OOSTBURG stad van de W indmakers „Vrij willige evacuatie van drie Ossendrechtse gezinnen Tholenaar over oog met „dinges Defensie en gemeente zoeken naar oplossing Willem Enzinck OP DE LOOP VOOR BEERPUTTEN VOOR KANTONRECHTER BERGEN OP ZOOM De Eenhoorn Nog meer verhuizingen P 5 dag voor en hechtenis snijden 14 DAGBLAD DE STEM VAJN ZATERDAG 4 APRIL 1964 14 GAAN WIJ de koffiekamer van het Ledeltheater binnen. Een ongebroken muurvlak daar van wordt ingenomen door een groot fresco van de Middelburgse schilder Hans Heerer. In een kleurrijke compositie brengt het de karakteristieken van de bewoners der verschil lende West-Zeeuwsch-Vlaamse dorpen en steden in beeld, zoals de volksmond, die in de loop der tijden heeft geformuleerd. Deze wandschildering is een staalkaart van ver-beelde bijnamen. Wat beslist niet betekent dat deze bijnamen tot het rijk der verbeelding zou den behoren, ze zijn zo reëel als een kluit klei en daarbij kenschetsend voor de Vlaams inslag in het levensgevoel van de bewoners van Zeeuwsch-Vlaanderen. In Vlaanderen immers behoort de bijnaam evenzeer bij perso nen en bevolkingsgroepen als de werkelijke naam. Hij is in het al gemeen zeker niet als scheld naam bedoeld, maar beoogt al leen de medemens op een vaak humorvolle, ook wel ironische manier nader te kenschetsen. Aan het geven van de bijnaam ligt een zeer reële kijk op het veelkleurig patroon van de schepping ten grondslag, het be sef ook dat wij altegader op aarde maar vreemde kostgan gers van Onze Lieve Heer zijn en waarom zou dat niet uitge sproken mogen worden naar aan leiding van personen, wier ge dragingen, deugden of ondeugden dat nog eens in het bijzonder schijnen te bevestigen Nemen wij de bewoners van de stad waar wij ons bevinden. Zij heten Windmakers. Zeker niet omdat zij in de loop der tijden bijzondere bekwaamheid in het treden 'van de blaasbalg van een ouderwets kerkor gel aan de dag hebben gelegd. Waar om dan wel? Om het air van ge wichtigheid waarmee zij zichzelf en de dingen die zij ondernemen plach ten te omgeven zonder dat er tenslot te veel positiefs uit de bus kwam? Of betreft het hier een zekere supriori- teitsgevoel van de bewoners van een centraal gelegen, natuurlijk middel punt vormende stad, waarin door an dere streekbewoners met deze bijnaam een ironische domper werd opgezet? De Biervlietenaren mogen er voor alle tijden fier op gaan dat hun dorps genoot Willem Beukelszoon het ha ringkaken uitvond, zij danken aan dit feit echter ook hun afdoende bij naam van haringen. De bewoners van IJzendijke schij nen in houding en gedrag door een stijf-deftige houding en een gebrek aan humor te zijn opgevallen, anders zouden ze niet voor Azijnhalzen zijn uitgemaakt. Wat te zeggen van de mensen, die het stille en bescheiden Waterland- kerkje bevolken en die bekend staan als Glazenpissers? Bah wat vies! Natuurlijk, maar daarmede is de naam nog niet ver klaard. Dat is eerst het geval wan neer men weet dat het kerkje waar aan Waterland de tweede helft van zijn naam dankt aan de voet van een dijk ligt. De opgeschoten jongens uit het dorp, die vroeger tijdens het weekeinde in de naburige dorpen of over de Belgische grens uit bierdrin- ken waren geweest, schijnen de ge woonte gehad te hebben alvorens naar het ouderlijk huis terug te keren, op de dijk hun water te lozen. Daarbij moest het meermalen voorgekomen zijn dat zij met een krachtige straal de ramen van het lager gelegen kerk je troffen, wat de