contact )ost- ïderen KY" HOND grote tijd )t aan hart. aan geest Ook elders Kring Gent: Vuurwerk Uurrecord Verzorging Voorsprong Avontuur Invaller Kampioen DAGBLAD DE STEM VAN DINSDAG 14 APRIL 1964 33 er) i belangrijk cultureel con- nderen en het Belgische nt en onder auspiciën van itie zal op die dag in de n tentoonstelling worden childer Erik Boone, die in afwisseling zullen enkele iester, eveneens uit Gent, ni Antwerpen. Er bestaat een lelende beheersraad en er is ctiecomité om de kwaliteit entoonstellingen en de klein en ontspanningsprogramma's lorgen. De gewestelijke groe- overigens autonoom, kort zoekt de Open Kring, vooral de activiteiten van Vereist, contacten met Ne- Sprekend met een Vlaams in het kader van de groot- tdse gedachte zegt de heer ..Holland gaat kapot aan lgië gaat kapot aan geest", sing ligt voor de hand: zoek jntacten, waardeer elkaar, -ip voor elkaar. Het is nog m een week geleden dat de leur van België in Neder- ens een bijeenkomst van de ds-Belgische Vereniging in hiervoor een sterk pleidooi ïouden. de Open Kring Gent is ie onderlinge uitwisseling grenzen in praktijk te bren- rste contact werd vorig jaar oen de kunstschilder Guido uit Hulst werd uitgenodigd te exposeren. Drs. Lockefeer die gelegenheid een inlei- rijl verder de sopraan A. Ro de pianist J. Bartz uit Hulst Een echt Zeeusch-Vlaamse het toen geworden. Daarna Open Kring culturele con- jezocht en gelegd met Har- ide maand zullen de contac- tulst weer verstevigd worden. ?er maar enigszins mogelijk er nog meer banden met h-Vlaanderen worden gelegd, wordt aan Oostburg en aan en. :1 deze internati nale uitwis- een sterk Open Kringaccent staan ze toch alle onder pa- van het Actiecentrum voor pese Federatie. ky de forellen stuk voor stuk :t van zijn baas toe. „Ja", zegt utler, „Whisky is zo'n prima worden, dat ik niets anders te ian mijn net in het water te het zo nu en dan uit het watej' Whisky zorgt dan wel, dat fret i zich indenken, dat z°'n tige herdershond in brede geheel Australië de aandacht enden mensen begeven zich f autobus naar de forellen- de bergen om Whisky aan zien. De Australische tv heeft de beeldbuis gebracht. On- Vhisky zelfs een speciale de- voor een gToepje visserijdes- an de Voedsel cn Landbou^ van de Verenigde Naties! De e werd een groot succes en door de hoge gasten zelfs maakt om elders ter wereld e richten tot vishonden. MtJmm PIET MOESKOrS TOINE MAZAIRAC .woendend.. vennoot.. JONKHEER BOSCH afstand t In zijn huiskamer staat een reusachtige kristallen bol op een breed, zilveren voetstuk. Langs het gordijn glijdt een vriendelijke voorjaarszon naar binnen. Zij speelt in de fijn geslepen randen van het glas en zorgt voor een palet van kleuren: dieprood, helgroen, donkerblauw. De lichtgrijze ogen van Jan Maas kijken ernaar en blinken. De voorma lige wielerkampioen wendt zich af van de magnifieke trofee en schuift zijn stoel in de richting van de haard. Hij wrijft even over zijn voorhoofd, geeft zijn gezicht een ernstige plooi en graaft in zijn herinnering. Hij vertelt zijn levensverhaal. Zijn stem viert opnieuw, soms geschakeerd door een schalkse lach, de talrijke overwinningen. Zijn handen willen af en toe de pech, die hem eenmaal trof en die hem nederlagen bracht, herstellen. Het bonte en rijke zuidelijke wielerleven V. ,.Op de 17e juni 1900 werd ik gebo ren. Ik kwam in de registers te staan van de gemeente Steenbergen, maar werd in Kruisland gedoopt. Ik bezocht er de lagere school en wat kon een jongen van een kleine boer, die zeer ver van het dorp afwoonde feitelijk worden? Het was logisch, dat ik „op het land" ging werken, maar