MARKVERBETERING
IS IN VOLLE GANG
Het unicum „KOORDE DEUR"
Béjart kreeg gelijk met
zijn „rumoerige Witwe"
Door:
A.H.
P1SCAER
Er komt stroming
in het open riool
SOCIETY-GEBABBEL EN KANONGEBULDER
Rechter ging
zelf kijken
DAGBLAD DE STEM VAN
JUNI 1964
De bouw
Hoe werkt zo'n deur?
Niet sterk maar slim
Waarom een nieuwe sluis
KOORDE DEUR
De keerzijde
Gevolgen
De werken
Aansluitende werken
Het resultaat
Lang beraad
SECTOR DEUR
WAAIER DEUR
BOVENAANZICHT
SLUISKOLK
STROOMRICHTING
DAAR waar de rivier de Dintel uitmondl in het Volkerak,
wordt thans een nieuwe schutsluis gebouwd. De sluis zal
aangepast zijn aan de eisen die de tegenwoordige scheep
vaart stelt. De sluis krijgt een schutkolklengte van 110 me
ter en een -breedte van 12 meter. Een schip van 1350 ton, het
type schip voor de Westeuropese binnenwateren, met een lengte
van 80 meter en een breedte van 9,50 meter kan in deze kolk
gemakkelijk geschut worden. Meerdere industrieën in het achter
liggende gebied zien er al met belangstelling naar uit dat der
gelijke schepen voor hun wal kunnen komen. De suikerfabriek
„Dinteloord" kan zo op meer economische wijze haar grondstof,
suikerbieten, uit Limburg en dergelijke ver afgelegen gebieden
ontvangen.
Meerdere betonfabrieken houden met
hun planning en nieuwbouw al rekening
met deze betere aanvoergelegenheid.
Ook de langs de Mark gelegen graan-
en kunstmestopslagplaatsen verlangen
naar de komst van deze grote schepen.
Een langs de Mark gelegen bedrijf
heeft zes van deze schepen in aanbouw.
De sluis heeft trouwens nog grotere
mogelijkheden. Een schip van 2000 ton
met een lengte van 95 meter en een
breedte van 11.50 meter kan zonder
enig bezwaar van deze sluis gebruik
maken. De drempeldiepte van de sluis
wordt 5 meter beneden NAP. Deze
grote drempeldiepte is gekozen om ook
toegang tot het gebied van de Mark
en Dintel te geven. De grotere kust
vaarders zullen tot Stampersgat, dat
ongeveer 6 km stroomopwaarts is ge
legen, kunnen komen. Het nieuwe in
dustrieterrein van de gemeente Fijnaart
en de in Stampersgat gelegen bedrij
ven kunnen dan rechtstreeks hun goe
deren ontvangen van en verzenden naar
overzeese havens, zonder eerst in een
zeehaven hun goederen te doen over
slaan.
In het begin van dit jaar werd met
de bouw van de sluis begonnen. In 1967
moet de sluis in bedrijf zijn. Thans is
het werk zo ver gevorderd dat de
bouwput, die geheel in het water ligt,
is gevormd. Met het droogmaken van
de put wordt begonnen.
Op een diepte van 6.10 meter beneden
NAP zal de sluisvloer worden aange
bracht. Deze vloer van gewapend be
ton krijgt een dikte van 1.10 meter. De
schutkolkwanden komen met de boven
kant op 2 meter boven NAP te liggen,
zodat de sluiskolk een totale diepte
krijgt van 7 meter. De totale lengte
van de sluis zal 133 meter bedragen.
Het binnenhoofd krijgt eveneens een
hoogte van 2 meter boven NAP. In
dit binnenhoofd komt een stel koorde-
deuren. Het buitenhoofd, dat de functie
van hoogwaterkering vervult, komt op
5.50 meter beneden NAP. In dat bui
tenhoofd wordt een stel houten vloed
deuren aangebracht, alsmede een stel
koorde-deuren. Deze koorde-deuren ke
ren niet tot de volle stormvloedhoogte.
Met het oog hierop worden op de koor
de-deuren nog twee minder hoge deuren
aangebracht.
