DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 1 JUNI 1964
9
Tekst:
Kees Bastianen
Tekeningen:
janus Nuiten
HET is half drie in de Biesbosch
De hemel die vanmorgen blauw
was als de mantel van de Heilige Maagd
in een Brabantse veldkapel, is vaal en
grijs geworden als het wegtrekkend
water boven een slikplaat. We varen
door de Noorderklip en het Steurgat,
killen zo breed als rivieren. De riet-
randen aan weerskanten van de stroom
vertonen hier en daar nauwe openingen.
Dat zijn de poorten naar de andere
Biesbosch: de doolhof van smalle kre
ken en sloten waar het water met stil
gerucht langs manshoog riet spoelt.
Hier in het Steurgat is de Biesbosch
kaal en zonder markante punten het
silhouet van de Moerdijkbruggen, de ho
ge schoorstenen van de Amercentrale
en de lelijke hoogspanningsmasten bui
ten beschouwing gelaten.
Tussen het riet op de oever staat een
eenzame koe. Het beest hoort thuis aan
de andere kant van de stroom. Het
moet bij laag water van de dijk zijn
geraakt en geen kans meer hebben
gezien om voor de vloed de polder in
te komen. Ten einde raad is het naar
de overkant gezwommen. Roerloos en
een beetje zielig wacht het daar op de
dingen die komen gaan. Iemand vertelt
hoe bij stormweer de polders vollopen
en het radeloze vee loeiend rondrent
over de dijk. Het verhaal maakt in
druk. De woorden roepen beelden op.
Er wordt in onze boot niet meer zo
druk gepraat als vanmorgen. Heeft de
Biesbosch ons stil gemaakt?
De natuur zoals je die ontmoet
in dit vreemde waterland tussen
Amer en Nieuwe Merwede roept ge
voelens wakker waarvan je op de Cool-,
singel of in de Kalverstraat geen weet'
hebt. Ze zijn moeilijk te beschrijven,
omdat één dagje in de Biesbosch te
kort is om zich bewust te worden van
hun ware aard. Ze hebben „ergens" te
maken met de verhouding van mens en
natuur, aarde, water, planten, dieren
Ervaren wij de natuur op de een of
andere manier nog als onze vijand?
Zoals onze voorvaderen deden, die zich
overeind moesten houden in een drei
gende wereld. Het is bekend dat er op
aarde nog volken zijn, die een ge
heimtaal spreken als zij uittrekken ter
jacht, want de aarde is loslippig en
verklapt de dieren dat zij achtervolgd
worden. Zou er diep in ons soms nog
iets sluimeren van die zo bizar schij
nende opvcttingen? Of is de zon voor
ons broeder zon en het water zuster
water? Is er in onze verhouding tot
de natuur nog iets te bespeuren van
de oer-verwantschap die al het sterfe
lijke ontleent aan zijn gemeenschap
pelijke oorsprong? Of is de natuur voor
ons louter bezit, zoals vooj. de boer
die haar ten nutte maakt en ervan
leeft? Of is zij in dit stenen tijdperk
van industrialisatie en verstedelijking
nog alleen maar middel tot verpozing?
Gaan wij alleen naar de Biesbosch en
het Noordzee-strand om een bruin vel
letje te halen, of ook om andere, ge
heimzinniger redenen?
OM goed tien uur zijn wij vanmorgen
bij matige wind en vijftig centi
meter verhoging met de beheers-
boot van Staatsbosbeheer, de Sint-Eli-
sabeth, uit Werkendam vertokken.
Wij dat zijn:
John Noest de Brabantse
hoofdassistent van de afdeling na
tuurbescherming van Staatsbosbe
heer. aan wiens zorgen 800 ha Bies
bosch zijn toevertrouwd en die
vandaag onze deskundige gids is.
Bas van den Heuvel (39). telg van
een Werkendams griendwerkersge-
slacht. thans assistent bij 't Staats
bosbeheer dienstvak natuurbescher
ming. Biesboschkenner bij uitne
mendheid en een schipper die het
DE BIESBOSCH:
VRIEND OF
VIJAND
dent in de biologie en voorzitter van de
Nederlandse Jeugdbond voor Natuur
studie. Hij komt naar buiten hollen.
