MARKVERBETERING IS IN VOLLE GANG Het unicum „KOORDE DEUR" Béjart kreeg gelijk met zijn „rumoerige Witwe" Door: A.H. P1SCAER Er komt stroming in het open riool SOCIETY-GEBABBEL EN KANONGEBULDER Rechter ging zelf kijken DAGBLAD DE STEM VAN JUNI 1964 De bouw Hoe werkt zo'n deur? Niet sterk maar slim Waarom een nieuwe sluis KOORDE DEUR De keerzijde Gevolgen De werken Aansluitende werken Het resultaat Lang beraad SECTOR DEUR WAAIER DEUR BOVENAANZICHT SLUISKOLK STROOMRICHTING DAAR waar de rivier de Dintel uitmondl in het Volkerak, wordt thans een nieuwe schutsluis gebouwd. De sluis zal aangepast zijn aan de eisen die de tegenwoordige scheep vaart stelt. De sluis krijgt een schutkolklengte van 110 me ter en een -breedte van 12 meter. Een schip van 1350 ton, het type schip voor de Westeuropese binnenwateren, met een lengte van 80 meter en een breedte van 9,50 meter kan in deze kolk gemakkelijk geschut worden. Meerdere industrieën in het achter liggende gebied zien er al met belangstelling naar uit dat der gelijke schepen voor hun wal kunnen komen. De suikerfabriek „Dinteloord" kan zo op meer economische wijze haar grondstof, suikerbieten, uit Limburg en dergelijke ver afgelegen gebieden ontvangen. Meerdere betonfabrieken houden met hun planning en nieuwbouw al rekening met deze betere aanvoergelegenheid. Ook de langs de Mark gelegen graan- en kunstmestopslagplaatsen verlangen naar de komst van deze grote schepen. Een langs de Mark gelegen bedrijf heeft zes van deze schepen in aanbouw. De sluis heeft trouwens nog grotere mogelijkheden. Een schip van 2000 ton met een lengte van 95 meter en een breedte van 11.50 meter kan zonder enig bezwaar van deze sluis gebruik maken. De drempeldiepte van de sluis wordt 5 meter beneden NAP. Deze grote drempeldiepte is gekozen om ook toegang tot het gebied van de Mark en Dintel te geven. De grotere kust vaarders zullen tot Stampersgat, dat ongeveer 6 km stroomopwaarts is ge legen, kunnen komen. Het nieuwe in dustrieterrein van de gemeente Fijnaart en de in Stampersgat gelegen bedrij ven kunnen dan rechtstreeks hun goe deren ontvangen van en verzenden naar overzeese havens, zonder eerst in een zeehaven hun goederen te doen over slaan. In het begin van dit jaar werd met de bouw van de sluis begonnen. In 1967 moet de sluis in bedrijf zijn. Thans is het werk zo ver gevorderd dat de bouwput, die geheel in het water ligt, is gevormd. Met het droogmaken van de put wordt begonnen. Op een diepte van 6.10 meter beneden NAP zal de sluisvloer worden aange bracht. Deze vloer van gewapend be ton krijgt een dikte van 1.10 meter. De schutkolkwanden komen met de boven kant op 2 meter boven NAP te liggen, zodat de sluiskolk een totale diepte krijgt van 7 meter. De totale lengte van de sluis zal 133 meter bedragen. Het binnenhoofd krijgt eveneens een hoogte van 2 meter boven NAP. In dit binnenhoofd komt een stel koorde- deuren. Het buitenhoofd, dat de functie van hoogwaterkering vervult, komt op 5.50 meter beneden NAP. In dat bui tenhoofd wordt een stel houten vloed deuren aangebracht, alsmede een stel koorde-deuren. Deze koorde-deuren ke ren niet tot de volle stormvloedhoogte. Met het oog hierop worden op de koor de-deuren nog twee minder hoge deuren aangebracht. Onder het buitenhoofd komt een sta len damwand. die tot op een diepte van 12 meter beneden NAP de bodem ingaat. Tezamen met de daaraan aan sluitende, te heien vleugel-damwand waakt deze damwand tegen achter- en onderloopsheid van de sluis. Zowel voor als achter de sluis komen