Drie nationale titels
GSÏER
Mijn
grote
tijd
lenvan
msdienst
ïben
idenvol
ïttigwerk
GER r.-k.
chter
TV
iH
aalijs^
Iseling. Reizigers
stroom van goe-
[onden. Te zorgen
letten e.d. zonder
|r de taak van de
pnten komen - na
ïhuiswachters en
[e lonen. Bovendien
rekening van NS.
Irwijs wordt geboden:
tn flinke bijslagen
[voordelige reismoge-
ociale voorzieningen.
Ilijk op stations in de
[imburg.
M.V. Nederlandse Spoor-
bftijd:
laar
r253 1S-5 16.
Pationsassistent.
vak willen uit-
is dan alleen een
runnen worden
gediplomeerd
het
iNBOSCH"
ZEE
lost en inwoning,
lezoek. Gezellige
ur
U OOMEN,
elijk:
ngrijk werk in
;vens en refe-
ïd adres.
Pensionaten
Voordbrabant -
de voorkeur. In
oeding gegeven
aositie geboden
n, met opgave
en vroegere
riten,
d.
25
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 16 MEI 1964
2o
De beste jaren
van zijn leven
JOHN, BRASPENNINCX
Zijn naam blijft onverbrekelijk verbonden met de wielersport. En dat
is geen wonder, want in 1937, toen de renners voor de eerste maal
op de Valkenburgse Cauberg streden, werd hij kampioen van Nederland.
En toen de coureurs vijf jaar later opnieuw in Zuidlimburg om het
nationale tricot vochten, was hij weer de snelste. Hij bezat een verschrik
kelijke demarrage, waarover nu nog met eerbied wordt gesproken. Hij
won zijn wedstrijden in de laatste kilometers. Dan sloeg hij een gat, dat
door niemand meer kon worden gedicht. Of hij wachtte op het moment
van de eindsprint. Zijn glinsterende ogen keken dan naar de tegenstan
ders. Hij wikte en woog. Wie had zich wel en wie niet stuk gereden?
Hij zocht de goede man en de goede positie en dan enkele honder
den meters van het spandoek demarreerde hij. In een vreselijke vaart
stortte hij zich over de finish.
Zijn naam John Braspennincx.
John Braspennincx woont te
genwoordig in Breda. Hij volgt
de wielersport, die hem zoveel
vreugde schonk, met grote inte
resse. Geen enkele wedstrijd
ontsnapt aan zijn aandacht, of
schoon hij slechts zelden gaat
kijken. Hij spreekt graag met
de kampioenen van deze tijd.
Hij wil weten hoe zij het doen,
wat zij denken. Zelf klautert
hij elke morgen op zijn fiets
voor een trainingstocht. Zeven
tig, tachtig kilometers rijdt hij.
Hij doet het uit pure liefhebbe
rij: om fit te blijven. Omdat hij
nog elke dag met de fiets wordt
geconfronteerd, vertelt hij
graag over zijn tijd. Zijn glorie
dagen.
Piet Hack spreekt
met wielercracks
Glansrijke
carrière
De carrière van John Braspennincx?
Zij begon reeds in de aanvang van de
dertiger jaren, maar kreeg eerst ge
stalte in 1935: het jaar, waarin de
Princenhagenaar een grote kans werd
geboden. Ofschoon hij geen titel rijk
was: zich van niets kampioen mocht
noemen, was zijn optreden in tien
tallen amateurwedstrijden toch wel
zó overtuigend geweest, dat de wie
lerbond besloot hem naar het wereld
kampioenschap in het Belgische Flo-
reffc ai te vaardigen. Vanzelfspre
kend bereidde John zich ernstig voor
op de wedstrijd, zijn levenskans. Hij
mocht niet teleurstellen. Hij ver
scheen aan de start met de wil om
te winnen. Neen, hij was geen favo
riet. Niet bekend was immers of hij
wel tegen een berg opkon. In Flo-
reffe lag er één. Zij kwam elke ronde
terug en had naast een lengte van
vijf kilometer een ongehoord klim-
percentage. Het deerde de jonge
„Bras" niet. Moedig sprong hij achter
cle Italiaanse vedeite Mancini aan, die
na 150 kilometer een voorsprong had
veroverd van twee minuten. In het
wiel van de gekrulde Nederlander
ging het Franse wonderkind Char-
pentier mee. John had zich geduren
de de wedstrijd gespaard: hoofdzake
lijk in het peloton gereden. Hij be
schikte over voldoende krachten om
een sprong naar de leider te maken.
