.v.o.
Leijendeckers
Bij de dood
van
lr. L.J.M. Feber
urg
den
oudster I
RATIEVE
N RUEB
KATHOLIEKEN EN FASCISME IN NEDERLAND
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en
1920 -1940
Schilder, die houtreliëfs maakt
Zeeuw Bulthuis
exposeert in
Den Haag
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 11 JULI 1964
13
gbouwkunde
IOVUM
ld persoon
asser
en
kwerkers
(mnl.)
E
INGENIEUR
JOURNALIST
LITERATOR
POLITICUS
Met HET heengaan van Louis
Jean Marie Feber heeft Ne
derland een ingenieur, journalist,
letterkundige en politicus verlo
ren. Deze opsomming duidt al op
zijn ongemene veelzijdigheid,
waarbij dan meestal nog vergeten
wordt, dat hij ook een begaafd
redenaar was. Als Indische spe
cialiteit van de r.-k. Tweede Ka
merfractie en als wethouder, te
vens loco-burgemeester van Den
Haag wist hij zijn woordje te zeg
gen. Tal van tentoonstellingen
werden door hem met een rede
geopend, maar vooral in da
gen van verkiezing was hij met
zijn oratorisch talent 'n waarde
volle propagandist voor de R.K.
Staatspartij.
13
Rioleringen)
gebied van
Bestratingen)
gebied van
rman of
twikkeling.
lijk. Hiervoor
wijs strekt tot
gemeente ver
oor
urcompensatie.
urcompensatie.
urcompensatie.
vakantie. Gun-
/aste pensioen-
ikeuze en par-
van letter en
chten aan de
e, Markt 12 te
DOL TILBURG
de part-time
aalbewerken.
it blad te richten
imons, Willem II-
TWEE PERSONEN.
VWEZIG.
ER ENZ.
n-Hetjs
skerk
Telef 2682
EN DEUREN
Roosendaal
5470
sttreding:
het verrichten von
ze KANTPERS.
por
onze fabriek, of na
RON
istallatie-afdeling
efabrick „Breda"
n Rueb te Breda
OOP zoeken wij voor
commerciële interesse.
g: Mulo-B en/of U.T.S.
25 jaar.
eve, accuraat werkende
t een flinke dosis door-
>gen ligt hier een in-
•erkkring met goede
point, geschreven solli-
van recente pasfoto en
ies, gelieve U te rich-
Sociale Dienst van ge
in 173 te Breda.
BEWEGELIJK
PANORAMA
Dr. L. M. H. Joosten
IN HET tijdperk tussen de beide we
reldoorlogen, het interbellum, vie
len ook de jaren van het rijke room
se Leven. Het tableau, dat Michel
van der Plas ervan ophing met zijn
opzienbarende documentaires, was
incompleet en eenzijdig. Moest dat
bij deze opzet ook wel zijn. Aan de
ene kant laat het geen recht weder
varen aan het eenvoudig geloof, de
offerzin, de geestdrift, de trouw,
welke zich in deze jaren manifes
teerden en welke waarlijk niet zon
der vrucht zijn gebleven. Aan de
andere kant kwam niet voldoende
uit de verf wat er in die jaren gistte
en woelde aan verzet tegen sleur
en verstarring, tegen de afscher
ming van het roomse erf door al te
veel geboden en verboden, tegen
de instituten en allerlei gevestigde
opvattingen, die te vlot van het
etiket „katholiek" werden voorzien.
Dit verzet uitte zich in een brede beweging van katholieke jongeren, waarin
allerlei elementen meespraken, w.o. ook een afkeer van de parlementaire demo
cratie en sympathie met autoritaire stromingen, die in het buitenland baan braken
met revolutionair élan. Dit werd echter ook in de gelederen der jongeren een
teken van tegenspraak. Splitsingen en botsingen waren er het gevolg van.