stort- tebedden om uitscheuring van de bodem door de sterke spuistromen tegen te gaan. Aan beide zijden van de sluis zullen remmingwerken worden geplaatst. Op het buitenhoofd wordt een sluiskantoor voor de bediening gebouwd. Aan de sluis wordt 8170 kub. m. beton ver werkt met 895.000 kg wapeningsstaal. Een koordedeur weegt ongeveer 20 ton. Een bovendraaipunt van deze deur on geveer 12 ton, en een onderdraaipunt eveneens circa 12 ton. Afgezien van de hierboven beschreven functie van de scheepvaartsluis, is de eerste en voornaamste taak van de sluis het overtollige water uit het stroomge bied van de Mark en Dintel te spuien op het Volkerak en later op het Zeeuw se Meer. Daarom dient de sluis zo te worden ingericht dat de sluisstroom te allen tijde kan worden onderbroken. Normaal wordt een schutsluis uit gerust met puntdeuren of hefdeuren. Deze sluis krijgt een stel puntdeuren als extra hoogwaterkering, en wordt verder voorzien van twee stel koorde- De maquette van de nieuwe sluis deuren, om eb en vloed te keren en om te allen tijde de spuistroom naar believen te kunnen onderbreken. In Nederland is nog geen enkele schutsluis met koordedeuren uitge rust. Wel is enkele jaren geleden een keersluis bü Zierikzee gebouwd, die van deze deuren is voorzien, maar uit de aard der zaak worden die deuren daar in verhouding tot die van een schutsluis slechts weinig gebruikt. In het buitenland kent men ze wel. Ongeveer dertig jaar geleden werd de grote sluis van Sodertalje in Zweden van koordedeuren voorzien. Ze zijn ook gebruikt in Japan. Verscheidene mo derne toepassingen van dit deurtype zijn te zien bij de sluizen in de nieuwe Noord-Franse kanalen: de Ecluse de Flandres bij St. Omer, de Ecluse de Don (circa 15 km van Rijssel), de keersluis te Dieppe en die te St. Malo. Ook in de St. Laurens Seaway in Ca nada zijn koordedeuren toegepast. Deze deuren hebben een nog enigszins andere vorm, en heten naar die vorm dan ook feitelijk sectordeuren. Het is van belang dit te weten, want anders is de naam koordedeur uit de bouw niet af te leiden. In de hierbij geplaatste schetsen staan in bovenaanzicht een sector- en een koordedeur aangegeven. Het principe is het zelfde. De sector deur ontleend zijn naam aan de cir kelvormige schijf die de feitelijke wa terkering vormt. Bij de koordedeur is van een cirkelsector niets overgebleven dan de koorde, de wiskundige benaming voor de verbindingslijn tussen twee pun ten van een cirkelomtrek. Bij een sectordeur is een gedeelte van een verticale cylindermantel af gehangen aan een open vakwerk. Het geheel draait om de as van de ci linder. Hoe groot ook het waterver- schil is en hoe snel ook de stroming, de krachten van de deur staan steeds loodrecht op de cilinderwand en zijn dus gericht op de draaiingsas. De deur is met geringe kracht te bewegen. Het principe is dus vrij eenvoudig. Constructief zijn er evenwel enige pro blemen. De waterdruk, die bij punt deuren, roldeuren, hefdeuren, waaier deuren enz. door de deur rechtstreeks op het sluislichaam wordt overgedra gen, komt bij sectordeuren via de draaipuntconstructies op het sluisli chaam. De draaipunten moeten dan ook bijzonder zwaar worden uitgevoerd. De zijdelings afdichting van 'deze deuren geeft geen moeilijkheden, maar de on der-afdichting vormt een probleem, vooral tengevolge van de cirkelvorm. Door de cirkelvorm te verlaten en alleen de koorde te gebruiken, werd dit probleem zeer vereenvoudigd. Uit proeven in het Waterloopkundig Labo ratorium is gebleken dat bij de koor dedeur