Onder het buitenhoofd komt een sta
len damwand. die tot op een diepte
van 12 meter beneden NAP de bodem
ingaat. Tezamen met de daaraan aan
sluitende, te heien vleugel-damwand
waakt deze damwand tegen achter- en
onderloopsheid van de sluis. Zowel
voor als achter de sluis komen stort-
tebedden om uitscheuring van de bodem
door de sterke spuistromen tegen te
gaan.
Aan beide zijden van de sluis zullen
remmingwerken worden geplaatst. Op
het buitenhoofd wordt een sluiskantoor
voor de bediening gebouwd. Aan de
sluis wordt 8170 kub. m. beton ver
werkt met 895.000 kg wapeningsstaal.
Een koordedeur weegt ongeveer 20 ton.
Een bovendraaipunt van deze deur on
geveer 12 ton, en een onderdraaipunt
eveneens circa 12 ton.
Afgezien van de hierboven beschreven
functie van de scheepvaartsluis, is de
eerste en voornaamste taak van de sluis
het overtollige water uit het stroomge
bied van de Mark en Dintel te spuien
op het Volkerak en later op het Zeeuw
se Meer. Daarom dient de sluis zo te
worden ingericht dat de sluisstroom te
allen tijde kan worden onderbroken.
Normaal wordt een schutsluis uit
gerust met puntdeuren of hefdeuren.
Deze sluis krijgt een stel puntdeuren
als extra hoogwaterkering, en wordt
verder voorzien van twee stel koorde-
De maquette van de nieuwe sluis
deuren, om eb en vloed te keren en
om te allen tijde de spuistroom naar
believen te kunnen onderbreken.
In Nederland is nog geen enkele
schutsluis met koordedeuren uitge
rust. Wel is enkele jaren geleden een
keersluis bü Zierikzee gebouwd, die
van deze deuren is voorzien, maar
uit de aard der zaak worden die
deuren daar in verhouding tot die van
een schutsluis slechts weinig gebruikt.
In het buitenland kent men ze wel.
Ongeveer dertig jaar geleden werd de
grote sluis van Sodertalje in Zweden
van koordedeuren voorzien. Ze zijn ook
gebruikt in Japan. Verscheidene mo
derne toepassingen van dit deurtype
zijn te zien bij de sluizen in de nieuwe
Noord-Franse kanalen: de Ecluse de
Flandres bij St. Omer, de Ecluse de
Don (circa 15 km van Rijssel), de
keersluis te Dieppe en die te St. Malo.
Ook in de St. Laurens Seaway in Ca
nada zijn koordedeuren toegepast.
Deze deuren hebben een nog enigszins
andere vorm, en heten naar die vorm
dan ook feitelijk sectordeuren. Het is
van belang dit te weten, want anders
is de naam koordedeur uit de bouw
niet af te leiden. In de hierbij geplaatste
schetsen staan in bovenaanzicht een
sector- en een koordedeur aangegeven.
Het principe is het zelfde. De sector
deur ontleend zijn naam aan de cir
kelvormige schijf die de feitelijke wa
terkering vormt. Bij de koordedeur is
van een cirkelsector niets overgebleven
dan de koorde, de wiskundige benaming
voor de verbindingslijn tussen twee pun
ten van een cirkelomtrek.
Bij een sectordeur is een gedeelte
van een verticale cylindermantel af
gehangen aan een open vakwerk. Het
geheel draait om de as van de ci
linder. Hoe groot ook het waterver-
schil is en hoe snel ook de stroming,
de krachten van de deur staan steeds
loodrecht op de cilinderwand en zijn
dus gericht op de draaiingsas. De deur
is met geringe kracht te bewegen.
Het principe is dus vrij eenvoudig.
Constructief zijn er evenwel enige pro
blemen. De waterdruk, die bij punt
deuren, roldeuren, hefdeuren, waaier
deuren enz. door de deur rechtstreeks
op het sluislichaam wordt overgedra
gen, komt bij sectordeuren via de
draaipuntconstructies op het sluisli
chaam. De draaipunten moeten dan ook
bijzonder zwaar worden uitgevoerd. De
zijdelings afdichting van 'deze deuren
geeft geen moeilijkheden, maar de on
der-afdichting vormt een probleem,
vooral tengevolge van de cirkelvorm.