N ZO gingen zich bonte en bewogen
taferelen vertonen, waarbij het be
houd van humanitaire waarden de
inzet werd en oude vrienden elkaar
om de oren sloegen. We zagen mensen
met edele aandrift verloren lopen in
bewegingen, die zich niet of nauwelijks
distantieerden van geweldgeloof en ras
senwaan. Anderen hielden scherper.
koers, toen ze zagen, hoe hun verzet
tegen lauwheid en verstarring op ge
vaarlijke klippen dreigde vast te lopen.
Het is een stuk geschiedenis, dat met
het einde van de oorlog afgesloten kon
worden en dat daarom ook reeds vat
baar is voor geschiedschrijving, al kup-
nen nog verscheidene van de mede
spelers het oordeel van de historicus
nu reeds vernemen.
JN EEN PROEFSCHRIFT, waarmee drs.
L. M. H. Joosten uit Goirle zich gis
teren de doctorstitel verwierf promo
tor prof. dr. L. J. Rogier is een be
langrijk stuk van deze historie opge
tekend. Een stuk. De schrijvers heeft
vooral het politieke terrein op het oog
en ook hier legt hij zich nog beperkin
gen op, gelijk uit de titel blijkt: Katho
lieken en Fascisme in Nederland 1920—
1940. Het nationaal-socialisme is wel
bewust buiten beschouwing gelaten.
Vlaanderen komt slechts aan de orde
inzoverre Vlamingen in deze woelingen
ook Nederlanders hebben beïnvloed.
De motieven voor deze laatste beper
kingen lijken ons niet al te sterk, tenzij
dit ene: Ook voor Nederland alleen
bleek het voorhanden materiaal om
vangrijk genoeg. Een boek, dat alles bij
elkaar 450 bladzijden beslaat, is inder
daad al een hele kluif. Maar een sma
kelijke kluif. Rogier weet zijn adepten
te inspireren tot onderwerpen, die in
de algemene belangstelling liggen, tot
een stijl, die aantrekkelijke stijlfiguren
niet versmaadt.
TJET BEGINT dan met „Vreugde", een
n blad dat in 1921 werd aangekondigd
doch nimmer verscheen, omdat de
kerkelijke overheid zich bewogen zag
tot dr. Moller, de leider van een groep
van zeventig, het verzoek te richten
Diepen het blad nog langer het pre
dikaat „katholiek" te voeren. De titel
van het blad werd toen omgezet in Op
bouwende Staatkunde. Ook een genoot
schap van die naam werd opgericht.
Dr. Verviers verdween echter van dit
toneel, gaf nog even een nieuw blad
uit „De Vaderlandse Kroniek", dat
gauw weer verdween, presenteerde zich
in 1934 als hoofdredacteur van een na-
tionaal-socialistisch maandblad, doch
werd na 1936 niet meer genoemd.
Inmiddels zijn er ook andere figuren
naar voren gekomen: Sinclair de Roche-
mont, Erich Wichman, Ernest Michel,
de miljonair dr. Alfred Haighton, die
we voor een deel ook terugvinden op
De houding van de nieuw-derv
kende katholiek tijdens het ./in
terbellum 1920—1940" ten op
zichte van de toen in Neder
land opkomende fascistische stro
mingen, is het thema van het
proefschrift, dat dr. L. M. H. Joos
ten gisteren heeft verdedigd aan
de Nijmeegse universiteit. Hij is
onderwijs-expert van het Bra
bantse provinciaal opbouwor-
gaan. Een extract van dit werk
stuk vindt de lezer in onder
staand artikel.
vervangen door de strijd voor een
Bourgondisch Rijk, waarin ook Wallo
nië een plaats zou krijgen. Het blad
Hier Dinaso bevatte een groot aantal
artikelen van anti-semitische strekking.
