ier )nd jen dit! MICHELANGELO ANTONIONI CAMERA-STYLIST BIJ UITSTEK r Rages bevorderen de verkoop van grammofoonplaten Oud-Egyptisch graf geeft tal van zijn geheimen prijs ibletten 'or den! mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen Dat Antonioni werkelijk een „ca merastylist" en een „filmro mancier" genoemd kan worden, blijkt b.v. uit het feit, dat hij niet gelooft in de versnippering van krachten bij het filmen. Hij staat er op zelf de supervisie te voeren over alles wat met zijn films te maken heeft. Hij be moeit zich zowel met de decors als de muziek en hij bepaalt de camera-instelling even goed als de houding van de acteurs. NICO MOLENKAMP exposeert in Tilburg rteur: erdam-6 13 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 2 MEI 1964 IS uigmond of s JJet is in Frankrijk en Italië een tijd lang goede gewoonte geweest literatuur van eigentijdse jonge auteurs te verfilmen. In Frankrijk b.v. heeft de schrijfster Marguerite Dumas binnen zeer korte tijd de literaire bouwstenen geleverd voor de films „Hiroshima mon amour" (Alain Resnais), „Moderato Canta bile" (Peter Brooks) en „Une aussi longue absence" (Henri Colpi). Gaandeweg echter zijn verschillen de regisseurs zelf gaan schrijven en schrijvers zelf gaan filmen. Dat hier door een zeer nauwe relatie ont stond tussen literatuur en filmerij zal niemand verbazen. Hierboven: „II posto": een hard tajereel tussen een ar beider en de vrouw, die de verhouding wil verbreken. Rechts: „La notte": de vrouw die weet, dat zij en haar man mijlen ver van elkaar verwij derd zijn geraakt. gen van de Fransen, die na literaire medewerking aan een film zelf ach ter de camera zijn gaan staan, is Alain Robbe-Grillet. Hij had het scé nario geleverd voor Alain Resnais' film „L'annee derrière a Marienbad", maar ontevreden over de samenwerking met Resnais heeft hij later zelf „Immortelle" gedraaid. Robbe-Grillet, een van de leidende figuren van de beweging van de zgn. „nouveau roman", was niet de eerste auteur, die fin de regiestoel plaatsnam. In Italië heeft ook de com munistische Paolo Pasolini het gepro beerd en met succes. Zijn films „Acca- tone" en „Mama Roma" zijn geslaagde composities geworden. Alle bovengenoemde werken kunnen samengevat worden onder het hoofd „verfilmde literatuur". Er heeft de laat ste tijd echter een andere stroming de kop opgestoken, die in zekere zin aan het genoemde genre verwant is. Die nieuwe stroming is wel eens „camera- stylogenoemd. Daarmee bedoelt men doorgaans twee dingen, nl. dat de re gisseur zijn eigen scénario schrijft als hij tenminste volgens een scénario werkt èn dat hij zijn camera als het ware als „pen" gebruikt. Hij schrijft ermee. Een sprekend voorbeeld van het prille begin van deze stijl, want dat is het wel geworden, zou „Shadows" van John Cassavetes kunnen zijn. Een ander voorbeeld: „Paris nous appartient" van Jacques Rivette, die categorisch heeft geweigerd enige concessie aan het pu bliek te doen, reden waarom de film pas enkele jaren en dan nog met gel delijke hulp van Truffaut en Chabrol gereed kon komen. Consequent jQe meest consequente „camera-stylist" is ongetwijfeld de Italiaan Michel angelo Antonioni. Zo'n man is aan zijn voornaam alleen al iets verplicht lijkt ons en zo schijnt hij er zelf ook over gedacht te hebben. Hij heeft tenminste sinds het jaar van zijn debuut (1942) negen films op zijn naam laten zetten. Slechts één van deze negen exemplaren is ontleend aan een schrijfsel van een ander, nl. „Le Amiche" gemaakt naar een roman van Pavese. Antonioni's eerste film was een documentaire: „Gente