Door de cirkelvorm te verlaten en
alleen de koorde te gebruiken, werd
dit probleem zeer vereenvoudigd. Uit
proeven in het Waterloopkundig Labo
ratorium is gebleken dat bij de koor
dedeur ook de resultaten van de water
drukken praktisch door de draaipunten
blijft lopen, ook in stromend water.
Deze krachten op het draaipunt be
reiken nog een grootte van 20 tot 40
ton.
De kelders waarin de deuren draaien
vormen goede woelkamers waarin
de waterstroming zodanig geleid wordt
dat de in de schutkolk liggende sche
pen praktisch geen hinder ondervinden
van het ledigen of vullen van de schut
kolk. De troskrachten worden zo niet al
te groot.
Het probleem van de onderafdich
ting van de deuren is in Zierikzee,
evenals in Frankryk, opgelost door
toepassing van een luchtband. Onder
de hele onderregel werd een binnen-
en buitenbandstrook aan gebracht.
Wordt deze opgepompt, dan sluit de
band de spleet tussen de deur en
sluisvloer af. Laat men de ^and leeg
lopen, dan kan het water onder de
deur doorstromen en kan deze be
wogen worden. Men zou op een ge
geven ogenblik een sluisdeur met een
lekke band kunnen hebben, maar
„even opkrikken" is er dan niet bü
Bij de sluis te Dintelsas is voor deze
onderafdichting een andere constructie
gekozen. Hier wordt de hele onder
dorpel uitgevoerd als een cilinder met
een zuiger, met dien verstande dat de
cilinder een rechthoekige vorm heeft
en de zuiger eveneens. Om de onder
afdichting tot stand te brengen wordt
de zuiger hydraulisch „uit de cilinder"
gedrukt en vormt aldus de rfsluiting
tussen onderkant van de deur en bo
dem.
Hoe deed men dit vroeger? Men was
niet sterk, maar wel slim. Het pro
bleem om sluisdeuren tegen de stroom
in te sluiten bestond natuurlijk ook.
Onze voorvaderen hebben dit in de ze
ventiende eeuw vernuftig opgelost. Mo
toren om de deuren te bewegen, had
den zij niet. Op slimme wijze benutte
men de kracht van het water. Aan de
bestaande scheepvaartsluizen te Din
telsas en Roode Vaart ziet men
heden ten dage nog hoe men dit met
waaierdeuren heeft opgelost.
Zo'n waaierdeur is feitelijk een com
binatie van twee deuren, die in een
kelder draaien. De enen deur is langer
dan de andere. De ene deur heeft dus
ook een groter oppervlak dan de ande
re. Om nu de deur tegen waterdruk
in te bewegen, liet men door een riool
het binnen- of buitenwater al naar
gelang de hoogste stand tegen de
deur met de grootste oppervlakte du
wen. De druk op dit deel was dus gro
ter dan op kleinere deurgedeelten, en
de deur werd tegen de stroom in dicht
gedrukt. Moest de deur tegen de stroom
in geopend worden dan werd dit kunstje
juist andersom uitgevoerd.
Zoals boven al opgemerkt, is de
eerste en voornaamste taak van de
sluis te Dintelsas, het overtollige wa
ter van het stroomgebied van de Mark
en Dintel af te voeren. Hiervoor zijn
reeds twee sluizen te Dintelsas aan
wezig, Deze sluizen zijn elk 8 meter
breed. De totale spui-opening bedraagt
dus 16 meter. De nieuwe sluis wordt
12 meter breed, zodat men straks be
schikt over een spui-opening van 28
meter.
De bestaande sluizen zijn gebouwd
in 1828. Zij voorzagen toen voldoende
in de behoefte, zowel voor de ontwa
tering als voor de scheepvaart. Het is
wel aardig om bij de scheepvaart even
stil te staan.
Indertijd waren de sluizen, en
speciaal de scheepvaartsluis, modern
te noemen. De schutkolk van deze sluis
was 25 tot 26 meter lang, geschikt voor
scheepjes van 80 tot 120 ton. het bin-
nenvaarttype van die tijd. Enige jaren
geleden is de schutkolk verlengd tot
60 meter, zodat nu schepen tot onge
veer 600 ton geschut kunnen worden.
