OOSTBURG
stad
van
de
W indmakers
„Vrij willige evacuatie van
drie Ossendrechtse gezinnen
Tholenaar over oog met „dinges
Defensie en gemeente
zoeken naar oplossing
Willem Enzinck
OP DE LOOP VOOR BEERPUTTEN
VOOR KANTONRECHTER BERGEN OP ZOOM
De Eenhoorn
Nog meer
verhuizingen P
5 dag
voor
en hechtenis
snijden
14
DAGBLAD DE STEM VAJN ZATERDAG 4 APRIL 1964
14
GAAN WIJ de koffiekamer van het Ledeltheater binnen. Een ongebroken muurvlak daar
van wordt ingenomen door een groot fresco van de Middelburgse schilder Hans Heerer.
In een kleurrijke compositie brengt het de karakteristieken van de bewoners der verschil
lende West-Zeeuwsch-Vlaamse dorpen en steden in beeld, zoals de volksmond, die in de
loop der tijden heeft geformuleerd. Deze wandschildering is een staalkaart van ver-beelde
bijnamen. Wat beslist niet betekent dat deze bijnamen tot het rijk der verbeelding zou
den behoren, ze zijn zo reëel als een kluit klei en daarbij kenschetsend voor de Vlaams
inslag in het levensgevoel van de bewoners van Zeeuwsch-Vlaanderen.
In Vlaanderen immers behoort
de bijnaam evenzeer bij perso
nen en bevolkingsgroepen als de
werkelijke naam. Hij is in het al
gemeen zeker niet als scheld
naam bedoeld, maar beoogt al
leen de medemens op een vaak
humorvolle, ook wel ironische
manier nader te kenschetsen.
Aan het geven van de bijnaam
ligt een zeer reële kijk op het
veelkleurig patroon van de
schepping ten grondslag, het be
sef ook dat wij altegader op
aarde maar vreemde kostgan
gers van Onze Lieve Heer zijn
en waarom zou dat niet uitge
sproken mogen worden naar aan
leiding van personen, wier ge
dragingen, deugden of ondeugden
dat nog eens in het bijzonder
schijnen te bevestigen
Nemen wij de bewoners van de
stad waar wij ons bevinden. Zij
heten Windmakers. Zeker niet omdat
zij in de loop der tijden bijzondere
bekwaamheid in het treden 'van de
blaasbalg van een ouderwets kerkor
gel aan de dag hebben gelegd. Waar
om dan wel? Om het air van ge
wichtigheid waarmee zij zichzelf en
de dingen die zij ondernemen plach
ten te omgeven zonder dat er tenslot
te veel positiefs uit de bus kwam? Of
betreft het hier een zekere supriori-
teitsgevoel van de bewoners van een
centraal gelegen, natuurlijk middel
punt vormende stad, waarin door an
dere streekbewoners met deze bijnaam
een ironische domper werd opgezet?
De Biervlietenaren mogen er voor
alle tijden fier op gaan dat hun dorps
genoot Willem Beukelszoon het ha
ringkaken uitvond, zij danken aan
dit feit echter ook hun afdoende bij
naam van haringen.
De bewoners van IJzendijke schij
nen in houding en gedrag door een
stijf-deftige houding en een gebrek
aan humor te zijn opgevallen, anders
zouden ze niet voor Azijnhalzen zijn
uitgemaakt.
Wat te zeggen van de mensen, die
het stille en bescheiden Waterland-
kerkje bevolken en die bekend staan
als Glazenpissers?
Bah wat vies! Natuurlijk, maar
daarmede is de naam nog niet ver
klaard. Dat is eerst het geval wan
neer men weet dat het kerkje waar
aan Waterland de tweede helft van
zijn naam dankt aan de voet van
een dijk ligt. De opgeschoten jongens
uit het dorp, die vroeger tijdens het
weekeinde in de naburige dorpen of
over de Belgische grens uit bierdrin-
ken waren geweest, schijnen de ge
woonte gehad te hebben alvorens naar
het ouderlijk huis terug te keren, op
de dijk hun water te lozen. Daarbij
moest het meermalen voorgekomen
zijn dat zij met een krachtige straal
de ramen van het lager gelegen kerk
je troffen, wat de verontwaardiging
en verachting tevoorschijn riep, die in
hun bijnaam ligt uitgedrukt.
