en Fascisme in Nederland 1920— 1940. Het nationaal-socialisme is wel bewust buiten beschouwing gelaten. Vlaanderen komt slechts aan de orde inzoverre Vlamingen in deze woelingen ook Nederlanders hebben beïnvloed. De motieven voor deze laatste beper kingen lijken ons niet al te sterk, tenzij dit ene: Ook voor Nederland alleen bleek het voorhanden materiaal om vangrijk genoeg. Een boek, dat alles bij elkaar 450 bladzijden beslaat, is inder daad al een hele kluif. Maar een sma kelijke kluif. Rogier weet zijn adepten te inspireren tot onderwerpen, die in de algemene belangstelling liggen, tot een stijl, die aantrekkelijke stijlfiguren niet versmaadt. TJET BEGINT dan met „Vreugde", een n blad dat in 1921 werd aangekondigd doch nimmer verscheen, omdat de kerkelijke overheid zich bewogen zag tot dr. Moller, de leider van een groep van zeventig, het verzoek te richten Diepen het blad nog langer het pre dikaat „katholiek" te voeren. De titel van het blad werd toen omgezet in Op bouwende Staatkunde. Ook een genoot schap van die naam werd opgericht. Dr. Verviers verdween echter van dit toneel, gaf nog even een nieuw blad uit „De Vaderlandse Kroniek", dat gauw weer verdween, presenteerde zich in 1934 als hoofdredacteur van een na- tionaal-socialistisch maandblad, doch werd na 1936 niet meer genoemd. Inmiddels zijn er ook andere figuren naar voren gekomen: Sinclair de Roche- mont, Erich Wichman, Ernest Michel, de miljonair dr. Alfred Haighton, die we voor een deel ook terugvinden op De houding van de nieuw-derv kende katholiek tijdens het ./in terbellum 1920—1940" ten op zichte van de toen in Neder land opkomende fascistische stro mingen, is het thema van het proefschrift, dat dr. L. M. H. Joos ten gisteren heeft verdedigd aan de Nijmeegse universiteit. Hij is onderwijs-expert van het Bra bantse provinciaal opbouwor- gaan. Een extract van dit werk stuk vindt de lezer in onder staand artikel. vervangen door de strijd voor een Bourgondisch Rijk, waarin ook Wallo nië een plaats zou krijgen. Het blad Hier Dinaso bevatte een groot aantal artikelen van anti-semitische strekking. Naarmate het oorlogsgevaar naderde nam het Verdinaso echter een steeds vaderlandslievender houding aan. Toch werd Van Severen op 10 mei 1940 ge arresteerd. Een besluit van de betrok ken Belgische minister om hem vrij te laten kwam te laat. In Abbéville is hij door de Fransen neergeschoten bij een poging om de executie van andere ge vangenen te voorkomen. Ernest Voor hoeve heeft het Verdinaso in Nederland nog een tijdlang geleid. Doch toen hij merkte, dat de Duitsers toch alleen maar met de N.S.B. wilden samenwer ken, besloot hij zijn organisatie daarin onder te brengen. Ook een Henri Bru- ning ging mee. In 1943 kwalificeerde Bruning de N.S.B. als „die sterke bur germansinterpretatie van een grote re volutie die hij onmiddellijk zou ver laten ..als het niet laf was omdat de Duitsers er minder voorstaan" Een triest einde van de flirt van Neder landse katholieke jongeren met het fascisme. Zó veel grotendeels verspild idealisme stemt spijtig en weemoedig. Y\7"E HEBBEN hier iets laten zien van het beweeglijke panorama waarop dit proefschrift ons een blik ver gunt. Een vergelijking met hedendaagse beroeringen en polemieken valt niet of nauwelijks te trekken. Wel vraagt men zich af, of de schrik voor, en de waar schuwing tegen hevige polemieken zo als die dezer dagen tot uiting kwam niet ineenschrompelt bij de heftigheid, de venijnigheid,- de vaart en de exces sen, waarvan we in het interbellum ge-- tuige waren. In ieder geval waarspre- ken ze de