Armen zwaaien goeiemorgen. Een jaar
lang zal deze ruige beer uit Asperen
(Gld.) vogelwaarnemingen doen in de
Biesbosch.
Er heerst in de Biesbosch tussen
mensen een merkwaardig gevoel
vart verbondenheid. Dat armgezwaai
is er een voorbeeld van. Maar ook het
feit dat onze schipper twintig minuten
besteedt om een verkeerd vastgemaak
te griendboot beter te verankeren. En
een ieder die wel eens meer in de
Biesbosch komt en in moeilijkheden
raakte door het getij, prijst de hulp
vaardigheid van griendwerkers. vissers
en toeristen die hem spontaan uit de
prak hebben gehaald. Die hulpvaardig
heid uiting van verbondenheid
hoort bij de Biesbosch-gemeenschap als
het riet bij de waterkant.
Het is niet het soort verbondenheid
kontje van zijn boot weglegt waar
hij wil
Nora de Vries, geboren te Amster
dam, woonachtig te Vught (tot haar
verdriet, want na tien jaar Brabant
is haar hart nog altijd ginds), van
daag aan boord de gastvrouw die
weet wat koffie-zetten is.
De tekenaar Janus Nuiten en uw
verslaggever.
We zetten koers naar het zuidwestelijk
deel van de Biesbosch waar het na
tuurreservaat van Staatsbosbeheer ligt.
We passeren de polder De Stenen
Muur, die met de oostelijk gelegen
polder Jannezand tot de grootste land
bouwgebieden van de Biesbosch be
hoort. De schuur is, gemeten aan de
arbeiderswoningen die ernaast staan,
zo groot als een kerk.
Eenzaam staat op de andere oever van
de kil het Huis van de Dood, een lu
gubere naam voor de vrolijk wit ge
schilderde woning waarin een vogel
wachter eerstdaags zijn intrek neemt.
In dit huis zijn kinderen zonder dok
tershulp ter wereld gekomen. Op de
geïsoleerde boerderijen in de Biesbosch
is dat overigens wel meer voorgeval
len.
Als we voorbijvaren aan een huisje met
een rieten dak, blaast schipper Van
den Heuvel op de koperen scheeps
toeter. Daar woont Jan Veen (22),stu-
dat een kleine dorpsgemeenschap ken
merkt. Die berisst op het beginsel „ons
kent ons", dat vreemdelingen uitsluit.
Hier echter voelen óók mensen die
elkaar op straat zonder groet voorbij
lopen, zich één. De verbondenheid van
de Biesbosch lijkt dan ook meer op
de lotgemeenschap die plotseling ont
staat in tijden van gevaar Het be
wustzijn oog in oog te staan met een
gemeenschappelijke vijand, dwingt in
stinctief tot frontvorming.. Het is een
kwestie van zelfbehoud.
Is in de Biesbosch de natuur die vijand
de aarde, het water, de planten, de
dieren? Zijn wij in een ruig stuk na
tuur als dit elkanders broeder en hoeder
omdat diep in ons tóch nog de primi
tieve jager leeft, die met zijn stamge
noten een geheimtaal spreekt omdat de
aarde zo loslippig is?
WIE de Biesbosch op zijn best wil
zien, moet door het Binnenkooi-
gat en het Gat van de vloeien
naar de Vlooiensloot. We varen door
kreken die maar een paar meter breed
zijn en alleen toegankelijk bij hoogwa
ter, omdat ze bij eb zo goed als droog
vallen. Uit de hoge begroeiing op de
wallekant vliegen de vogéls schichtig
op. als de Elisabeth luidruchtig nadert.
Samen met John Noest ben ik boven
op de kajuit geklommen. Af en toe
moeten we plat °m niet in botsing te
komen met de laaghangende takken
van de zwarte populier, de zeldzaam
geworden boomsoort, die de voorvader
is van de befaamde peppels in de Bos
sche Meierij. Het is daar dat John
Noest de levensgeschiedenis van de
Biesbosch vertelt.