De Schoondijkenaren hebben hun bij
naam te danken aan een nacht waar
op de maan zo groots en woest ge
schenen moet hebben als zij soms
doet in oude Ierse verhalen of in het
werk van de Nederlandse dichter A.
Roland Holst. Dat licht reflecteerde
zo ontstuimig in de ramen van de
Schoondijkse kerk, dat enkelen, die
meenden dat deze door een binnen
de muren smeulende brand, spoedig
geheel in vlammen zou opgaan, on
verwijld de Oostburgse brandweer
alarmeerden. Het gezichtsbedrog waar
van enkelen hunner het slachtoffer
werden schonk de Schoondijkenaren
hun poëtische bijnaam van Maneblus
sers.
De Krabben, dat zijn de bewoners
van Hoofdplaat. Hielden zij zich
in het geestelijke gaarne in spleten
verborgen en bewogen zij zich, een
maal daaruit tevoorschijn gehaald,
langzaam en met schuins ontwijken
de bewegingen voort? De inwoners
van Groede heten Papvreters, om
dat zij zich blijkbaar met bijzondere
appetijt en groot genot overgaven
a.an het nuttigen van het vroeger in
zwang zijnde bord met karnemelkse
pap voor het slapengaan. De Bres-
kianen, blijkbaar fel, weerbaar, agres-
Die van Sint Kruis danken liun bij
namen, Peperbussen, aan de vorm
sief van karakter, zyn Vechthanen.
van hun kerktoren.
De geheel groene uniformen, die de
fanfare van Aardenburg eenmaal ge
dragen moet hebben, zijn er de schuld
van dat de bewoners van deze stad
Kikkers heten, de Sluizenaren daar
entegen boeten als bevolking nog steeds
de gladgeschaafde en kale uniformen,
waarin hun muziekkorps eenmaal te
lang rondliep, met de bijnaam Kale-
jakkers.
Hun stadswapen waarin de halve
maan voorkomt, bezorgde de Sint An
na ter Muidenaren de naam Turken
en de Zuidzandenaren, die in de
volksmond Zevenklappers heten, heb
ben dat te wijten aan een molen,
die lang geleden in hun dorp stond
en die de eigenaardigheid "ertoonde
eerst het lawaai en gekraak van een
zevenklapper voort te brengen alvo
rens hij op gang kwam.
Die van Eede stonden van oudsher
hun man in het bierdrinken en he
ten daarom waarschijnlijk Tonnenrol-
lers. Minder duidelijk is de bijnaam
Hoenders voor de bewoners van Nieuw-
vliet of het moet zijn dat zij zich
door de kippenfok hebben onderschei
den. Bij de Stoepschijters van Cad-
zand zal men evenals bij de Glazen-
pissers van Waterlandkerkje eerder
aan een incidenteel voorval uit het
verleden hebben te denken dan aan
een vast ingewortelde gewoonte. De
Mensenbranders van Retranchement
stammen echter regelrecht uit de ge
schiedenis, omdat de bewoners van
dit dorp invallers en piraten die hun
have en goed wilden komen uitplun
deren met brandende olie en kokend
pek plachten te weren.
Zo leert men in het Ledeltheater
van Oostburg dat de bewoners van
al deze dorpen hun rol hebben ge
speeld op 't Zeeuwsch-Vlaamse toneel
en ieder kreeg ook zijn deel aan
bijnamen.
Intussen is het woensdag ge-
geworden.
Het marktplein van Oostburg is
uit zijn sluimer ontwaakt. Han
delaars in textiel, kaasboeren,
groenteboeren, groentehande
laars, kooplui in houten en ijze
ren gereedschappen hebben hun
kramen opgesteld. Terwijl de
vrouwen stil langs de kramen
schuiven, die voor hun wekelijk
se huishoudelijke inkopen van
belang zijn, staan de mannen in
groepjes te praten op de trottoirs
voor de cafés of op het voorste
deel van de markt, waar ook de
vertegenwoordigers van land
bouwmachines en automobielen
hun produkten in de open lucht
hebben opgesteld.