Lange tijd heeft men zich beholpen
door alleen bij gelijk water, als alle
deuren openstonden, de grotere schepen
door te laten. Twee tot drie keer per
dag werd hiertoe gelegenheid geboden.
Om terug te komen op de taak van
spuisluis zij allereerst vastgesteld dat
sinds 1828 de waterafvoer op belang
rijke wijze versneld is. Door de rivier
wordt het water afgevoerd van een ge
bied van 110.000 ha. De bronnen liggen
nog tot voorbij het kanaal Antwerpen-
Turnhout.
Een van de eerste voorwaarden om
gronden in cultuur te brengen is de
ontwatering te verbeteren. Hoe beter
ontwatering, hoe sneller afvoer. Dit
proces is sinds het begin van deze eeuw
sneller gegaan. Grote gebieden werden
in cultuur gebracht.
Bovendien breiden de dorpen en
steden zich snel uit. Dat wil zeggen
dat 't verharde oppervlak steeds gro
ter wordt. Al het water dat hierop
valt, wordt onmiddelijk naar heken
en rivieren afgevoerd, en niet meer
door de grond vastgehouden. Telt
men daar het almaar toenemend op
pervlak van de kassen bij, dan heeft
men te maken met een niet meer
te verwaarlozen factor.
Vroeger trad de rivier elke winter
buiten zijn oevers. De omgeving van
Breda was inundatiegebied, evenals
de Haagse Beemden. Wat eens berg-
boezemgebied was in Breda, is thans
een nieuv/e stadswijk. De naam Boei-
meer is de enige herinnering aan die
toestand.
Een klein rekensommetje leert hoe
veel water in de winter, als de grond
geen water opneemt, moet worden af
gevoerd. Een milimeter regenval een
dag motregenen levert een hoeveel
heid water van 0,001 meter maal
1.100.000.000 vierkante meter is
1.100.000 kubieke meter water. Zegge:
een-eentiende miljoen kubieke meter.
Velen herinneren zich nog wel de neer
slag in 1960 en 1961. Toen viel er
in korte tijd op 4 en 5 december
bijvoorbeeld 58 mm regen. Dat wil
zeggen dat toen 58 keer 1,1 miljoen
kubieke meter water moest worden af
gevoerd. Dat is 63,8 miljoen kuub. Dat
konden de bestaande sluizen niet ver
werken, evenmin als de rivierbedding.
Men zat met een grote wateroverlast
niet alleen hier overigens, maar in
heel Nederland en ook in Noord-Frank
rijk.
Om de waterafvoer te verbeteren zijn
jaren lang allerlei plannen naar voren
gebracht. Het plan van de Provinciale
Staten van Noord-Brabant van 1936 gaf
pas de stoot om het probleem ernstig
aan te pakken. Direct na de oorlog
werd met de rivierverbetering begon-
boven NAP, en de eb loopt normaal
af tot ongeveer 1 meter beneden NAP.
In 1968 wordt het Volkerak van het
Hollandsch Diep afgesloten. Ten zuiden
van de afsluitdam treedt dan een ver
hoogde normale vloedstand op. Deze
wordt ongeveer 2 meter boven NAP.
De normale ebstand wordt circa 2 me
ter beneden NAP.
In 1978 na de afsluiting van de Oos-
terschelde, veranderen de waterstanden
andermaal. In de winter zal men
trachten een peil te handhaven van on
geveer 0,25 meter beneden NAP. terwijl
men 's-zomers een peil van 0,50 meter
boven NAP zal proberen te bewerk
stelligen.
Deze veranderingen van de buiten
waterstanden hebben invloed op de bin
nenwaterstanden. Hieronder zullen wij
trachten die invloed aan te geven. We
kiezen twee vergelijkingspunten: de
waterstand bij Breda en die bij Din
telsas.
Bij Breda is het hoogst toelaatbare
peil, het zogenaamde noodpeil, 1,70 me
ter boven NAP. Bij Dintelsas is dat
1,20 meter boven NAP. Gaan we ervan
uit dat de hele rivier verbeterd is, en
de Haagse Beemden, behoudens de
daartoe bestemde bergboezen, niet
meer onder water lopen, dan wordt het
noodpeil bij Breda eens in de tachtig
jaar, en dat bij Dintelsas eens in de
28 jaar bereikt. Is bovendien de
nieuwe sluis gereed, dan worden de
noodpeilen respectievelijk eens inde 110
jaar en eens in de 55 jaar bereikt.