opvatting, waartoe Van der Plas' ..Het Rijke Roomse Leven" zou kunnen leiden, als zou het in die jaren allemaal zo duf, zo net gereglementeerd en zo saai zijn geweest. In dit opzicht is dit proefschrift een welkome aanvul ling en tegenhanger. J. B. L. M. H. Joosten Katholieken èn Fascisme in Nederland 1920-1940. Uitgave Paul Brand, Hilversum Antwerpen. Mgr. A. F. DIEPEN Conflict met Ernst Michel de uitgave van Vreugde niet te doen doorgaan. Dan krijgen we twee jaar later het twee-wekelijkse orgaan „Ka tholieke Staatkunde" onder redactie van E. G. H. Verviers, medewerker van Aal- berse bij diens Katholieke Sociale Ac tie, doch zich geleidelijk aan ontpop pend als „de eerste fascistisch denken de politicus onder de Nederlandse ka tholieken". Het verschijnen van het or gaan viel samen met het ontstaan van de oppositiële Nieuwe Katholieke Partij, die overigens niet lang heeft be staan. Het voorbeeld van Mussolini's revolutie werkte inspirerend op de me dewerkers, w.o. Expectans, waarachter Wouter Lutkie schuilging. De inter- gralistische denkrichting van Thomp son had ook sterk invloed op hot blad Op 29 november 1923 verbood mgr. Dr. MOLLER Geen Vreugde het terrein van het „religieus radicalis me", waaraan dr. Joosten zijn tweede niet minder bewogen stuk wijdt. Hier staat de absolutist Leon Bloy op de achtergrond. De Valbijl is de eerste verschijning, waaromheen zich jongeren groeperen als Gerard Bruning, Gerard Wijdeveld, Ernest Voorhoeve. Later kwam het nog radicalere „De Paal" van Ton Kerssemakers en hier treedt ook Ernest Michel naar voren met zijn pamflettaire geschriften. In 1933 raapte „De Christophore" de strijdbijl op en zwaaide die naar met de wereld koketterende katholieken en een slappe clerus. Ernest Michel publi ceerde in dezelfde trant een geschrift „Neo-Communisten", dat de Nederland se bisschoppen persoonlijk aanviel en dat een heftig conflict met mgr. Diepen tengevolge had, uitlopend op een ker kelijke veroordeling. Met andere allure trok ook Henri Brunning ten strijde tegen een verburgerlijkt en gedegene reerd christendom. In de houding van verzet kwam de invloed tot uiting van de Dominicaner pater K. van Santé, die vooral ook in studentenkringen veel aanhang kreeg. Hij besprak Michels „Neo-Communisten" in Roeping welis waar kritisch maar niet onwelwillend, wat hem zwaar werd aangerekend. Hij werd naar Duitsland overgeplaatst, van waar hij echter toch nog contacten met Nederland onderhield. Dit hoofdstuk, waarvan we hier enkele trekken weer geven, lijkt ons vooral van belang, om dat hierdoor deze figuur, die vanuit de achtergrond de houding van de jon gere katholieke intellectuelen zo zeer heeft beïnvloed, voor de lens der histo rie wordt gehaald. Een boeiende figuur! T^ATHOLIEK NON-CONFORMISME be- handelt het derde hoofdstuk, waarin allereerst Pieter van de Meer de Walcheren en dr. Moller naar voren treden. Hier valt ook het volle licht op de strijd van Roeping en Gemeenschap samen tegen personen en toestanden op het roomse erf, doch tevens tekent zich reeds de tegenstelling af en de latere verwijdering tussen de integrolis- tisch denkenden en de strijders voor een ruimer leven. De pogingen om de jongeren ook actief in de politiek te betrekken, de homerische debatten en de pijnlijke incidenten zoals dat naar aanleiding van Wijdevelds „De Droom van Nolens" vinden uitvoerige be schrijving. De promovendus betreurt het blijkens een van zijn stellingen, dat de jongeren dier dagen zich distan tieerden van de praktische politiek. WOUTER LUTKIE katholiekfascisme Hier komen ook de tendenzen naar