De Zeeuwsch- Vlaamse boeren heb
ben een uitgesproken voorkeur voor
de handel in de open lucht. Hun za
ken in graan, vlas en andere land-
bouwprodukten of de aankoop van
landbouwmachines vinden in zomer en
winter plaats onder de blote hemel.
De eigenlijke koop wordt daarna ge
sloten en met een dronk bekrachtigd
in de omringende eafé's. Een aan
het zonnige Zuiden herinnerende men
taliteit?
Misschien, maar zij werd dan toch
door de nood aangekweekt. Op de
plaats van het tegenwoordige Ledel
theater stond namelijk tot de laatste
wereldoorlog een in 1689 door de
naar Oostburg uitgeweken Hugenoten
gebouwde kerk, die, nadat ze vanaf
Gezicht op de watertoren, het im
posante bouwwerk dat het panora
ma van Oostburg beheerst.
1804 voor de r.-k. eredienst in ge
bruik geweest was, in 1886 een nieu
we bestemming als Graanbeurs kreeg.
Hier konden de boeren hun zaken
doen, tot zij er gedurende de eerste
wereldoorlog het veld moesten ruimen
voor de Belgische vluchtelingen, die
er een onderdak kregen. Daarna, van
1916-1918, diende de Graanbeurs als
kazerne voor de in Oostburg geleger
de Nederlandse militairen. Zo kwa
men de boeren voor het voeren van
hun zakelijke transacties als vanzelf
tot het beurtelings afgewisselde open
marktplein en het café. En zij ble
ven daar met overtuiging bij, zodat
de vroegere Graanbeurs in de jaren
tussen 1918 en de laatste wereldoor
log in gebruik genomen moest wor
den als tentoonstellings-, uitvoerings-,
en vergaderzaal, waaruit later het Le
deltheater zou ontstaan,
rperwijl de walmen uit de kraam
J- der bakkende visboeren zich ver
mengen met die van de fritestent tot
een typisch Oostburgse woensdag-geur
spieden de vrouwen langs de kramen,
staan de mannen in groepjes de prij
zen van hun produkten te bespreken
of wegen het voor en tegen van deze
of gene tractor, combine of auto te
gen elkaar af.
Maar er wordt niet alleen gekocht,
verkocht en gepraat, er wordt bij
tijd en wijle ook sprakeloos en nieuws
gierig toegekeken. Een krans van
marktbezoekers uit de wijde omtrek
omringt de schraag van de kleine
Marokkaans-donkere man met de blin
kende horloges, - fijne Zwitserse pre-
cisie-uurwerken, zoals hij zelf zegt...
-Aan kijken hebben we niks, consta
teert hij dan ook al vlug: -Daar
staan z.e nou allemaal te staren tot
het nikkel en het zilver er van ver
driet' afspringt! Tijd is geld. dat. we
ten ze allemaal, maar wat ze "niet
weten: alleen de juiste tijd is geld
en de juiste tijd die kun je hier ko
pen. Maar ho maar, als ze daar een
beetje geld voor moeten uitgeven
lopen ze op hun ouwe klokkie rustig
een paar uurtjes achter."
Nog steeds zwijgen. Kijken.
-Nou vooruit dan maar weer, her
neemt de donkere uurwerkman met
een diepe zucht, -vooruit dan maar
weer! Dit prachtige Zwitserse horlo
ge, dat loopt op 18 robijnen, ik zet
het in op vijf gulden. Vijf gulden, wie
biedt er meer?
Nu ontspannen zich de gezichten:
boven in de hoofden gaat iets ge
beuren.
-Vuuf gulden vuuftig! biedt een
schuchtere stem. -Zes gulden klinkt
het beslist uit de mond van een man
op de voorste rij, die blij is dat
hij niet hard hoeft te roepen. - Zes
gulden vuuftig. -Ha, ha, zegt de klei
ne man, - jullie voelen wel wat het
waard is, ook al wonen jullie in
Oostburg! Goed zo, we komen er
wel! Wie meer dan zes gulden vuuf
tig?!....