ook de resultaten van de water drukken praktisch door de draaipunten blijft lopen, ook in stromend water. Deze krachten op het draaipunt be reiken nog een grootte van 20 tot 40 ton. De kelders waarin de deuren draaien vormen goede woelkamers waarin de waterstroming zodanig geleid wordt dat de in de schutkolk liggende sche pen praktisch geen hinder ondervinden van het ledigen of vullen van de schut kolk. De troskrachten worden zo niet al te groot. Het probleem van de onderafdich ting van de deuren is in Zierikzee, evenals in Frankryk, opgelost door toepassing van een luchtband. Onder de hele onderregel werd een binnen- en buitenbandstrook aan gebracht. Wordt deze opgepompt, dan sluit de band de spleet tussen de deur en sluisvloer af. Laat men de ^and leeg lopen, dan kan het water onder de deur doorstromen en kan deze be wogen worden. Men zou op een ge geven ogenblik een sluisdeur met een lekke band kunnen hebben, maar „even opkrikken" is er dan niet bü Bij de sluis te Dintelsas is voor deze onderafdichting een andere constructie gekozen. Hier wordt de hele onder dorpel uitgevoerd als een cilinder met een zuiger, met dien verstande dat de cilinder een rechthoekige vorm heeft en de zuiger eveneens. Om de onder afdichting tot stand te brengen wordt de zuiger hydraulisch „uit de cilinder" gedrukt en vormt aldus de rfsluiting tussen onderkant van de deur en bo dem. Hoe deed men dit vroeger? Men was niet sterk, maar wel slim. Het pro bleem om sluisdeuren tegen de stroom in te sluiten bestond natuurlijk ook. Onze voorvaderen hebben dit in de ze ventiende eeuw vernuftig opgelost. Mo toren om de deuren te bewegen, had den zij niet. Op slimme wijze benutte men de kracht van het water. Aan de bestaande scheepvaartsluizen te Din telsas en Roode Vaart ziet men heden ten dage nog hoe men dit met waaierdeuren heeft opgelost. Zo'n waaierdeur is feitelijk een com binatie van twee deuren, die in een kelder draaien. De enen deur is langer dan de andere. De ene deur heeft dus ook een groter oppervlak dan de ande re. Om nu de deur tegen waterdruk in te bewegen, liet men door een riool het binnen- of buitenwater al naar gelang de hoogste stand tegen de deur met de grootste oppervlakte du wen. De druk op dit deel was dus gro ter dan op kleinere deurgedeelten, en de deur werd tegen de stroom in dicht gedrukt. Moest de deur tegen de stroom in geopend worden dan werd dit kunstje juist andersom uitgevoerd. Zoals boven al opgemerkt, is de eerste en voornaamste taak van de sluis te Dintelsas, het overtollige wa ter van het stroomgebied van de Mark en Dintel af te voeren. Hiervoor zijn reeds twee sluizen te Dintelsas aan wezig, Deze sluizen zijn elk 8 meter breed. De totale spui-opening bedraagt dus 16 meter. De nieuwe sluis wordt 12 meter breed, zodat men straks be schikt over een spui-opening van 28 meter. De bestaande sluizen zijn gebouwd in 1828. Zij voorzagen toen voldoende in de behoefte, zowel voor de ontwa tering als voor de scheepvaart. Het is wel aardig om bij de scheepvaart even stil te staan. Indertijd waren de sluizen, en speciaal de scheepvaartsluis, modern te noemen. De schutkolk van deze sluis was 25 tot 26 meter lang, geschikt voor scheepjes van 80 tot 120 ton. het bin- nenvaarttype van die tijd. Enige jaren geleden is de schutkolk verlengd tot 60 meter, zodat nu schepen tot onge veer 600 ton geschut kunnen worden. Lange tijd heeft men zich beholpen door alleen bij gelijk water, als alle deuren openstonden, de grotere schepen door te laten. Twee tot drie