DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 1 JUNI 1964 9 Tekst: Kees Bastianen Tekeningen: janus Nuiten HET is half drie in de Biesbosch De hemel die vanmorgen blauw was als de mantel van de Heilige Maagd in een Brabantse veldkapel, is vaal en grijs geworden als het wegtrekkend water boven een slikplaat. We varen door de Noorderklip en het Steurgat, killen zo breed als rivieren. De riet- randen aan weerskanten van de stroom vertonen hier en daar nauwe openingen. Dat zijn de poorten naar de andere Biesbosch: de doolhof van smalle kre ken en sloten waar het water met stil gerucht langs manshoog riet spoelt. Hier in het Steurgat is de Biesbosch kaal en zonder markante punten het silhouet van de Moerdijkbruggen, de ho ge schoorstenen van de Amercentrale en de lelijke hoogspanningsmasten bui ten beschouwing gelaten. Tussen het riet op de oever staat een eenzame koe. Het beest hoort thuis aan de andere kant van de stroom. Het moet bij laag water van de dijk zijn geraakt en geen kans meer hebben gezien om voor de vloed de polder in te komen. Ten einde raad is het naar de overkant gezwommen. Roerloos en een beetje zielig wacht het daar op de dingen die komen gaan. Iemand vertelt hoe bij stormweer de polders vollopen en het radeloze vee loeiend rondrent over de dijk. Het verhaal maakt in druk. De woorden roepen beelden op. Er wordt in onze boot niet meer zo druk gepraat als vanmorgen. Heeft de Biesbosch ons stil gemaakt? De natuur zoals je die ontmoet in dit vreemde waterland tussen Amer en Nieuwe Merwede roept ge voelens wakker waarvan je op de Cool-, singel of in de Kalverstraat geen weet' hebt. Ze zijn moeilijk te beschrijven, omdat één dagje in de Biesbosch te kort is om zich bewust te worden van hun ware aard. Ze hebben „ergens" te maken met de verhouding van mens en natuur, aarde, water, planten, dieren Ervaren wij de natuur op de een of andere manier nog als onze vijand? Zoals onze voorvaderen deden, die zich overeind moesten houden in een drei gende wereld. Het is bekend dat er op aarde nog volken zijn, die een ge heimtaal spreken als zij uittrekken ter jacht, want de aarde is loslippig en verklapt de dieren dat zij achtervolgd worden. Zou er diep in ons soms nog iets sluimeren van die zo bizar schij nende opvcttingen? Of is de zon voor ons broeder zon en het water zuster water? Is er in onze verhouding tot de natuur nog iets te bespeuren van de oer-verwantschap die al het sterfe lijke ontleent aan zijn gemeenschap pelijke oorsprong? Of is de natuur voor ons louter bezit, zoals vooj. de boer die haar ten nutte maakt en ervan leeft? Of is zij in dit stenen tijdperk van industrialisatie en verstedelijking nog alleen maar middel tot verpozing? Gaan wij alleen naar de Biesbosch en het Noordzee-strand om een bruin vel letje te halen, of ook om andere, ge heimzinniger redenen? OM goed tien uur zijn wij vanmorgen bij matige wind en vijftig centi meter verhoging met de beheers- boot van Staatsbosbeheer, de Sint-Eli- sabeth, uit Werkendam vertokken. Wij dat zijn: John Noest de Brabantse hoofdassistent van de afdeling na tuurbescherming van Staatsbosbe heer. aan wiens zorgen 800 ha Bies bosch zijn toevertrouwd en die vandaag onze deskundige gids is. Bas van den Heuvel (39). telg van een Werkendams griendwerkersge- slacht. thans assistent bij 't Staats bosbeheer dienstvak natuurbescher ming. Biesboschkenner bij uitne mendheid en een schipper die het DE BIESBOSCH: VRIEND OF VIJAND