Kijkers, straks misschien ook voor
zichtige kopers, eveneens rond om de
heer met de zwarte hoed op het
markante hoofd, die een oude tot in
onderdelen verroeste fiets tegen zijn
schraag met potjes en flesjes heeft
staan.
-Is dat roest of is dat geen roest,
dames en heren? en hij wijst op een
bruine, korrelige plek op het stuur
van zijn vehikel. -Niemand niet?
Goed, dan zal ik het antwoord wel
geven. Ja, dat is roest, zware roest.
En kijk eens wat er nu gebeurt.
Nu neem ik een watje, ik doop- het
in dit potje met zalf, ik strijk een
paar maal over die roestplek heen
en weer, zo, heen en weer. En nou
wacht ik even. En in de tijd dat u
allemaal op adem komt neem ik dit
lappie en eenmaal hup en tweemaal
hoepsakee en u ziet: weg is de
roest en het nikkel glanst weer als
nieuw! En een potje van die won
derbaarlijke Roest-Weg-zalf kost maar
vijftig centjes. Cijftig centjes! Wie?
Stilte. Nieuwsgierige en zich half
afwendende blikken.
-IJ mag het met dit verzegelde
potje zelf ook proberen hoor, d'r is
geen greintje nep bij! De man met
de diplomatenhoed kijkt de kring
rond.
Geen reactie. Van handen, van be
nen noch voeten.
-Hèhè. dan zullen we maar
even uitrusten van al het zware
werk. Maar jullie maken het een
mens wel moeilijk, dat moet me van
het hart. Tussen twee haakjes, weten
jullie dat al van die man aan de
Hendricusput? Van Vlassaert? Nee?
De Hendricusput, die kennen jul
lie toch allemaal hè, vijf minuten
van Oostburg, prachtig stil viswater
voor karper, baars en palingnou,
een mooi stukkie natuur. En Vlas-
saert, die naam hebben jullie toch
ook wel eens gehoord? Goed, die
Vlassaert was al een ouwere man en
een verwoed visser. Iedere dag zat ie
aan de Hendricusput, op zijn eigen
plekje. Maar hij zat er nooit hele
maal alleen. Baes zat er ook. Eén
van Cadzand. Een tamelijk jonge
vent nog en een even hartstochte
lijke hengelaar. Baes zat altijd hele
maal aan de overkant van de put.
Die twee kenden elkaar eigenlijk
niet beter dan alleen maar van naam
en herkomst. Veel spraken ze dan
ook niet tegen elkaar, alleen zo maar
eens een woordje als de een de an
der passeerde bij het komen of het
naar huis gaan en altijd ging het
dan over vissen. En toch vond Vlas
saert het gezellig dat die ander, of
schoon ver weg, er ook zat. Iedere
dag en iedere dag opnieuw.
Laat Vlassaert nou op zekere dag
die Baes dan ook missen! Hij was
er niet. In geen velden of wegen.
De volgende dag kwam hij weer niet
opdagen. De derde dag ook niet. En
zo veertien dagen achter elkaar zat
Vlassaert daar helemaal op z'n eentje
met zijn hengel aan de Hendricus
put. Veertien dagen lang, hij vond
het gewoon beroerd, eenzaam gevoel
en bovendien kende hij de oorzaak
er niet van. Zou de ander ziek zijn
of een ongeluk gehad hebben?
Maar niks hoor. De week daarop,
's maandags, kwam Baes weer aan
zetten met zijn hengeltuig over de
schouder en zijn bakje in de hand.
juist toen Vlassaert die morgen al
ingelegd had.
Waor ei je zo lang gezeten?,
vroeg Vlassaert.
Ik? Ik èn net de wittebroods
weken achter de rug!
Zo, dus je bi getrouwd in
tussen?
Jao.
In mee een aordige vrouwe?
Eentje van ier?
Jao, da wel, maor aorig, nee
Nie aordig? Wa seg je me noe?
Getrouwd mee een vrouwe die je nie
sympathiek is?
Nee, 't is 't er een mee aor op
eur tandn...
Zo, zegt Vlassaert, zo, mao dan
za ze toch wè charme èn?