Naarmate het oorlogsgevaar naderde
nam het Verdinaso echter een steeds
vaderlandslievender houding aan. Toch
werd Van Severen op 10 mei 1940 ge
arresteerd. Een besluit van de betrok
ken Belgische minister om hem vrij te
laten kwam te laat. In Abbéville is hij
door de Fransen neergeschoten bij een
poging om de executie van andere ge
vangenen te voorkomen. Ernest Voor
hoeve heeft het Verdinaso in Nederland
nog een tijdlang geleid. Doch toen hij
merkte, dat de Duitsers toch alleen
maar met de N.S.B. wilden samenwer
ken, besloot hij zijn organisatie daarin
onder te brengen. Ook een Henri Bru-
ning ging mee. In 1943 kwalificeerde
Bruning de N.S.B. als „die sterke bur
germansinterpretatie van een grote re
volutie die hij onmiddellijk zou ver
laten ..als het niet laf was omdat de
Duitsers er minder voorstaan"
Een triest einde van de flirt van Neder
landse katholieke jongeren met het
fascisme. Zó veel grotendeels verspild
idealisme stemt spijtig en weemoedig.
Y\7"E HEBBEN hier iets laten zien van
het beweeglijke panorama waarop
dit proefschrift ons een blik ver
gunt. Een vergelijking met hedendaagse
beroeringen en polemieken valt niet of
nauwelijks te trekken. Wel vraagt men
zich af, of de schrik voor, en de waar
schuwing tegen hevige polemieken zo
als die dezer dagen tot uiting kwam
niet ineenschrompelt bij de heftigheid,
de venijnigheid,- de vaart en de exces
sen, waarvan we in het interbellum ge--
tuige waren. In ieder geval waarspre-
ken ze de opvatting, waartoe Van der
Plas' ..Het Rijke Roomse Leven" zou
kunnen leiden, als zou het in die jaren
allemaal zo duf, zo net gereglementeerd
en zo saai zijn geweest. In dit opzicht
is dit proefschrift een welkome aanvul
ling en tegenhanger.
J. B.
L. M. H. Joosten Katholieken èn
Fascisme in Nederland 1920-1940. Uitgave
Paul Brand, Hilversum Antwerpen.
Mgr. A. F. DIEPEN
Conflict met Ernst Michel
de uitgave van Vreugde niet te doen
doorgaan. Dan krijgen we twee jaar
later het twee-wekelijkse orgaan „Ka
tholieke Staatkunde" onder redactie van
E. G. H. Verviers, medewerker van Aal-
berse bij diens Katholieke Sociale Ac
tie, doch zich geleidelijk aan ontpop
pend als „de eerste fascistisch denken
de politicus onder de Nederlandse ka
tholieken". Het verschijnen van het or
gaan viel samen met het ontstaan van
de oppositiële Nieuwe Katholieke
Partij, die overigens niet lang heeft be
staan. Het voorbeeld van Mussolini's
revolutie werkte inspirerend op de me
dewerkers, w.o. Expectans, waarachter
Wouter Lutkie schuilging. De inter-
gralistische denkrichting van Thomp
son had ook sterk invloed op hot blad
Op 29 november 1923 verbood mgr.
Dr. MOLLER
Geen Vreugde
het terrein van het „religieus radicalis
me", waaraan dr. Joosten zijn tweede
niet minder bewogen stuk wijdt. Hier
staat de absolutist Leon Bloy op de
achtergrond. De Valbijl is de eerste
verschijning, waaromheen zich jongeren
groeperen als Gerard Bruning, Gerard
Wijdeveld, Ernest Voorhoeve. Later
kwam het nog radicalere „De Paal" van
Ton Kerssemakers en hier treedt ook
Ernest Michel naar voren met zijn
pamflettaire geschriften.