del Po". Zijn eerste speelfilm, die hij pas in 1950 verwezenlijkte, heet te „Cronaca di un amore". De film journalisten in zijn land waren er zo enthousiast over, dat ze er meteen een door hen ingestelde prijs aan toeken den. De film liet iets nieuws zien en horen in Italië. Toch was de Antonioni van „Cronaca di un amore" nog lang niet die van b.v. „L'eclisse" uit 1962. Zijn aandacht was nog te veel op uit eenlopende zaken gericht, waardoor de film zich niet direct genoeg naar een dramatisch hoogtepunt bewoog. Ook zijn volgende werk leed nog onder dit euvel. Met name kon men er zijn start als documentarist in herkennen. In „II vinti" (1953) b.v. kende Antonioni beslist een te grote plaats toe aan de actualiteit door enkele kranteberich- ten als uitgangspunt te nemen voor een schets van de jeugdmisdaad. „Tl grido" uit 1955 betekende een ken- tering. Antonioni's aandacht werd hier voor de eerste maal op een milieu ge richt, dat tot toen nog geen rol had gespeeld in zijn films, nl. dat van de arbeiders in zijn land. Voor de eerste maal scheen hij hier ook oprecht ge roerd te zijn door de ellende van tal rijke van zijn medemensen. Hij riep een schrijnend beeld op van de miljoenen armen in Italië. Op het eerste gezicht leek het dan ook eep verlies toen hij m 1960 in „L'avventura" het zwoele milieu van de Italiaanse adel koos, waarvan „La dolce vita" enkele jaren tevoren zo'n treffend beeld had gegeven. In werkelijkheid was er van teruggang echter geen sprake. Antonioni had zich namelijk voorgenomen alle aspecten van het liefdeleven van de moderne mens te verfilmen en „L'avventura" was een tweede aflevering van de i:eeks, die in feite met „II grido" was begonnen. In deze film breekt een vrouw met haar man. Antonioni bestu deert de reacties van de laatste. In „L'avventura" toont de regisseur het begin van een verhouding en de eerste tijd van haar bestaan. In „La notte" (1961) neemt hij de verkilde verhou ding tussen twee blasé mensen tot the ma en in „L'eclisse" tenslotte, schildert hij de onmacht van een rijk, maar on voldaan meisje om een cynische jonge ling aan de haak te slaan, die zijn heil echter liever op de beurs en in het geld zoekt. Precies als in de nouveau roman legt hij een grote liefde voor voorwerpen aan de dag. Die krijgen in zijn films een zodanige aandacht, dat hun aan wezigheid psychologisch geladen schijnt te worden. Ze beïnvloeden ongewild de handelingen van de personen. Mede vanwege de behandeling van zijn ac teurs die hij meestal ideeën laat uit dragen heeft Antonioni de naam ge kregen een koel en intelectualistisch flimer te zijn. Dat is echter slechts ten dele waar, want eenmaal ingeschoten op zijn manier van filmen herkent men gemakkelijk zijn streven het in nerlijk van de mens te beschouwen. De ze comtemplatie geeft zijn films soms een traag ritme. Maar we mogen niet vergeten, dat een „innerlijk leven" doorgaans aan andere normen en aan een ander ritme beantwoordt dan een „uiterlijk". Dat is nu juist wat Anto nioni in beeld wil brengen en al enkele keren met succes in beeld gebracht heeft. BERT VAN OOSTERHOUT EVENALS in voorgaande jaren, heeft de staatssecretaris van onderwijs, kun sten en wetenschappen, drs. L. J. M. van de Laar besloten over 1964 een aantal letterkundigen, die zeer be langrijke bijdragen tot de Nederlandse literatuur hebben geleverd, een bij zonder eregeldi toe te kennen. Op advies van de Raad voor de Kunst heeft de staatssecretaris deze bijzondere eregelden voor dit jaar ver leend aan de letterkundigen mr. J. C. Bloem, mr. F. Bordewijk, mevrouw