Zijn bovendien de gebieden boven Bre
da beter ontwaterd, dan nemen de kan
sen weer toe, respectievelijk eens in de
36 jaar en eens in de 17 jaar. Wordt
ook het water van de Roosendaalse
Vliet via de aan te leggen Mark-Vliet-
verbinding op de Mark gebracht, dan
stijgen de kansen tot respectievelijk
eens in de 31 jaar en eens in de 15 jaar.
Treedt door afsluiting van het Hol
landsch Diep in 1968 een versterkt
getij op, dan worden de kansen
van overschrijding der noodpeilen:
eens in de 29 jaar bij Breda, en eens in
de 10 jaar bij Dintelsas. Pas na het
tot stand komen van het Zeeuwse Meer,
worden de kansen uiterst gering. Voor
Dintelsas is de kans dan kleiner dan
eens in de duizend jaar.
Men kan ook uitgaan van een hin
derlijk peil, bijvoorbeeld een 0,80 meter
stand. Over de frequentie waarmee
dit peil zal voorkomen, worden bin
nenkort nadere gegevens bekend. Voor
Dintelsas blijft die kans echter gering.
I HORIZONTALE DOORSNEDE
HEEMRAADSCHAP VAN DE MARK EN DINTEL
wikkeling van het net van landwegen
gelijke tred zal houden met de verbe
teringen in het waterwegenstelsel.
De verbeterde ontwatering zal de
tuin-, landbouw- en weidebedrijven be
vrijden van wateroverlast en de daar
door optredende schade. De opbrengst
per ha zal toenemen. Omdat de ver
beterde rivier grotere schepen toelaat,
kunnen de grondstoffen voor de indu
strie goedkoper worden aangevoerd.
Verschillende bedrijven overwegen
zich juist om deze redenen in West-
Brabant 'n vestiging te stichten. Voegt
men hierbij de verbetering van de Roo
de Vaart, waarvoor de plannen ge
reed zijn, dan mag verwacht worden
dat West-Brabant mede tengevolge van
de Markverbeteringenwerken een
zeer gunstig klimaat krijgt voor ont
wikkeling en welvaartsvergroting.
Na voltooiing van de beschreven wa
terbouwkundige werken is voor dit
gebied gedaan, wat gedaan kon worden.
In verband met de Deltawerken zullen
misschien enkele aanpassingen nodig
zijn. Het is wel te hopen dat de ont-
De toenemende industrialisatie
houdt gevaren in, gevaren vooral van
water- en luchtverontreiniging. De wa
terverontreiniging is thans al zo ern
stig, dat de Mark in de zomermaanden
meer van een open riool wegheeft
dan van een frisse, heldere stroom,
die hij zou moeten zijn.
Gelukkig is de stad Breda reeds
ver gevorderd met de uitvoering van
het plan om al het rioolwater naar
het Hollandsch Diep te brengen via
een persleiding. In 1967 is dit werk
voltooid en zal de verontreiniging van
de Mark minder ernstig worden.
Een ministeriële commissie is al ver
gevorderd met een studie van de
vuilwater-afvoer van heel West-Bra
bant. Het is te hopen dat deze studie
binnen niet al te lange tüd gevolgd
zal worden door daden.
Ook tegen luchtverontreiniging dient
vanaf het begin gewaakt te worden.
De verbetering van het industriële kli
maat mag niet ten koste gaan van
het woonklimaat. Integendeel, het laat
ste zou er op vooruit moeten gaan.
Tussen industrieterrein en stedelijke
bebouwing dient een ruime mogelijk
heid tot recreatie te zijn.
Recreatie op een schone rivier, in de
wijde polders, in de bossen en langs
en op het buitenwater. Dan blijft West-
Brabant een goed land om te wonen.
Op deze plaats wordt de nieuwe
sluis gebouwd.
nen. Door allerlei omstandigheden is
niet aan de monding, maar bij Breda
een aanvang gemaakt.
Thans is de rivier verbeterd van
Breda tot aan Zwartenberg, 't Gedeelte
van Zwartenberg tot aan de spoorbrug
bij Zevenbergen is in uitvoering. Van
de spoorbrug tot aan Dintelsas wordt
de verbetering voorbereid. Het sluit
stuk is de nieuwe sluis.