In 1933 raapte „De Christophore" de
strijdbijl op en zwaaide die naar met
de wereld koketterende katholieken en
een slappe clerus. Ernest Michel publi
ceerde in dezelfde trant een geschrift
„Neo-Communisten", dat de Nederland
se bisschoppen persoonlijk aanviel en
dat een heftig conflict met mgr. Diepen
tengevolge had, uitlopend op een ker
kelijke veroordeling. Met andere allure
trok ook Henri Brunning ten strijde
tegen een verburgerlijkt en gedegene
reerd christendom. In de houding van
verzet kwam de invloed tot uiting van
de Dominicaner pater K. van Santé, die
vooral ook in studentenkringen veel
aanhang kreeg. Hij besprak Michels
„Neo-Communisten" in Roeping welis
waar kritisch maar niet onwelwillend,
wat hem zwaar werd aangerekend. Hij
werd naar Duitsland overgeplaatst, van
waar hij echter toch nog contacten met
Nederland onderhield. Dit hoofdstuk,
waarvan we hier enkele trekken weer
geven, lijkt ons vooral van belang, om
dat hierdoor deze figuur, die vanuit
de achtergrond de houding van de jon
gere katholieke intellectuelen zo zeer
heeft beïnvloed, voor de lens der histo
rie wordt gehaald. Een boeiende figuur!
T^ATHOLIEK NON-CONFORMISME be-
handelt het derde hoofdstuk, waarin
allereerst Pieter van de Meer de
Walcheren en dr. Moller naar voren
treden. Hier valt ook het volle licht op
de strijd van Roeping en Gemeenschap
samen tegen personen en toestanden op
het roomse erf, doch tevens tekent
zich reeds de tegenstelling af en de
latere verwijdering tussen de integrolis-
tisch denkenden en de strijders voor
een ruimer leven. De pogingen om de
jongeren ook actief in de politiek te
betrekken, de homerische debatten en
de pijnlijke incidenten zoals dat naar
aanleiding van Wijdevelds „De Droom
van Nolens" vinden uitvoerige be
schrijving. De promovendus betreurt
het blijkens een van zijn stellingen,
dat de jongeren dier dagen zich distan
tieerden van de praktische politiek.
WOUTER LUTKIE
katholiekfascisme
Hier komen ook de tendenzen naar
voren, die politieke democratie verwer
pen, die eèn Khuvelder in 1934 zelfs
brengen tot een positieve waardering
van de Machtübernahme door Hitier en
van de politieke boekenverbranding in
het Derde Rijk. Voor De Gemeenschap
werd dit jaar een caesuur. Vanaf dit
jaar begon het blad een duidelijk anti
fascistische koers na het lozen van re
dactieleden, die kort erna ervan blijk
gaven fascistische bewegingen een
warm hart toe te dragen. Van Duinker
ken stond voorop als principiële be
strijder van het nationaal-socialisme en
in een duidelijke partijkeuze tegen
Franco. Ook in Knuvelders denkbeel
den omtrent de ontwikkelingen in Ita
lië en Duitsland trad een kentering in.
En bij het uitbreken van de oorlog koos
hij ondubbelzinnig voor de geallieerden.
TJET ZGN. „KATHOLIEK" fascisme
wordt nu door dr. Joosten nader on
der de loep genomen in het volgen
de hoofdstuk. Hier vinden we dan de
activiteiten van Wouter Lutkie uitge
stald, komen de tijdschriften Arjsto en
Nieuwe Gemeenschap alsmede het
weekblad Vrijdag aan de beurt. Hierbij
sluit zich aan het hoofdstuk, dat d\
geschiedenis van Zwart Front en Na
tionaal Front op levendige wijze ver
haalt. Hier ligt stof voor een satirisch
blijspel. We zien telkens weer nieuwe
leiders opkomen en afgaan, het aantal
blaadjes, dat elkaar opvolgt, is bijna
niet te tellen tot tenslotte Arnold
Meyer zich als „de leider" aandient en
heel veel beroering wekt, niet in het
minst in de provincie Noord-Brabant.