verontwaardiging en verachting tevoorschijn riep, die in hun bijnaam ligt uitgedrukt. De Schoondijkenaren hebben hun bij naam te danken aan een nacht waar op de maan zo groots en woest ge schenen moet hebben als zij soms doet in oude Ierse verhalen of in het werk van de Nederlandse dichter A. Roland Holst. Dat licht reflecteerde zo ontstuimig in de ramen van de Schoondijkse kerk, dat enkelen, die meenden dat deze door een binnen de muren smeulende brand, spoedig geheel in vlammen zou opgaan, on verwijld de Oostburgse brandweer alarmeerden. Het gezichtsbedrog waar van enkelen hunner het slachtoffer werden schonk de Schoondijkenaren hun poëtische bijnaam van Maneblus sers. De Krabben, dat zijn de bewoners van Hoofdplaat. Hielden zij zich in het geestelijke gaarne in spleten verborgen en bewogen zij zich, een maal daaruit tevoorschijn gehaald, langzaam en met schuins ontwijken de bewegingen voort? De inwoners van Groede heten Papvreters, om dat zij zich blijkbaar met bijzondere appetijt en groot genot overgaven a.an het nuttigen van het vroeger in zwang zijnde bord met karnemelkse pap voor het slapengaan. De Bres- kianen, blijkbaar fel, weerbaar, agres- Die van Sint Kruis danken liun bij namen, Peperbussen, aan de vorm sief van karakter, zyn Vechthanen. van hun kerktoren. De geheel groene uniformen, die de fanfare van Aardenburg eenmaal ge dragen moet hebben, zijn er de schuld van dat de bewoners van deze stad Kikkers heten, de Sluizenaren daar entegen boeten als bevolking nog steeds de gladgeschaafde en kale uniformen, waarin hun muziekkorps eenmaal te lang rondliep, met de bijnaam Kale- jakkers. Hun stadswapen waarin de halve maan voorkomt, bezorgde de Sint An na ter Muidenaren de naam Turken en de Zuidzandenaren, die in de volksmond Zevenklappers heten, heb ben dat te wijten aan een molen, die lang geleden in hun dorp stond en die de eigenaardigheid "ertoonde eerst het lawaai en gekraak van een zevenklapper voort te brengen alvo rens hij op gang kwam. Die van Eede stonden van oudsher hun man in het bierdrinken en he ten daarom waarschijnlijk Tonnenrol- lers. Minder duidelijk is de bijnaam Hoenders voor de bewoners van Nieuw- vliet of het moet zijn dat zij zich door de kippenfok hebben onderschei den. Bij de Stoepschijters van Cad- zand zal men evenals bij de Glazen- pissers van Waterlandkerkje eerder aan een incidenteel voorval uit het verleden hebben te denken dan aan een vast ingewortelde gewoonte. De Mensenbranders van Retranchement stammen echter regelrecht uit de ge schiedenis, omdat de bewoners van dit dorp invallers en piraten die hun have en goed wilden komen uitplun deren met brandende olie en kokend pek plachten te weren. Zo leert men in het Ledeltheater van Oostburg dat de bewoners van al deze dorpen hun rol hebben ge speeld op 't Zeeuwsch-Vlaamse toneel en ieder kreeg ook zijn deel aan bijnamen. Intussen is het woensdag ge- geworden. Het marktplein van Oostburg is uit zijn sluimer ontwaakt. Han delaars in textiel, kaasboeren, groenteboeren, groentehande laars, kooplui in houten en ijze ren gereedschappen hebben hun kramen opgesteld. Terwijl de vrouwen stil langs de kramen schuiven, die voor hun wekelijk se huishoudelijke inkopen van belang zijn, staan de mannen in groepjes te praten op de trottoirs voor de cafés of op het voorste deel van de markt, waar ook de vertegenwoordigers van land bouwmachines en automobielen hun produkten in de open lucht hebben opgesteld. De