dent in de biologie en voorzitter van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuur studie. Hij komt naar buiten hollen. Armen zwaaien goeiemorgen. Een jaar lang zal deze ruige beer uit Asperen (Gld.) vogelwaarnemingen doen in de Biesbosch. Er heerst in de Biesbosch tussen mensen een merkwaardig gevoel vart verbondenheid. Dat armgezwaai is er een voorbeeld van. Maar ook het feit dat onze schipper twintig minuten besteedt om een verkeerd vastgemaak te griendboot beter te verankeren. En een ieder die wel eens meer in de Biesbosch komt en in moeilijkheden raakte door het getij, prijst de hulp vaardigheid van griendwerkers. vissers en toeristen die hem spontaan uit de prak hebben gehaald. Die hulpvaardig heid uiting van verbondenheid hoort bij de Biesbosch-gemeenschap als het riet bij de waterkant. Het is niet het soort verbondenheid kontje van zijn boot weglegt waar hij wil Nora de Vries, geboren te Amster dam, woonachtig te Vught (tot haar verdriet, want na tien jaar Brabant is haar hart nog altijd ginds), van daag aan boord de gastvrouw die weet wat koffie-zetten is. De tekenaar Janus Nuiten en uw verslaggever. We zetten koers naar het zuidwestelijk deel van de Biesbosch waar het na tuurreservaat van Staatsbosbeheer ligt. We passeren de polder De Stenen Muur, die met de oostelijk gelegen polder Jannezand tot de grootste land bouwgebieden van de Biesbosch be hoort. De schuur is, gemeten aan de arbeiderswoningen die ernaast staan, zo groot als een kerk. Eenzaam staat op de andere oever van de kil het Huis van de Dood, een lu gubere naam voor de vrolijk wit ge schilderde woning waarin een vogel wachter eerstdaags zijn intrek neemt. In dit huis zijn kinderen zonder dok tershulp ter wereld gekomen. Op de geïsoleerde boerderijen in de Biesbosch is dat overigens wel meer voorgeval len. Als we voorbijvaren aan een huisje met een rieten dak, blaast schipper Van den Heuvel op de koperen scheeps toeter. Daar woont Jan Veen (22),stu- dat een kleine dorpsgemeenschap ken merkt. Die berisst op het beginsel „ons kent ons", dat vreemdelingen uitsluit. Hier echter voelen óók mensen die elkaar op straat zonder groet voorbij lopen, zich één. De verbondenheid van de Biesbosch lijkt dan ook meer op de lotgemeenschap die plotseling ont staat in tijden van gevaar Het be wustzijn oog in oog te staan met een gemeenschappelijke vijand, dwingt in stinctief tot frontvorming.. Het is een kwestie van zelfbehoud. Is in de Biesbosch de natuur die vijand de aarde, het water, de planten, de dieren? Zijn wij in een ruig stuk na tuur als dit elkanders broeder en hoeder omdat diep in ons tóch nog de primi tieve jager leeft, die met zijn stamge noten een geheimtaal spreekt omdat de aarde zo loslippig is? WIE de Biesbosch op zijn best wil zien, moet door het Binnenkooi- gat en het Gat van de vloeien naar de Vlooiensloot. We varen door kreken die maar een paar meter breed zijn en alleen toegankelijk bij hoogwa ter, omdat ze bij eb zo goed als droog vallen. Uit de hoge begroeiing op de wallekant vliegen de vogéls schichtig op. als de Elisabeth luidruchtig nadert. Samen met John Noest ben ik boven op de kajuit geklommen. Af en toe moeten we plat °m niet in botsing te komen met de laaghangende takken van de zwarte populier, de zeldzaam geworden boomsoort, die de voorvader is van de befaamde peppels in de Bos sche Meierij. Het is daar dat John Noest de levensgeschiedenis van de Biesbosch vertelt. Later op de