ik voelde er bitter weinig voor. Een enkele keer fietste ik eens in een vrij uur naar Roosendaal. Ik had er enkele kennissen wonen en op een goede dag kwam ik terecht in de werkplaats van de gebroeders Jan en Wim Haasdonk die op de Kade een bescheiden rijwielzaak dreven. „Kun jij hard fietsen, Jan?" vroegen zij mij en zij kregen mij zo gek, dat ik op de 15e augustus aan een wedstrijdje zou meedoen, dat in Roosendaal in het kader van het een of ander feest werd gehouden. Ik kreeg een fiets met een krom stuur en ijzeren pedalen Ik prutste zelf van weidedraad teenhaken in elkaar en verscheen aan de start voor de wegkoers Roosendaal - Zundert- Roosendaal. Het was 1919 en het volk, dat in verband met de oorlog de laatste jaren geen internationale wedstrijden had gezien, dromde aan het vertrekpunt in ,,De Knip" teza men. Het was druk en ik had geen illusies. Ik keek naar de keurig ver zorgde racefietsjes en zag naar de voor die tijd fraai uitgedoste jonge renners. Ik voelde of mijn draadban den (28 x 1,5) nog hard stonden en ik kreeg van Jan Haasdonk een tip. Ik moest een jongen-met-een-witte- trui in de gaten houden. Als ik daar bij in de buurt bleef zat ik altijd goed. Ik moest hem het werk laten doen en zeker niet passeren. Toe in de straten van Zundert bleef het pe loton bij elkaar. Daarna begon de een na de ander te demarreien, maar het interesseerde mij allemaal bitter weinig. Ik zat aan het wiel van de jongen-met-de-witte-trui en mij kon niets gebeuren. Terug in Roosendaal reed ik nog trouw ach ter die belangrijke concurrent. Plot seling doemde het finishdoek op en schoot er een belhamel voorbij. Of schoon ik maar een boerenjongen was begreep ik, dat dit het moment was. Ik stoof naar het jochie toe, maar 't was te laat, want de finish lag te kort bij. Het volk huldigde de winnaar, de vader van Johnny Braspennincx, maar als tweede kreeg ik eveneens een medaille. En onmiddelllijk bezat ik een aantal Steenbergse, Kruislandse en Roosen- daalfe supporters, die mij duidelijk maakten, dat zij wilden, dat ik een Jan Maassuccesvol zakenman. De start van de strijd in Tilburg. Links op de voorgrond Jan Maas, die kampioen zou worden. week later zou deelnemen aan .Steen bergen - Nieuw Vossemeer - Steen bergen, ook een kleine wegwedstrijd. Zonder het te beseffen was ik wielrenner geworden had m'n leven toch een wending genomen. Ik kon het immers niet nalaten naar Steen bergen te gaan. Ik had het gevoel, dat ik, gezien het resultaat in mijn eerste koers, kon winnen. Wat ge beurde er echter? Toen ik in Steen bergen op de Boompjesdijk kwam, joelden de mannen, die een week te voren zeiden, dat ik moest komen. Ik had mij vergist. Ik veronderstel de, dat de wedstrijd om half vijf be gon, maar het was..vier uur. Onder druk van het publiek wachtte de jury op mijn komst, maar omdat er geen Jan Maas te bekennen viel was drie minuten tevoren het startschot ge lost. Ik moest snel handelen, kreeg toestemming de wedstrijd te rijden en., was weg. Het zou een te mooie geschiedenis worden als ik zeg, dat ik die wedstrijd alsnog won. Waar is echter, dat ik tot op een kleine tweehonderd meter kwam van het peloton en dat er grote ruzie ont stond tussen het publiek en de jury. Suske van den Berg werd tot win naar uitgeroepen, maar dat namen mijn supporters niet. Ik was de snel ste geweest encle jury, die heel huids thuis wilde komen, besloot mij eveneens een eerste prijs te geven. Twee gulden en een doosje sigaret-' ten. Ik nam in de volgende weken deel aan verschillende wedstrijden, won waar ik wilde en kreeg een ech te racefiets Ofschoon ik nog geen