Hij wilde en wenste het zware kop-
werk te doen, waarvan de Fransman,
die maar af en toe „overnam" het
meest profiteerde. Braspennincx
slaagde in zijn opzet. Met nog 7 ki
lometer voor de boeg zag hij honderd
meter voor zich de hemelsblauwe trui
van de Italiaan. Maarhet mocht in
dit eerste, grote en waarachtige tref
fen ook weer niet al te goed gaan.
Oom Janus Braspennincx. die zijn
neef vergezelde was het niet eens ge
weest met de banden, die de wieler
bond voor deze wedstrijd aan de
jonge' renner had verstrekt. Die ban
den waren veel te zwaar en vervan
gen door tuben van een lichter genre.
Vlak voordat het gestelde doel, het
inlopen van de Italiaan, was bereikt,
liep er een bandje leeg van Johns
fiets. Hij herstelde snel, zeer snel
zelfs. Maar de gehele geschiedenis
nam toch zoveel tijd in beslag, dat de
Nederlandse afgevaardigde de Italiaan
niet meer zou zien. Een karige veer
tiende plaats was een te geringe be
loning voor het werk, dat John had
verricht. Hij was echter nog jong en
een nieuwe kans zou hij stellig krij
gen. De indruk, die hij in dit kam
pioenschap had achtergelaten was zo
voortreffelijk geweest, dat hij het bes
te kon overgaan naar de onafhanke-
lijken. Hij wilde later beroeysrenner
worden. Deze voorzichtige sprong van
categorie op categorie bracht hem
reeds temidden van de profs.
Een belangrijke schakel in zijn stre
ven om hogerop te komen, als be
roepsrenner door het leven te gaan,
was het kampioenschap voor onafhan-
kelijken, dat in 1936 op een parkoers
in de buurt van Hoogerheide-Woens-
drecht werd georganiseerd. Omdat
Braspennincx overwinningen had be
haald in Alkmaar, Haarlemmermeer.
Iependaal en Assendelft, was hij een
uitgesproken favoriet. Hij kon naar
een wedstrijd toeleven: zich uitste
kend prepareren. Hij deed dat ook
voor Hoogerheide. Hij kende de slech
te polderwegen, die in het parkoers
waren opgenomen. Hij kende het
kleine pad. dat naast een van de dijk
wegen liep en dat van een betere
kwaliteit was, maar op een gegeven
John Braspennincx zoals hij nu is.
moment ophield. Dan was het nood
zakelijk als renner met de fiets een
akrobatentoer te verrichten en van
het kleine pad op de dijkweg te
springen. Braspennincx oefende. Het
schiep hem geen overweldigende pro
blemen en het schonk hem voordeel.
In de laatste ronde maakte John ge
bruik van het beruchte pad. Ilij had
een voorsprong van een dikke tweehon
derd meter en er waren nog twee kilo
meter te rijden. De nieuwe kampioen
was praktisch bekend, want tegen de
eindrush van deze jongeman was geen
sterveling opgewassen.
Lachende
Belgen
Wat geschiedde er echter?? Tijdens
het sprongetje van het pad op de dijk
gebruikte de onafhankelijke zijn ver
snellingsapparaat. De ruk aan de
handle was te ruw. Het mechanisme
was geforceerd en de ketting sprong
van het kamwiel. John moest afstap
pen. De renner, die aan de leiding had
gelegen: die alle beroepsrenners en
alle amateurs achter zich had gelaten
(zij waren immers gelijk gestart! was
een illusie armer.
Maar tochde ontmoedigd verder
fietsende John, die diverse coureurs
had zien passeren, terwijl hij zijn rij
wiel repareerde, kreeg de kampioens
trui. Er waren wel beroepsreisners
langs gekomen, geen onafh ankelij ken.
