J. A. Alberdingk Thijm gaf de katholieken zelfvertrouwen terug 200 DAGEN met Federico Fellini or the millions Huis met technisch hart Alleen olie en staal brengen meer op 75e STERFDAG rkers DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 21 MAART 1964 mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen sociale voor- lelangrijke reis- lijke meevallers, en - wanneer U aar huis. edere kilometer ieuwd worden, rijden. Daarom jk. De vakman lijke taak belast. beterde lonen, mie van 8,1% ons produkt lorte termijn te loor dit Jonge - speciale eisen lis bedrijf stelt, Inee te groeien. lereist. lorieken - Watt- les kunt u ook I 23 maart van I e afspraak op 145/21-3/ 15 raste betrekking dam, i ihoren. s) worden aan- zich voorts ten goede diensten gunstige voor leiding van de rtrouwd tehuis, mogelijkheden, oor. een folder met Iszaken van het t-4. Zó woont U in 1975 DE MENS van de nabije toekomst (1975 nemen de initiatief nemers aan, maar zij willen er alleen mee uitdrukken hoe nabij het tijdstip is) zal anders wonen als wij vandaag de dag. Een tentoonstelling van zo'n huis wordt thans voor onbepaalde tijd in het Rotterdams Bouwcentrum gehouden en het verdient aanbeveling daar eens een kijkje te gaan nemen. Deze woning-1975 toont, dat we wat wonen betreft, voor een revolutie staan. De voortekenen zyn er reeds: de me chanisering; heeft het huishouden voe ren al heel wat gemakkelijker gemaakt dan voor onze ouders. Die mechanisering zet onherroepelijk door en al is zij thans voor de doorsnee-burger nog onbereik baar vanwege de eraan verbonden kos ten, de tijd zal komen en of dat 1975 is doet er niet toe dat we in ons huis automatisch stof afnemen, dat ons huis centraal verwarmd wordt en dat heel onze woning vol zit met apparatuur, die het mogelijk maakt het huis efficient en zonder al te grote moeite op orde te houden. De mens, die thans een hekel heeft aan de Engelse kamer of zich ergert aan de ..uitgekiende woning", waarin iedere centimeter verantwoord is, zal bij het zien van de combinatie kamer-keuken Boven, patio-woningen vormen een levendige straatwond. Hier naast: de keuken met op de voor grond het fornuis. Het geheel is in teak-hout uitgevoerd en ge- makkelyk te onderhouden. „HET WAS des Zondags namiddags, dat Thijm stierf. Hij lag neder in het groote, bijna monumentale, ledikant, van welks op vier smalle kolommen rustenden donker-groenen hemel, donker-groenen gordijnen afhingen en waarin hij gedurende vijf-en-veertig jaren bijna eiken nacht had geslapen. Ten twee ure, toen zijn zoon, de priester, in het vertrek kwam, om juffrouw Thijm af te lossen, die bij het ziekbed de wacht had gehouden, bleek het einde nabij te zijn. De borst van den zieke bewoog heftig op en neer en de doodsreutel liet zich sneller en heviger hooren. Uit het onkenbaar geworden bruin-rood gelaat dat naar veren was opgezwollen, terwijl de wangen geheel ingeslonken waren, kwam het hijgen zwaar en benauwd voort. De zoon van den stervenden zag onmiddellijk hoe de toestand was en liet al de huisgenoten in het vertrek komen. tijdgenoot Everardus Potgieter. Deze Gids-redacteur heeft hij meermalen moeten bestrijden, wat niets afdeed aan hun vriendschappelijke gevoelens. Dat Thijm uitzonderlijk begaafd was, blijkt uit het feit, dat hij al op 12- jarige leeftijd gedichten schreef en als 15-jarige de zaak in „verduurzaamde levensmiddelen" van zijn vader dreef. In een vertrek achter de winkel be steedde hij de avonden en de nachten aan lezen en schrijven. In 1869 