dag, ergens in de grien den van De Dood. vergeleek hij de Biesbosch met een grote long die zich twee keer per etmaal vol zuigt en leeg perst. Hij grinnikte er zelf om. want het klonk te dichterlijk in die 'omge ving. De bruine oevers van de kleine kreek waaruit het water wegsloop, wa ren vet en nog verraderlijker voor de on geoefende voet dan het glibberige pad. waarlangs we daarheen gestrompeld waren. Een dagtrip in de Biesbosch is niet voldoende om de griendwerkers- stap aan te leren, de typische wijd- beense tred waarmee je in Werkendam de mannen op zondag nog ter kerke kunt zien gaan. Maar juist was ze, die vergelijking. De Biesbosch is als een long en het water is als adem. Het speenkruid en de gele dotters danken er niet alleen hun overdadige bloei am, maar ook de grond waaruit hun wortels leven zui gen. Het water zo zegt men is Neder lands erfvijand. Amen, het zij zo. Maar dat zelfde wassend- en wegebbend wa ter heeft met rusteloze ijver ook de miljarden kleideeltjes en zandkorrels aangedragen waarmee dit land in de loop van honderden jaren werd opge bouwd. En opgebouwd wórdt. Want hier in de Biesbosch is het nog altijd werkzaam, dat water. De geleerden, die zijn taal verstaan, vernemen hier wat zich in de trage gangder decennia aan de directe waarneming van stervelingen onttrekt Zij bestuderen in de Bies bosch hóe Nederland ontstaan is. ie In het tweede hoofdstuk van het boek „De Biesbosch, Land van het Levende Water", dat in 1961 onder re dactie van drs. C. J. Verhey bij Thieme in Zutphen verscheen, beschrijft de Biesboschkenner dr. irZonneveld hoe Holland (Hout-land) ontstond in de gi gantische strijd van de rijzende en da lende zee met de machtige rivier, die door tal van stroomgeulen in zijn brede bedding het water van de hoger gelegen delen van Europa westwaarts stuwt. Dat gevecht begon een half mil joen jaar geleden. Een kleine tiendui zend jaar terug kwam de worsteling in een beslissend stadium. De ijstijd die het rivierdal eeuwen lang tot een steppe gemaakt had, liep toen ten einde. Het brede dal werd een ge bied van ondoordringbare oeverbossen en uitgestrekte moerassen. De tempe ratuur steeg, het landijs smolt, de zee spiegel rees. „Op zekere dag stond voor het eerst gedurende een noord westerstorm het rivierwater, dat dui zenden jaren alleen westwaarts ge stroomd had, even stil, opgehouden door de vloed, om bij eb weer door te stromen naar het westen. Geleide lijk aan trad dit vaker op, totdat het eenmaal een dagelijks verschijnsel werd Zo werd de eens zo wilde rivier door de nadering van de zee in een zompig moerasgebied versmoord tot een breed- armige trage stroom". In ?-ijn delta overdekte de rivier de bodem met dikke lagen zand, klei en veen. Soms sloeg de zee hele stukken van het door de rivier opgebouwde land weg. De zeespiegel bleef stijgen, maar de rivier en het land dat hij schiep, stegen mee. En in de wedloop behield de stroom de overhand en dat on danks het feit dat de grond die hij in zijn dal ophoopte tengevolge van het toenemend gewicht inklonk. Ondertussen verscheen in de delta de mens. Toen de almaar stijgende zee de rivier dreigde te verslaan, snel de hij de stroom te hulp: hij begon het land te bedijken. Van die tijd af is de zee zijn vijand Zo ontstond de Grote of Zuidhollandse Waard, het grootste waterschap dat Holland ooit gekend heeft. Dordrecht en Geertrui- denberg waren er de centra van, de middelpunten van de vroeg-Hollandse beschaving. Nog