Bi je zot ,vent, charme? Net
zoveel as een kachelpupe!
Mao dan za se toch zeker wel
een goed verstand èn
Verstand? Jao, het verstand van
een hornaort, as je 't weten wil.
Mao vint, zegt Vlassaert, noe bi
je getrouwd mee een vrouwe, die
nie lief is, die geen charme eit in
die geen verstand eit. Wat eit se dan
wèl?
En wat dacht je dat die Baes
toen zei?,
Wurmszei hij en heel z'n
gezicht straalde.
Het nieuwe Oostburg....
Dat is om de lach niet te laten in
roesten zegt de anti-roestheer met de
diplomatenhoed. De mannelijke om
standers tonen duidelijk dat dit bij hen
allerminst het geval is. Een paar ou
de vrouwtjes in de sobere Cadzandse
klederdracht, zwarte blouse en rok
met zwarte omslagdoek, uit nieuws
gierigheid in de kring verdwaald,
schudden glimlachend het hoöfd met
de witte neepjesmuts.
Klederdrachten? Ja, zo nu en dan
ziet men er nog enkele op de
Oostburgse woensdagmarkt. Maar ze
zijn als overal elders op de vingers
van één hand te tellen. De Cadzand
se dracht is allang vervangen door
de normale kledij, zoals ook het Cad
zandse boereninterieur plaats gemaakt
heeft voor de moderne woninginrich
ting in de boerderijen. Een reconstruc
tie van dit ouderwetse interieur is
overigens in Oostburg nog te zien. In
een speciale kamer van het Oostburg
se Raadhuis.
-An kijken hebben we niks, mensen!
klinkt nu de stem van de man met
de Zwitserse precisie-uurwerken boven
alle geruchten uit, -an kijken hebben
ve niks!
Hij heeft van zijn standpunt ge-
ijk. Kom, we trekken ons uit het
ïarktgewoel terug in het Raadhuis
jaar wij er van ons standpunt wèl
lts aan hebben om te kijken.
Het Oostburgse Raadhuis is als ge-
eel representatief voor de aangena-
ie moderne architectuurstijl, waarin
e stad werd opgebouwd; het is ook
epresentatief voor de streek met zijn
/elvarende bevolking. In de hal fon-
elt het gloeiend, rood, blauw en
.eel van het hoge glas-in-betonraam
iat symbolisch de herrijzenis van
Jostburg in beeld brengt. Een vrij
n de 'ruimte zwevende trap leidt
laar de tweede verdieping waar in
iet licht doorvloeide ruimte van de
burgerzaal de 's zomers regelmatig
gehouden tentoonstellingen op het ge
bied van het streek-eigen, antiek en
hedendaagse en Vlaamse schilder- en
beeldhouwkunst goed tot hun recht
comen.
Op de derde verdieping bevindt
ich de Cadzandse hoerenkamer, waar-
/an de deur voor iedere belangstel
lende bezoeker van het Raadhuis ge
opend wordt. Men krijgt er een goed
beeld van het binnenhuis, waarin de
bevolking van West-Zeeuwsch-Vlaan-
deren vroeger het dagelijks leven
sleet. Daar is de schouw met een
tegeltableau, waartegen de plattebuis-
kachel staat, die van boven de pan
nen voor de maaltijd warm hield en
door middel van stangen, waarop men
ze plaatsen kon, de koude voeten
koesterde. In het midden de ronde
tafel met een „pupenrek" en er om
heen de met biezen gematte stoe
len. Een spel kaarten zou op deze
tafel niet mogen ontbreken, want de
Zeeuwsch-Vlamingen zijn van oude tij
den tot nu gepassionneerde kaartspe
lers binnen- en buitenshuis. In de
wanden van het vertrek bevinden
zich de bedsteedeuren evenals de kas
ten met het mooie serviesgoed. Na
tuurlijk is er ook een grote kast
waarin eenmaal het uit Zeeuwsch-
Vlaams vlas gesponnen linnen - de
trots van de bazinne - op stapels lag
en aan de balken zoldering hangt
een met veel gouden lofwerk ver
sierde petroleumlamp, die vertrekken
als deze met een zacht maanlicht
achtig schijnsel moet hebben vervuld.