ver kreeg hij een betrekking, die meer met zijn aanleg overeenstemde. Hij werd leider van de uitgeverij C. L. van Lan- genhuysen en enkele jaren later volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de aesthetica en kunstgeschiedenis aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Dit was de enige openlijke erkenning, die hem tebeurt is gevallen. MEVROUW THIJM en haar dochter gingen aan de achterzijde van het ledikant staan. De priester aan de voor zijde bij het hoofdeind. Hij lei zijn linkerarm onder het opgestelde hoofd kussen om den stervende te steunen en de rechterhand aan de zijde van het hart, denkende zoodoende de pijn daar nog voor 't laatst te verzachten en, met fluisteringen bad hij voor zijn vader, zijn hoofd over den geliefde heenge bogen. De twee andere zonen stonden naast den priester. En, in een zeer fraai instinctief moevement, hadden de vrouw en de kinderen allen den man en va der aangevat en hielden zijn armen en handen zacht omklemd, daarmede tegelijk uitdrukkend dat het zóó moei lijk was om te scheiden en dat zij hem in zijn nood voor 't laatst wilden steu nen. Aan 't voeteneind lagen de dienst boden geknield, de gordijnen waren daar weggeslagen. Het bed was daar door zacht en helder verlicht. Om kwart over tweeën verminderde plotseling het zware hoorbare hijgen. Een grote kramptrekking voer door de leden van den stervende. Een zachte zucht was zijn laatste levensteeken". DEZE ONTROERENDE schildering van J. A. Alberdingk Thijms sterfbed ontlenen we aan de biografie, die Lode- wijk van Deyssel aan zijn vader ge wijd heeft. Het was deze week 75 jaar geleden, dat zich deze droevige gebeur tenis afspeelde. Thijm is namelijk op 17 maart 1889 te Amsterdam op 68- jarige leeftijd overleden. Op dat mo ment verloor katholiek Nederland een figuur, die zich als emancipator en kunstenaar ongekende verdiensten had verworven. Dat hij gedurende de afge lopen driekwart eeuw steeds in herin nering is gebleven bewijzen de oprich ting van een Thijmfonds, de uitgave van een Thijmalmanak en de stichting van een nog altijd actief Thijm-Genoot- schap. De positie, die ons katholiek volks deel thans inneemt, heeft het voor een groot gedeelte te danken aan de strijdlustige Thym. Hij zette het pio nierswerk van Joachim Le Sage ten Broek en Cornelis Broere voort. Wij zend op het voorbeeld van de middel eeuwen met hun mystiek en hun Maria-verering en op de gouden eeuw o.a. Vondel, gaf hij aan de katholieken hun zelfvertrouwen te rug. Zelf was hij auto-didact, evenals zijn ALS KUNSTENAAR was Thijm zeker niet op de eerste plaats een dichter, al heeft hij ook op dit terrein voortref felijk werk verricht. Een van zijn eer ste grote dichtwerken wijdde hij aan Willem Bilderdijk, die hij hevig be wonderde. Sterk romantisch gekleurd waren zijn eerste bundels, waarvan „Palet en Harp", opgedragen aan zijn jeugdvriend dr. Willem Cramer, wel het meest bekend bleef. Tot zijn beste po- ezie rekenen we ook het meer epische „De Klok van Delft". Zijn schoonheids beginsels legde hij neer in het wijs gerig gedicht „Het Voorgeborchte", dat hij opdroeg aan mr. Isaac Da Costa: strijdgenoot! mijn vriend en vijand te vens!" Hieruit blijkt, dat Thijm vol strijdlust was, maar tevens ridderlijk bleef tegenover zijn tegenstanders. Al les wat voortkwam uit een diep chris telijk geloof wist hij te waarderen. Zijn devies was dan ook „Nil nisi per Christum". (Niets tenzij door Christus). Thijm was vanaf zijn prille jeugd tot zijn dood gelegenheidsdichter