Later op de dag, ergens in de grien
den van De Dood. vergeleek hij de
Biesbosch met een grote long die zich
twee keer per etmaal vol zuigt en leeg
perst. Hij grinnikte er zelf om. want
het klonk te dichterlijk in die 'omge
ving. De bruine oevers van de kleine
kreek waaruit het water wegsloop, wa
ren vet en nog verraderlijker voor de on
geoefende voet dan het glibberige pad.
waarlangs we daarheen gestrompeld
waren. Een dagtrip in de Biesbosch
is niet voldoende om de griendwerkers-
stap aan te leren, de typische wijd-
beense tred waarmee je in Werkendam
de mannen op zondag nog ter kerke
kunt zien gaan.
Maar juist was ze, die vergelijking.
De Biesbosch is als een long en het
water is als adem. Het speenkruid en
de gele dotters danken er niet alleen
hun overdadige bloei am, maar ook de
grond waaruit hun wortels leven zui
gen.
Het water zo zegt men is Neder
lands erfvijand. Amen, het zij zo. Maar
dat zelfde wassend- en wegebbend wa
ter heeft met rusteloze ijver ook de
miljarden kleideeltjes en zandkorrels
aangedragen waarmee dit land in de
loop van honderden jaren werd opge
bouwd.
En opgebouwd wórdt. Want hier in de
Biesbosch is het nog altijd werkzaam,
dat water. De geleerden, die zijn taal
verstaan, vernemen hier wat zich in
de trage gangder decennia aan de
directe waarneming van stervelingen
onttrekt Zij bestuderen in de Bies
bosch hóe Nederland ontstaan is.
ie In het tweede hoofdstuk van het
boek „De Biesbosch, Land van het
Levende Water", dat in 1961 onder re
dactie van drs. C. J. Verhey bij Thieme
in Zutphen verscheen, beschrijft de
Biesboschkenner dr. irZonneveld hoe
Holland (Hout-land) ontstond in de gi
gantische strijd van de rijzende en da
lende zee met de machtige rivier, die
door tal van stroomgeulen in zijn
brede bedding het water van de hoger
gelegen delen van Europa westwaarts
stuwt. Dat gevecht begon een half mil
joen jaar geleden. Een kleine tiendui
zend jaar terug kwam de worsteling
in een beslissend stadium.
De ijstijd die het rivierdal eeuwen lang
tot een steppe gemaakt had, liep toen
ten einde. Het brede dal werd een ge
bied van ondoordringbare oeverbossen
en uitgestrekte moerassen. De tempe
ratuur steeg, het landijs smolt, de zee
spiegel rees. „Op zekere dag stond
voor het eerst gedurende een noord
westerstorm het rivierwater, dat dui
zenden jaren alleen westwaarts ge
stroomd had, even stil, opgehouden
door de vloed, om bij eb weer door
te stromen naar het westen. Geleide
lijk aan trad dit vaker op, totdat het
eenmaal een dagelijks verschijnsel werd
Zo werd de eens zo wilde rivier door
de nadering van de zee in een zompig
moerasgebied versmoord tot een breed-
armige trage stroom". In ?-ijn delta
overdekte de rivier de bodem met
dikke lagen zand, klei en veen.
Soms sloeg de zee hele stukken van
het door de rivier opgebouwde land
weg. De zeespiegel bleef stijgen, maar
de rivier en het land dat hij schiep,
stegen mee. En in de wedloop behield
de stroom de overhand en dat on
danks het feit dat de grond die hij
in zijn dal ophoopte tengevolge van het
toenemend gewicht inklonk.
Ondertussen verscheen in de delta
de mens. Toen de almaar stijgende
zee de rivier dreigde te verslaan, snel
de hij de stroom te hulp: hij begon het
land te bedijken. Van die tijd af is
de zee zijn vijand Zo ontstond de
Grote of Zuidhollandse Waard, het
grootste waterschap dat Holland ooit
gekend heeft. Dordrecht en Geertrui-
denberg waren er de centra van, de
middelpunten van de vroeg-Hollandse
beschaving.
Nog geen twee eeuwen nadien echter
sloeg de zee toe. Op 18 november 1421
stortte het zoute water zich in het
vruchtbare land ongeveer ter plaat
se van de huidige Moerdijkbruggen.