De tweede man in het rennersveld
kwam negen minuten na de Princen
hagenaar binnen. Plet stapje was toch
gezet. Het gevolg was een afvaardi-
tegen de volgers, die het allemaal zo
onbegrijpelijk vonden. Wat deed
John? Hij leidde elke klimpartij in
en was steeds als eerste boven op de
bergruggen. Hij zag de Belgen een
voudig niet en hij zou Piet van Nek
meegeholpen hebben de tweede
plaats te veroveren als deze toeval
lig in de alles beslissende gevechts
fase geen pech had gekregen. Nu
werd Piet slechts derde, nadat John
de bloemen al had ontvangen. Dit
was koersen. Dit hadden de Belgen
en fijnproevende wielerinsiders nog
nooit tevoren gezien.
Een ander avontuur wenkte. Het
werd de Tour de France, de lieve
lingswedstrijd van journalist Joris
van den Bergh, die John lanceer
de. Het werd geen gelukkige con
frontatie. Reeds bij de start in Pa
rijs was aan het Nederlandse ploeg-
je (Theo Middelkamp, Anton en
Albert van Schendel, Piet van
Nek, Gerrit van der Ruit en John)
beloofd, dat zij de beschikking
zouden krijgen over een mecani
cien en een masseur: mannetjes,
die er bij de Franse ploegen ge
noeg rondliepen. Het aandringen
was echter tevergeefs. De organi
satoren zorgden nergens voor en
daarom droop de volledige oranje-
ploeg na tien etappes af. Het was
genoeg geweest.
Diezelfde Joris van den Bergh ad
viseerde John in het begin van het
jaar over te gaan naar de profs. De
manier waarop hij kampioen bij de
onafhankelijken was geworden en de
wijze waarop hij reed, rechtvaardig
den dit. John was voor een goede
raad te vinden en schreef in voor
de nationale titelstrijd, die voor de
eerste maal op de Limburgse Cau
berg zou worden verreden.
te hij de strijd. Hij wendde zich tot
zijn concurrenten, die ook niet veel
verder waren gekomen en zei, dat
het onmogelijk was tegen deze berg
te fietsen. Het verhaaltje werd ijve
rig rondverteld, maar enkele uren
na dit misleidend spelletje begaf
John zich vol optimisme naar de
startlijn. Hij had zich niet bloot ge
geven. Hij was er voor zichzelf wel
van overtuigd, dat hij die vervelende
berg aan kon. De wedstrijd begon
en de gebroeders van Schendel nes
telden zich aan het wiel van John.
Zij hadden geen aandacht voor het
feit, dat er andere, gevaarlijke man
nen waren. Theo Middelkamp, Rinus
Valentijn en Jan Verveer waren on
middellijk in de slag gegaan. Na
honderd kilometer hadden zij een
voorsprong van rond de drie minu
ten. John bedacht zich. Wat moest
hij doen? Hij kwam voor de zoveel
ste maal voorbij het spandoek en zag
hoe zijn vader juist werd gehuldigd
als nationaal veteranenkampioen.
Zijn huisgenoot Jan Theuns lag in
een ideale positie om kampioen bij
de onafhankelijken te worden. Tot
hem wendde zich John.
,»Jij moet een gat maken, Jan", zei
de prof. „Je moet voor honderd me
ter zorgen en dan kom ik wel."
Fraaie
achtdaagse
Het geschiedde. De voor de van
Schendels volkomen ongevaarlijke
Jan kreeg de ruimte, zorgde voor de
opening en... maar daarop hadden zij
niet gerekend, John ging. Hij demar-
ging' naar de Ronde van Catalonië,
een Spaans avontuur, dat slecht werd
voorbereid en slecht moest aflopen.
Zeker, de start was voortreffelijk.
Een vierde plaats in de eerste rit, een
tweede in de tweede, een zevende in
de derde en weer een tweede plaats
in de vierde etappe. Maar in de vijfde
rit? Het parkoers vrat banden. John
reed de ene lube na de andere aan
flarden. Eens moest het ophouden,
maar op een kwaad moment, dat de
tegenwoordige Braspennincx nog ver
foeit. zat de coureur zonder banden
en moest hij noodgedwongen afstap
pen. Het was een dramatisch einde
van wat zoveel belovend begon, En
toch werd die ronde een nieuwe bij
drage voor het, leveren van grotere
daden. De wielersport had deze Bra
bander immers geheel gegrepen. Hij
wilde groot worden: sterk, uitblinken.