Zeeuwsch- Vlaamse boeren heb ben een uitgesproken voorkeur voor de handel in de open lucht. Hun za ken in graan, vlas en andere land- bouwprodukten of de aankoop van landbouwmachines vinden in zomer en winter plaats onder de blote hemel. De eigenlijke koop wordt daarna ge sloten en met een dronk bekrachtigd in de omringende eafé's. Een aan het zonnige Zuiden herinnerende men taliteit? Misschien, maar zij werd dan toch door de nood aangekweekt. Op de plaats van het tegenwoordige Ledel theater stond namelijk tot de laatste wereldoorlog een in 1689 door de naar Oostburg uitgeweken Hugenoten gebouwde kerk, die, nadat ze vanaf Gezicht op de watertoren, het im posante bouwwerk dat het panora ma van Oostburg beheerst. 1804 voor de r.-k. eredienst in ge bruik geweest was, in 1886 een nieu we bestemming als Graanbeurs kreeg. Hier konden de boeren hun zaken doen, tot zij er gedurende de eerste wereldoorlog het veld moesten ruimen voor de Belgische vluchtelingen, die er een onderdak kregen. Daarna, van 1916-1918, diende de Graanbeurs als kazerne voor de in Oostburg geleger de Nederlandse militairen. Zo kwa men de boeren voor het voeren van hun zakelijke transacties als vanzelf tot het beurtelings afgewisselde open marktplein en het café. En zij ble ven daar met overtuiging bij, zodat de vroegere Graanbeurs in de jaren tussen 1918 en de laatste wereldoor log in gebruik genomen moest wor den als tentoonstellings-, uitvoerings-, en vergaderzaal, waaruit later het Le deltheater zou ontstaan, rperwijl de walmen uit de kraam J- der bakkende visboeren zich ver mengen met die van de fritestent tot een typisch Oostburgse woensdag-geur spieden de vrouwen langs de kramen, staan de mannen in groepjes de prij zen van hun produkten te bespreken of wegen het voor en tegen van deze of gene tractor, combine of auto te gen elkaar af. Maar er wordt niet alleen gekocht, verkocht en gepraat, er wordt bij tijd en wijle ook sprakeloos en nieuws gierig toegekeken. Een krans van marktbezoekers uit de wijde omtrek omringt de schraag van de kleine Marokkaans-donkere man met de blin kende horloges, - fijne Zwitserse pre- cisie-uurwerken, zoals hij zelf zegt... -Aan kijken hebben we niks, consta teert hij dan ook al vlug: -Daar staan z.e nou allemaal te staren tot het nikkel en het zilver er van ver driet' afspringt! Tijd is geld. dat. we ten ze allemaal, maar wat ze "niet weten: alleen de juiste tijd is geld en de juiste tijd die kun je hier ko pen. Maar ho maar, als ze daar een beetje geld voor moeten uitgeven lopen ze op hun ouwe klokkie rustig een paar uurtjes achter." Nog steeds zwijgen. Kijken. -Nou vooruit dan maar weer, her neemt de donkere uurwerkman met een diepe zucht, -vooruit dan maar weer! Dit prachtige Zwitserse horlo ge, dat loopt op 18 robijnen, ik zet het in op vijf gulden. Vijf gulden, wie biedt er meer? Nu ontspannen zich de gezichten: boven in de hoofden gaat iets ge beuren. -Vuuf gulden vuuftig! biedt een schuchtere stem. -Zes gulden klinkt het beslist uit de mond van een man op de voorste rij, die blij is dat hij niet hard hoeft te roepen. - Zes gulden vuuftig. -Ha, ha, zegt de klei ne man, - jullie voelen wel wat het waard is, ook al wonen jullie in Oostburg! Goed zo, we komen er wel! Wie meer dan zes gulden vuuf tig?!.... Kijkers, straks misschien ook voor zichtige kopers, eveneens rond om de heer met de zwarte hoed op het markante hoofd, die een oude tot in onderdelen verroeste fiets