I. Boudier-Bakker, J. Engelman, J. Greshoff, P. Kemp, mr. H. Keuls, A. Roland-Hoist, S. Vestdijk, H. de Vries en dr. V. van Vriesland. IN HET Stedelijk Museum te Amster dam is een overzichtstentoonstelling van het werk van de in februari 80 jaar geworden Amsterdamse stads beeldhouwer Hildo Krop geopend. Het grootste deel der geëxposeerde 41 wer ken is uit het eigen bezit van de kunstenaar afkomstig. HET Kroatisch Nationaal Ballet uit Zagreb zal in het komend Holland Festival optreden. Op 6 en 13 juli in Amsterdam, op 8 juli in Rotterdam en op 11 juli in Tilburg. Vier balletten zullen worden opge voerd: ..Ontmoetingen" van Kirigin - Bidin - Kastl, „Mouvement" van Ka- balefski - Adret, ..Rhapsody" van Rachmaninoff - Bezjak en ,„Tripti- chon" van Konjovic - Horvat. „L'eclisse": de geschiedenis van de jonge vrouw (Antonioni's echtge note Monica Vitti), die tevergeefs tracht een cynische geldwolf aan zich te hinden. DE INTERNATIONALE handelsbetrek kingen der muziekuitgevers wer ken de mogelijkheid om met één tophit geweldige omzetten te kun nen behalen sterk in de hand. Amerikaanse plaatopnamen, die in dit moderne sprookjesland door de smaak en de kooplust van het pu bliek kunnen opklimmen tot de eerste tien nummers van de Hit parade, worden bijna zonder uit zondering door alle Europese lan den in authentieke vorm overgeno men. In vele gevallen volgen kort daarop een of meer opnamen van zo'n nummer in de landstaal, welke de tekst van het origineel op de voet volgen. DE grote muziekuitgevers zijn niet ge bonden, beter gezegd, worden niet in hun activiteiten geremd door lang durige en soms moeizaam verlopende „in_ of aankooponderhandelingen" om dat zij hun bedrijf geinternationali- seerd hebben en daardoor in de gele genheid zijn de geldende rechten en an dere revenuën onderling uit te wisse len. Een der grootste op dit gebied is wel de Amerikaanse uitgeverij Francis Day Hunter; deze heeft een enorm fonds e'n vele van haar uitgaven brach ten het tot een favourit ofwel tot de overtreffende trap: de tophit! Deze firma zag al spoedig in, haar omzetten op niet geringe wijze te kunnen ver hogen als zij de buitenlandse, bv. Euro pese markt, binnen haar invloedssfeer zou kunnen brengen. Om dit te bereiken, gingen de heren er toe over zich in België. Duitsland. Engeland. Frankrijk, Italië, Nederland en Spanje door eigen filialen te laten vertegenwoordigen. Dezelfde taktiek wordt in omgekeerde richting ook door de Europese muziekuitgevers ge- olgd. Door deze manipulaties stijgen de omzetten en financiële resultaten in aanzienlijke mate. Een zgn. Gouden Plaat kan er dan ook echt v/el af en is heus niet alleen maar een prach tige reclame voor de op dat moment populaire zangeressen of zangers. Zij worden door de hoogmogende heren uitgevers alleen maar gewaardeerd zo lang hun populariteit duurt, daarna zijn ze letterlijk geen cent meer waard en worden dan onverbiddelijk aan de kant gezet. TUIET alle sterren laten zich echter door die schijn en dat tijdelijk succes ver blinden en gaan zeer voorzichtig te werk bij de vorming van hun kapi taal, daar zij weten dat het plotse ling afgelopen kan zijn. Zo weet Fred dy Quinn zich tot op de dag van he den te handhaven door zich niet te veel en te dikwijls in het centrum der be langstelling te plaatsen. Daarom komen er van hem slechts enkele opnamen per jaar uit. Zelf is hij er van over tuigd, dat „weinig doorgaans veel" kan betekenen, dat de kwaliteit van hetgeen hij brengt in alle opzichten goed moet zijn, waardoor hij veel langer dan zijn collega's de interesse bij de lief hebbers van dit soort