Het ontbrak de mensengemeenschap
verscheurd door de Hoekse en Kabel
jauwse twisten aan eensgezindheid om
de gaten in de dijken te dichten. De
Waard werd een zilte baai, totdat de
rivier enkele jaren later tot de tegen
aanval overging. Hij brak tussen
Woudrichem en Werkendam door de
dijken en begon de Biesbosch-zee te
verzoeten. Maar de Waard was verlo
ren.
In de Biesbosch 't zoetwater-getijden-
gebied waar de strijd tussen rivier en
zee nog altijd voortduurt, ontstonden
opwassen, en daarop groeide de zee-
bies die de aanslibbing weer bevorder
de. Op zeebies volgde de driekantige
bies, waarmee men de naden in de ha
ringvaten stopte. Diens opvolger was
ronde bies, en daarmee bedekten de
armen hun huizen. Vissers maakten
er jacht op steur, elft, fint en houting,
maar vooral op zalm, die vanuit zee het
zuurstof-rijkere rivierwater opzocht om
er te paaien. Allengs kregen ook de
boeren weer interesse in het gebied,
en in eindeloze processen trachtten zij
de vroegere eigendomsgrenzen vast te
stellen.
Nu zijn de meeste opwassen bedijkt
en achter de dijken grazen de koei.
en. De Biesbosch is daarom niet het
woeste natuurgebied waarvoor de va
rende bezoeker het vaak houdt. Langs
de kreken en killen, waarin het water
bij eb en vloed een hoogteverschil van
ongeveer twee meter vertoont, groeit
weliswaar het riet, maar achter die
smalle stroken strekken zich de vrucht
bare polders uit. Bovendien is ook in
die ogenschijnlijk ongerepte buitendijk
se natuurstroken de invloed van men
senhanden zichtbaar zeker voor de
kenner.
Doch ondanks dat kan men in de Bies
bosch anno 1964 nog de illusie koeste
ren dat men dwars door een woeste
delta vaart. Dat wordt anders na 1968,
als de dam in het Haringvliet de strijd
tussen rivier en zee. die nu bijna zes
tig eeuwen duurt, andermaal in het
voordeel van de stroom beïnvloedt. Ik
schrijf met opzet niet: beslecht want
wij weten niet met volle zekerheid of
de machtige deltadammen de zee voor.
goed uit de lage landen kunnen ban
nen De stijging van de zeespiegel heeft
volgens de geleerden weliswaar bijna
haar hoogste punt bereikt en het ziet
er naar uit dat wij o°k de laatste me
ters kunnen keren, maar men weet
het nooit.
IN het leeglopend kreekje daar in de
grienden van De Dood, zwemmen
twee voorns een gemakkelijke
prooi voor de azende reigers. John
Noest wil ons de kolonie van Kees
Kieboom laten zien: vier, vijf woon
schuiten op de plaats waar het kreekje
zich verwijdt tot een flinke vijver. Kees
Kieboom is in geen velden of wegen te
bekennen. En zijn kolonie is uitgestor
ven.
Vanmorgen zijn we langs de vervallen
kaden in het Binnenkooigat gevaren.
Het moet daar vroeger een bedrijvige
boel zijn geweest. Maar nu staan de
griendwerkersketen leeg. Staatsbosbe
heer kan de grienden aan de straat
stenen nog niet kwijt. Geen mens wil
ze pachten. Oorzaak: personeelsge
brek.
Kees Kieboom had vroeger vijftig man
in dienst. Van de vroege morgen tot
de late avond ploeterden ze in de
grienden, en 's nachts droomden
ze van de pinups boven hun bed
den in de woonschuiten. Maar
zelfs de zoons van Kees Kieboom
hebben een ander vak gekozen.
De meeste griendwerkers kan
men nu vinden bij de deltawer.
ken. Met het wachtgeld, dat zij
in de grienden van de Biesbosch
moeten missen, kunnen zij de
maanden van werkloosheid over
bruggen. Het is aldus John Noest
doodgewoon een kwestie van centen.