tegen zijn schraag met potjes en flesjes heeft staan. -Is dat roest of is dat geen roest, dames en heren? en hij wijst op een bruine, korrelige plek op het stuur van zijn vehikel. -Niemand niet? Goed, dan zal ik het antwoord wel geven. Ja, dat is roest, zware roest. En kijk eens wat er nu gebeurt. Nu neem ik een watje, ik doop- het in dit potje met zalf, ik strijk een paar maal over die roestplek heen en weer, zo, heen en weer. En nou wacht ik even. En in de tijd dat u allemaal op adem komt neem ik dit lappie en eenmaal hup en tweemaal hoepsakee en u ziet: weg is de roest en het nikkel glanst weer als nieuw! En een potje van die won derbaarlijke Roest-Weg-zalf kost maar vijftig centjes. Cijftig centjes! Wie? Stilte. Nieuwsgierige en zich half afwendende blikken. -IJ mag het met dit verzegelde potje zelf ook proberen hoor, d'r is geen greintje nep bij! De man met de diplomatenhoed kijkt de kring rond. Geen reactie. Van handen, van be nen noch voeten. -Hèhè. dan zullen we maar even uitrusten van al het zware werk. Maar jullie maken het een mens wel moeilijk, dat moet me van het hart. Tussen twee haakjes, weten jullie dat al van die man aan de Hendricusput? Van Vlassaert? Nee? De Hendricusput, die kennen jul lie toch allemaal hè, vijf minuten van Oostburg, prachtig stil viswater voor karper, baars en palingnou, een mooi stukkie natuur. En Vlas- saert, die naam hebben jullie toch ook wel eens gehoord? Goed, die Vlassaert was al een ouwere man en een verwoed visser. Iedere dag zat ie aan de Hendricusput, op zijn eigen plekje. Maar hij zat er nooit hele maal alleen. Baes zat er ook. Eén van Cadzand. Een tamelijk jonge vent nog en een even hartstochte lijke hengelaar. Baes zat altijd hele maal aan de overkant van de put. Die twee kenden elkaar eigenlijk niet beter dan alleen maar van naam en herkomst. Veel spraken ze dan ook niet tegen elkaar, alleen zo maar eens een woordje als de een de an der passeerde bij het komen of het naar huis gaan en altijd ging het dan over vissen. En toch vond Vlas saert het gezellig dat die ander, of schoon ver weg, er ook zat. Iedere dag en iedere dag opnieuw. Laat Vlassaert nou op zekere dag die Baes dan ook missen! Hij was er niet. In geen velden of wegen. De volgende dag kwam hij weer niet opdagen. De derde dag ook niet. En zo veertien dagen achter elkaar zat Vlassaert daar helemaal op z'n eentje met zijn hengel aan de Hendricus put. Veertien dagen lang, hij vond het gewoon beroerd, eenzaam gevoel en bovendien kende hij de oorzaak er niet van. Zou de ander ziek zijn of een ongeluk gehad hebben? Maar niks hoor. De week daarop, 's maandags, kwam Baes weer aan zetten met zijn hengeltuig over de schouder en zijn bakje in de hand. juist toen Vlassaert die morgen al ingelegd had. Waor ei je zo lang gezeten?, vroeg Vlassaert. Ik? Ik èn net de wittebroods weken achter de rug! Zo, dus je bi getrouwd in tussen? Jao. In mee een aordige vrouwe? Eentje van ier? Jao, da wel, maor aorig, nee Nie aordig? Wa seg je me noe? Getrouwd mee een vrouwe die je nie sympathiek is? Nee, 't is 't er een mee aor op eur tandn... Zo, zegt Vlassaert, zo, mao dan za ze toch wè charme èn? Bi je zot ,vent, charme? Net zoveel as een kachelpupe! Mao dan za se toch zeker wel een goed verstand èn Verstand? Jao, het verstand van een hornaort, as je 't weten wil. Mao vint, zegt Vlassaert, noe bi je getrouwd mee een vrouwe, die nie lief is, die geen charme eit in die geen verstand eit. Wat