ge weest. Zowel huiselijke en familiale als vaderlandse en Europese feestelijk heden inspireerden hem. Toen L. Royer een standbeeld van Willem de Zwijger had vervaardigd en benoemd was tot commandeur in de Orde van de Eiken kroon werd dit feit door Thijm bezon gen. Koning Willem III kreeg bij zijn bezoek aan Amsterdam in 1853 een hul degroet. Thijm schreef een lied op het erevaandel van de Nederlandse Pause lijke Zouaven en verzorgde een kwat rijn voor het voetstuk van Michiel de Ruyters standbeeld. Aan tal van kuns tenaars wijdde hij zijn verzen en ook bij de opening van het rijksmuseum was hij met een uitvoerig gedicht present. De spreuken in het Amsterdams Cen traal Station zijn eveneens van zijn hand. BOVENAL BEZONG hij de prins onzer dichters, wiens werken hij onder het Nederlandse volk bekend maakte. Vol gens dr. Jan Sterck was het verwant schapsgevoel van Thijm met Vondel zó innig, dat hij zich vaak met de 17e- eeuwse dichters vereenzelfvigde. In deze gestaltenis schreef hij zijn „Por tretten van Joost van den Vondel". Naar aanleiding van Jacob van Lenneps Vondel-uitgave in 12 delen schreef hij een reeks artikelen in De Tijd. Hij droeg het zijne bij tot het oprichten van Vondels standbeeld in het Vondelpark: ook hiervoor dichtte hij het opschrift. NAAST ZIJN vele Vondelstudies heeft Thijm ons tal van grote prozawer ken geschonken. Wie ook maar enigs zins in de vaderlandse letteren thuis is, kent zijn „De organist van de Dom", een novelle, die in weinig bloemlezin gen ontbreekt. Honderden artikelen en verhalen pu bliceerde hij in de Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken, die hij in 1852 had opgericht. Enkele decennia lang heeft hij daarin zijn geloofsgeno ten voorgelicht. Gebeurde dat op iet wat luchtiger toon dan gebruikte hij graag het pseudoniem Pauwels Fo- reestier. Drie jaar later stichtte hij de Dietsche Warande, die nog voortleeft in de hui dige Dictsche Warande en Belfort. Aan alle schone kunsten wijdde hij studies, maar de bouwkunst had daarbij toch wel zijn voorkeur. Boeken als „De hei lige Linie" en „De Compositie in de bouwkunst" waren in die dagen baan brekend. Zijn veertigjarige vriendschap met de Roermondse bouwmeester dr. P. J. H. Cuypers, zijn zwager, was daar niet vreemd aan. Beiden streden voor dezelfde aesthetische beginselen. Kort na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie waren hun ideeën voor de katholieke kerkbouw van onschatbare waarde. Ook als toneelkenner was Thijm be faamd. In zijn jeugd schilderde hij de decors voor de toneelspelen, die hij met broers en zusters maakte en op voerde. Op oudere leeftijd bezocht hij tot ergernis van velen regelmatig de schouwburg en zelfs schreef hij kritie ken in de Groene Amsterdammer. De redactie van De Spectator, een tijd schrift voor toneelkritiek, vroeg hem als medewerker, met het gevolg, dat het blad op de duur geheel in roomse geest geredigeerd werd! Aldus stond hij steeds op de bres voor zijn geloof, wat niet wegneemt, dat hij ook alle begrip toonde voor zijn protestantse landgenoten. Thijm was verre van enggeestig. Zoals op vele andere gebieden, mogen we hem ook op dat van de oecumenische gedachte een pionier noemen. WILLEM v. d. VELDEN in dit huis nog meer geërgerd de wenk brauwen fronsen. Overigens is deze „openheid" al lang gemeenboeg in Ame rika. De van een ontbijt-bar voorziene keuken annex kamer is daar mogen we de tijdschriften op dit gebied gelo ven een vrij normale zaak. Zelfs als de keukengeuren behoorlijk