Er zijn ook intellectuelen, die wat in
de man gezien hebben, maar vooral
trok hij toch aan de non-conformisten
van nature, degenen, die van strijd en
rumoer hielden. De geschriften van
Zwart Front ontzagen niemand en niets,
zelfs de waarheid niet. Een proces we
gens smaad liep uit op gevangenisstraf
voor Meyer, -maar natuurlijk was dat
koren op de propagandamolen. De gees
tesgesteldheid van leider en volgelingen
verdroeg echter niet de slaafse Deutsch-
freundlichkeit van de N.S.B. en toen
de oorlog was uitgebroken profiteerde
de tot Nationaal Front uitgebouwde be
weging van de haat tegen Musserts e.a.
Een zware slag was het echter, toen het
Driemanschap de Nederlandse Unie
stichtte. Daarin had het volk meer ver
trouwen. Binnen enkele weken meld
den zich daarvoor honderdduizenden
leden. Wel zijn er pogingen beproefd
om tot een akkoord tussen de beide
bewegingen te komen, doch het Joden
vraagstuk, Groot-Nederland en de lei
dersgedachte waren onoverkomelijke
struikelblokken. Ongelukkig was
Meyers stap om na de aanval van
Duitsland op Rusland de oprichting van
een eigen Nederlands legioen te propa
geren. De Duitsers hadden voor de
N.S.B. gekozen. Meyers beweging werd
ontbonden.
TJR. JOOSTEN wijdt tenslotte nog aan
dacht aan het Verdinaso en zijn lei
der Joris van Severen. Vlaanderen
was de wieg van deze beweging, maar
ze heeft ook in Nederlandse studenten
kringen veel opgang gemaakt. De „tem
peramentvolle fascist" Van Severen zo
als Geyl hem noemde wist te begees
teren. Zijn organisatie was op zeer mi
litaristische leest geschoeid. Pogingen
dm met de Bezem-fascisten tot een
ové^èehjkomst te geraken deed hij mis-
iykkcftv-Hij verwijdde de kloof met Ar
nold Meyer door in 1934 de zgn. nieuwe
marsrichting af te kondigen, waarbij
het streven naar Groot-Nederland werd
DE ZEEUW Piet Bulthuis exposeert
momenteel in Den Haag en z'n werk
is daar goed ontvangen. Paul van der
Put, zijn werk besprekend, heeft het
o.a>. over .ingetoomde bewogenheid'. In
Het Binnenhof schrijft J. V. over zijn
werk: Bulthuis weet het juiste midden
te houden; enerzijds geeft bij 'n voor
stelling, anderzijds behoudt hij toch zijn
picturale persoonlijke stempel. Dit al
les is geschilderd met rustige trefzeke
re bewegingen en groot verbeeldings
vermogen. De Haagse Courant zegt dat
Bulthuis' kunst nog wortelt in het
„nieuw-zakelijke" realisme ,der jaren
twintig. Hij is daar niet bij gebleven
uit traagheid óf gebrek aan persoon
lijkheid. Dit nuchtere realisme strookt
met Bulthuis' diepste wezen.
„JK SCHIET met de snelheid van
een vliegtuig kris-kras door dat
gene wat ik te vertellen denk te
hebben, maar ik gebruik wel de
computer, anders was ik nergens
meer".
Dat zegt de Bredase kunstschilder
Huub Leyendeckers, als men hem
vraagt hoe hij zich de evolutie
van zijn werk voorstelt. Het ant
woord. i.?.wat prakelacljtig gn M
moet het tot driemaal formul^en,
alvorens het volkomen naar zijn
zin is. Maar helemaal duidelijk
Leijendeckers naast een van zijn
houtreliëfs.
is het voor de toehoorder niet.
Tenslotte denkt een schilder zich
op het doek uit.