eit se dan wèl? En wat dacht je dat die Baes toen zei?, Wurmszei hij en heel z'n gezicht straalde. Het nieuwe Oostburg.... Dat is om de lach niet te laten in roesten zegt de anti-roestheer met de diplomatenhoed. De mannelijke om standers tonen duidelijk dat dit bij hen allerminst het geval is. Een paar ou de vrouwtjes in de sobere Cadzandse klederdracht, zwarte blouse en rok met zwarte omslagdoek, uit nieuws gierigheid in de kring verdwaald, schudden glimlachend het hoöfd met de witte neepjesmuts. Klederdrachten? Ja, zo nu en dan ziet men er nog enkele op de Oostburgse woensdagmarkt. Maar ze zijn als overal elders op de vingers van één hand te tellen. De Cadzand se dracht is allang vervangen door de normale kledij, zoals ook het Cad zandse boereninterieur plaats gemaakt heeft voor de moderne woninginrich ting in de boerderijen. Een reconstruc tie van dit ouderwetse interieur is overigens in Oostburg nog te zien. In een speciale kamer van het Oostburg se Raadhuis. -An kijken hebben we niks, mensen! klinkt nu de stem van de man met de Zwitserse precisie-uurwerken boven alle geruchten uit, -an kijken hebben ve niks! Hij heeft van zijn standpunt ge- ijk. Kom, we trekken ons uit het ïarktgewoel terug in het Raadhuis jaar wij er van ons standpunt wèl lts aan hebben om te kijken. Het Oostburgse Raadhuis is als ge- eel representatief voor de aangena- ie moderne architectuurstijl, waarin e stad werd opgebouwd; het is ook epresentatief voor de streek met zijn /elvarende bevolking. In de hal fon- elt het gloeiend, rood, blauw en .eel van het hoge glas-in-betonraam iat symbolisch de herrijzenis van Jostburg in beeld brengt. Een vrij n de 'ruimte zwevende trap leidt laar de tweede verdieping waar in iet licht doorvloeide ruimte van de burgerzaal de 's zomers regelmatig gehouden tentoonstellingen op het ge bied van het streek-eigen, antiek en hedendaagse en Vlaamse schilder- en beeldhouwkunst goed tot hun recht comen. Op de derde verdieping bevindt ich de Cadzandse hoerenkamer, waar- /an de deur voor iedere belangstel lende bezoeker van het Raadhuis ge opend wordt. Men krijgt er een goed beeld van het binnenhuis, waarin de bevolking van West-Zeeuwsch-Vlaan- deren vroeger het dagelijks leven sleet. Daar is de schouw met een tegeltableau, waartegen de plattebuis- kachel staat, die van boven de pan nen voor de maaltijd warm hield en door middel van stangen, waarop men ze plaatsen kon, de koude voeten koesterde. In het midden de ronde tafel met een „pupenrek" en er om heen de met biezen gematte stoe len. Een spel kaarten zou op deze tafel niet mogen ontbreken, want de Zeeuwsch-Vlamingen zijn van oude tij den tot nu gepassionneerde kaartspe lers binnen- en buitenshuis. In de wanden van het vertrek bevinden zich de bedsteedeuren evenals de kas ten met het mooie serviesgoed. Na tuurlijk is er ook een grote kast waarin eenmaal het uit Zeeuwsch- Vlaams vlas gesponnen linnen - de trots van de bazinne - op stapels lag en aan de balken zoldering hangt een met veel gouden lofwerk ver sierde petroleumlamp, die vertrekken als deze met een zacht maanlicht achtig schijnsel moet hebben vervuld. Ja, zo was het vroeger. Dat is een eenvoudige nuchtere constatering, geen zucht van heimwee naar het verleden. Interessant en boeiend deze kamer met zijn brokje interieurge schiedenis. Maar dan ryzen wij via de trap naar de toren van het Raadhuis weer graag- boven het verleden uit. Tegen de verre einder staan de