kunnen worden afgevoerd (en daar staat de mo derne techniek voor in), dan nog zal de doorsnee-Nederlander moeilijk kunnen wennen aan het idee van een kamer keuken-combinatie. De tentoonstelling bewijst echter, dat voor deze combinatie oplossingen mo gelijk zijn, die in het geheel niet sto rend werken. Het huis 1975 toont, dat deze tweeeenheid te realiseren is zon der dat dit averechts werkt op de gezel ligheid, waar iedere Nederlander zo op gesteld is. Overigens kan men de konse- kwentie, die men moet durven nemen ten aanzien van het Nederlandse ontbijt. Er zullen namelijk niet veel gezinnen meer zijn, waar uitvoerig en gezamelijk ontbeten wordt. E!n een gezellige aange legenheid is het zelden meer: een man, die zich naar zijn werk haast; kinderen, die naar school moeten en een echtge note in ochtendjas en op pantoffels, die snel, snel de leden van het gezin de deur uit helpt. Waarom dan deze maaltijd niet efficient neerzetten en gebruiken aan een handige bar, die aan de keuken aansluit, zodat alles gemakkelijk bereik baar is en de rommel tot een minimum wordt beperkt! Het is praktisch en snel op te ruimen, terwijl de woonkamer er niet voor overhoop wordt gezet. Die keuken-zelf is gesitueerd rondom wat men het ..technische hart" van het huis noemt. Zij bestaat uit twee haaks op elkaar staande aanrechten: een om aan te werken, de andere om aan te be dienen. Op het kruispunt vindt men de elektrische kookgelegenheid. In kort bestek is hier alles bij elkaar, wat in de keuken thuis hoort: afwasmachine, kraakinstallatie voor het vuil, grill, oven ijskast, diepvrieskast, broodmachine. "W^aar woont" U dan? In het andere deel van de keuken. U kunt overi gens met hetzelfde recht de keuken het andere deel van de kamer noemen. Keu ken en kamer lopen namelijk harmo nisch ineen, al zal menigeen vreemd opkijken van de combinatie. Overigens kunt U beide delen via een inschuifbare wand van elkaar scheiden, maar dat moet U niet doen. Het geheel is namelijk op elkaar afgestemd en bovendien is de ruimte erop gebouwd ongescheiden ge bruikt te worden. Voordelen: geen deu ren tussen kamer en keuken; de huis vrouw blijft in contact met haar eigen gasten of met haar kinderen in de zit ruimte. Die zitruimte heeft twee op merkenswaardige zaken: een amuse- mentswand is alles te vinden, waarmee men zijn vrije tijd kan doorkomen: film, televisie, pick-up, bandopname-apparaat, berging voor bandjes en grammofoon platen, een elektrisch orgel. Niet ge bruikt, verdwijnt alles in een eenvoudi ge, decoratief werkende kast. Geen slingerende rommel dus, altijd een net te kamer. Het tweede onderdeel, dat belangrijk is voor het bepalen van de sfeer van het huis, is de patio. Zij grenst aan het zitgedeelte van de kamer. Een inschuif bare glazen wand maakt het mogelijk, dat men de patio bij de kamer trekt. Deze patio is eigenlijk niet meer dan een gecultiveerde binnenplaats. Het is een met tegels belegde ruimte, waarin planten en bloemen worden gekweekt. Zij is tevens de eigenlijke entree tot het huis. Men kan haar open laten maar ook afdekken. Zij vormt het bindende element in de totaal-opbouw en maakt een gezellige indruk. De patio betekent zowel tuin als terras en kan dienen als verlengstuk van de zithoek. Van de slaap-afdeling is de badkamer vermeldenswaard. Zij is uit één stuk gegoten en bevat een zitbad, een bidet en een vaste wastafel, die tot op de grond toe is afgelekt. Is zij gebruikt, dan kan men er zonder meer de douche op zetten om haar schoon te