Ja, zo was het vroeger. Dat is
een eenvoudige nuchtere constatering,
geen zucht van heimwee naar het
verleden. Interessant en boeiend deze
kamer met zijn brokje interieurge
schiedenis.
Maar dan ryzen wij via de trap
naar de toren van het Raadhuis weer
graag- boven het verleden uit. Tegen
de verre einder staan de torens van
Knokke en Brugge geëtst. Dan loopt
de blik over de wijde boombespren-
kelde wijdte terug naar de geome
trische figuren der rode daken vlak
onder en om ons heen: Oostburg. De
stad met de Eenhoorn. De Eenhoorn,
het fabeldier dat een der grootste
onder onze oudere dichters A. Roland
Holst, inspireerde tot het getjicht.
De eenhoorn in
de middeleeuwse
heraldiek.
De mens ging werken zonder zingen
geen weet waarom, geen weet voor wien
Onschuld en schoonheid, eerstelingen,
zijn werelds vijanden sindsdien.
Hebt gij, verrukt in huiveringen,
vannacht hun eersteling gezien?
Hij sprong tevoorschijn, stond, en rilde
van drift en heldere onschuld, waar
een ronde maan de sneeuw der stilte
bescheen en plots werd ik gewaar
de rechte lange hoorn, die trilde
van schoonheid en van doodsgevaar.
Laat zo 't gedicht geboren wezen
in een besprongen nu en hier,
wanneer, een volle droom, gerezen
boven de sneeuw van het papier
de schrijfstift trilt van list en vrezen,
hoorn van dat wild, onschuldig dier.
(Van onze verslaggever)
In Ossendrecht is men momenteel bezig met de „vrijwillige
evacuatie" van drie gezinnen van militairen en burgerambtenaren
van de legerplaats uit de woonwijk Stenenhoef naar andere gemeen
ten zoals Halsteren en Woensdrecht. Met deze verhuizing slaat men
twee vliegen in een klap, want men komt zowel aan de wens van de
mensen tegemoet, die toch wel graag wegwilden, als aan het probleem
dat zich ontwikkeld heeft rond het overstromen van de beerputten.
Op het ogenblik zijn er nog besprekingen gaande tussen de gemeente
Ossendrecht en het ministerie van Defensie, teneinde te komen tot
een afdoende regeling voor deze „beerputtenkwestie".
gehouden enquête was men te weten ge
komen dat 37 van de 40 gezinnen er alles
Voorstellen
Er werden toen diverse voorstellen naar
voren gebracht. Zo zou de gemeente
Ossendrecht een tijdelijke rioleringssy
steem moeten aanleggen. Zij was hier
toe wel genegen, maar bleef dan met
een tekort van 148.000 gulden zitten. Van
dit tekort wilde de eigenaresse van-de
huizen, een maatschappij voor kapitaal
goederen te Amsterdam, een groot deel
voor haar rekening nemen. Zij was ge
negen om bij te springen tot een bedrag
van 120.000 gulden, maar eiste wel dat
dit geld dan weer op een of andere ma
nier van het ministerie van Defensie
zou terugkomen en zij verbond aan dit
voorstel de eis, dat het ministerie per
huis een bedrag van 3000 gulden zou
neertellen. Defensie ging hiermee onder
voorbehoud akkoord, maar wilde niet
hoger gaan dan 2000 gulden per jaar en
eiste op zijn beurt dat dit geld gebruikt
zou worden voor de aanleg van een
definitief rioleringssysteem, zodat er
eindelijk een oplossing voor het nijpen
de probleem zou zijn gevonden. Hoe het
ook zij, men kwam niet tot overeenstem
ming.
Reeds lange tijd worden de inwoners
van de Stenenhoef geplaagd door over
lopende beerputten. De in deze wijk wo
nende militairen en defensie-ambtena
ren deden toen een beroep op het minis
terie, en dit zorgde ervoor dat op ge
zette tijden de beerputten werden leeg
gezogen. Maar het afgelopen jaar kostte
het zuiveren van de putten, het betalen
van de mensen, die dit moesten doen,
het schoonmaken van de deksels en meer
van die bijkomende werkzaamheden het
ministerie ongeveer dertigduizend gul
den.