voren, die politieke democratie verwer pen, die eèn Khuvelder in 1934 zelfs brengen tot een positieve waardering van de Machtübernahme door Hitier en van de politieke boekenverbranding in het Derde Rijk. Voor De Gemeenschap werd dit jaar een caesuur. Vanaf dit jaar begon het blad een duidelijk anti fascistische koers na het lozen van re dactieleden, die kort erna ervan blijk gaven fascistische bewegingen een warm hart toe te dragen. Van Duinker ken stond voorop als principiële be strijder van het nationaal-socialisme en in een duidelijke partijkeuze tegen Franco. Ook in Knuvelders denkbeel den omtrent de ontwikkelingen in Ita lië en Duitsland trad een kentering in. En bij het uitbreken van de oorlog koos hij ondubbelzinnig voor de geallieerden. TJET ZGN. „KATHOLIEK" fascisme wordt nu door dr. Joosten nader on der de loep genomen in het volgen de hoofdstuk. Hier vinden we dan de activiteiten van Wouter Lutkie uitge stald, komen de tijdschriften Arjsto en Nieuwe Gemeenschap alsmede het weekblad Vrijdag aan de beurt. Hierbij sluit zich aan het hoofdstuk, dat d\ geschiedenis van Zwart Front en Na tionaal Front op levendige wijze ver haalt. Hier ligt stof voor een satirisch blijspel. We zien telkens weer nieuwe leiders opkomen en afgaan, het aantal blaadjes, dat elkaar opvolgt, is bijna niet te tellen tot tenslotte Arnold Meyer zich als „de leider" aandient en heel veel beroering wekt, niet in het minst in de provincie Noord-Brabant. Er zijn ook intellectuelen, die wat in de man gezien hebben, maar vooral trok hij toch aan de non-conformisten van nature, degenen, die van strijd en rumoer hielden. De geschriften van Zwart Front ontzagen niemand en niets, zelfs de waarheid niet. Een proces we gens smaad liep uit op gevangenisstraf voor Meyer, -maar natuurlijk was dat koren op de propagandamolen. De gees tesgesteldheid van leider en volgelingen verdroeg echter niet de slaafse Deutsch- freundlichkeit van de N.S.B. en toen de oorlog was uitgebroken profiteerde de tot Nationaal Front uitgebouwde be weging van de haat tegen Musserts e.a. Een zware slag was het echter, toen het Driemanschap de Nederlandse Unie stichtte. Daarin had het volk meer ver trouwen. Binnen enkele weken meld den zich daarvoor honderdduizenden leden. Wel zijn er pogingen beproefd om tot een akkoord tussen de beide bewegingen te komen, doch het Joden vraagstuk, Groot-Nederland en de lei dersgedachte waren onoverkomelijke struikelblokken. Ongelukkig was Meyers stap om na de aanval van Duitsland op Rusland de oprichting van een eigen Nederlands legioen te propa geren. De Duitsers hadden voor de N.S.B. gekozen. Meyers beweging werd ontbonden. TJR. JOOSTEN wijdt tenslotte nog aan dacht aan het Verdinaso en zijn lei der Joris van Severen. Vlaanderen was de wieg van deze beweging, maar ze heeft ook in Nederlandse studenten kringen veel opgang gemaakt. De „tem peramentvolle fascist" Van Severen zo als Geyl hem noemde wist te begees teren. Zijn organisatie was op zeer mi litaristische leest geschoeid. Pogingen dm met de Bezem-fascisten tot een ové^èehjkomst te geraken deed hij mis- iykkcftv-Hij verwijdde de kloof met Ar nold Meyer door in 1934 de zgn. nieuwe marsrichting af te kondigen, waarbij het streven naar Groot-Nederland werd DE ZEEUW Piet Bulthuis exposeert momenteel in Den Haag en z'n werk is daar goed ontvangen. Paul van der Put, zijn werk besprekend, heeft het o.a>. over .ingetoomde bewogenheid'. In Het Binnenhof schrijft J. V. over zijn werk: Bulthuis weet het juiste midden te houden; enerzijds geeft bij 'n voor stelling, anderzijds