iste
Keulens domrots geeft geheimen
prijs
kers
MINDER
VERLOOP
BIJ HET
BRABANTS
ORKEST
Belgische expressionisten in
Brugge's Groeningemuseum
uder*
3143
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
STUDIES VAN Dr. KAREL DE CLERCK
fe*4 M
15, 'i avonds
bordstraat 1,
Hens, Kerse
ier de Kerk,
ornplantsoen
>ordstraat 5,
ing Perso-
ïgslampen
e technische
van rappor-
Middelburg
estrictie van
een te halen,
Personeels-
iddelburg.
idsvoorwaarden
13
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 27 JUNI 1964
13
kunstbezit
van
West-Vlaanderen
Bij de foto's: Permeke, wellicht de belangrijkste
onder de Vlaamse expressionisten, woonde de laat
ste twintig jaar van zijn leven in een voor die tijd
uitermate modern huis in Jabbeke bij Brugge.
De foto hieronder toont een hoek van de werk
plaats, waarin een doek staat, waaraan de schilder
kort voor zijn dood was begonnen.
De tweede foto geeft een andere hoek van dit
atelier.
(Bijzondere medewerking)
|n het Groeningemuseum voor Schone Kunsten te Brugge werd onlangs
een tentoonstelling geopend over het „Eigen Kunstbezit van de Provin
cie West-Vlaanderen". Deze tentoonstelling zal tot in het najaar 1964 te
bezichtigen zijn. In dit museum, dat uitstekend verlichte en verluchte
zalen omvat met meesterwerken van de grootste Vlaamse primitieven, is
plaats ingeruimd aan schilderijen, die eigendom geworden zijn van de
provincie West-Vlaanderen.
Aldus wordt de moderne Vlaamse schilderkunst om zo te zeggen gecon
fronteerd met meesters als Jan van Eyck, Hugo van der Gees, Hans Mem-
ling, Rogier van der Weyden, Gerard David, Pieter Breugel en Jeroen
Bosch.
wm&mÊ
-V,
&i&3iSÈvïvsz
„Indien een schrijver van belang ge-
acht wordt, is alles hem betreffen
de van belang, ook (en wellicht
juist) het schijnbaar onbelangrijke".
Deze uitspraak van Jan Greshoff,
die we geheel onderschrijven,
heeft dr. Karei de Clerck als motto
genomen voor zijn boek „Uit het
leven van P. C. Boutens". Hij had
geen beter kunnen kiezen, want
zijn studies wemelen van schijn
baar onbelangrijke gegevens, die
voor het begrijpen van Boutens'
poëzie van onschatbare betekenis
kunnen zijn.
Geen biografie
ZOALS DE titel al aangeeft, heeft
dr. De Clerck geen volledige bio
grafie willen schrijven Hij deed slechts
enkele grepen uit het leven van de
dichter. Wellicht kan hij later, als hij
inzage heeft bekomen van materiaal,
dat hem voorlopig onthouden werd,
tot een complete levensbeschrijving
komen. Wat zijn naspeuringen tot nu
toe hebben opgeleverd is al niet ge
ring. Zijn publikaties, o.a. in het
maandblad De Gids, leverden nier-
van het bewijs. Deze artikelen vin
den wij in het onderhavige ,,Kariun"
van de uitgeverij Polak en Van Gen
nep te Amsterdam terug. Het etns,-
hoofdstuk ovei de Middelburgse tijd
en het derde over de periode te Voor
schoten bevatten voor de Gids-iezers
weinig of geen nieuws.
Hiertussen liggen nog de Utrechtse
universiteitsjaren (1890-1904) waaro
ver veel minder bekend is. Interes
sant is het te vernemen welkt profes
soren vooral voor Boutens van bete
kenis zijn geweest en welke rol domi
nee L. Heldring uit Middelburg m zijn
leven en met name in zij^ financiële
moeilijkheden gespeeld heeft.