Dit bedrag was hoger dan de bewo
ners van de huizen aan huur moesten
betalen. Aan deze onhoudbare toestand
wilde men toen eindelijk wel eens een
einde maken, want niet alleen de veertig
militaire gezinnen profiteerden van het
uitzuigen van de beerputten, maar ook
de vierentwintig particulieren, die in
deze wijk wonen. Door een vorig jaar
voor voelde om te gaan verhuizen.
Besparing
Toen nam het ministerie het besluit om
met de evacuatie van de gezinnen te be
ginnen. Er waren dus drie gegronde
redenen, die de doorslag gaven om over
te gaan tot een evecuatie: op de eerste
plaats het enorm hoge bedrag, dat men
in 1963 heeft moeten betalen voor het
leegzuigen van de beerputten, ten tweede
het feit dat de gemeente niet met plan
nen voor een riolering kwam en tenslot
te het voorstel van de eigenaresse, waar
over men het niet eens kon worden. Hier
komt nog bij dat de verhuizing een kos-
tenbepaling van minstens 1000,— per
maand oplevert, hetgeen gezien in het
kader van de algehele besparingstendens
die er momenteel op het ministerie van
Defensie heerst, zeer aantrekkelijk was.
Normaal?
Overigens is het wel merkwaardig, dat
de heer P. Dietvorst van het bureau huis
vesting in het garnizoen Bergen op Zoom
de verhuizing van de drie gezinnen re
kent onder normale mutaties, die regel
matig plaatshebben. Hij zei, dat de beer
puttenkwestie hier geen invloed op had
en dat het veranderen van woning bin
nen het bestek van de 1300 garnizoens
woningen, die onder hem resorteren
helemaal niet abnormaal genoemd hoeft
te worden. De Legervoorlichtingsdienst
tekende hierbij aan, dat de hoofd-oor-
zaak van de verhuizing toch wel degelijk
met deze kwestie te maken heeft, maar
dat men tegelijkertijd tegemoet kan ko
men aan de wens, die er bij bepaalde
mensen heerst om van woning te veran
deren in verband met zaken, die geen
betrekking hebben op het probleem rond
de beerputten.
Ook in Halsteren, een van de gemeenten
waar de gedupeerden zouden komen te
wonen, zag men het verband niet. Ook
hier heerste de mening, dat er niets aan
de hand zou zijn en dat het hier ging om
het normaal betrekken van pas gebouw
de woningen.
Momenteel gaan er geruchten dat de
gemeente Ossendrecht een drainerings-
systeem zou willen invoeren. Hierdoor
zou men het afvalwater uit de beer
putten kunnen laten afvloeien naar de
polders.
Ondertussen is er nog steeds geen de
finitieve oplossing voor dit toch echt wel
aanzienlijke probleem gevonden. Men is
nog aan het onderhandelen en aan het
bespreken.
(Van onze verslaggever)
De bezoekers van het Bergen op
Zoomse kantongerecht zouden kun
nen klagen over de gemeenlijk
weinig interessante zaken, die aan
de orde komen. Ze zouden zich er
echter niet over kunnen beklagen,
dat zij er nooit iets van opsteken.
Want, in elke zitting krijgt men ot'
van achter de groene tafel een wijs
en vermanend woord, dat voor
iedereen van betekenis is, of men
krijgt boeiende uiteenzettingen
over allerlei aangelegenheden, die
met de zaak zelf maar indirect van
doen hebben, van de zijde van de
verdachten.
Dat was ook gisteren het geval. De
verdachte was een letterlijk ronde Zeeuw
uit Tholen Hij werd er van beschuldigd
met een ondeugdelijke verbinding eenkelijk blijft voor de fout in de construc-
was afgebroken, waardoor de aanhanger
dwa-rs over de weg was komen te staan.