behoudt hij toch zijn picturale persoonlijke stempel. Dit al les is geschilderd met rustige trefzeke re bewegingen en groot verbeeldings vermogen. De Haagse Courant zegt dat Bulthuis' kunst nog wortelt in het „nieuw-zakelijke" realisme ,der jaren twintig. Hij is daar niet bij gebleven uit traagheid óf gebrek aan persoon lijkheid. Dit nuchtere realisme strookt met Bulthuis' diepste wezen. „JK SCHIET met de snelheid van een vliegtuig kris-kras door dat gene wat ik te vertellen denk te hebben, maar ik gebruik wel de computer, anders was ik nergens meer". Dat zegt de Bredase kunstschilder Huub Leyendeckers, als men hem vraagt hoe hij zich de evolutie van zijn werk voorstelt. Het ant woord. i.?.wat prakelacljtig gn M moet het tot driemaal formul^en, alvorens het volkomen naar zijn zin is. Maar helemaal duidelijk Leijendeckers naast een van zijn houtreliëfs. is het voor de toehoorder niet. Tenslotte denkt een schilder zich op het doek uit. HTerwijl hij deze uitspraak doet, wijst hij met breed gebaar naar een van zijn enorme houtreliëfs, die tegen de wanden van zijn atelier staan. Eén ervan hangt thans in het Van Abbe- museum in Eindhoven, op speciaal verzoek van de nieuwe directie. Met - «enkele tekeningen- en gouaches hangt Leijendeckers hier als eerste van een Viértal zomfer-exposities, samen met zijn collega T. Siegers, „Ik geloof," zegt hij, ,,dat ik einde lijk de leeftijd bereikt heb, waarop je iets te zeggen hebt. Vóór je dertigste heb je nog niet veel in de pap te brokken. Misschien zeg ik dat over tien jaar weer, als ik vlak voor de veertig sta. In ieder geval is het nu zó, dat ik meen me-zelf zo ver mees ter te zijn. dat ik ook anderen iets te zeggen heb." PIETER VAN DER MEER DE WALCHEREN katholiek non-conjormisme TToewel hij ,,op de kentering der tij- den" in het jubelstadje is geboren, kan men Feber toch geen Brabander noemen, dit in tegenstelling tot Anton van Duinkerken, die het heel zijn le ven gebleven is. Feber heeft er trou wens slechts vijf jaar gewoond. In 1890 vertrok hij al naar Den Haag en van daar naar Nijmegen, waar hij de h.b.s. bezocht. Hier heeft de fijnzin nige M. A. P. C. Poelhekke hem liefde voor de kunst bijgebracht en hem tot schrijven aangewakkerd. De eerste publikaties verschenen in het Annuarium. Toen Feber in 1908 te Delft afstudeerde als civiel-ingeni- eur, nam mgr. Van Cooth zijn eerste artikel op in De Katholiek. Het was een beschouwing .,Rond het werk van Van Welie". Deze in die dagen uiter mate populaire portretschilder verge leek hij met Jan Toorop. Deze laatste, aldus Feber, moest vechten -voor zijn geloof, terwijl Van Welie het geloof geërfd heeft, zonder het tot een bele vende kracht te verwerken. In dezelf de jaargang gaf de jeugdige literator zijn visie op Boutens' „Stemmen". Hij noemde hem ,,de eenige dichter van den eersten rang, die wij hier te lande nog rijk zijn." T^eber zelf heeft, voor zover wij weten, nooit gedicht. Wel heeft hij zich verdienstelijk gemaakt op dramatisch gebied. In Van Onzen Tijd verschenen zijn toneelspelen Holofernes en David, machtig van taal en groots van con ceptie. Daar de eerste wereldoorlog juist begonnen was, hebben zij in to neelkringen niet de aandacht gekre gen, die zij verdiend hadden. Dat was jammer, want Feber had scherp om lijnde denkbeelden omtrent de eisen, waaraan het nieuwe toneel te voldoen had. In 1925 heeft hij deze tot uiting gebracht in een opzienbarende rede voor het Vlaamsche Volkstoneel te Brugge. Toen Feber zijn drama's schreef was hij ingenieur bij 's lands water staat en burgerlijke openbare werken op