In Den Haag
TN EEN vierde hoofdstuk, dat niet
- u Tinder dan 90 bladzijden beslaat,
schetst dr De Clerck Boutens' vrij
Kunstenaarsleven in Den Haag Dil
omvat de jaren 1904 tot 1943 Ook
hierin treffen we tal van interessan
te bijzonderheden aan Ovei de ero
tiek in Boutens' leven 'houd de schrij-
uin,^et va&e. Hij spreekt over
een driehoeksverhouding, maar 1 ia; de
lezer in het onzekere over de derde
figuur naast Boutens en Cornells van
Duyvenbode die bijna 35 jaar elkan
ders leven deelden Tussen de regels
door wordt wel het een en andei ge
ïnsinueerd, maar een duidemk boe'd
van de kennelijk homo-erotische ver
houdingen krijgt men niet Beter uit
de verf komt de beschrijving van Bou
tens omgang met enkele tijdgenoten
zoals Arij Prins en Dirk Coster Deze
laatste is in 1954 de schrijver tol gids
geweest bij de allereerste verkennin
gen voor zijn Boutens-studie
Uit enkele brieffragmenten blijkt
voorts, dat Boutens onze onderburen
geen warm hart toedroeg. Als in 1914
de Duitsers Antwerpen bezet hebben
en vele burgers en militairen naar
Nederland vluchten, schrijf: Boutens:
„Er zijn natuurlijk duizenden van
het Belgische schorremorriedie het
hier zoo goed hebben als ze 't nooit
in hun leven hebben gekend
Schilderkunst
BOEIENDE bladzijden wijdt dr. De
Clerck aan Boutens de schilder
kunst. Jan Toorop behoorde to zijn
beste vrienden en Miek Janssen legde
hem haar verzen ter oeouvdeling voor.
Ook de werken van de symbolist Wil
lem van Konijnenburg Konden hem be
koren.
Merkwaardig is, dat van alle Tach
tigers alleen Lodewijk van Deyssel
zijn sympathie had Met Willem Kioos,
die toch ook in Den Haag woonde, wa
ren de contacten zeer schaars
Een aparte paragraaf wijdt de schrij
ver aan Boutens' laats" -• levensjaren:
een periode van kluizenaarschap, van
toenemende grimmigheid ..van
prijzen en verwerping. De lijkrede, cue
Dirk Coster op 18 maart 1943 door
oorlogsomstandigheden me: heeft kun
nen uitspreken, vindt men hier afge
drukt
In een slotbeschouwing behc.it dr. ue
Clerck Boutens als kind van de roman
tiek. Het is jammer, dat hij de wer
ken van de dichter weinig ot niet m
zijn studie betrokken heeft. Uit alles
blijkt zijn sympathie voo. de persoon,
maar hoe hij over diens poëzie oor
deelt, komen we niet te weten. Wat
niet is, kan komen. We zijn er zeker
van dat dr. De Clerck met dit boek
zijn laatste woord over Boutens nog
niet geschreven heeft Wat niet weg
neemt, dat we voor zijn monografie
en zijn bloemlezing en deze trits van
studies al zeer dankbaar zijn.
WILLEM, v. d. VET .DEN
"W/at in deze expositie van de provincie
West-Vlaanderen vooral opvalt, is
het groot aantal werken van Belgische
expressionisten. Dit is trouwens niet
te verwonderen daar heel waf schilders
met naam uit de meest recente kunst
geschiedenis uit West-Vlaanderen af
komstig waren of er ten minste enkele
jaren geleefd hebben. Namen als die
van Constant Permeke, Gustaaf de Smet,
James Ensor, Hippolyte Daeye, Frits
Van den Berghe, Edgard Tytgat en
Albert Servaes zijn er om dat te bewij
zen.
Kenmerkend nu voor de schilderijen,
die in Brugge tentoongesteld worden
van deze meestal Westvlaamse of door
West-Vlaanderen geïnspireerde kun
stenaars zijn de grootheid van visie, de
soms volkse wijsheid naast de diepere
bezinning en een vaak tot het uiterste
gedreven eenvoud. Het Belgische ex
pressionisme bezit overigens een eigen- i
heid die minder grootsprakerig is dan
dat van de Mexicaanse stroming, min-/
der krampachtig dan de Duitse mees
ters, impulsiever dan de Franse, min
der beklemmend dan bijvoorbeeld Pi
casso en minder grillig dan Chagall.