vastomlijnde plannen had, zag het er naar uit. dat ik renner zou worden. In 1920 viel de beslissing! Sjaak Smout de promotor van de Bergse Raayberg. bracht mij in een nieuwelingenwedstrijd, die als omlijs ting van een groot programma op tweede paasdag, werd gebracht. Ik mocht starten in een vijf kilometer wedstrijd en kwam tegenover Frans Hoeks en Vic van den Bussche, jon ge renners, die reeds een zekere naam bezaten. Ik moest een goed figuur slaan. Een week van tevoren begon ik op de Raayberg te trainen en..het beviel mij. Het was feitelijk mijn eerste kennismaking met een echte baan. Ofschoon ik mij geen il lusies kon maken, won ik toch wel graag en zette zich een strijdplan in mijn hoofd vast dat ik absoluut wil de uitvoeren. Frans Hoeks en Vic van den Bussche, jongens met erva ring, zouden natuurlijk niet direct reageren als de onbekende Jan Maas direct na het startschot ging lopen. Kon ik een ronde nemen dan was er een kans. Het strijdplan luk te wonderwel. Nauwelijks in de baan sjaste ik zo hard als ik kon en „te recht" reageerden de anderen: ,,Laat die vent maar gaan". Ik liep een ronde uit. kwam terug in 't pe loton, reageerde op scherpe uitval len van Frans en Vic en zegevierde! Een grote dag, die mij onmiddellijk in het pinksterprogramma bracht, waaraan eveneens Toine Mazairac zou deelnemen. Het was het eerste optreden van mijn latere koppelge- noot en verrassend. Ik probeerde op precies dezelfde wijze de vijf kilo meter te winnen. Als een Razende Roeland vloog ik vanaf de eerste se conden over de baan, maar Toine Mazairac kon ik niet kwijt raken en hij klopte mij. Het wielrennen begon steeds be langrijker te worden Op het einde van het seizoen organiseerde een Steenbergs comité een plaatselijke ronde. Zij was voor amateurs. Omdat ik er vele vrienden had die mij trouw steunden kon ik er moeilijk onderuit niet mee te doen. De NVVB schreef mij in als amateur en ik startte, trillend van zenuwen. Wat moest ik immers in deze wedstrijd doen?? Iedereen verwachtte vuurwerk van mijn zijde. Kon ik dat leveren? Dit waren amateurs. Enfin, ik liet mijn tegenstanders in de steek, maar kón er één niet losschudden. Hij zeulde aan mijn wiel -mee, nam geen kop over, maar geraakte mede aan een voorsprong van rond de twee minu ten. Zó groot was de krachtsinspan ning voor de man ondanks alles ge weest, dat hij niet meesprintte voor de eerste plaats. Ik was nu ander half jaar renner en had al een amateurwedstrijd gewonnen. De eerste regels kwamen in de kranten. De werkelijkheid was echter, dat ik mij nog altijd het zoontje van het boertje voelde, dat wel iets anders wilde. Toine Mazairac was echter naast mij als liefhebber gekomen en met hem ging ik in 1921 voor een succesvol jaar in zee. Met de Ber- genaar, die snel opkwam, vormde ik een koppel. Wij sjouwden door het gehele land en wonnen wed strijd na wedstrijd. Insiders zagen in mij een fondrenner en zij advi seerden mij in 1922 een aanval te doen op het nationale- en werelduur record. Ik zei het toe en het feest zou op de Goirlese baan plaatsvin den. Een feest? Het nationale record stond op naam van een zekére Piet Straat, die in één uur ruim dertig kilometer had gefietst. Het wereld uurrecord was eigendom van de Zwitser Oscar Egg, die het tot 42.122 had gebracht. Diverse trai ningswedstrijden op de Raay berg wezen uit, dat de beide records in mijn bereik lagen. Sjaak Smout vroeg in juli de recordpoging aan en de wielerbond gaf toestemming het' in september te proberen. Van uit Roosendaal reisde ik per trein naar Tilburg. Enkele jongens toon den zich bereid mijn koffer van het station naar