Bas van den Heuvel kijkt daar
anders tegen aan. En hij kan 't we
ten, want hij was 12 toen hij met zijn
vader de grienden inging. Tot 1958
heeft hij er gewerkt „Er rust een
vloek op de Biesboscli", zegt hij ern
stig. Ze willen niet meer, de griend
werkers. Goed, de wachtgeldregeling
stelt het in staat eruit te blijven. Maar
dat is de diepste reden niet.
Hij, Bas van den Heuvel, heeft ge
slapen in hutten zo'n schrankkeet
die Staatsbosbeheer terwille van de
toeristen heeft opgebouwd in de grien
den van De Dood. Hij heeft zijn potje
gekookt op een open vuur. Hij heeft
gevloekt, omdat de thee in zijn kruik
bevroren was. Hij heeft dag in dag uit
in ijskoud, drabbig water gestaan. Hij
heeft 's nachts de ratten door de keei
horen ritselen. En als hij op het eind
van de week thuiskwam, grauw van
de modder, las hij nogde angst in
de ogen van zijn moeder. Zijn vader
nam het heel wat laconieker op. „Hij
komt weer wel boven water", zei die.
Maar zijn twee dochtertjes zijn nog
altijd bang, als hij wat later thuis
komt dan gewoonlijk.
Ze denken wel eens zegt Bas van
den Heuvel dat de griendwerkers
zijn uitgebuit door hun bazen. Maar
dat is kletskoek. Of je nou baas of
arbeider was dat bleef hetzelfde.
In de Biesbosch bestond geen klasse-
verschil. De Biesbosch, de gemeen
schappelijke vijand, bedekte ze alle
maal met dezelfde modder, en ieder
liet er hetzelfde zure zweet. Er groeide
saamhorigheid, dat wel. Maar die heeft
de griendwerkers er niet van weer
houden een andere baan te kiezen,
zodra ze de kans schoon zagen.
Bas van den Heuvel is zegt hij'
zelf een geluksvogel. Hij draagt
de groene hoed, het groene shirt en
de groene broek van de mannen van
Staatsbosbeheer. En hij is in de Bies
bosch kunnen blijven. Hij is van het
echte Biesbosch-ras. „Hoe meer je hier
komt, hoe meer je ervan houdt'', zegt
hij. Élke dag laveert hij de Elisabeth
door de kreken en killen die de 800 ha
van Staatsbosbeheer doorsnijden. Hij
is onder meer belast met de bewaking
en het dagelijks beheer. Hij ziet zich
zelf meer als opvoeder dan als politie
agent. Hij praat liever met de mensen
die de geboden van Staatsbosbeheer
overtreden dan dat hij ze op de bon
slingert.
Zijn houding is niet zo vreemd. In de
eenzaamheid van dit dreigende water
land is hij niet de enige helpende Sa
maritaan. Wat zullen kleine mensen op
het slagveld van rivier en zee anders
zijn voor elkaar?
DE Vlooiensloot leidt naar het hartje
van het natuurreservaat van
Staatsbosbeheer. Je komt er via
het Binnenkooigat en het Gat Halfweg,
waar je de fazanten bij hoogwater in
de wilgenknotten kunt zien zitten. De
ze bosvogel weet zich eigenlijk beter
te handhaven dan de eenden, die, op
enkele honderden uitzonderingen na,
op de lage kaden broeden met als ge
volg dat de vrucht in hun eieren in de
vloed verdrinkt.
De Vlooiensloot lijkt op een sneeuw
landschap. De 175 paren reigers die er
wonen, hebben de wilgen met hun uit
werpselen stralend wit gemaakt
fraai voor het oog, maar niet zo fraai
voor de bomen. Het paradepaardje van
John Noest is de kolonie kwakken of
nachtreigers die broeden in de 60 ha
na 1940 niet meer geëxploiteerde grien
den van De Dood. Ze vertegenwoordi
gen een zeldzame vogelsoort, die men
in Europa buiten de Biesbosch nog
slechts aantreft in de Rhóne-delta en in
Roemenië. Dat ze er nog zijn, is te
danken aan de zorgen van de natuur
beschermers.