maken. Minder acceptabel leek ons de ouder slaapkamer, waar tevens de werkhoek voor het echtpaar is gedacht. Deze op lossing zal menigeen niet accepteren. Ook het aanbrengen van een doe-het- zelf-wand in de werkgang lijkt ons nogal ullisoir. W Mineer is het zo ver, dat deze bouw financiëel haalbaar wordt. Een van de voorwaarden daartoe is het bepalen en doorvoeren van technische stan- daardmaten. Het klimaat daartoe ont breekt tot nu toe echter. H!et moet zo zijn, dat de hele woning kan worden opgebouwd uit fabriekmatig vervaar digde elementen. Dit betekent, dat even goed de fabrikant van ijskasten als die van wasmachines; de fabrikant van ra men en deuren als van de afzuiginstal latie; van de verwarming even goed als van de kraakinstallatie zich moeten houden aan bepaalde maten, die als blokken in de opbouw passen. Dus toch nog meer eenvormigheid? Men zou het zo kunnen stellen: wie de moderne woonwijk van het ogenblik doorwandelt, wordt geconfronteerd met een standaard-opbouw, die soms weer zinwekkende vormen aanneemt. Slechts een uitstekend planoloog zal met deze woonblokken dusdanig weten te „schui ven", dat een harmonisch en dus ver antwoord geheel ontstaat. Zo is het ook met deze woning. Het interieur is genoeg te variëren, mits men met de ruimte en haar aankleding weet te werken. Wie tien dezelfde woon huizen uit één blok bekijkt, ontdekt tien variaties voor wat de aankleding betreft Stuk voor stuk zeggen deze in terieurs iets van de bewoners. In de Woning-1975 is dat even goed mogelijk, ondanks de modulaire coördinatie, die, volgens de samenstellers van dit huis, in 1975 een feit zal zijn. JAC. MARTENS KEES VERWEY IN DEN BOSCH Van 24 maart t/m 26 april wordt in het Provinciaal Museum te 's-Hertogen- bosch de tentoonstelling „30 x 1 Mo del" van Kees Verwey gehouden. Zij omvat béhalve de befaamde reeks por trettekeningen van de dichter Anthony Kok, nog een vijftiental tekeningen, 3 schilderijen en zelfs twee plastieken van hetzelfde model door Kees Ver wey. Ook zijn een aantal gedichten en schelpcomposities van Anthony Kok toegevoegd. JJij de première van de film „8 1/2" van Federico Fellini, die wij enige tijd geleden op deze pagina uitvoe rig hebben besproken, hebben ve len zich afgevraagd in hoeverre ze hier te doen hadden met een auto biografie. Fellini heeft op deze vraag nooit een rechtstreeks ant woord gegeven. De zaak is tot nu toe dan ook discutabel gebleven. Toch blijft ze het overwegen waard, omdat een positief antwoord op de vraag al of niet biografisch wel eens de sleutel zou kunnen zijn tot het „geheim van 8 1/2" en daarmee tot het bewonderenswaar dige kunstenaarschap van Fellini. Onder de pogingen, die zijn aange wend om „het geheim van 81/2" vreemde mengeling van werkelijkheid en mystiek, van mysterie in beelden en bedoeling te ontsluieren is die van de Amerikaanse journaliste Deen a Boyer misschien wel de doeltreffend ste. Zij heeft n.l. het gehele wordings proces van Fellini's laatste film mee gemaakt. Haar ervaringen heeft ze vast gelegd in een boekje: „Les jours de 8\i2". Dat is in een Duitse vertaling van Gerda von Uslar in ons land ver krijgbaar onder de titel: „Die 200 Tage van 81/2", oder wie ein Film von Fe derico Fellini entsteht Dat laatste „oder wie ein Film van F. F. entsteht".. is het belang rijkste. Voornamer in elk geval dan de chronologische registratie van op namen, feiten en gebeurtenissen in de zeven maanden» dat het werk duurde. Bij het ontstaan van deze film was de mens en kunstenaar