Oost-Java. In 1916 werd hij hoofd ingenieur van 's lands gebouwen te Batavia. In 1920 repatrieerde hij. Zijn verblijf in ,,de gordel van sma ragd" heeft grotendeels de inhoud van zijn werken bepaald. Hij werd een van de grote figuren in onze koloniale letterkunde. Het toeval wilde, dat hij zijn verdere leven sleet tussen de Javastraat in Den Haag, waar hij zich na terugkeer uit de Oost vestigde, en het Louis Couperusplein, waar hij stierf. Als zijn beste Indische boeken beschouwt men ,In de schaduw der waringins" en „De gordel der aarde." In „De strijd om de stilte" bundelde hij zijn Indische kronieken uit het weekblad Opgang en zijn reisverhalen uit De Maasbode. Onder deze laatste treft men prachtige opstellen aan over Versailles en Brugge. Tr. Feber was filosofisch geschoold. Prof. J. Th. Beysens had hem met zijn thomistische leergangen te Delft op dit pad gebracht. O.a. was hij lid van de Vereniging voor Wijsbegeerte. In Den Haag heeft men hem wel eens, met een reverentie aan Maurits Sabbe, de filosoof van het raadhuis genoemd. Geen wonder dus, dat zijn essayis tisch werk een wijsgerige inslag heeft. Zijn belangrijkste studie achten we die over Frederik van Eedens ontwikke lingsgang. die in De Beiaard werd op genomen. Voor de ontwikkeling van de jongeren-beweging was zijn opstel „De nieuwste literatuur rond 1912" in Van Onzen Tijd van fundamentele beteke nis. Hij nam hierin stelling tegen A. Binnewierz' beschouwing van de nieuwste Nederlandse poëzie in De Ka tholiek van 1911 en tegen de aesthetiek van de Tachtigers met Van Deyssel aan het hoofd. JJet jaar 1912 was voor Feber bijzonder vruchtbaar. Hij schreef toen ook zijn essays „Carlyle en zijn Heldenboek" en „Van Ary Prins tot Paul Claudel". Herhaaldelijk heeft hij nog zijn denk beelden over een nieuwe katholieke literatuur uiteengezet, voor het laatst in de inleiding, die hij schreef voor Bernard Verhoevens verzenbundel „De Pelgrim". Aldus is hij een voortrek ker geweest, maar de leiding over de jongeren, die men hem ooit heeft toe gedacht, heeft hy toch niet op zich ge nomen. Deze kwam meer in handen van dr. Henk Moller en Pieter van der Meel de Walcheren. Toen in 1926 de geelrug „In de Stuwende Strooming" uitkwam, sprak Gerard Knuvelder over „de on dergang van een schrijversleven". Hij zag Feber ten onder gaan ,aan wetboe ken en de vervloekte journalistiek.' Dit kon de verguisde niet weerhou den de pen te blijven voeren Schert send werd hij de man genoemd, „die binnenkort zijn 25.000ste artikel zal schrijven." Aan tal van tijdschriften bleef hij zijn medewerking verlenen. Rancune tegenover de jongeren, die hem van zich afstieten, kende hij niet We herinneren ons een recensie van Anton van Duinkerkcns „Hedendaagse ketterijen", waarin hij dit boek een ra zend knap, veelzijdig en diep essa^ noemt en van de generatie van 1920 achtte hij zijn stadgenoot dcgcen, die veruit het meeste weet, het diepst ge fundeerd is en het soliedst gevormd ^TMjdens de tweede wereldoorlog con- l cipieerde Feber zijn boek „Van Her ren en Herrcnkultur", dat in 1946 het licht zag. Hij gaf hierin een scherpe ontleding van de waandenkbeelden, waaraan het Duitse volk ten onder is gegaan. Een jaar later verscheen „Mens en humanisme" Het kolonialisme was opnieuw onderwerp van bezinning in zijn verhandeling „Opstand der ras sen". Hij stelde hierin, dat het blanke ras in een wellicht niet ver verwijder de toekomst zal moeten aanvaarden, dat de mensheid wordt geleid door een samenspel van gekleurd en blank. Fe- bers laatste publikatie was weer van filisofische aard en betrof „Existentia lisme en Christendom'. Tegenover Sartre plaatste hij hier Newman, die hij „existentialist-avant-le-mot" noemde. De Nederlandse letteren hebben aan ir. L. J. M. Feber zeer veel te danken Wellicht is thans de tijd aangebroken om uit het beste van wat hij geschre ven heeft, een bloemlezing samen te stellen. Het zou een rijk boek kunnen worden. WILEEM v. d. VELDEN. LJij schroeft een soort schrijn los. dat 1 als een altaar midden in hel ate lier staat. Hierin bewaart hij een groot aantal tekeningen en gouaches; zij vormen het resultaat van ingespan nen en intensief werken. De meeste ervan zijn via de spuit-techniek tot stand gekomen: het zijn snelle hand schriften, wonderlijk mooi van kleur, grillig maar steeds boeiend van con structie en qua techniek zeer bijzon der. Zij treffen door een enorme va riatie en speelsheid. Het aijn als het ware snelle gedachten, die vlot op het tekenpapier zijn gezet en hun uitwer king niet missen. Leijendeckers is de periode voorbij, waarin hij klakkeloos zichzelf aanvaai'dde. Uit wat uit deze map als het ware te voorschijn wordt getoverd spreekt een weloverwogen zelfbeschouwing, maar ook een zelfbe heersing, die tot nu toe niet altijd de sterkste zijde van deze van origine Limburgse kunstenaar is geweest. Zijn introverte natuur is duidelijk uit deze bladen op te diepen, maar waar men vroeger wel eens de indruk kreeg, dat Leijendeckers zich in zich zelf verwarde, heeft men nu het idee. dat hij zelfbewuster is geworden en meer met zich-zelf tot klaarheid is ge komen. De bladen, die wij zagen, hebben adel en ademen rust, die ove rigens slechts aan de oppervlakte aan wezig is. Zij zijn abstract. Leijendeckers ge looft namelijk nog volledig in deze richting, wat er ook in het buitenland gebeuren mag. „De abstractie heeft nog miljoenen mogelijkheden", zegt hij er zelf van. „Het feit, dat abstracte kunsthandels in de grote centra slui ten. betekent nog niet. dat het met de abstractie-op-zich gedaan zou zijn. Er wordt alleen opruiming gehouden on der wat gebleken is niet houdbaar te zijn." Zelfs in verband met de „nieu we figuratieven" verwacht hij nog alles van de oude richting. T eijendeckers heeft aan grafisch- en schilderwerk alléén niet genoeg. „Ik heb een tegenwicht nodig", zegt hij er zelf van. ..naast de snelle werk wijze der gouaches, wil ik met ander meer stug materiaal werken." Van daar dat hij zich al lange tijd bezig houdt met vormen, die later in gips worden afgegoten. Zodoende is hij sinds korte tijd bezig met hout. De eerste van deze reliefs hebben in Eindhoven gehangen tijdens de laat ste Brabantse Biënnale. De zorgvuldig met verf bespoten reliëfs vonden veel waardering. „Het is me in de eerste paats begon nen om de strijd met het materiaal." zegt hij. ..Hout is geen verf; het is stug, zelf onbuigbaar, je kunt er niet alle kanten mee uit. je moet ermee vechten Toch zie ik ook deze reliëfs zuiver picturaal. Ik blijf met schilde ren bezig, altijd." Desondanks maken deze reliëfs, be halve een picturale, ook en zeer in het bijzonder een monumentale in druk. Men kan zich deze enorme met de verfspuit bewerkte houtvlakken voorstellen in grote ruimten. Men ziet een enkel van deze reliëfs duidelijk naar het glasraam tenderen. Deze re liëfs bewijzen, dat Leijendeckers artis tiek nog allerlei kanten uit kan; hij behoeft niet bang te zijn tot de arri visten gerekend te zullen worden. Leijendeckers groeit nog steeds: wat hij bereikt heeft, is zeker geen eind punt, de nieuwe mogelijkheden sche meren reeds. J. M

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 7