Dij het begin van de 20e eeuw treedt
in België een buitengewoon belang
rijke generatie schilders aan. De voor
naamste vaandeldragers van deze be
weging zijn: Constant Permeke (1886-
1952), Frits van den Berghe (1883-1939),
Jean Brusselmans (1884-1952) en Albert
Servaes (1883). Vermant met hen zijn
Floris Jespers (1889) en Leon Spilliaert
(1881-1946). Tenslotte sloten zich be
kende postimpressionisten bij de bewe
ging aan: Gust de Smet (1877-1954),
Edgard Tytgat (1879-1957), Hippolyte
Daeye (1873-1952), Medard Maertens
(1875-1946) en Paul Maas (1890).
Met uitzondering van de Oostendse
autodidact Jeon Spillaert, die overigens
weinig olieverfschilderijen maakte, zijn
alle andere vooraanstaande expressio
nistische kunstenaars te Brugge met ten
minste één volwaardig werk vertegen
woordigd. Het overzicht is trouwens
zeer volledig: de lijn werd zelfs door
getrokken tot de meest moderne, ab
stracte schilders.
FNe meest imponerende figuur uit de
stroming is onweerlegbaar Constant
Permeke. Deze „Reus onder de Vlaam
se schilders" ging in 1909 te Sint-
Martens-Latem bij Gent wonen waar
hij en zijn vrienden de grondleggers
werden van de Latemse School der
Vlaamse expressionisten.
Na een luministisch begin uit hij zich
weldra in kloeke composities waarin,
met de eenvoud van een primitieve na
tuur, de gebondenheid aan de zee, de
aarde en het dagelijks milieu bezongen
wordt in vaak sombere kleuren.
De schilder, die achtereenvolgens te
Oostende, te Chardstock in Engeland
(waar hij zijn opmerkelijk kleurenspet-
terend doek „Oogst in Devonshire", dat
te Brugge te zien is, schildert), In Ant
werpen en opnieuw te Oostende ver
blijft, bouwt in 1929 een voor zijn tijd
uiterst modern huis te Labbeke, nabij
Brugge, waar heden nog een ruim deel
van zijn oeuvre te bezichtigen is.
Dit huis, „De Vier Winden", dat Per
meke zelf ontwierp, werd aangekocht
door de provincie en omgevormd tot
een sierlijk provinciaal museum waar
alles erop gericht is de rijke persoon
lijkheid van de vroegere eigenaar blij
vend in het licht te stellen. Het mu
seum omvat het woonhuis, de ateliers
en een mooie tuin waarin de beeld
houwwerken van de kunstenaar uitste-
kend tot hun recht komen.
Frits van den Berghe, die eveneens
behoorde tot de Latemse groep, evolu
eerde tijdens de eerste wereldoorlog
van het post-impressionisme naar het
expressionisme. In de vier werken die
te Brugge getoond worden, komt het
surrealisme reeds om het hoekje kijken.
Treffend is de uitbeelding van de filo
sofische en sociale schilder, die zelfs
bloemen tot onrustige wezens omtovert
en van wie de doeken baden in een be
klemmende en geheimzinnige sfeer, zeer
vaak te danken aan een dominerende
grauwe kleur. Met „De Idolen'* en „De
zonderlinge Bloementuil" staaft hij de
gangbare mening dat hij de enige in
trospectieve schilder is van zijn ex
pressionistische generatie.
(~)ok Jean Brusselmans begon zijn schil
dersloopbaan onder het teken van
het post-impressionisme .Allengs ech
ter slaagt hij erin zeer sterke compo
sities op te bouwen waarin de scherp
omlijnde tekening een overwegende rol
speelt. Deze Brusselaar beperkt zich
tot de elementaire gegevens van het
landschap. Eenvoud tot het uiterste
schijnt zijn stelregel te zijn. Omstreeks
1924 is de stijl van Brusselmans voor
goed gevormd: met breed opgelegde en
juist berekende toetsen, die passen in
een strenge abstraherende vorm, be
reikt hij een evenwicht tussen het uiter
lijke en het innerlijke der dingen. Met
uiterst geringe middelen gelukt het
hem de sfeer van een seizoen op te roe
pen of in een zeeschilderij de sfeer
van het water weer te geven.