geen twee eeuwen nadien echter sloeg de zee toe. Op 18 november 1421 stortte het zoute water zich in het vruchtbare land ongeveer ter plaat se van de huidige Moerdijkbruggen. Het ontbrak de mensengemeenschap verscheurd door de Hoekse en Kabel jauwse twisten aan eensgezindheid om de gaten in de dijken te dichten. De Waard werd een zilte baai, totdat de rivier enkele jaren later tot de tegen aanval overging. Hij brak tussen Woudrichem en Werkendam door de dijken en begon de Biesbosch-zee te verzoeten. Maar de Waard was verlo ren. In de Biesbosch 't zoetwater-getijden- gebied waar de strijd tussen rivier en zee nog altijd voortduurt, ontstonden opwassen, en daarop groeide de zee- bies die de aanslibbing weer bevorder de. Op zeebies volgde de driekantige bies, waarmee men de naden in de ha ringvaten stopte. Diens opvolger was ronde bies, en daarmee bedekten de armen hun huizen. Vissers maakten er jacht op steur, elft, fint en houting, maar vooral op zalm, die vanuit zee het zuurstof-rijkere rivierwater opzocht om er te paaien. Allengs kregen ook de boeren weer interesse in het gebied, en in eindeloze processen trachtten zij de vroegere eigendomsgrenzen vast te stellen. Nu zijn de meeste opwassen bedijkt en achter de dijken grazen de koei. en. De Biesbosch is daarom niet het woeste natuurgebied waarvoor de va rende bezoeker het vaak houdt. Langs de kreken en killen, waarin het water bij eb en vloed een hoogteverschil van ongeveer twee meter vertoont, groeit weliswaar het riet, maar achter die smalle stroken strekken zich de vrucht bare polders uit. Bovendien is ook in die ogenschijnlijk ongerepte buitendijk se natuurstroken de invloed van men senhanden zichtbaar zeker voor de kenner. Doch ondanks dat kan men in de Bies bosch anno 1964 nog de illusie koeste ren dat men dwars door een woeste delta vaart. Dat wordt anders na 1968, als de dam in het Haringvliet de strijd tussen rivier en zee. die nu bijna zes tig eeuwen duurt, andermaal in het voordeel van de stroom beïnvloedt. Ik schrijf met opzet niet: beslecht want wij weten niet met volle zekerheid of de machtige deltadammen de zee voor. goed uit de lage landen kunnen ban nen De stijging van de zeespiegel heeft volgens de geleerden weliswaar bijna haar hoogste punt bereikt en het ziet er naar uit dat wij o°k de laatste me ters kunnen keren, maar men weet het nooit. IN het leeglopend kreekje daar in de grienden van De Dood, zwemmen twee voorns een gemakkelijke prooi voor de azende reigers. John Noest wil ons de kolonie van Kees Kieboom laten zien: vier, vijf woon schuiten op de plaats waar het kreekje zich verwijdt tot een flinke vijver. Kees Kieboom is in geen velden of wegen te bekennen. En zijn kolonie is uitgestor ven. Vanmorgen zijn we langs de vervallen kaden in het Binnenkooigat gevaren. Het moet daar vroeger een bedrijvige boel zijn geweest. Maar nu staan de griendwerkersketen leeg. Staatsbosbe heer kan de grienden aan de straat stenen nog niet kwijt. Geen mens wil ze pachten. Oorzaak: personeelsge brek. Kees Kieboom had vroeger vijftig man in dienst. Van de vroege morgen tot de late avond ploeterden ze in de grienden, en 's nachts droomden ze van de pinups boven hun bed den in de woonschuiten. Maar zelfs de zoons van Kees Kieboom hebben een ander vak gekozen. De meeste griendwerkers kan men nu vinden bij de deltawer. ken. Met het wachtgeld, dat zij in de grienden van de Biesbosch moeten missen, kunnen zij de maanden van werkloosheid