Goirle te dragen en zelf wandelde ik naast hen. Plotse ling stopte er een taxi. Stayer Snoek zeer gevierd in die dagen, zat er in. ..Wie ben jij?", vroeg hij. Ik ant woordde beleefd en mocht meerij den. Zodoende had ik nog even de gelegenheid mijn spieren los te ma ken alvorens aan de poging te begin nen. Een kwartier voor de „wedstrijd" begon, had ik alle reden om mij op te winden. Iemand duwde mij een krant onder mijn neus, een Twents blad. Op de sportpa gina stond een tekening van een boertje op klompen, waaruit nog wat hooi stak. „Dit is Jan Maas", luidde de tekst onder de prent. „Hij verbeeldt zich, dat hij in Goirle het record van Piet Straat kan veTbete- ren. Hy kan dat rustig vergeten»" verbeeldt zich, dat hij in Goirle het record van Piet Straat kan verbete ren. Hij kan dat rustig vergeten." Een betere doping was niet moge lijk. Ik was hels, maar., de record poging kon gemakkelijk mislukken. Er stond een scherpe wind dwars over de baan. Die zou het mij bij zonder moeilijk, zo niet onmogelijk maken meer meters dan Piet Straat te rijden. Ik smoesde met de baan- directie, maar het nummer stond op het programma, het publiek was er en het festijn moest doorgaan. Ik begon voorzichtig, tastte de moge lijkheden en moeilijkheden, die de wind mij boden af en., na'een half uur lag het record in mijn bereik. Niet alleen het nationaal, maar zelfs het wereldrecord, want ik had bijna 27 kilometer afgelegd. Het publiek was wild. Het zweepte mij op de grootse prestatie te leveren. De kilo meters echter telden in mijn benen De wind groeide venijnig aan. De opgave om het resultaat van Oscar Egg te verbeteren was iets te zwaar, maar dank zij een naar de omstan digheden fantastische eindrush kwam ik toch tot 41.400 meter, was ik de nieuwe, nationale recordhou- JAN MAAS der (hetgeen ik meer dan tien jaar zou blijven) en had het Twentse blaadje stof tot schrijven. Overigens puilden de ogen uit mijn kop. Ik was leeg! De wielerbond was zo goed over mijn resultaten te spreken dat ik als eni ge amateur werd uitgezonden naar het wereldkampioenschap op de weg dat in de buurt van Liverpool werd gehouden. Het eindigde op een groot drama, maar ik heb nog de over tuiging, dat wanneer ik ooit een we reldtitel kon winnen, het in Enge land was. Laat ik de feiten noe men. De titelstrijd bestond uit een tijdrit van 180 kilometer, verdeeld over twee ronden. Met een verschil van drie minuten werden de renners ge start. Journalist Joris van den Bergh en ploeggenoot Toine Mazai rac zouden mij verzorgen. Met een zonnig humeur begon ik aan de bij zonder zware opgave. Ik was in een goede dag. Ik reed als een duivel en vernam bij de voltooiing van de eerste ronde, dat ik de beste tijd had gemaakt. Voor Joris van den Bergh en Toine Mazairac was deze toestand zo spannend, dat zij beiden vergaten mij een mondvoorraad mee te geven voor de tweede, be slissende ronde. Ik riep hen nog wat toe. maar mijn stem ging temidden van het geroezemoes verloren en ik had bovendien haast. Ik trapte door, maar toen er eenmaal meer dan honderd kilometer opzaten, kreeg ik een razende honger. Wat moest ik doen? Plotseling zag ik een groente winkeltje. Ik stapte van mijn fiets, greep wat sinaasappelen en., zocht naar een shilling, die ik bij mij had gestoken. In de winkel stonden twee oude vrouwtjes. Zij hadden nog nooit van een wielrenner gehoord: hadden Piet Hack spreekt met wielercracks vermoedelijk ook nimmer iemand in een korte broek aanschouwd en zij sloegen kruisen en vielen flauw tege lijk. Wat een consternatie. Ik bleef een halve minuut langer in de win kel dan strikt noodzakelijk