Die zorgen komen soms te laat. Met
spijt in zijn stem zegt Noest dat de
aalscholverskolonie „naar de bliksem"
is In 1958 hebben vissers, die deze
gevleugelde concurrenten hun stekjes
niet gunden, de laatste 13 nesten uit
gehaald. Ze zouden overigens toch
wel verdwenen zijn, want de populieren
waarin zij nestelden, legden het loodje
tegen de dodende mest.
Nergens is de Biesbosch zo stil, zo
eenzelvig, zo zelfgenoegzaam als hier.
Hier en daar, op hogere grond, bloeit
in uitbundig paars het groot hoefsblad.
Traag trekken de blauwe reigers met
hun kromme nekken ter jacht. Een
kleine vogel, de oeverloper, die zich
niets hoeft aan te trekken van de bord
jes „verboden toegang", rent piepend
met het al wegebbende water mee.
Je hebt in de Biesbosch een tolk no
dig iemand die je uitlegt waarom
dat soort planten op die plaats groeit.
Want denk niet dat planten zomaar
erge2is groeien. O nee. De planten-
socioloog kan u er alles van vertellen.
Aan de vegetatie ziet hij bijvoorbeeld
hoeveel meter u zich boven NAP be
vindt. Dat wordt ons althans verzekerd
door John Noest. En dat kan best waar
zijn? want per slot van rekening ziet
schipper Bas van den Heuvel aan de
glooiing van de oevers ook precies
waar zich de vaargeul bevindt.
De plantengroei in de Biesbosch is
soortarm doceert John Noest
maar vanwege de voedselrijkdom wel
gigantisch. Het riet wordt vier, soms
vijf meter hoog. Men moet er boven
dien op letten dat men hier een heel
andere vegetatie vindt dan in stil wa
ter. Lelies, kroos en violieren zoekt men
tevergeefs. Na de afsluiting van het
Haringvliet in 1968, die het tot vreugd
der boeren mogelijk maakt de getijbe
weging in de Biesbosch te beteugelen,
zal dat wel anders worden
U hebt het al begrepen: John Noest
is een natuurbeschermer. Toen hij
een jaar of twaalf was, bouwde hij
al nestkastjes in zijn geboorteplaats
Vught. Op zijn vijftiende in 1930
werd hij lid van de Bossche afdeling
van de Nederlandse Jeugdbond voor
Natuurstudie, waarvan een van zijn
vijf dochters nu secretaresse is. Maar
men moet zich niet vergissen in de
man. Hij is niet het type dat op vrije
zaterdagen de plusfours aantrekt en ge.
v?e*2>y*
H.ên L.ZWALUWE
wapend met vlindernet en botaniseer
trommel geestdriftig langs velden en
wegen draaft. Zijn belangstelling voor
de natuur is van gezonde aard, geen
monomane cultus. ,,Voor mij is de
wereld groter", zegt hij. Hij is even ge
ïnteresseerd in filosofie en psychologie
bijvoorbeeld.
Van huis uit. of liever gezegd van
school uit. is hij bosbouwer. Hij door
liep de middelbare landbouwschool in
Boxtel, begon als volontair in het Bre-
daes Mastbos, volgde de middelbare
cultuurtechnisch school van de Ko
ninklijke Nederlandsche Heidemij in
Arnhem, werkte in dienst van Staats
bosbeheer in Friesland, Zeeland, Noord
holland, op de Veluwe, en belandde
tenslotte in 1947 weer in Brabant. Thans
is hij provinciaal hoofdassistent van af
deling Natuurbescherming van Staats
bosbeheer in Noord-Brabant beheert
staatnatuurreservaten en treedt op als
adviseur van de stichting „Het Noord
brabants Landschap". Hij is ook de
man die de laatste tien jaar in Brabant
voor de minister bemiddelde voor de
aankoop van 3000 ha natuurreservaat
en recreatiegebied. Hij is er gelukkig
om. Hij is er, net als Bas van den Heu
vel in geslaagd van zijn hobby zijn
werk te maken.
rpERUG naar de Biesbosch. Van wie
J- is eigenlijk dit unieke waterland?