over bruggen. Het is aldus John Noest doodgewoon een kwestie van centen. Bas van den Heuvel kijkt daar anders tegen aan. En hij kan 't we ten, want hij was 12 toen hij met zijn vader de grienden inging. Tot 1958 heeft hij er gewerkt „Er rust een vloek op de Biesboscli", zegt hij ern stig. Ze willen niet meer, de griend werkers. Goed, de wachtgeldregeling stelt het in staat eruit te blijven. Maar dat is de diepste reden niet. Hij, Bas van den Heuvel, heeft ge slapen in hutten zo'n schrankkeet die Staatsbosbeheer terwille van de toeristen heeft opgebouwd in de grien den van De Dood. Hij heeft zijn potje gekookt op een open vuur. Hij heeft gevloekt, omdat de thee in zijn kruik bevroren was. Hij heeft dag in dag uit in ijskoud, drabbig water gestaan. Hij heeft 's nachts de ratten door de keei horen ritselen. En als hij op het eind van de week thuiskwam, grauw van de modder, las hij nogde angst in de ogen van zijn moeder. Zijn vader nam het heel wat laconieker op. „Hij komt weer wel boven water", zei die. Maar zijn twee dochtertjes zijn nog altijd bang, als hij wat later thuis komt dan gewoonlijk. Ze denken wel eens zegt Bas van den Heuvel dat de griendwerkers zijn uitgebuit door hun bazen. Maar dat is kletskoek. Of je nou baas of arbeider was dat bleef hetzelfde. In de Biesbosch bestond geen klasse- verschil. De Biesbosch, de gemeen schappelijke vijand, bedekte ze alle maal met dezelfde modder, en ieder liet er hetzelfde zure zweet. Er groeide saamhorigheid, dat wel. Maar die heeft de griendwerkers er niet van weer houden een andere baan te kiezen, zodra ze de kans schoon zagen. Bas van den Heuvel is zegt hij' zelf een geluksvogel. Hij draagt de groene hoed, het groene shirt en de groene broek van de mannen van Staatsbosbeheer. En hij is in de Bies bosch kunnen blijven. Hij is van het echte Biesbosch-ras. „Hoe meer je hier komt, hoe meer je ervan houdt'', zegt hij. Élke dag laveert hij de Elisabeth door de kreken en killen die de 800 ha van Staatsbosbeheer doorsnijden. Hij is onder meer belast met de bewaking en het dagelijks beheer. Hij ziet zich zelf meer als opvoeder dan als politie agent. Hij praat liever met de mensen die de geboden van Staatsbosbeheer overtreden dan dat hij ze op de bon slingert. Zijn houding is niet zo vreemd. In de eenzaamheid van dit dreigende water land is hij niet de enige helpende Sa maritaan. Wat zullen kleine mensen op het slagveld van rivier en zee anders zijn voor elkaar? DE Vlooiensloot leidt naar het hartje van het natuurreservaat van Staatsbosbeheer. Je komt er via het Binnenkooigat en het Gat Halfweg, waar je de fazanten bij hoogwater in de wilgenknotten kunt zien zitten. De ze bosvogel weet zich eigenlijk beter te handhaven dan de eenden, die, op enkele honderden uitzonderingen na, op de lage kaden broeden met als ge volg dat de vrucht in hun eieren in de vloed verdrinkt. De Vlooiensloot lijkt op een sneeuw landschap. De 175 paren reigers die er wonen, hebben de wilgen met hun uit werpselen stralend wit gemaakt fraai voor het oog, maar niet zo fraai voor de bomen. Het paradepaardje van John Noest is de kolonie kwakken of nachtreigers die broeden in de 60 ha na 1940 niet meer geëxploiteerde grien den van De Dood. Ze vertegenwoordi gen een zeldzame vogelsoort, die men in Europa buiten de Biesbosch nog slechts aantreft in de Rhóne-delta en in Roemenië. Dat ze er nog zijn, is te danken aan de zorgen van de natuur beschermers. Die zorgen komen soms