was, sprong terug op mijn fiets en kreeg een ontstellende dorst. Waar was er water te vinden? Enkele tientallen meters van de weg ont dekte ik een slootje. Ik stapte er naar toe, dronk, dronk enterug op de fiets. Mijn kadans was ge broken, mijn concentratie weg. Ik bleef in de wedstrijd, maar was ge klopt. Als ik het goed heb werd ik vijfde. Overiengs vierde Steenbergen een groot feest. Een van mijn beste sup porters was Christ Dekkers. Ilij be zat twee grote cafés. Hoe beter mijn prestaties waren hoe meer er werd gedronken. Christ telefoneerde naar Liverpool en kreeg te horen, dat „Dan March" wereldkampioen was geworden. „Dan March"! riep Christ. „Dat is het Engels voor „Jan Maas". En on middellijk vloeide het bier, stroom de de jenever. Christ had afgere kend met zijn klanten alvorens be kend was, dat Engeland over een onvervalste Dan March beschikte! Het jaar 1923 diende zich aan. Het beloofde een goed jaar te wor den. want én Toine én ik hadden nu voldoende ervaring. Bovendien was de formatie als koppel ideaal. Toine zorgde voor de sprints en ik reed de afstanden. Mijn belangstelling was echter voornamelijk op de weg gericht. Een grote wedstrijd beloof de de Ronde van Brabant te worden, die in Eindhoven startte en waar op ik het in mijn kop had gezet die te winnen. Beproefde taktiek? De groep van meer dan honderd renners was nog niet in Helmond of ik was al weg. ,,Een waanzinnige solo van die stomme Jan Maas", zei ik te gen mijzelf, maar ik wilde niet wij ken en ging door. In Den Bosch ge komen zag het er echter donker uit. De spoorbomen werden juist geslo ten. Een auto met juryleden moest wachten. Ik kon echter precies door. De „officiëlen" begonnen natuurlijk aan een razende achtervolging. Zij hadden er al 50 kilometer met hun wagen opzitten toen zij tegen elkaar zeiden: ..Die Jan Maas is verkeerd gereden." „Neen", zei weer een an der. ,,Die is zo ver vooruit". Het laatste was het geval. Ik had een enorme voorsprong genomen, die ik overigens niet kende. Ik knalde al leen door Oudenbosch en Oud-Gas tel, mijn streek. Ik fietste zo hard als ik kon via Roosendaal en Breda naar Tilburg. De finish lag op de wielerbaan van Goirle. Ik was eer lijk gezegd stomverbaasd toen er drie, vier minuten verstreken en er nog steeds geen tweede man kwam opdagen. Omdat de huldiging voor bij was, verkleedde ik mij en kroop ik maar op de tribune bij de jury leden. Eindelijk: na tweeëntwintig minuten arriveerde nummer twee en even later verscheen het gehele klad. Wat had ik gewonnen? Een zil veren beker en een stel tuben. Ik mocht echter opnieuw naar het we reldkampioenschap, dat in Zurich doorging. De les van Liverpool wag ik niet vergeten en ik prepareerde mij met een uiterste zorg op dit gevecht, dat van Zürich naar Bazel en terug ging. Het parkoers telde één obstakel 'n praktisch onbestrate bergweg. Ik had mij voorgenomen vooraan in het peloton te gaan rijden en elke de marrage te beantwoorden, zodat ik er altijd bij zou zijn wanneer er een kopgroep mocht ontstaan. Het lukte. Met de Belg Rik Hoevenaars, drie Italianen en een Zwitser geraakte ik weg. Aan de voet van de beklim ming van de berg begaf het m'n voor band. Ik legde snel een nieuwe tube. Het grapje vergde ongeveer drie mi nuten. Het peloton passeerde, maar ik kreeg gezelschap en wel van de Engelsman Dan March, die zijn ti tel verdedigde. Hij pikte aan en in derdaad.. het peloton was spoedig ingehaald. Maar de kopgroep? Ik moest het in de afdaling proberen. Ik was immers niet bang en durfde hoge snelheden te draaien. Ik stort te mij naar beneden, zag het pelo ton niet meer en ontdekte