torens van Knokke en Brugge geëtst. Dan loopt de blik over de wijde boombespren- kelde wijdte terug naar de geome trische figuren der rode daken vlak onder en om ons heen: Oostburg. De stad met de Eenhoorn. De Eenhoorn, het fabeldier dat een der grootste onder onze oudere dichters A. Roland Holst, inspireerde tot het getjicht. De eenhoorn in de middeleeuwse heraldiek. De mens ging werken zonder zingen geen weet waarom, geen weet voor wien Onschuld en schoonheid, eerstelingen, zijn werelds vijanden sindsdien. Hebt gij, verrukt in huiveringen, vannacht hun eersteling gezien? Hij sprong tevoorschijn, stond, en rilde van drift en heldere onschuld, waar een ronde maan de sneeuw der stilte bescheen en plots werd ik gewaar de rechte lange hoorn, die trilde van schoonheid en van doodsgevaar. Laat zo 't gedicht geboren wezen in een besprongen nu en hier, wanneer, een volle droom, gerezen boven de sneeuw van het papier de schrijfstift trilt van list en vrezen, hoorn van dat wild, onschuldig dier. (Van onze verslaggever) In Ossendrecht is men momenteel bezig met de „vrijwillige evacuatie" van drie gezinnen van militairen en burgerambtenaren van de legerplaats uit de woonwijk Stenenhoef naar andere gemeen ten zoals Halsteren en Woensdrecht. Met deze verhuizing slaat men twee vliegen in een klap, want men komt zowel aan de wens van de mensen tegemoet, die toch wel graag wegwilden, als aan het probleem dat zich ontwikkeld heeft rond het overstromen van de beerputten. Op het ogenblik zijn er nog besprekingen gaande tussen de gemeente Ossendrecht en het ministerie van Defensie, teneinde te komen tot een afdoende regeling voor deze „beerputtenkwestie". gehouden enquête was men te weten ge komen dat 37 van de 40 gezinnen er alles Voorstellen Er werden toen diverse voorstellen naar voren gebracht. Zo zou de gemeente Ossendrecht een tijdelijke rioleringssy steem moeten aanleggen. Zij was hier toe wel genegen, maar bleef dan met een tekort van 148.000 gulden zitten. Van dit tekort wilde de eigenaresse van-de huizen, een maatschappij voor kapitaal goederen te Amsterdam, een groot deel voor haar rekening nemen. Zij was ge negen om bij te springen tot een bedrag van 120.000 gulden, maar eiste wel dat dit geld dan weer op een of andere ma nier van het ministerie van Defensie zou terugkomen en zij verbond aan dit voorstel de eis, dat het ministerie per huis een bedrag van 3000 gulden zou neertellen. Defensie ging hiermee onder voorbehoud akkoord, maar wilde niet hoger gaan dan 2000 gulden per jaar en eiste op zijn beurt dat dit geld gebruikt zou worden voor de aanleg van een definitief rioleringssysteem, zodat er eindelijk een oplossing voor het nijpen de probleem zou zijn gevonden. Hoe het ook zij, men kwam niet tot overeenstem ming. Reeds lange tijd worden de inwoners van de Stenenhoef geplaagd door over lopende beerputten. De in deze wijk wo nende militairen en defensie-ambtena ren deden toen een beroep op het minis terie, en dit zorgde ervoor dat op ge zette tijden de beerputten werden leeg gezogen. Maar het afgelopen jaar kostte het zuiveren van de putten, het betalen van de mensen, die dit moesten doen, het schoonmaken van de deksels en meer van die bijkomende werkzaamheden het ministerie ongeveer dertigduizend gul den. Dit bedrag was hoger dan de bewo ners van de huizen aan huur moesten betalen. Aan deze onhoudbare toestand wilde men toen eindelijk wel eens een einde maken, want niet alleen