muziek weet gaande te houden. Dat zijn redenering juist is, blijkt wel uit het feit, dat zijn platen vast in de handel liggen en hij een der uitverkorenen van het publiek is. Van hem zal men geen schokkende verkoopcijfers in zeer kort tijdsbestek lezen: de soms in enkele weken snel stijgende omzetten van plotseling op- Het einde van een rage. schietende „sterren" bereikt Quinn misschien pas in een half jaar of ne gen maanden. Daar tegenover staat echter zijn algemene populariteit, die duurzamer is dan van de meeste top pers. Voor zover een enquête inzake populariteit waardebepalend kan zijn, dan was die voor Quinn in Duitsland omstreeks 1960 bijzonder gunstig. Bij een dergelijk gehouden onderzoek door het teenerblad „Bravo" verwierf hij 85178 stemmen, terwijl slechts 23512 fans Elvis Presley stemden. TJOE een modedans in 1956 de Schlager- industrie in grote beroering kon brengen, moge het onderstaande illu streren. Tot die tijd kon deze branche zich in een vrij grote stabiliteit ver heugen. De smaak van het publiek was betrekkelijk constant en compo nisten en tekstschrijvers hadden ruim schoots gelegenheid om zich aan even tuele smaakveranderingen aan te pas sen. Plotseling werd die uiterlijke rust door de opkomende „Rock'n'Roll-rage verstoord, die in deze kringen het ef fect sorteerde van een donderslag bij heldere hemel. Wat was er aan de hand en wat was Rock'n'Roll?! Bill Haley, op zoek naar nieuwe ef fecten, zo men wil naar een nieuwe ritme- en klankstructuur, had uit straf fe, hoekige, aan de negermuzi^k ont leende dansritmen gecombineerd met simpele, zeer gemakkelijk te onthou den teksten en melodieën en afgewis seld door elektrische gitaar- en saxo foonpassages, een nieuwe dans, de Rock'n'Roll, gecreëerd. Het succes er van moet echter op het conto van de Amerikaanse film „Zaad van het ge weld" worden geschreven. De Ameri kaanse regering, bij monde van het ministerie van Buitenlandse Zaken, vond de inhoud van dien aard dat ver toning ervan op de Biennale te Vene tië verboden werd, waarop de interna tionale pers onder grote koppen haar kritiek leverde. Deze omvangrijke pu bliciteit was koren op de molen van de filmproducenten; een schitterende, kosteloze reclame en zoals spoedig bleek, ook voor de in die film voor komende song „Rock around the clock".' Muziekuitgeverij en platenindustrie hebben er schatten aan verdiend, want deze hit werd een reuzentopper, die maar liefst in ruim honderd versies in. meer dan 20 talen op ongeveer 9 miljoen platen is verschenen. Dit was nog maar het begin van deze rage, want Bill Haley moest al spoedig z'n meerdere erkennen in zijn concur rent in dit genre Elvis Presley! Deze vrachtwagenchauffeur uit Tennessee, die tevens als zanger de lichte muze diende, werd door een kleine platen firma voor 3p.000 dollaar aan de R.C.A. Victor overgegeven. Commercieel ge zien bleek dit voor dit machtige con cern alras een schot midden in de roos te zijn geweest. Elvis bereikte met niet meer dan 20 nummers, waar van elke opname meer dan een miljoen stuks werden ver kocht, de fabuleuze totaalomzet van meer dan zestig miljoen exemplaren. TN 1959 werd voor meer dan een kwart A van de totale platenverkoop aan teenagermuziek uitgebracht. De jonge Rock'n'Rollsterren, meestal zonder enige stemkwaliteit, muzikale scholing of vakkennis, werden gevierde en be wierookte idolen der jeugd, filmmag naten. platenmaatschappijen en mu ziekuitgeverijen. Het zo stabiele ge bouw der muziekbusiness stond door de schok van de Rock'n'Rollrage tot op haar grondvesten te trillen. Elvis Pres ley en andere