HTerwijl hij deze uitspraak doet, wijst
hij met breed gebaar naar een van
zijn enorme houtreliëfs, die tegen de
wanden van zijn atelier staan. Eén
ervan hangt thans in het Van Abbe-
museum in Eindhoven, op speciaal
verzoek van de nieuwe directie. Met
- «enkele tekeningen- en gouaches hangt
Leijendeckers hier als eerste van een
Viértal zomfer-exposities, samen met
zijn collega T. Siegers,
„Ik geloof," zegt hij, ,,dat ik einde
lijk de leeftijd bereikt heb, waarop je
iets te zeggen hebt. Vóór je dertigste
heb je nog niet veel in de pap te
brokken. Misschien zeg ik dat over
tien jaar weer, als ik vlak voor de
veertig sta. In ieder geval is het nu
zó, dat ik meen me-zelf zo ver mees
ter te zijn. dat ik ook anderen iets te
zeggen heb."
PIETER VAN DER MEER
DE WALCHEREN
katholiek non-conjormisme
TToewel hij ,,op de kentering der tij-
den" in het jubelstadje is geboren,
kan men Feber toch geen Brabander
noemen, dit in tegenstelling tot Anton
van Duinkerken, die het heel zijn le
ven gebleven is. Feber heeft er trou
wens slechts vijf jaar gewoond. In
1890 vertrok hij al naar Den Haag en
van daar naar Nijmegen, waar hij de
h.b.s. bezocht. Hier heeft de fijnzin
nige M. A. P. C. Poelhekke hem liefde
voor de kunst bijgebracht en hem tot
schrijven aangewakkerd.
De eerste publikaties verschenen in
het Annuarium. Toen Feber in 1908
te Delft afstudeerde als civiel-ingeni-
eur, nam mgr. Van Cooth zijn eerste
artikel op in De Katholiek. Het was
een beschouwing .,Rond het werk van
Van Welie". Deze in die dagen uiter
mate populaire portretschilder verge
leek hij met Jan Toorop. Deze laatste,
aldus Feber, moest vechten -voor zijn
geloof, terwijl Van Welie het geloof
geërfd heeft, zonder het tot een bele
vende kracht te verwerken. In dezelf
de jaargang gaf de jeugdige literator
zijn visie op Boutens' „Stemmen". Hij
noemde hem ,,de eenige dichter van
den eersten rang, die wij hier te
lande nog rijk zijn."
T^eber zelf heeft, voor zover wij weten,
nooit gedicht. Wel heeft hij zich
verdienstelijk gemaakt op dramatisch
gebied. In Van Onzen Tijd verschenen
zijn toneelspelen Holofernes en David,
machtig van taal en groots van con
ceptie. Daar de eerste wereldoorlog
juist begonnen was, hebben zij in to
neelkringen niet de aandacht gekre
gen, die zij verdiend hadden. Dat was
jammer, want Feber had scherp om
lijnde denkbeelden omtrent de eisen,
waaraan het nieuwe toneel te voldoen
had. In 1925 heeft hij deze tot uiting
gebracht in een opzienbarende rede
voor het Vlaamsche Volkstoneel te
Brugge.
Toen Feber zijn drama's schreef
was hij ingenieur bij 's lands water
staat en burgerlijke openbare werken
op Oost-Java. In 1916 werd hij hoofd
ingenieur van 's lands gebouwen te
Batavia. In 1920 repatrieerde hij.
Zijn verblijf in ,,de gordel van sma
ragd" heeft grotendeels de inhoud van
zijn werken bepaald. Hij werd een
van de grote figuren in onze koloniale
letterkunde. Het toeval wilde, dat hij
zijn verdere leven sleet tussen de
Javastraat in Den Haag, waar hij zich
na terugkeer uit de Oost vestigde, en
het Louis Couperusplein, waar hij
stierf. Als zijn beste Indische boeken
beschouwt men ,In de schaduw der
waringins" en „De gordel der aarde."
In „De strijd om de stilte" bundelde
hij zijn Indische kronieken uit het
weekblad Opgang en zijn reisverhalen
uit De Maasbode. Onder deze laatste
treft men prachtige opstellen aan
over Versailles en Brugge.