De verdediging van de man was even
woordenrijk als overtuigend. Meneer de
de edelachtbare", zo begon hij zijn be
toog, „daar kan ik nou net niets aan
doen. Dat oog is bij de smid op de drie
hoek gelast en nu blijkt, dat het van
binnen niet gelast is. Dat kan je van
buiten niet zien". Dat kon niemand hem
betwisten. Tenslotte is het niet te eisen,
dat men een gelast oog ook van binnen
bekijkt. Toch trokken de magistraten nog
een gezicht alsof ze niet helemaal over
tuigd waren. Reden voor de landbou
wer even uiteen te zetten, hoe het nu
allemaal precies in elkaar zat.
„Kijk, die aanhanger was vroeger be
stemd voor de paarden. Daardoor waren
de voorwielen verbonden door een la
moen. In die lamoen zit een gleuf waar
in de disselboom zat. U weet toch wat
een lamoen is vroeg hij aan de edel
achtbare heren. Waarop de officier van
justitie bijna verontwaardigd opmerkte:
„Denk u soms. dat wij niets var lamoe
nen afweten Hetgeen de Tholenaar
kennelijk niet had verwacht Hij ver
volgde zijn explicatie „Die disselboom
is nu weg, want er zijn geen paarden
meer. In de plaats daarvan is ee;. drie
hoek gemonteerd en daaraan een trek-
oog".
Nu was het de kantonrechter duidelijker
geworden, ook al wees hij de landbou
wer er op, dat hij desondanks aanspra
tie, althans voor het rijden er mee. Dat reden, stond buiten deze zaak, maar-
zag hij dan ook wel in. Overigens had
hij er voor gezorgd, dat er nu een goed
oog op zat.
De politie had hem verteld hoe het
allemaal moest en dat werd door de
Tholenaar nog eens omstandig uiteenge
zet „Nu heb ik aan de smid gezegd
hoe-ie het moest doen. weet wel met
een scheve dinges hier en dan een dinges
daar en dan afschaven met een amaril
lis en dan kruislings een dinges en dan
is het goed. Maar het blijft toch gek,
dat ik dat aan de smid moest vertellen".
Hij kreeg een boete van 25 gulden,
terwijl het ondeugdelijke oog werd ver
beurd verklaard. Maar men zag aan de
gezichten van de magistraten, da* zij de
landbouwer nog we] eens vaker ver-
verwachtten te zien zelfs de beste smid
zal geen krachtig oog kunnen maken,
uitsluitend op aanwijzingen, die „dinges"
zijn.
Hechtenis
Overigens was de kantorechter niet
mild in zijn straffen. Dat ondervond ene
J. S. die' met zijn auto zonder rijbewijs
over de Plantagebaan had gereden en
daarbij een andere auto op enkele centi
meters was gepasseerd, deze vervolgens
had gesneden en zijn weg slingerend van
links naar rechts had vervolgd. Dat hij
even later een bromfiets had aange-
deed de man uiteraard geen goed. De
verdachte stond er wat wezenloos bij,
alsof zoals de kantonrechter opmerk
te de hele boel hem niet interesseer
de, hetgeen hij een heel onsympathieke
houding vond. De officier voegde aan
dit al niet te gunstige beeld nog toe, dat
de man al eerder was veroordeeld we
gens het rijden zonder rijbewijs, zodat
het nu tijd werd, dat hij eens een flinke
straf kreeg.
Hetgeen dan ook gebeyrde voor het
snijden kreeg hij vijf dagen hechtenis
en voor het missen van een rijbewijs een
boete van vijftig gulden. Met de toe
voeging van de kantonrechter, dat deze
man zich door een dergelijke houding
een misdadiger in liet verkeer toonde.
Evenmin te spreken was men over het
gedrag van een zeventigjarige Berge-
naar, die met zijn auto "olgens eigen
zeggen had voorgesorteerd, maar in feu?
zodanig rommelig had gereden, dat nh
een aanrijding had veroorzaakt. Hij werd
veroordeeld tot een boete van vijftien
gulden en een tijdelijke ontzegging van
de rijbevoegdheid.
Een voorwaardelijk ontzegging van de
rijbevoegdheid voor drie maanden en
een boete van 25 gulden kreeg een
bromfietser, die zoveel haast had, dat
hij zich naast twee jeugdige fietsers naa
gewrongen en brokken had gemaakt.