Wat is een jonge renner zonder eer
zucht? Zonder de drang het ver te
brengen? Zou 1937 een nieuw jaar
worden van successen of...??
Een heel markant feit uit 1937 was
de Grote Prijs van Tongeren, een
klassieke wedstrijd, die niet meer be
staat. maar in de vooroorlogse jaren
iets had te betekenen. Geladen met
een dosis goede moed trok John er
heen in gezelschap van Piet van Nek.
Maar waarom werden deze twee Ne
derlandse renners voor de start uit
gelachen door hun sport-collega's?
Omdat zij vergeten hadden een ver
snellingsapparaat te monteren op
hun rijwielen. Wisten die jongens dan
niet, dat deze wedstrijd over een
zeer heuvelachtig terrein liep: dat
er niet kon worden gespot met de
talrijke bergen en bergjes rond Visé,
die stuk voor stuk beklommen moes
ten worden? De meute startte en
voorlopig hielden zich de Nederlan
ders koest. Maar op het hoogtepunt
van de strijd waren zij in de aan
val, zaten zij vooraan. Driftig draai
den zij de pedalen rond. Hier kon
den zij tegen de Belgen lachen... en
Een typisch moment uit het le
ven van John. Wout Wagtmans
wordt hier kampioen bij de ama
teurs in Valkenburg (1949). John
heeft hem naar de meet ge
bracht. Hans Dekkers, links
wordt tweede. Thijs Roks zal
als derde finishen. John moest
na deze daverende finish nog vijf
ronden rijden als beroepsrenner.
„Ik had voor Wagtmans te veel
gedaan om nog een grote rol te
kunnen spelenzei hij.
Met Joris van den Bergh reed de
Princenhagenaar naar Valkenburg.
Waarover sprak de journalist tijdens
de tocht? Dat Arthur en Anton van
Schendel, twee in Toulouse wonende
Nederlanders, voor de eerste keer
aan de start van een vaderlands
kampioenschap zouden staan. Dat zij
geboren klimmers waren en de beste
papieren beza.ten voor de zege.
Geen woord sprak Joris over de
kansen van zijn stadgenoot, die zich
notabene zo serieus op het gevecht
had voorbereid. Geen woord over de
manier, waarop hij de vermaarde
heren van Schendel te lijf moest
gaan.
n
Misleidend
spel
De als beroepsrenner fungerende
John maakte kennis met de Cau
berg. Tijdens een oefenuurtje klom
hij er tegen op, maar halfweg staak-
- s
reerde en Albert en Anton konden
niet volgen. John zag het en met Jan
Theuns in zijn wiel snelde hij voort,
zoekend naar de drie vluchters. Hij
zag er plotseling twee voor zich op
doemen: Theo Middelkamp en Ri
nus Valentijn. Op dat moment fi
nishte juist Jan Theuns, eerste bij
de minder kilometers rijdende onaf
hankelijken. John vloog naar de
..Fiele" en de ,,Vent" toe: kreeg in
de gaten, dat zij het tempo niet meer
beheersten en besloot ook hen in de
steek te laten. Hij loste de twee en
had nu alleen nog Jan Verveer voor
zich.
Deze gaf zich allerminst zo maar
over. Op twee kilometers van de
streep lag Braspennincx echter
naast hem. Hij bedacht zich weer
niet en liet ook deze laatste tegen
stander achter zich. Met een tiental
seconden voorsprong greep John de
trui en de titel. Natuurlijk.
Princenhage stond op zijn kop.
Sjaak Rompa en de vereniging
van wielervrienden organiseer
den een enorm feest. Het was
nog nooit voorgekomen en het
zou waarschijnlijk ook nooit
meer gebeuren, dat onder één
dak drie kampioenen woonden.
John, beroepstitelhouder: Va
der, de veteranenman en pleeg
kind Jan Theuns de beste onaf
hankelijke.
Joris van den Bergh was tevreden.
Op de terugweg sprak hij met meer
over Arthur en Anton van Schendel
Zij waren nergens geweest. Zij had
den wel aan het goede wiel gezeten,
maar hadden het niet kunnen vol
gen.