te laat. Met spijt in zijn stem zegt Noest dat de aalscholverskolonie „naar de bliksem" is In 1958 hebben vissers, die deze gevleugelde concurrenten hun stekjes niet gunden, de laatste 13 nesten uit gehaald. Ze zouden overigens toch wel verdwenen zijn, want de populieren waarin zij nestelden, legden het loodje tegen de dodende mest. Nergens is de Biesbosch zo stil, zo eenzelvig, zo zelfgenoegzaam als hier. Hier en daar, op hogere grond, bloeit in uitbundig paars het groot hoefsblad. Traag trekken de blauwe reigers met hun kromme nekken ter jacht. Een kleine vogel, de oeverloper, die zich niets hoeft aan te trekken van de bord jes „verboden toegang", rent piepend met het al wegebbende water mee. Je hebt in de Biesbosch een tolk no dig iemand die je uitlegt waarom dat soort planten op die plaats groeit. Want denk niet dat planten zomaar erge2is groeien. O nee. De planten- socioloog kan u er alles van vertellen. Aan de vegetatie ziet hij bijvoorbeeld hoeveel meter u zich boven NAP be vindt. Dat wordt ons althans verzekerd door John Noest. En dat kan best waar zijn? want per slot van rekening ziet schipper Bas van den Heuvel aan de glooiing van de oevers ook precies waar zich de vaargeul bevindt. De plantengroei in de Biesbosch is soortarm doceert John Noest maar vanwege de voedselrijkdom wel gigantisch. Het riet wordt vier, soms vijf meter hoog. Men moet er boven dien op letten dat men hier een heel andere vegetatie vindt dan in stil wa ter. Lelies, kroos en violieren zoekt men tevergeefs. Na de afsluiting van het Haringvliet in 1968, die het tot vreugd der boeren mogelijk maakt de getijbe weging in de Biesbosch te beteugelen, zal dat wel anders worden U hebt het al begrepen: John Noest is een natuurbeschermer. Toen hij een jaar of twaalf was, bouwde hij al nestkastjes in zijn geboorteplaats Vught. Op zijn vijftiende in 1930 werd hij lid van de Bossche afdeling van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, waarvan een van zijn vijf dochters nu secretaresse is. Maar men moet zich niet vergissen in de man. Hij is niet het type dat op vrije zaterdagen de plusfours aantrekt en ge. v?e*2>y* H.ên L.ZWALUWE wapend met vlindernet en botaniseer trommel geestdriftig langs velden en wegen draaft. Zijn belangstelling voor de natuur is van gezonde aard, geen monomane cultus. ,,Voor mij is de wereld groter", zegt hij. Hij is even ge ïnteresseerd in filosofie en psychologie bijvoorbeeld. Van huis uit. of liever gezegd van school uit. is hij bosbouwer. Hij door liep de middelbare landbouwschool in Boxtel, begon als volontair in het Bre- daes Mastbos, volgde de middelbare cultuurtechnisch school van de Ko ninklijke Nederlandsche Heidemij in Arnhem, werkte in dienst van Staats bosbeheer in Friesland, Zeeland, Noord holland, op de Veluwe, en belandde tenslotte in 1947 weer in Brabant. Thans is hij provinciaal hoofdassistent van af deling Natuurbescherming van Staats bosbeheer in Noord-Brabant beheert staatnatuurreservaten en treedt op als adviseur van de stichting „Het Noord brabants Landschap". Hij is ook de man die de laatste tien jaar in Brabant voor de minister bemiddelde voor de aankoop van 3000 ha natuurreservaat en recreatiegebied. Hij is er gelukkig om. Hij is er, net als Bas van den Heu vel in geslaagd van zijn hobby zijn werk te maken. rpERUG naar de Biesbosch. Van wie J- is eigenlijk dit unieke waterland? Het hele gebied is ongeveer 10.000 ha groot, waarvan 6600 ha landbouw