In 1967 is de sluis gereed. In 1968
is hopelijk de hele rivier verbeterd.
Ongeveer 32 miljoen gulden zal dan
ten koste zijn gelegd aan een betere
ontwatering van het gebied van Breda
af.
De rivier had oorspronkelijk een bo
venbreedte die varieerde van 28 tot 40
meter. Er waren tal van bochten, on
diepten, afgeslagen oevers enz. De
diepte van de stroom varieerde van
2,60 meter tot 3 meter.
Van Breda tot aan Nieuwveer werd
de bodembreedte op 21 meter gebracht
de bovenbreedte op 40 meter en vier
bochten werden afgesneden. De diepte
bij Breda werd 3 meter en bij Nieuw
veer 3,20 meter.
Van Nieuwveer tot Stampersgat
loopt de bodembreedte geleidelijk op
tot 32 meter. De bovenbreedte neemt
toe tot ongeveer 52 meter. De diepte
bij Standdaarbuiten bedraagt 3,70 me
ter.
Van Standdaarbuiten tot aan Dintelsas
is een ertra verdieping nodig. Bij de
monding zal de rivier een diepte van
5,5 meter beneden NAP hebben, terwijl
de bodembreedte daar 40 en de bo
venbreedte 60 meter wordt. Van Nieuw
veer tot Dintelsas worden nog tal van
bochten afgesneden. Gelijktijdig wor
den beide oevers van stevige bescher
mingen voorzien. Aan beide zijden
moet binnen enkele jaren een 4 meter
brede rietberm aanwezig zij, om de
golfslag, die veroorzaakt wordt door
storm en scheepvaart, te breken.
Bij de afsnijding van bochten de
nieuwe bedding ligt op sommige plaat
sen honderden meters van de oude ver
wijderd moet in verband met de
waterafvoer en scheepvaart het oude
gedeelte open blijven, tot men gebruik
kan maken van het nieuwe gedeelte.
Pas dan kan de oude rivier worden
gedempt.
Daar de nieuwe rivier een groter
profiel krijgt dan de oude rivier, komt
er veel zand vrij. Dit zand wordt
zoveel mogelijk nuttig gebruikt. Zo
konden de opritten van de Charles
Stulemeijerbrug te Breda van dit
zand gemaakt worden, evenals het
bouwterrein van Terheijden in de Mo
lenpolder, 't industrieterrein aan de
Roode Vaart bij Zevenbergen en de
opritten van een nog te bouwen brug
over de Mark bij Zevenbergen.
Ook de gebieden boven Breda, de
Boven-Mark en de Aa of Weerijs, als
mede de gebieden in België, streven
naar een steeds betere waterafvoer,
en zullen straks het water dus sneller
in Breda op de hoofdrivier de Mark
brengen. De plannen liggen klaar en
zij zullen geleidelijk uitgevoerd wor
den. Zij kunnen pas voltooid worden,
als de Markwerken gereed zullen zijn.
Eerst dan kan het overtollige water
verwerkt worden.
Het resultaat van de verbeteringen
zal geleidelijk aan merkbaar worden.
Het wordt beinvloed door omstandig
heden van buiten, namelijk de uitvoe
ring van de Deltawerken.
Thans bereikt de vloed te Dintelsas
al een hoogte van ongeveer 1,40 meter
(Eigen buitenlandse dienst'
De bibliografie over het „Vrolijke
Weeuwtje" is een document rijker
geworden. Dit document werd in
eerste (en meteen definitieve) le
zing aangehoord in een streng lo
kaal van het immense Brusselse
justitiepaleis, waar rechter Grose
mans de overtuiging uitsprak dat
het „Vrolijke Weeuwtje", geeste
lijk kind van Franz Léhar, de Fiers
2n Cavaillet, geen geweld was aan
gedaan door de wijze waarop deze
operette door Maurice Béjart ge
bracht werd. Bijgevolg achtte hij
de eisen van de klagende partijen
ongegrond en veroordeelde hij hen
tot de kosten van het geding.