keer per dag werd hiertoe gelegenheid geboden. Om terug te komen op de taak van spuisluis zij allereerst vastgesteld dat sinds 1828 de waterafvoer op belang rijke wijze versneld is. Door de rivier wordt het water afgevoerd van een ge bied van 110.000 ha. De bronnen liggen nog tot voorbij het kanaal Antwerpen- Turnhout. Een van de eerste voorwaarden om gronden in cultuur te brengen is de ontwatering te verbeteren. Hoe beter ontwatering, hoe sneller afvoer. Dit proces is sinds het begin van deze eeuw sneller gegaan. Grote gebieden werden in cultuur gebracht. Bovendien breiden de dorpen en steden zich snel uit. Dat wil zeggen dat 't verharde oppervlak steeds gro ter wordt. Al het water dat hierop valt, wordt onmiddelijk naar heken en rivieren afgevoerd, en niet meer door de grond vastgehouden. Telt men daar het almaar toenemend op pervlak van de kassen bij, dan heeft men te maken met een niet meer te verwaarlozen factor. Vroeger trad de rivier elke winter buiten zijn oevers. De omgeving van Breda was inundatiegebied, evenals de Haagse Beemden. Wat eens berg- boezemgebied was in Breda, is thans een nieuv/e stadswijk. De naam Boei- meer is de enige herinnering aan die toestand. Een klein rekensommetje leert hoe veel water in de winter, als de grond geen water opneemt, moet worden af gevoerd. Een milimeter regenval een dag motregenen levert een hoeveel heid water van 0,001 meter maal 1.100.000.000 vierkante meter is 1.100.000 kubieke meter water. Zegge: een-eentiende miljoen kubieke meter. Velen herinneren zich nog wel de neer slag in 1960 en 1961. Toen viel er in korte tijd op 4 en 5 december bijvoorbeeld 58 mm regen. Dat wil zeggen dat toen 58 keer 1,1 miljoen kubieke meter water moest worden af gevoerd. Dat is 63,8 miljoen kuub. Dat konden de bestaande sluizen niet ver werken, evenmin als de rivierbedding. Men zat met een grote wateroverlast niet alleen hier overigens, maar in heel Nederland en ook in Noord-Frank rijk. Om de waterafvoer te verbeteren zijn jaren lang allerlei plannen naar voren gebracht. Het plan van de Provinciale Staten van Noord-Brabant van 1936 gaf pas de stoot om het probleem ernstig aan te pakken. Direct na de oorlog werd met de rivierverbetering begon- boven NAP, en de eb loopt normaal af tot ongeveer 1 meter beneden NAP. In 1968 wordt het Volkerak van het Hollandsch Diep afgesloten. Ten zuiden van de afsluitdam treedt dan een ver hoogde normale vloedstand op. Deze wordt ongeveer 2 meter boven NAP. De normale ebstand wordt circa 2 me ter beneden NAP. In 1978 na de afsluiting van de Oos- terschelde, veranderen de waterstanden andermaal. In de winter zal men trachten een peil te handhaven van on geveer 0,25 meter beneden NAP. terwijl men 's-zomers een peil van 0,50 meter boven NAP zal proberen te bewerk stelligen. Deze veranderingen van de buiten waterstanden hebben invloed op de bin nenwaterstanden. Hieronder zullen wij trachten die invloed aan te geven. We kiezen twee vergelijkingspunten: de waterstand bij Breda en die bij Din telsas. Bij Breda is het hoogst toelaatbare peil, het zogenaamde noodpeil, 1,70 me ter boven NAP. Bij Dintelsas is dat 1,20 meter boven NAP. Gaan we ervan uit dat de hele rivier verbeterd is, en de Haagse Beemden, behoudens de daartoe bestemde bergboezen, niet meer onder water lopen, dan wordt het noodpeil bij Breda eens in de tachtig jaar, en dat bij Dintelsas eens in de 28 jaar bereikt. Is bovendien de nieuwe sluis gereed, dan worden de noodpeilen respectievelijk eens inde 110 jaar en eens in de 55 