Albert Servaes, de laatste nog leven
de Vlaamse expressionist, is met zijn
baanbrekende bedrijvigheid begonnen
voor de eerste wereldoorlog. Zijn eerste
grote tentoonstelling werd gehouden in
1906. Ook hij vestigt zich in Sint-
Martens-Latem, het kunstenaarsdorpje
aan de Leie. Hij leeft er in alle een
voud en schildert er doeken met reli
gieuze inslag. Na 1918 verwekt hij ïu-
moer met een „Kruisweg" die de ho
gere geestelijkheid irriteert door zijn
wrangheid. Polemieken ontstaan om dit
werk. Zij doen denken aan de geschrif
ten die een kwart eeuw later de Franse
kunstwereld op stelten zullen zetten in
verband met de Christusfiguur van Ger-
maine Richier in de kapel te Assy.
Van hem is te Brugge een „Lijdende
Christus" te zien.
IWfeer expressionist dan bijvoorbeeld
Frits van den Berghe maar ietwat
minder intellectueel is Gust de Smet.
In den beginne belijdt hij het post-
impressionisme met hart en ziel maar
tijdens een verblijf in Nederland komt
hij tot het expressionisme. Wanneer hij
in 1922 naar België terugkeert, is hij
als schilder volledig gevormd. Zijn
kunst wordt gekenmerkt door een vlak
ke compositie die nooit te hard of te
zwaar uitvalt. Algemeen geldt Gust
de Smet als een van de beste koloris-
ten van zijn generatie: hij onderscheidt
zich van zijn vrienden Permeke en
Frits van den Berghe door een spontaan
en i'ijk gebruik van kleur. Hij is te
Brugge vertegenwoordigd met zes schil
derijen.
De in 1957 overleden Brusselaar Ed
gard Tytgat bekeert zich eveneens van
het post-impressionisme naar een meer
expressionistisch getinte opvatting. In
de drie schilderijen die in het Groe
ningemuseum hangen, treedt een char
merend dichter naar voren met een
scherpe zin voor het uitzonderlijke, pit
tige detail wat soms het illustratieve
en vaak naïeve karakter van zijn
oeuvre beklemtoont.
Van 1914 tot 1920 verbleef de Gentse
kunstschilder Hippolyte Daeye in Enge
land. Ook zijn werkwijze is vooreerst
post-impressionistisch. Onder invloed
van het fauvisme glijdt hij stilaan naar
een geraffineerd, getemperd expressio
nisme dat soms sterk aan de doeken
van Modigliani herinnert. Zijn thema's
zijn beperkt. Hippolyte Daeye schildert
vooral jonge meisjes en naaktfiguren.
In zijn tentoongesteld „Zittend naakt"
zoekt de „Gentse dromer" het innerlijke
gebeuren, de sfeer van vervuld-zijn met
eigen gedachten.
De Antwerpenaar Floris Jespers stu
deert aan de academie van zijn geboor
testad. Hij begint te schilderen onder
invloed van het fauvisme en inzonder
heid in de sporen van Rik Wouters. Hij
gaat over naar het expressionisme en
schildert in die stijl tal van mooie glas
ramen. Zijn „Ardensê Boerderij" laat
hem kennen als een zeer kundig vak
man.
TT veneens geïnspireerd door de Franse
fauvisten is het werk van Medard
Maertens van wie hier acht schilde
rijen te bezichtigen zijn. Ofschoon min
der algemeen bekend als zijn Latemse
vrienden, behoort Medard Maertens al
vast tot die schilders, die meer en meer
in de belangstelling van de kenners
komen. Deze Westvlaamse kunstenaar
maakte aanvankelijk deel uit van de
Parijse school der impressionisten maar
„Qereed komen doet de Dom nooit",
zeggen de inwoners van het
„Heilige Keulen" aan de Rijn, als
zij van het symbool van hun stad
spreken. En zij hebben gelijk.
Want hoewel dit in het jaar 1248
begonnen belangrijkste Gothische
kerkelijke bouwwerk van Duitsland
ook na meer dan zes eeuwen in
1880 overeenkomstig de oude
plannen voltooid werd, toch von
den de werkzaamheden tot de hui
dige dag noo.t een werkelijk einde.
Steeds weer moeten er aan de ge
weldige zandstenen muren be
schadigingen hersteld, stenen ver
vangen of figuren bijgeplaatst
worden.