Tr. Feber was filosofisch geschoold.
Prof. J. Th. Beysens had hem met
zijn thomistische leergangen te Delft op
dit pad gebracht. O.a. was hij lid van
de Vereniging voor Wijsbegeerte. In
Den Haag heeft men hem wel eens,
met een reverentie aan Maurits Sabbe,
de filosoof van het raadhuis genoemd.
Geen wonder dus, dat zijn essayis
tisch werk een wijsgerige inslag heeft.
Zijn belangrijkste studie achten we die
over Frederik van Eedens ontwikke
lingsgang. die in De Beiaard werd op
genomen. Voor de ontwikkeling van de
jongeren-beweging was zijn opstel „De
nieuwste literatuur rond 1912" in Van
Onzen Tijd van fundamentele beteke
nis. Hij nam hierin stelling tegen A.
Binnewierz' beschouwing van de
nieuwste Nederlandse poëzie in De Ka
tholiek van 1911 en tegen de aesthetiek
van de Tachtigers met Van Deyssel aan
het hoofd.
JJet jaar 1912 was voor Feber bijzonder
vruchtbaar. Hij schreef toen ook zijn
essays „Carlyle en zijn Heldenboek" en
„Van Ary Prins tot Paul Claudel".
Herhaaldelijk heeft hij nog zijn denk
beelden over een nieuwe katholieke
literatuur uiteengezet, voor het laatst
in de inleiding, die hij schreef voor
Bernard Verhoevens verzenbundel „De
Pelgrim". Aldus is hij een voortrek
ker geweest, maar de leiding over de
jongeren, die men hem ooit heeft toe
gedacht, heeft hy toch niet op zich ge
nomen.
Deze kwam meer in handen van dr.
Henk Moller en Pieter van der Meel
de Walcheren. Toen in 1926 de geelrug
„In de Stuwende Strooming" uitkwam,
sprak Gerard Knuvelder over „de on
dergang van een schrijversleven". Hij
zag Feber ten onder gaan ,aan wetboe
ken en de vervloekte journalistiek.'
Dit kon de verguisde niet weerhou
den de pen te blijven voeren Schert
send werd hij de man genoemd, „die
binnenkort zijn 25.000ste artikel zal
schrijven." Aan tal van tijdschriften
bleef hij zijn medewerking verlenen.
Rancune tegenover de jongeren, die
hem van zich afstieten, kende hij niet
We herinneren ons een recensie van
Anton van Duinkerkcns „Hedendaagse
ketterijen", waarin hij dit boek een ra
zend knap, veelzijdig en diep essa^
noemt en van de generatie van 1920
achtte hij zijn stadgenoot dcgcen, die
veruit het meeste weet, het diepst ge
fundeerd is en het soliedst gevormd
^TMjdens de tweede wereldoorlog con-
l cipieerde Feber zijn boek „Van Her
ren en Herrcnkultur", dat in 1946 het
licht zag. Hij gaf hierin een scherpe
ontleding van de waandenkbeelden,
waaraan het Duitse volk ten onder is
gegaan. Een jaar later verscheen „Mens
en humanisme" Het kolonialisme was
opnieuw onderwerp van bezinning in
zijn verhandeling „Opstand der ras
sen". Hij stelde hierin, dat het blanke
ras in een wellicht niet ver verwijder
de toekomst zal moeten aanvaarden,
dat de mensheid wordt geleid door een
samenspel van gekleurd en blank. Fe-
bers laatste publikatie was weer van
filisofische aard en betrof „Existentia
lisme en Christendom'. Tegenover
Sartre plaatste hij hier Newman, die hij
„existentialist-avant-le-mot" noemde.
De Nederlandse letteren hebben aan
ir. L. J. M. Feber zeer veel te danken
Wellicht is thans de tijd aangebroken
om uit het beste van wat hij geschre
ven heeft, een bloemlezing samen te
stellen. Het zou een rijk boek kunnen
worden.