jaar bereikt. Zijn bovendien de gebieden boven Bre da beter ontwaterd, dan nemen de kan sen weer toe, respectievelijk eens in de 36 jaar en eens in de 17 jaar. Wordt ook het water van de Roosendaalse Vliet via de aan te leggen Mark-Vliet- verbinding op de Mark gebracht, dan stijgen de kansen tot respectievelijk eens in de 31 jaar en eens in de 15 jaar. Treedt door afsluiting van het Hol landsch Diep in 1968 een versterkt getij op, dan worden de kansen van overschrijding der noodpeilen: eens in de 29 jaar bij Breda, en eens in de 10 jaar bij Dintelsas. Pas na het tot stand komen van het Zeeuwse Meer, worden de kansen uiterst gering. Voor Dintelsas is de kans dan kleiner dan eens in de duizend jaar. Men kan ook uitgaan van een hin derlijk peil, bijvoorbeeld een 0,80 meter stand. Over de frequentie waarmee dit peil zal voorkomen, worden bin nenkort nadere gegevens bekend. Voor Dintelsas blijft die kans echter gering. I HORIZONTALE DOORSNEDE HEEMRAADSCHAP VAN DE MARK EN DINTEL wikkeling van het net van landwegen gelijke tred zal houden met de verbe teringen in het waterwegenstelsel. De verbeterde ontwatering zal de tuin-, landbouw- en weidebedrijven be vrijden van wateroverlast en de daar door optredende schade. De opbrengst per ha zal toenemen. Omdat de ver beterde rivier grotere schepen toelaat, kunnen de grondstoffen voor de indu strie goedkoper worden aangevoerd. Verschillende bedrijven overwegen zich juist om deze redenen in West- Brabant 'n vestiging te stichten. Voegt men hierbij de verbetering van de Roo de Vaart, waarvoor de plannen ge reed zijn, dan mag verwacht worden dat West-Brabant mede tengevolge van de Markverbeteringenwerken een zeer gunstig klimaat krijgt voor ont wikkeling en welvaartsvergroting. Na voltooiing van de beschreven wa terbouwkundige werken is voor dit gebied gedaan, wat gedaan kon worden. In verband met de Deltawerken zullen misschien enkele aanpassingen nodig zijn. Het is wel te hopen dat de ont- De toenemende industrialisatie houdt gevaren in, gevaren vooral van water- en luchtverontreiniging. De wa terverontreiniging is thans al zo ern stig, dat de Mark in de zomermaanden meer van een open riool wegheeft dan van een frisse, heldere stroom, die hij zou moeten zijn. Gelukkig is de stad Breda reeds ver gevorderd met de uitvoering van het plan om al het rioolwater naar het Hollandsch Diep te brengen via een persleiding. In 1967 is dit werk voltooid en zal de verontreiniging van de Mark minder ernstig worden. Een ministeriële commissie is al ver gevorderd met een studie van de vuilwater-afvoer van heel West-Bra bant. Het is te hopen dat deze studie binnen niet al te lange tüd gevolgd zal worden door daden. Ook tegen luchtverontreiniging dient vanaf het begin gewaakt te worden. De verbetering van het industriële kli maat mag niet ten koste gaan van het woonklimaat. Integendeel, het laat ste zou er op vooruit moeten gaan. Tussen industrieterrein en stedelijke bebouwing dient een ruime mogelijk heid tot recreatie te zijn. Recreatie op een schone rivier, in de wijde polders, in de bossen en langs en op het buitenwater. Dan blijft West- Brabant een goed land om te wonen. Op deze plaats wordt de nieuwe sluis gebouwd. nen. Door allerlei omstandigheden is niet aan de monding, maar bij Breda een aanvang gemaakt. Thans is de rivier verbeterd van Breda tot aan Zwartenberg, 't Gedeelte van Zwartenberg tot aan de spoorbrug bij Zevenbergen is in uitvoering. Van de spoorbrug tot aan Dintelsas wordt de verbetering voorbereid. Het sluit