de veertig militaire gezinnen profiteerden van het uitzuigen van de beerputten, maar ook de vierentwintig particulieren, die in deze wijk wonen. Door een vorig jaar voor voelde om te gaan verhuizen. Besparing Toen nam het ministerie het besluit om met de evacuatie van de gezinnen te be ginnen. Er waren dus drie gegronde redenen, die de doorslag gaven om over te gaan tot een evecuatie: op de eerste plaats het enorm hoge bedrag, dat men in 1963 heeft moeten betalen voor het leegzuigen van de beerputten, ten tweede het feit dat de gemeente niet met plan nen voor een riolering kwam en tenslot te het voorstel van de eigenaresse, waar over men het niet eens kon worden. Hier komt nog bij dat de verhuizing een kos- tenbepaling van minstens 1000,— per maand oplevert, hetgeen gezien in het kader van de algehele besparingstendens die er momenteel op het ministerie van Defensie heerst, zeer aantrekkelijk was. Normaal? Overigens is het wel merkwaardig, dat de heer P. Dietvorst van het bureau huis vesting in het garnizoen Bergen op Zoom de verhuizing van de drie gezinnen re kent onder normale mutaties, die regel matig plaatshebben. Hij zei, dat de beer puttenkwestie hier geen invloed op had en dat het veranderen van woning bin nen het bestek van de 1300 garnizoens woningen, die onder hem resorteren helemaal niet abnormaal genoemd hoeft te worden. De Legervoorlichtingsdienst tekende hierbij aan, dat de hoofd-oor- zaak van de verhuizing toch wel degelijk met deze kwestie te maken heeft, maar dat men tegelijkertijd tegemoet kan ko men aan de wens, die er bij bepaalde mensen heerst om van woning te veran deren in verband met zaken, die geen betrekking hebben op het probleem rond de beerputten. Ook in Halsteren, een van de gemeenten waar de gedupeerden zouden komen te wonen, zag men het verband niet. Ook hier heerste de mening, dat er niets aan de hand zou zijn en dat het hier ging om het normaal betrekken van pas gebouw de woningen. Momenteel gaan er geruchten dat de gemeente Ossendrecht een drainerings- systeem zou willen invoeren. Hierdoor zou men het afvalwater uit de beer putten kunnen laten afvloeien naar de polders. Ondertussen is er nog steeds geen de finitieve oplossing voor dit toch echt wel aanzienlijke probleem gevonden. Men is nog aan het onderhandelen en aan het bespreken. (Van onze verslaggever) De bezoekers van het Bergen op Zoomse kantongerecht zouden kun nen klagen over de gemeenlijk weinig interessante zaken, die aan de orde komen. Ze zouden zich er echter niet over kunnen beklagen, dat zij er nooit iets van opsteken. Want, in elke zitting krijgt men ot' van achter de groene tafel een wijs en vermanend woord, dat voor iedereen van betekenis is, of men krijgt boeiende uiteenzettingen over allerlei aangelegenheden, die met de zaak zelf maar indirect van doen hebben, van de zijde van de verdachten. Dat was ook gisteren het geval. De verdachte was een letterlijk ronde Zeeuw uit Tholen Hij werd er van beschuldigd met een ondeugdelijke verbinding eenkelijk blijft voor de fout in de construc- was afgebroken, waardoor de aanhanger dwa-rs over de weg was komen te staan. De verdediging van de man was even woordenrijk als overtuigend. Meneer de de edelachtbare", zo begon hij zijn be toog, „daar kan ik nou net niets aan doen. Dat oog is bij de smid op de drie hoek gelast en nu blijkt, dat het van binnen niet gelast is. Dat kan je van buiten niet zien". Dat kon niemand hem betwisten. Tenslotte