De naam Braspennincx was geves-
De man met de
verschrikkelijke
demarrage
tigd, voorgoed. Met ontzag werd zij
uitgesproken in de Nederlandse, klei
ne wielerwereld. Met ontzag werd zij
spoedig ook omgeven in België. Dat
was vooral zo in 1938. Het was een
groot jaar voor John, want hij won
waar hij wilde. Hij maakte het fei
telijk te bont en zorgde voor een
zeer bijzonder bravourstukje. Het
wedstrijdrooster vermeldde én in
Nederland én in België veel werkge
legenheid. Omdat veel rijden de
kampioen niet schaadde, ging hij da
gelijks op stap. In acht dagen zes
keer en...
In dit glorieuze jaar begon voor
John een volledige feestweek in het
Belgische Kiel. Daar versloeg hij op
een zaterdagmiddag honderd tegen
standers. Hij trok naar het Noord-
Hollandse Alkmaar en ontving binnen
de vierentwintig uur een tweede
bloementuil. Op maandag kon hij in
Bosvoorde terecht en zegevierde. Dit
op zich was al een zeldzaamheid, die
zeer druk werd besproken. Het ge
sprek kreeg op woensdag nog meer
relief, want in Hoboken was niemand
tegen het Nederlands geweld opge
wassen. Er volgden twee rustdagen,
want pas op zaterdag was Elsloo aan
de beurt. Het werd een lastige wed
strijd, maar John won opnieuw en
toen kon het niemand meer verba
zen dat hij op de achtste dag in Te-
gelen eveneens de eerste prijs ver
overde.
Al deze zegepralen vertegenwoor
digen nog slechts een bescheiden
greep uit de herinnering, want Turn
hout, Awan en Diest volgden en John
werd als eerste Nederlander uitge
roepen tot „Koning van de Kermis-
koersers."
Hij had echter meer in zijn mars.
Op grond van zijn verbluffende pres
taties, werd hij aangewezen voor het
wereldkampioenschap 1938, dat in
Valkenburg werd betwist.
John had in de titelstrijd echter
weer eens -geen geluk.
Hij deed in de wedstrijd niet
veel werk en was in staat om na
180 kilometer in de aanval te gaan.
Met nog vijf andere renners geraak
te Braspennincx weg. Het ging pri
ma. Zij veroverden terrein. Maar na
dat er ruim 200 kilometer waren ge
reden kreeg de Nederlandse favoriet
pech. Zijn „krank" brak. Met de fiets
aan zijn hand sjouwde John de Cau-
berg op. Fausto Coppi en Gino Bar-
tali passeerden. De hoop op een we
reldtitel was vervlogen Braspennincx
sloot een jaar af, dat bijzonder suc
cesvol mocht' heten: dat hem een reeks
van overwinningen had gebracht. Als
„Koning van de Kermiskoersers" was
hij een veel gevraagd man. Een en
kele maal verscheen de renner op de
baan. Met Aad van Amsterdam won
hij eens een koppelwedstrijd op de
Parijse Velodrome d'Hiver.
Voor alles- bleef John echter een
wegrenner, die zeer regelmatig zijn
overwinningen bleef behalen, maar
die toch tot in de oorlogsdagen moest
wachten alvorens er opnieuw iets ge
schiedde, dat zijn naam ver over de
grenzen bracht. Er waren reeds tal
rijke disputen over de kwaliteiten
van de nu wat ouder wordende John
en de opkomende generatie met Ger
rit Schulte en Theo Middelkamp. In
1942 kwamen zij voor een duel om de
nationale wegtitel in Valkenburg te
genover elkaar te staan. Het werd
een geweldige wedstrijd.
Ongelooflijk
gevecht
Johnny was voor het kampioenschap
zeker geen favoriet. Zijn prestaties
waren in een iets dalende lijn gegaan:
waren in elk geval niet meer zo
overtuigend als in de jaren 1937 en
1938. Maar met de renner diende re
kening te worden gehouden. Hij was
nog altijd gevaarlijk. De grootste zorg
van John voor dit kampioenschap
was in de buurt van de leiders te
blijven en op een goed gekozen mo
ment Gerrit Schulte kwijt te raken.