stuk is de nieuwe sluis. In 1967 is de sluis gereed. In 1968 is hopelijk de hele rivier verbeterd. Ongeveer 32 miljoen gulden zal dan ten koste zijn gelegd aan een betere ontwatering van het gebied van Breda af. De rivier had oorspronkelijk een bo venbreedte die varieerde van 28 tot 40 meter. Er waren tal van bochten, on diepten, afgeslagen oevers enz. De diepte van de stroom varieerde van 2,60 meter tot 3 meter. Van Breda tot aan Nieuwveer werd de bodembreedte op 21 meter gebracht de bovenbreedte op 40 meter en vier bochten werden afgesneden. De diepte bij Breda werd 3 meter en bij Nieuw veer 3,20 meter. Van Nieuwveer tot Stampersgat loopt de bodembreedte geleidelijk op tot 32 meter. De bovenbreedte neemt toe tot ongeveer 52 meter. De diepte bij Standdaarbuiten bedraagt 3,70 me ter. Van Standdaarbuiten tot aan Dintelsas is een ertra verdieping nodig. Bij de monding zal de rivier een diepte van 5,5 meter beneden NAP hebben, terwijl de bodembreedte daar 40 en de bo venbreedte 60 meter wordt. Van Nieuw veer tot Dintelsas worden nog tal van bochten afgesneden. Gelijktijdig wor den beide oevers van stevige bescher mingen voorzien. Aan beide zijden moet binnen enkele jaren een 4 meter brede rietberm aanwezig zij, om de golfslag, die veroorzaakt wordt door storm en scheepvaart, te breken. Bij de afsnijding van bochten de nieuwe bedding ligt op sommige plaat sen honderden meters van de oude ver wijderd moet in verband met de waterafvoer en scheepvaart het oude gedeelte open blijven, tot men gebruik kan maken van het nieuwe gedeelte. Pas dan kan de oude rivier worden gedempt. Daar de nieuwe rivier een groter profiel krijgt dan de oude rivier, komt er veel zand vrij. Dit zand wordt zoveel mogelijk nuttig gebruikt. Zo konden de opritten van de Charles Stulemeijerbrug te Breda van dit zand gemaakt worden, evenals het bouwterrein van Terheijden in de Mo lenpolder, 't industrieterrein aan de Roode Vaart bij Zevenbergen en de opritten van een nog te bouwen brug over de Mark bij Zevenbergen. Ook de gebieden boven Breda, de Boven-Mark en de Aa of Weerijs, als mede de gebieden in België, streven naar een steeds betere waterafvoer, en zullen straks het water dus sneller in Breda op de hoofdrivier de Mark brengen. De plannen liggen klaar en zij zullen geleidelijk uitgevoerd wor den. Zij kunnen pas voltooid worden, als de Markwerken gereed zullen zijn. Eerst dan kan het overtollige water verwerkt worden. Het resultaat van de verbeteringen zal geleidelijk aan merkbaar worden. Het wordt beinvloed door omstandig heden van buiten, namelijk de uitvoe ring van de Deltawerken. Thans bereikt de vloed te Dintelsas al een hoogte van ongeveer 1,40 meter (Eigen buitenlandse dienst' De bibliografie over het „Vrolijke Weeuwtje" is een document rijker geworden. Dit document werd in eerste (en meteen definitieve) le zing aangehoord in een streng lo kaal van het immense Brusselse justitiepaleis, waar rechter Grose mans de overtuiging uitsprak dat het „Vrolijke Weeuwtje", geeste lijk kind van Franz Léhar, de Fiers 2n Cavaillet, geen geweld was aan gedaan door de wijze waarop deze operette door Maurice Béjart ge bracht werd. Bijgevolg achtte hij de eisen van de klagende partijen ongegrond en veroordeelde hij hen tot de kosten van het geding. Hiermee is dan in de gerechtszaal definitief het doek gevallen als we die beeldspraak mogen gebruiken over het vrolijke dametje. Men herin nert zich de herrie die in de Belgi sche hoofdstad ontstond, toen daar ein de 1963 de dynamische operette „Die lustige Witwe" van Léhar werd opge voerd onder regie van de jonge Franse choreograaf Maurice Béjart. Het selec te publiek van „le tout Bruxelles" dat de gala-première met zijn tegenwoor digheid vereerde, zag en hoorde het weeuwtje evolueren in een rauw decor van suggestieve filmprojecties, pancar- tes en macabere figuranten. Terwijl in vele landen kinderen van ontbering stier ven, balanceerden de diplomaten vrolijk in amoureuze avonturen. De walsen trokken kleurrijke arabesken over de zwart-wit-projecties en de fraaie zang van het lustige weeuwtje verscherpte nog de tegenstelling, toen de eerste lij ken tuimelden en het puin van de eer ste wereldoorlog walmend neersloeg. Want als Danilo en zijn liefje elkaar eindelijk vonden, hoorde men onver hoeds langs elektronische geluidsbron nen kogels fluiten, kanonnen bulderen en geweren knetterden. Soldaten stroom den over het podium, wierpen zich aan de rand van de orkestbak en richt ten hun geweren naar de zaal. Dan knalden zij tegen elkaar op. Over de lijken stapten de weduwe in wit bont en Danilo in rok, terwijl zij hun lief desduet zongen. Het deftige Brusselse gala-publiek, dat die onthutsende evolutie met toenemen de verwarring en stijgend ongenoegen had gadegeslagen, verloor toen zijn zelfbeheersing. Er ging gehuil op in de „Monnaie". „Neen! Doek! Schande!", werd er geroepen. Tientallen personen verlieten ostentatief de opera. Er weer klonken kreten als „Vive de Gaulle" en „Vive la patrie!" Opgeschrikt door de verontwaardiging van de Brusselse society, achtten de erfgenamen der geestelijke vaders van de operette, de reputatie van het weeuw tje in het gedrang. Bij kort geding eis ten zij het onverwijlde stopzetten van de opvoeringen in de Béjart-versie. maar zulks werd afgewezen. Zij lieten het het niet daarbij en spanden een proces aan tegen de directeur van de Brus selse Muntschouwburg en tegen de re gisseur. Rechter Grosemans nam er de tijd voor om het voor en tegen tegen el kaar af te wegen; om na te gaan of de weduwe wel degelijk zó onkreukbaar is (zoals de aanklagers staande hielden) dat het minste slippertje haar faam jammerlijk zou fnuiken; ofwel (thesis der verdediging) dat de weduwe zich al zonder het minste protest zoveel a- vontuurtjes had laten welgevallen, dat het plotselinge protest van haar voog den nu wel als buitenissig moest wor den afgewimpeld. Bijgestaan door raad gevers is rechter Grosemans toen zelf meer dan eens naar de escapades van de dame in de Brusselse Monnaie gaan kijken. Hij heeft de klanken van het elektronische geluidsdecor kritisch be luisterd en dat achtergrondlawaai laten ontleden door specialisten. Het heeft dik ke boeken geraadpleegd over de rech ten van auteurs, regisseurs en vertol kers. Hij bestudeerde de jurisprudentie op het artistieke vlak. En na meer dan vijf maanden velde hij een gemotiveerd vonnis van 34 bladzijden, dat weliswaar de eisen van de aanklagers afwimpelde, maar dat hun toch een morele voldoe ning geeft: de voldoening, dat het Bel gische gerecht over het weeuwtje niet zomaar recht heeft gesproken als over een niemandalletje, doch met een ernst en een belangstelling waarop een so- ciety-dame aanspraak mag maken. Overi gens zullen de voogden van het weeuwtje ook al soelaas vinden in de overweging dat de opvoeringen te Brussel, mede dank zij het schandaal, een onverwacht kassucces zijn geworden, waarvan de [erfgenamen van Lehar, de Fiers en de Cavaillet hun deel hebben gekregen

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 13