de vluch ters. Een nieuwe ramp. Het nieuwe bandje was blijkbaar niet goed ge legd en vertoonde nukken. Op een ge geven moment, vlak voor een tunnel sprong het ding van het wiel en., ik stond op mijn kop. maar toch kon ik, na weer een nieuwe tube te hebben gelegd, doorzetten. Ik haalde er alles uit. Verder dan een elfde plaats bracht ik het niet. De Zwit ser, die in de kopgroep zat en Lean- dro Ferrario heette werd wereld kampioen. Het kampioènschap van Nederland bracht Jaap Oudenaarde de over winning. Ik werd derde Zou het Olympisch jaar 1924 méér vreugde brengen: misschien een groot suc ces? - De Olympiade was in Parijs en ik was voorbestemd om de wed- wedstrijd te doen. Jonkheer Bosch van Drakestijn, een legendarische fi guur, had zeer veel werk op de baan. Hij zou in vier nummers uitkomen, maar vond dat uiteindelijk te veel. Hij vroeg mij derhalve of ik gene gen was zijn plaats in te nemen bij de ploegachtervolging. „Graag", zei ik. Als vierde man kwam ik in het spel terecht, maar slecht ingespeeld. Zoals het hoort nam ik op tijd de kop over. Het was in een wedstrijd tegen de Belgen. Ik vloog bij wijze van spreken en ik hoorde een roep. Wat was er aan de hand? Ging het niet hard genoeg? Mijn hemel, de ploeg lag uit elkaar. Dertig, veertig meter. Er gingen seconden verloren om het kwartet opnieuw aan elkaar te lijmen. Als een briesende leeuw ging Piet Moeskops aan de rand van de piste te keer. „Het is jouw schuld, Jan Maas. Een ploegachter volging wordt van achter en niet van voor gereden". De ramp was groot. Jonkheer Bosch van Drake stijn zat met nog een ander nummer in zijn maag. De vijftig kilometer. Ik mocht ze doen en kreeg als ver zorger Jantje Barendse toegewezen. Vlak voor de start kwam Jantje met een geklutst eitje op mij af. Wat? Was dat een eitje? Ik vroeg het op de man af, maar kreeg al leen als antwoord, dat ik vlug moest drinken, want liet was de hoogste tijd. Ik dronk cn heb ik ooit beter gereden? De afspraak was, dat Ko Willems, groot kanshebber in dit nummer, moest worden gelanceerd. Het was alleen mogelijk door de sterke bui tenlandse concurrentie af te matten. Het werd iets slopends en meesle pends. Spoedig had ik een halve ronde. Geen meter meer. Er naderde een concurrent. Deze liep in en het peloton kwam bij. Weer een nieuwe poging. Opnieuw een halve ronde weg. Een andere tegenstander kwam opzetten. Het was een schitterend spel, dat tegen het einde resulteerde in het lanceren van Ko Willems, die de gouden medaille veroverde. Het leed van de slechte achtervolging was vergeten. Ik had mij gerehabi liteerd, maar met dit alles bezat ik zelf nog geen enkele titel. Meer dan het uurrecord had ik niet. Daarin moest verandering komen. Tilburg organiseerde in 1924 de nationale kampioenschappen op de baan. Eerst was de sprint aan de orde. Toine Mazairac werd er door zijn eigen schuld, door een onver gefelijke onoplettendheid uitgereden. Teleurgesteld kwam hij naar mij toe en zei (ik was zijn koppelgenoot ..Ik wil toch een titel hebben. Ik start ook op de lange afstand". Ik was ziedend. Dat kampioen schap had ik mijzelf immers toebe dacht. Ik moest met iemand in de slag gaan en tegen Toine rijden. Ik nam de Amsterdammer Eppie Bre mer in de arm. Hij had gemerkt, dat ik „mot" had met Toine. Ik sprak met Eppie af, dat ik vier maal een poging zou doen om weg te komen. Natuurlijk zou Toine ach ter mij aangegaan. Hij moest hem houden en kon dan de vierde keer meegaan. Ik moet het eerlijk bekennen De wedstrijd moest een kwartier wor den onderbroken voor een regenbui. Onmiddelijk na de nieuwe start was ik weg. Eppie hield