WILEEM v. d. VELDEN.
LJij schroeft een soort schrijn los. dat
1 als een altaar midden in hel ate
lier staat. Hierin bewaart hij een groot
aantal tekeningen en gouaches; zij
vormen het resultaat van ingespan
nen en intensief werken. De meeste
ervan zijn via de spuit-techniek tot
stand gekomen: het zijn snelle hand
schriften, wonderlijk mooi van kleur,
grillig maar steeds boeiend van con
structie en qua techniek zeer bijzon
der. Zij treffen door een enorme va
riatie en speelsheid. Het aijn als het
ware snelle gedachten, die vlot op het
tekenpapier zijn gezet en hun uitwer
king niet missen. Leijendeckers is de
periode voorbij, waarin hij klakkeloos
zichzelf aanvaai'dde. Uit wat uit deze
map als het ware te voorschijn wordt
getoverd spreekt een weloverwogen
zelfbeschouwing, maar ook een zelfbe
heersing, die tot nu toe niet altijd de
sterkste zijde van deze van origine
Limburgse kunstenaar is geweest.
Zijn introverte natuur is duidelijk uit
deze bladen op te diepen, maar waar
men vroeger wel eens de indruk
kreeg, dat Leijendeckers zich in zich
zelf verwarde, heeft men nu het idee.
dat hij zelfbewuster is geworden en
meer met zich-zelf tot klaarheid is ge
komen. De bladen, die wij zagen,
hebben adel en ademen rust, die ove
rigens slechts aan de oppervlakte aan
wezig is.
Zij zijn abstract. Leijendeckers ge
looft namelijk nog volledig in deze
richting, wat er ook in het buitenland
gebeuren mag. „De abstractie heeft
nog miljoenen mogelijkheden", zegt hij
er zelf van. „Het feit, dat abstracte
kunsthandels in de grote centra slui
ten. betekent nog niet. dat het met de
abstractie-op-zich gedaan zou zijn. Er
wordt alleen opruiming gehouden on
der wat gebleken is niet houdbaar te
zijn." Zelfs in verband met de „nieu
we figuratieven" verwacht hij nog
alles van de oude richting.
T eijendeckers heeft aan grafisch- en
schilderwerk alléén niet genoeg.
„Ik heb een tegenwicht nodig", zegt
hij er zelf van. ..naast de snelle werk
wijze der gouaches, wil ik met ander
meer stug materiaal werken." Van
daar dat hij zich al lange tijd bezig
houdt met vormen, die later in gips
worden afgegoten. Zodoende is hij
sinds korte tijd bezig met hout. De
eerste van deze reliefs hebben in
Eindhoven gehangen tijdens de laat
ste Brabantse Biënnale. De zorgvuldig
met verf bespoten reliëfs vonden veel
waardering.
„Het is me in de eerste paats begon
nen om de strijd met het materiaal."
zegt hij. ..Hout is geen verf; het is
stug, zelf onbuigbaar, je kunt er niet
alle kanten mee uit. je moet ermee
vechten Toch zie ik ook deze reliëfs
zuiver picturaal. Ik blijf met schilde
ren bezig, altijd."
Desondanks maken deze reliëfs, be
halve een picturale, ook en zeer in
het bijzonder een monumentale in
druk. Men kan zich deze enorme met
de verfspuit bewerkte houtvlakken
voorstellen in grote ruimten. Men ziet
een enkel van deze reliëfs duidelijk
naar het glasraam tenderen. Deze re
liëfs bewijzen, dat Leijendeckers artis
tiek nog allerlei kanten uit kan; hij
behoeft niet bang te zijn tot de arri
visten gerekend te zullen worden.
Leijendeckers groeit nog steeds: wat
hij bereikt heeft, is zeker geen eind
punt, de nieuwe mogelijkheden sche
meren reeds.
J. M