Hiermee is dan in de gerechtszaal
definitief het doek gevallen als we
die beeldspraak mogen gebruiken
over het vrolijke dametje. Men herin
nert zich de herrie die in de Belgi
sche hoofdstad ontstond, toen daar ein
de 1963 de dynamische operette „Die
lustige Witwe" van Léhar werd opge
voerd onder regie van de jonge Franse
choreograaf Maurice Béjart. Het selec
te publiek van „le tout Bruxelles" dat
de gala-première met zijn tegenwoor
digheid vereerde, zag en hoorde het
weeuwtje evolueren in een rauw decor
van suggestieve filmprojecties, pancar-
tes en macabere figuranten. Terwijl in
vele landen kinderen van ontbering stier
ven, balanceerden de diplomaten vrolijk
in amoureuze avonturen. De walsen
trokken kleurrijke arabesken over de
zwart-wit-projecties en de fraaie zang
van het lustige weeuwtje verscherpte
nog de tegenstelling, toen de eerste lij
ken tuimelden en het puin van de eer
ste wereldoorlog walmend neersloeg.
Want als Danilo en zijn liefje elkaar
eindelijk vonden, hoorde men onver
hoeds langs elektronische geluidsbron
nen kogels fluiten, kanonnen bulderen
en geweren knetterden. Soldaten stroom
den over het podium, wierpen zich
aan de rand van de orkestbak en richt
ten hun geweren naar de zaal. Dan
knalden zij tegen elkaar op. Over de
lijken stapten de weduwe in wit bont
en Danilo in rok, terwijl zij hun lief
desduet zongen.
Het deftige Brusselse gala-publiek, dat
die onthutsende evolutie met toenemen
de verwarring en stijgend ongenoegen
had gadegeslagen, verloor toen zijn
zelfbeheersing. Er ging gehuil op in de
„Monnaie". „Neen! Doek! Schande!",
werd er geroepen. Tientallen personen
verlieten ostentatief de opera. Er weer
klonken kreten als „Vive de Gaulle"
en „Vive la patrie!"
Opgeschrikt door de verontwaardiging
van de Brusselse society, achtten de
erfgenamen der geestelijke vaders van
de operette, de reputatie van het weeuw
tje in het gedrang. Bij kort geding eis
ten zij het onverwijlde stopzetten van
de opvoeringen in de Béjart-versie. maar
zulks werd afgewezen. Zij lieten het
het niet daarbij en spanden een proces
aan tegen de directeur van de Brus
selse Muntschouwburg en tegen de re
gisseur.
Rechter Grosemans nam er de tijd
voor om het voor en tegen tegen el
kaar af te wegen; om na te gaan of
de weduwe wel degelijk zó onkreukbaar
is (zoals de aanklagers staande hielden)
dat het minste slippertje haar faam
jammerlijk zou fnuiken; ofwel (thesis
der verdediging) dat de weduwe zich
al zonder het minste protest zoveel a-
vontuurtjes had laten welgevallen, dat
het plotselinge protest van haar voog
den nu wel als buitenissig moest wor
den afgewimpeld. Bijgestaan door raad
gevers is rechter Grosemans toen zelf
meer dan eens naar de escapades van
de dame in de Brusselse Monnaie gaan
kijken. Hij heeft de klanken van het
elektronische geluidsdecor kritisch be
luisterd en dat achtergrondlawaai laten
ontleden door specialisten. Het heeft dik
ke boeken geraadpleegd over de rech
ten van auteurs, regisseurs en vertol
kers. Hij bestudeerde de jurisprudentie
op het artistieke vlak. En na meer dan
vijf maanden velde hij een gemotiveerd
vonnis van 34 bladzijden, dat weliswaar
de eisen van de aanklagers afwimpelde,
maar dat hun toch een morele voldoe
ning geeft: de voldoening, dat het Bel
gische gerecht over het weeuwtje niet
zomaar recht heeft gesproken als over
een niemandalletje, doch met een ernst
en een belangstelling waarop een so-
ciety-dame aanspraak mag maken. Overi
gens zullen de voogden van het weeuwtje
ook al soelaas vinden in de overweging
dat de opvoeringen te Brussel, mede
dank zij het schandaal, een onverwacht
kassucces zijn geworden, waarvan de
[erfgenamen van Lehar, de Fiers en de
Cavaillet hun deel hebben gekregen