plotseling omhoogschie- tende sterren aan het firmament van de lichte muze, leverden het bewijs dat wereldsuccessen niet langer af hankelijk waren van geraffineerde op nametrucs, maar dat een schorre stem, een elektrische gitaar, een tenor- of sopraansaxofoon, een drummer en en kele wild uitgestoten kreten voldoen de waren om dit te bereiken en overal ter wereld in de zalen onder de jon geren een waar pandemonium te ont ketenen. In de kortst denkbare tijd was de wereldjeugd bezeten van Rock'n'Roll; platenfabrikanten importeerden de Amerikaanse successen en muziekuit geverijen drukten bij duizenden tege lijk de tophits in alle mogelijk denk bare bewerkingen en trachtten elkaar de loef af te steken bij het uitbren gen van die hits. Deze gang van za ken geldt niet alleen voor de Rock'n' Roll, maar ook voor de Chachacha-, Calypso-, Twist- en andere rages. Met de Rock'n'Rollgril brak voor de songbusiness een onrustige tijd aan. die door de harde en niets ontziende con currentiestrijd een chaotische toestand ontketende in produktie en handel. De Rock'n'Rollsterren beperkten zich na melijk niet tot het podium, maar be gaven zich ook op het terrein van de platenfabricage. Kleine maatschappijen rezen als paddestoelen uit de grond en in Londen alleen steeg hun aantal in de amusementssector sedert 1946 van 11 tot 180. 1~AE Rock'n'Roll en andere modedansen hebben het niveau van de Schlager geen goed gedaan en de kwaliteit speelt dan ook geen rol meer. Alleen de kwan titatieve opname der nummers is „waardebepalend". De muziekuitgever^ die zich met deze handel bezighou den, stellen meer prijs op goede rela ties met radio, televisie en platenmaat schappijen, dan op kwalitatief goede songs. „Je kunt me zeggen de mooi ste songmelodie ter wereld geschreven te hebben en ik zal je antwoorden niet te weten wat ik daar mee doen moet. Als je met een melodie bij me komt waarvoor je je eigenlijk moet schamen, maar je vertelt me dat Cliff Richard deze wil zingen, dan betaal ik je daar direct 500 Pond voor". Deze opmerking van de Engelse muziekuitgever Eddy Rogers is in al haar onthutsende open hartigheid tekenend voor de huidige situatie en spreekt voldoende voor zichzelf. Overigens zijn de uitgevers al lang niet meer degenen, die het voor het zeggen hebben. De werkelijk grote mannen achter de schermen zijn de produktieleiders der platenmaat schappijen. Zij beschikken over de middelen om een artiest te lanceren en hem, zij het dan ook slechts tijde lijk, een wereldnaam te bezor^- ^rcheologen hebben in Egypte een sensationele vondst ge daan. Tijdens reinigingswerk zaamheden in het vierduizend jaar oude graf van Antef - op de westelijke Nijloever bij Luxor kwam een opmerkelijk goed bewaard gebleven, bijna levensgrote kop van een beeld uit het begin van het Middelste Rijk voor de dag. Daar uit deze tijd tot nu toe slechts zeer wei nig kunstwerken bekend zijn, spreekt men van een van de belangrijkste archeologische ont dekkingen van de laatste decen nia. Generaal Antef, zoon van één van de voornaamste adellijke families van Thebe en waarschijnlijk verwant met het koningshuis, was een volgeling van farao Mentuhotep III. Deze heer ser van de 11e dynastie (2160 tot 2000 v. Chr.) regeerde omstreeks het jaar 2040 en ging de geschiedenis in als een bijzonder energiek man, omdat hij na de politieke chaos aan het einde van het Oude Rijk Egypte weer verenigde en de orde herstelde. Door zijn activiteiten waren de machtige Amenemhet en Sesostris van de 12e dynastie (2000 tot 1788 v. Chr.) in staat het machtige zogenaamde Middelste Rijk op