Toine, die ach ter mij aan wilde springen in toom. Ik kwam terug en dat tafereel her haalde zich en moest zich nog eens herhalen. Maar daar voelde ik juist niets voor. Na mijn derde sprong kwam ik niet meer terug in het peloton. Ep pie blokkeerde Mazairac zo goed en zo kwaad als dat kon en door die manoeuvre was de Amsterdammer zelf ook een geklopte jongen. Ik had een titel, maar helemaal bevredigen deed zij mij niet. Ik bleef wedstrijd jes winnen met en zonder Toine. Mijn ideaal was wegkampioen te worden, 'eerst kwamen echter de Olympische Spelen van Amsterdam in 1928. Ik erger mij nog als ik daaraan terug denk. Om de nationale eer te dienen toonde zich jonkheer Bosch van Dra kestijn, 'n ware gentleman, genegen zijn plaats in de finale van de ploeg achtervolging af te staan aan Jaan Braspenning uit Rijsbergen. Ik was het daarmee wel eens, maar ik voel de niets voor de opstelling van het team, voor de startvolgorde. Jan Pijnenburg zou voorop starten. Piet van der Horst paste het beste daarachter, maar wilde dat niet. Hij wenste achter Jaan te rijden. Het impliceerde, dat ik aan het wiel zou zitten van „De Pijn". Wat ge beurde er? De ploeg kwam in een praktisch zegevierende positie te liggen, maar plotseling miste Piet van der Host de juiste aansluiting en Italië won met een verschil van enkele centimeters. Ik begeerde een kampioenstitel. En liefst op de weg. Verschillende malen was ik er dicht bij geweest. Misschien gaf de Cauberg, toneel van de strijd in 1929, mij een kans. Ik besefte, dat het een laatste gele genheid zou worden, want ik had in Steenbergen een zaak opgezet en trainde met zoveel meer. Ik besloot weer te proberen elke aanval te pareren. Tegelijk met de profs gingen de amateurs van start. Een bewo gen kampioenschap werd het niet. Zeker. Er waren verschillende, ge vaarlijke uitlooppogingen. Ik reed echter zeer gemakkelijk en bleef aan de leiding meegaan met Joep Franssen, een beroeps en een zekere van der Aa, een amateur, die mij bedreigde, maar in de sprint toch geen partij was. Het boerke op klompen had zijn doel bereikt. Ik vond er voldoende inspiratie in om naar de onafhankelijken over te stappen en nog vele wedstrijden te rijden. Door echter in het zaken leven te duiken ging de glans weg. Mijn grote tijd was voorbij". JAN SNOEK ....liftje De Olympische ploeg van Am sterdam 1928, die de zilveren me daille wonVan links naar rechts Piet van der Horst, Jan Maas Jan Pijnenburg en Jaan Bras penning. Jan Maas kijkt op. Hij draait zijn stoel en blikt naar de kristallen bol op het dressoir. „Gewonnen in Keulen", zegt hij en hij erkent, dat hij door de wielersport veel heeft gewonnen. Hij wijst naar de florerende rijwielzaak aan de ene, maar ook aan de andere kant van de Steenbergse Kaaistraat. Zijn ogen blinken. Het jongetje van de Prinsebossen, dat eens zo ver weg woonde van het dorp en dat was voorbestemd om „op het land" te werken, is een geslaagd man. Hij betreurt dat naast zijn lieve echtgenote geen kinderen staan, die zijn bedrijf kunnen overnemen. Dat doet het komen de jaar wel een neef. Dan zal Jan zich nog meer gaan bezighouden met kaarten, vissen en zingen, dingen die zijn hart thans hebben gestolen. Elke zaterdagavond zal hij in het sportpaleis zijn en zeer vaak aan de finish staan van een wielerwedstrijd. In tegenstelling met zoveel anderen is hij de sport trouw gebleven. Als de zon in het voorjaar langs een gordijn naar binnen gluurt, zucht Jan Maas en zegt hij: „Ik zou nog best eens in het peloton willen zitten, maar mijn tijd is voorbij". Jan Maas nu

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 9