is het niet te eisen, dat men een gelast oog ook van binnen bekijkt. Toch trokken de magistraten nog een gezicht alsof ze niet helemaal over tuigd waren. Reden voor de landbou wer even uiteen te zetten, hoe het nu allemaal precies in elkaar zat. „Kijk, die aanhanger was vroeger be stemd voor de paarden. Daardoor waren de voorwielen verbonden door een la moen. In die lamoen zit een gleuf waar in de disselboom zat. U weet toch wat een lamoen is vroeg hij aan de edel achtbare heren. Waarop de officier van justitie bijna verontwaardigd opmerkte: „Denk u soms. dat wij niets var lamoe nen afweten Hetgeen de Tholenaar kennelijk niet had verwacht Hij ver volgde zijn explicatie „Die disselboom is nu weg, want er zijn geen paarden meer. In de plaats daarvan is ee;. drie hoek gemonteerd en daaraan een trek- oog". Nu was het de kantonrechter duidelijker geworden, ook al wees hij de landbou wer er op, dat hij desondanks aanspra tie, althans voor het rijden er mee. Dat reden, stond buiten deze zaak, maar- zag hij dan ook wel in. Overigens had hij er voor gezorgd, dat er nu een goed oog op zat. De politie had hem verteld hoe het allemaal moest en dat werd door de Tholenaar nog eens omstandig uiteenge zet „Nu heb ik aan de smid gezegd hoe-ie het moest doen. weet wel met een scheve dinges hier en dan een dinges daar en dan afschaven met een amaril lis en dan kruislings een dinges en dan is het goed. Maar het blijft toch gek, dat ik dat aan de smid moest vertellen". Hij kreeg een boete van 25 gulden, terwijl het ondeugdelijke oog werd ver beurd verklaard. Maar men zag aan de gezichten van de magistraten, da* zij de landbouwer nog we] eens vaker ver- verwachtten te zien zelfs de beste smid zal geen krachtig oog kunnen maken, uitsluitend op aanwijzingen, die „dinges" zijn. Hechtenis Overigens was de kantorechter niet mild in zijn straffen. Dat ondervond ene J. S. die' met zijn auto zonder rijbewijs over de Plantagebaan had gereden en daarbij een andere auto op enkele centi meters was gepasseerd, deze vervolgens had gesneden en zijn weg slingerend van links naar rechts had vervolgd. Dat hij even later een bromfiets had aange- deed de man uiteraard geen goed. De verdachte stond er wat wezenloos bij, alsof zoals de kantonrechter opmerk te de hele boel hem niet interesseer de, hetgeen hij een heel onsympathieke houding vond. De officier voegde aan dit al niet te gunstige beeld nog toe, dat de man al eerder was veroordeeld we gens het rijden zonder rijbewijs, zodat het nu tijd werd, dat hij eens een flinke straf kreeg. Hetgeen dan ook gebeyrde voor het snijden kreeg hij vijf dagen hechtenis en voor het missen van een rijbewijs een boete van vijftig gulden. Met de toe voeging van de kantonrechter, dat deze man zich door een dergelijke houding een misdadiger in liet verkeer toonde. Evenmin te spreken was men over het gedrag van een zeventigjarige Berge- naar, die met zijn auto "olgens eigen zeggen had voorgesorteerd, maar in feu? zodanig rommelig had gereden, dat nh een aanrijding had veroorzaakt. Hij werd veroordeeld tot een boete van vijftien gulden en een tijdelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Een voorwaardelijk ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden en een boete van 25 gulden kreeg een bromfietser, die zoveel haast had, dat hij zich naast twee jeugdige fietsers naa gewrongen en brokken had gemaakt.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 8