te bouwen. Zoals uit inscrip ties in zijn graf blijkt, was Antef zijn heer zeer behulpzaam bij deze acties tot hereniging van het rijk. Mentuho tep liet nog tijdens zijn leven zoals dat destijds in Egypte gebruikelijk was een schitterende graftempel voor zichzelf bouwen, waarvan de ruïnes thans nog te zien zijn. Toen Antef stierf, werd hij dicht in de nabijheid van deze tempel in een groot graf bijgezet. rcheologen kennen het graf van Antef sinds ongeveer 130 jaar: het werd destijds door de Duitser Lepsius. één van de grondleggers van de mo derne egyptologie, vluchtig onderzocht. De z.eer fraaie sarcofaag werd bij die gelegenheid naar Berlijn overgebracht. Een nauwkeurig onderzoek van het graf was echter niet mogelijk, daar zich in 't voorportaal 'n aantal graven uit een duizend jaar latere tijd bevon den en omdat het bovendien half in gestort en met een dikke laag puin be dekt is. Ongeveer zeshonderd jaar na de bouw liet namelijk farao Tutmosis III (1491 tot 1436 v. Chr.) over het graf heen een processieweg aanleggen naar de dicht bij het graf van Mentu- De kop van een beeld van gene raal Antef uit het begin van het middelste rijk plm. 2040 v. Chr.). Zij geldt reeds als een van de belangrijkste vondsten van de laatste decennia. hotep III in Der-el-Bahri gelegen graftempel van zijn zuster een ge malin, de beroemde koningin Hat- schepsut. De metersdikke puinlaag, die de ar cheologen altijd zo had afgeschrikt, bleek achteraf de beste bescherming van het graf geweest te zijn. Men mag aannemen, dat het gedurende, meer dan drieduizend jaar niet is aan geraakt. De reinigingswerkzaamheden, die alleen werden verricht om latere onderzoekingen met tekenpotlood en camera mogelijk te maken, bevinden zich nog in een beginstadium. Tot nu toe hebben de medewerkers van het Duitse Archeologische Instituut in Cairo slechts in enkele schachten tot een diepte van vier meter gegraven, zonder dat zij op de natuurlijke ste nen bodem gestoten zijn. Behalve de uit zandsteen vervaar digde en beschilderde Antef-kop wer den er fragmenten van de schouder partij van het daarbij behorende beeld gevonden. Ook delen van de wanden uit de reeds bekende grafka mer konden geborgen worden. Aan de tien pijlers van deze kamer beginnen echter bij verwijdering van het puin prachtige schilderingen zichtbaar te worden, met jachtscènes, de bestor ming van een vesting in de Nijldelta en een zeeslag. Voor welke verrassin gen zal men nog komen te staan in de nog niet onderzochte zijkamers en nevengangen? Hoewel het overdreven is, de hoop te vestigen op soortgelijke vondsten als die welke bij de ontdekking van het graf van Toetanchamon in de twintiger jaren werden gedaan, mag men er wel op rekenen, dat er be paalde kostbaarheden gevonden zullen worden. De Wcstduitse archeologen zijn tenminste zeer optimistisch. Ter gelegenheid van het derde „Festival voor de Werkende Jeugd", dat zoals be kend in Tilburg zal worden gehouden van 6 t.m. 10 mei a.s.. organiseert de Stichting „Festival voor de Werkende Jeugd in samenwerking met de direc tie van de Stadsschouwburg te Tilburg een tentoonstelling van schilderijen van Nico Molenkamp. De tentoonstelling wordt gehouden in de foyers van de stadsschouwburg De directeur van het Cultureel Cen- trum De Beyerd" te Breda, drs. Th. van Velzen, zal de tentoonstelling in- eiden en openen op zaterdag. 2 mei a.s. Tilb UUr m S*ac*ssch°uwburg te De tentoonstelling loopt t.m. Tweede Pinksterdag, maandag 18 mei as en is unn 9?mhek da6eliiks geopend van I4.UÜ-23.00 uur. t

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 7