VOORAL NA DE TWEEDE Wereldoor
log waren omvangrijke werkzaamhe
den ter restauratie noodzakelijk. Daar
om staat bijna altijd zeer ut mis
noegen van de duizenden bezoekers
bepaalde delen van het geweldige schip
en de 161 meter hoge torens in de
steigers. Slechts weinigen van de be
wonderaars van de Dom in Keulen
vermoeden echter, dat, onttrokken aan
het oog, binnen en onder de fundamen
ten sedert jaren belangrijke werkzaam,
heden aan de gang zijn.
Zoals bij de meeste middeleeuwse ker
ken van het avondland ligt ook in de
Dom van Keulen de oudste geschiede
nis onder de stenen vloer. Toen men
in 1946 begon, na de verwoestmgen
van de oorlog deze vloer met pneuma
tische hamers open te breken, tenein
de deze na egalisering, opnieuw te leg
gen, zetten de archeologen hun spaden
in de grond op zoek naar voor hen
belangrijke vondsten in de aardlagen
onder de kerk. Tijdens de thans al
achttien jaar durende onderzoekingen,
die echter nog lang niet als beëindigd
worden beschouwd, ontstond een op
gravingsplaats. die als de groo:ste en
in historisch cultuurgeschiedkundig en
bouwtechnisch opzicht als één van de
belangrijkste in Europa kan worden
gezien.
DAT DE HEUVEL, waarop d* Keulse
Dom staat, sinds de tijden van de
Romeinen ononderbroken bebouwd is
geweest, dat deze reeds de oercel van
de Romeinse Colonia Agrippinensis
zijn moest, was de historici ai sedert
lang bekend. Nu hebben de archeolo
gen echter bewezen, dat hier sprake
is van een doorlopende bebouwing. Op
deze heuvel hebben de Romeinen, de
Franken van het Merowingische en
Karolingische tijdperk, de Duitsers van
de middeleeuwen en van de daarop
volgende tijden gebouwd Meerdere
duidelijk te onderscheiden, maar in
en onder elkaar verweven cultuur en
bouwlagen werden blootge'egd Het
bleek, dat de verschillende op elkaar
volgende sacrale bouwwerken niet, zo
als aangenomen werd, precies boven
elkaar lagen. Zo kwam bijvoorbeeld
de Romeinse Mercurius-tempel slechts
in zeer geringe mate overeen met de
plattegrond van de daarboven gebouw
de Merowingische bisschopskerk Bloot
gelegd werden onder andere twee ab-
scissen, meerdere omlopen en 'n cryp
te; tevens kon men voor de eerste
keer een blik werpen in de graven van
de middeleeuwse bisschoppen Zeer op
merkelijk was een ontdekking, gedaan
in het jaar 1959: twee graven uit de
tijd der Franken dat van een
vorstin en van een jongen van vor-
stelijken bloede waarbij de bepaald
kostbare in de graven gevonden voor
werpen een nauwkeurige identificatie
mogelijk maakten.
Door deze opgravingen was men ook
in staat historische kennis, waarvoor
tot nu toe oorkonden in welke vorm
dan ook ontbraken, naar de tijd te
plaatsen. Men kan het bijvoorbeeld be
wezen achten, dat de Romeinse tem
pel in de christelijke en ook nog in
de Frankische tijd heeft voortbestaan
en later door een brand werd ver
woest, In het puin vond men nameliik
een munt met het portret van de zoon
van de christelijke keizer Constantijn,
ontstaan omstreeks het jaar 350 na
Christus, de tijd van de verovering
van de stad door de Franken. Andere
munten die gevonden werden bewijzen,
dat de tempel pas aan het einde van
die eeuw in vlammen opging.
DE LAATSTE tijd werken de archeolo
gen nauw samen met het Keulse
stadsbestuur. Het nieuwe metropro
ject maakt onderzoekingen noodzake
lijk, teneinde gegevens voor de stati
sche berekening te verkrijgen. De ge
steldheid van de bodem om en inder
de Dom moet gecontroleerd en de fun
damenten van het bouwwerk zo nodig
overeenkomstig beveiligd worden want
het is toch zaak, de stabiliteit van het
overeenkomstig beveiligd worden, wan
het is toch zaak, d e stabiliteit van
één van de grootste en kostbaarste
sacrale bouwwerken van Europa te
waarborgen. Daar men bij deze acties
tot nu toe nog niet op de oorspronke
lijke rots gestoten is, zijn in het ka
der van deze werkzaamheden nog be
langrijke archeologische ontdekkingen
te verwachten
Richard Wilm
evolueerde naar het fauvisme. Onder
invloed van de Vlaamse primitieven,
zocht hij naar een grotere verfijning
en werd tenslotte opnieuw een zuiver
toetsend impressionist.