Het hele gebied is ongeveer 10.000
ha groot, waarvan 6600 ha landbouw
grond, 1175 ha griend, 1600 ha riet en
625 ha water. Wie zich interesseert
voor de eigendomsverhoudingen, wordt
in onderstaand staatje geïnformeerd.
water-griend-riet landb.gr.
Staatsdomein 1790 ha 125 ha
Kroondomein 347 ha 1089 ha
Verkeer en Waterst 71 ha -
O. K. en W. 708 ha 65 ha
Beheer Landb.gr. 142 ha 540 ha
Particulieren 340 ha 48 ha
st Het overgrote deel van het natuur
gebied is dus in handen van een
of andere overheidsinstantie. John
Noest is daar blij om. „Je moet", zegt
hij, „natuurfragmenten bewaren zo
als je toch ook een schilderij van Rem
brandt conserveert.". Ik kan daar in
komen. Het is van belang te achten
dat de „dode hand" van de natuur
bescherming bepaalde momenten uit
de ontwikkelingsgeschiedenis, die óók
de natuur doormaakt, vastlegt. Net zo
als we in onze musea de cultuurge
schiedenis bewaren.
Aan de natuurbescherming zit ook een
sociaal aspect: de reci-eatie. Hoewel het
rijk zich vooral toelegt op de conser
vering van gebieden met natuurweten
schappelijke waarde in tegenstelling
tot de provinciale verenigingen tot be
houd van het landschap is John
Noest van oordeel dat natuurgebieden
als de Biesbosch niet uitsluitend gere
serveerd mogen worden voor de kleine
groep natuurkenners. „Je moet de men
sen helpen te ontkomen aan de nivelle
ring van de juke-box", meent hij.
He Men mag John Noest tot de pioniers
rekenen op het gebied van de na
tuurbescherming in Noordbrabant. Tot
dusver is hieraan in deze provincie wei
nig aandacht besteed, al is de belang
stelling groeiende. De commissaris van
de koningin heeft in een van de laatste
statenvergaderingen nog verklaard dat
Brabant zich moet schamen om het ge
ringe aantal contribuanten dat de
Stichting Het Noordbrabants Landschap
telt Vanwaar die geringe interesse?
Eén van de oorzaken is waarschijnlijk
de overdaad aan natuur in Brabant.
Men kampt (nog) niet met schaarste
aan bos. hei en water. Een andere oor
zaak is wellicht 't feit dat Brabant over
wegend katholiek is. De directeur van
de Belgische Vereniging voor Natuur-
en Vogelreservaten. Harold Herberigs,
heeft er eens op gewezen dat de na
tuurbescherming ophoudt aan de gods
dienstgrens. In overwegend katholieke
landen als België. Frankrijk. Italië,
Spanje is natuurbescherming een arg
wanend bekeken buitennissigheid. Men
kent daar (nog) geen sluting der jacht
in het broedseizoen en men consumeert
daar de kieviten, grutto's, merels, lijs
ters, vinken, enz.
Ik geloof niet dat het verschijnsel al
voldoende onderzocht is om te kunnen
zeggen dat hij gelijk heeft. Het kan
ook wel liggen aan sociale structuren,
die met het katholicisme gepaard gaan
maar er in feite niets mee te maken
hebben. Dat doet echter aan de merk
waardigheid van het fenomeen niets af.
De vaststelling dat Brabant op dit ter
rein achterblijft, is overigens niet
nieuw, want al voor de oorlog is in
het tijdschrift „Brabantia Nostra" ge
klaagd over hel gebrek aan belangstel
ling van katholieken voor de natuur.
1VTEN ziet het: een dagje in de Bies-
-t'-1- bosch leidt tot vele en velerlei
overpeinzingen. En tot vele vra
gen. Het meest fascinerend blijft voor
mij de vraag welke elementen de hou
ding van de hedendaagse mens ten
aanzien van de natuur bepalen. Is zij
hem tot vriend, zoals zij de natuurbe
schermers is? Of vijand, zoals voor de
griendwerkers, de dijkenbouwers en on
ze jagende voorvaderen?
Waarschijnlijk i5 zij beide, vriend en
vijand tegelijk