grond, 1175 ha griend, 1600 ha riet en 625 ha water. Wie zich interesseert voor de eigendomsverhoudingen, wordt in onderstaand staatje geïnformeerd. water-griend-riet landb.gr. Staatsdomein 1790 ha 125 ha Kroondomein 347 ha 1089 ha Verkeer en Waterst 71 ha - O. K. en W. 708 ha 65 ha Beheer Landb.gr. 142 ha 540 ha Particulieren 340 ha 48 ha st Het overgrote deel van het natuur gebied is dus in handen van een of andere overheidsinstantie. John Noest is daar blij om. „Je moet", zegt hij, „natuurfragmenten bewaren zo als je toch ook een schilderij van Rem brandt conserveert.". Ik kan daar in komen. Het is van belang te achten dat de „dode hand" van de natuur bescherming bepaalde momenten uit de ontwikkelingsgeschiedenis, die óók de natuur doormaakt, vastlegt. Net zo als we in onze musea de cultuurge schiedenis bewaren. Aan de natuurbescherming zit ook een sociaal aspect: de reci-eatie. Hoewel het rijk zich vooral toelegt op de conser vering van gebieden met natuurweten schappelijke waarde in tegenstelling tot de provinciale verenigingen tot be houd van het landschap is John Noest van oordeel dat natuurgebieden als de Biesbosch niet uitsluitend gere serveerd mogen worden voor de kleine groep natuurkenners. „Je moet de men sen helpen te ontkomen aan de nivelle ring van de juke-box", meent hij. He Men mag John Noest tot de pioniers rekenen op het gebied van de na tuurbescherming in Noordbrabant. Tot dusver is hieraan in deze provincie wei nig aandacht besteed, al is de belang stelling groeiende. De commissaris van de koningin heeft in een van de laatste statenvergaderingen nog verklaard dat Brabant zich moet schamen om het ge ringe aantal contribuanten dat de Stichting Het Noordbrabants Landschap telt Vanwaar die geringe interesse? Eén van de oorzaken is waarschijnlijk de overdaad aan natuur in Brabant. Men kampt (nog) niet met schaarste aan bos. hei en water. Een andere oor zaak is wellicht 't feit dat Brabant over wegend katholiek is. De directeur van de Belgische Vereniging voor Natuur- en Vogelreservaten. Harold Herberigs, heeft er eens op gewezen dat de na tuurbescherming ophoudt aan de gods dienstgrens. In overwegend katholieke landen als België. Frankrijk. Italië, Spanje is natuurbescherming een arg wanend bekeken buitennissigheid. Men kent daar (nog) geen sluting der jacht in het broedseizoen en men consumeert daar de kieviten, grutto's, merels, lijs ters, vinken, enz. Ik geloof niet dat het verschijnsel al voldoende onderzocht is om te kunnen zeggen dat hij gelijk heeft. Het kan ook wel liggen aan sociale structuren, die met het katholicisme gepaard gaan maar er in feite niets mee te maken hebben. Dat doet echter aan de merk waardigheid van het fenomeen niets af. De vaststelling dat Brabant op dit ter rein achterblijft, is overigens niet nieuw, want al voor de oorlog is in het tijdschrift „Brabantia Nostra" ge klaagd over hel gebrek aan belangstel ling van katholieken voor de natuur. 1VTEN ziet het: een dagje in de Bies- -t'-1- bosch leidt tot vele en velerlei overpeinzingen. En tot vele vra gen. Het meest fascinerend blijft voor mij de vraag welke elementen de hou ding van de hedendaagse mens ten aanzien van de natuur bepalen. Is zij hem tot vriend, zoals zij de natuurbe schermers is? Of vijand, zoals voor de griendwerkers, de dijkenbouwers en on ze jagende voorvaderen? Waarschijnlijk i5 zij beide, vriend en vijand tegelijk

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 3