Tenslotte kunnen wij nog wijzen op
een ander zeer onafhankelijk schilder,
die maar zelden zijn werken tentoon
stelt: Paul Maas. Als hoogstaand Brus
sels intellectueel, mengt hij zich weinig
in het artistieke leven en bouwt hij
zich in de eenzaamheid een vrij aanzien
lijk oeuvre op. Bepaalde kenners aar
zelen niet zijn agressieve en bewogen
stijl in verband te brengen met Ko
koscha en Soutine.
Ofschoon de opzet van de tentoon
stelling het eigen schoon met ge
rechtvaardigde trots te tonen be
perkt is, reikt de belangrijkheid van dit
Westvlaamse bezit zover dat zonder
schroom van een internationaal peil kan
gesproken worden. De kunstenaar be
hoeft niet te aarzelen een reisje te on
dernemen om de Brugse schatten te
gaan bewonderen.
J)E KWALITEIT van een orkest is
ten nauwste verbonden met de
continuïteit die in de orkestbe
zetting te bespeuren is. Het is de
grote schrik van iedere dirigent
te moeten ontdekken dat bij het
wisselen van de seizoenen veel
gezichten uit de vaste groep ver
dwijnen, en vervangen worden
door nieuwe.
TTET BRABANTS ORKEST beleeft al
enige jaren een bijzonder gelukkige
ontwikkeling ten aanzien van de conti-
nuiteit binnen 't orkest. Statistisch valt
aan te tonen, dat het aantal jaarlijkse
mutaties geregeld afneemt, en het feit
dat dit seizoen slechts één orkestlid
van betrekking verandert, brengt die
constante daling van het aantal muta
ties bijna tot het nulpunt. Een nulpunt
dat de muzikale kwaliteit van het or
kest tenvolle ten goede komt. Trou
wens: de objectief te constateren toe
nemende bewondering voor het orkest
in de laatste jaren bewijstoverduidelijk
hoezeer een orkest gebaat is met con-
tinuiteit.
T7ERLOOP van orkestmusici is natuur-
lijk een zaak, die nooit geheel ver
dwijnen zal. Dat zou trouwens ook weer
niet goed zijn, omdat nieuw en jong
bloed voor ieder ensemble ook een zaak
kan zijn, die verstarring voorkomt. Het
beleid van Het Brabants Orkest is dan
ook sinds jaren zó geweest, dat ge
tracht werd van de (verloop)-nood
(voorzover dan van ,,nood" gesproken
kan worden) een deugd te maken, door
bij het aannemen van musici voor va-
kant geraakte posten steeds te trachten
diegenen te engageren, die van een be
ter muzikaal gehalte zijn dan de ver
trokkene. Die „politiek" heeft zeker
bijgedragen tot een constante kwali
teitsverbetering van het orkest. Ander
zijds moet daar dan direct bij verteld
worden, dat ook degenen die het orkest
verlieten over het algemeen plaatsvon
den bij gelijkwaardige of hoger geklas
seerde orkesten, zodat zij dus steeds
promotie maakten.
"T\AT DE LUST van de musici om te
vertrekken zo goed als verdwenen
schijnt te zijn vormt intussen een ga
rantie voor het komende seizoen. Dit
ensemble kent zijn dirigent, en deze
dirigent kent zijn ensemble. Dat is een
bijzonder grote winst. Maar daarnaast
zegt de ontwikkeling ook iets van de
gewone, intermenselijke verhouding
tussen de orkestleden.
De toehoorder in de concertzaal heeft
er belang bij, dat orkestleden onder
ling en orkestleden en dirigent het blijk
baar goed met elkaar kunnen vinden..
(Uit „Opmaat", huisorgaan van het
Brabants Orkest).