Zou dat lukken? De strijd begon met
een vroege ontsnapping. Joop Dem-
menie. Cor Steenbakkers, Cor Bak
ker en Cees Bakker gingen er van
door. John trok mee. Het vijftal nam
een halve minuut en omdat het
groepje kwaliteit bezat besloot Ger
rit Schulte eveneens te demarreren.
John kreeg een tip. dat de blonde
Bosschenaar in aantocht was. Hij zag
hem trouwens naderen.
„Nu of nooit", riep hy tegen zijn
makkers. John voerde persoonlijk
het kleine gezelschap aan. Zou de
sterke Schulte de gewenste aanslui
ting krijgen? Kon Gerrit beter klim
men dan de anderen? De „reus" won
bij elke beklimming seconden, maar
verloor tijd op de vlakke gedeelten.
Tachtig kilometer lang woedde het
gevecht. Onvermoeibaar begon Schul
te aan elke nieuwe beklimming met
ongeveer dezelfde achterstand. Tel
kens gingen de leiders op de pedalen
staan om voorop te blijven. Het mocht
ook weer niet al te hard gaan. Bras
pennincx was bang, dat er iemand
terug zou vallen. Dan had Schulte
steun en die kon hij best gebruiken.
Alleen zou de Bosschenaar zich onge
twijfeld „dood" rijden.
Het werd voor Gerrit te veel. Hij
verdween van het toneel. John hoor
de het met genoegen aan. Maar.
hij moest zelf nog afrekenen met de
renners, die reeds zo lang van
zijn kracht profiteerden. Het lukte
hem Cor Bakker te verspelen. Joop
Demmenie droop ook af Cor Steen
bakkers volgde, maar Cees Bakker
bleef. Hij nam niet of nauwelijks
over, maar wist van geen wijken.
Eindelijk: bij de voorlaatste afdaling
ging hij eens op koop. Als een wilde
man en met een ongehoorde snel
heid stortte Cees zich van de berg
af. En plotseling schoot de ren
ner onderuit. Hij sleepte John in zijn
val mee. Braspennincx vloog door
een winkelruit. Bloedend stond de
Princenhagenaar pp. Zijn fiets was
aan diggelen. Te voet liep hij in de
richting van de finishlijn. Vlak daar
voor bevond zich de Bergenaar Rinus
Buuron. Hij had een fiets, John
sprong er op, maar Bakker was ook
verder gegaan en had minstens een
voorsprong van honderd meter. Door
een uitsterste krachtsinspanning
kwam John bij en klopte zijn
vriend in de laatste meters.
De tweede titel was binnen. Een
nieuw hoogtepunt in een wielercar-
rière was gekomen. Het was echter
volop oorlog Het aantal wedstrij
den werd schaarser. De grote tijd
van John die tot' 1952 zou blijven rij
den en die nog talrijke overwinnin
gen zou behalen, was voorbij.
Braspennincx huist nu in Breda.
Zijn gedachten gaan terug naar
zijn periode: naar de 129 overwin
ningen, die hij op de weg vergaar
de. Viermaal zegevierde hij in het
Roosendaalse criterium, drie keer
in Elsloo, maar ook drie keer in
Princenhage en Tegelen. Hij won
in Hoogerheide, Wouw, Goes,
Bergen op Zoom, Vlissingen, Zaan
dam, Alkmaar, Assendelft, Zand-
voort, Geleen, Sittard, Meersen,
Maastricht, Apeldoorn, Zwolle
en nog zoveel andere plaatsen.
Een pagina is te klein voor zijn
uitslagenlijst. Hij versloeg grote en
kleine renners, kampioenen en
keizers. Het is nu allemaal herinne
ring voor de ontelbare wieler
vrienden, die John aan het werk
zagen en voor hemzelf, die boei
end, meeslepend kan vertellen
over de beste jaren van zijn le
ven".
De huldiging van de drie kam
pioenen in Princenhage. John
Braspennincx, de aangenomen
zoon Jan Theuns en vader Bras-
pennincx worden door het ge
meentebestuur in de bloemetjes
gezet. Op de voorgrond achter
een reusachtige bloemenmand
de moeder van John.