Fellini n.l. op zijn wezenlijkst betrokken. Daar komt ook de .biografische vraag' aan de orde. Is de aarzelende filmregisseur Guido uit »»8*/2m dezelfde als Fellini? En aangeno men, dat het zo is, is Guido's onmacht om een verhouding tussen twee men sen helder te zien, dan de onmacht van Fellini? Dat het laatste niet waar is zou men af kunnen leiden uit het feit dat Fellini zijn film gemaakt heeft, ter wijl zijn autobiografische schaduw in de film in zijn plannen blijft steken. De regisseur Guido staat na een per soonlijke crisis op het einde psychisch vereenzaamd, zonder contact met zijn omgeving, uitgeleefd. Dat is bij Fellini zeker niet het geval. We zijn daarom dan ook geneigd aan te nemen, dat het hem te doen geweest is om een analyse van de situatie van de heden daagse kunstenaars, een situatie die hem klaarblijkelijk vrij pessimistisch stemt. Wie zich heeft beziggehouden met de vragen, die de film „81/2" heeft op geworpen, kan in 't hiervoor genoemde boekje van Deena Boyer de oplossing van verschillende raadsels vinden. Ze staan er niet pasklaar in aangegeven, maar ze zijn te distilleren uit het sober gehouden verhaal over Fellini's werk wijze. Dat Verhaal beweegt zich feitelijk tussen twee uitlatingen van de Italiaan, se regisseur, die door de schrijfster nauwkeurig werden opgetekend. In mei 1962 zei Fellini, sprekend over de film, waaraan hij wilde beginnen: „Denk er aan, dat het om een komische film gaat". In januari 1963 was dat gewor den: „Het is, in een soort voorgeborch te, iets dat het midden houdt tusseft een niet helemaal wetenschappelijke psycho-analyse en een systematisch ge wetensonderzoek. Het is een melancho lieke, bijna duistere film. Maar hij is toch ook weer openhartig en bewust komisch". Uitlatingen, die weinig hou vast bieden. We proeven er niettemin een voorzichtige kenschets in van wat Fellini met „81/2" heeft geprobeerd te bereiken. BERT VAN OOSTERHOUT DE TOPHIT of schlager is een markt- artikel. De omzetcijfers der „schla gerindustrie" klimmen soms tot sprookjesachtige hoogten en „ob jecten" als een Elvis Presley leveren financiële resultaten, die zelfs ver gelijkbaar zijn met die van een mid delgrote staalfabriek in het Roerge bied, Tussen tekstschrijver en com ponist enerzijds en de kopers van deze hits anderzijds ligt een weg vol intriges, raffinement en begeer te naar materieel gewin, waar de argeloze buitenstaander geen weet van heeft. VOOR MILJOENEN is de grammofoon plaat, in het bijzonder de tophitpla ten, de zgn. toppers, een dagelijks ge. bruiksartikel geworden.Van de 100 ver kochte platen waren dat er vier jaai geleden zo'n 88 in de amusementssectoi en internationaal gezien is deze „mu ziekindustrie" tot een bloeiende en luc ratieve affaire uitgegroeid. In de Ver enigde Staten worden jaarlijks vooi ■100 miljoen dollar, ongeveer twee mil jard Nederlandse guldens, platen ge kocht en alleen in de olie- en staalbe drijven worden nog grotere omzetten bereikt. Om wat dichter bij huis te blijven, in Duitsland is de omzet van 6 miljoen platen in 1949 gestegen tot ruim 53 miljoen in 1959 en zestig procent daarvan werd door jeugdige „top of flop-enthousiastelingen" gekocht. Onder de vele duizenden schlagers, die jaarlijks op de wereldmarkt ver schijnen worden er hoogstens vijftig een tophit, die het lot een miljoenen omzet brengen. De tophit is dus een artikel, waaraan goed te verdienen valt en waarbij tal van belanghebbenden zoals muziekuitgevers, muziekredacties, muziekhandelaren, concertagenten, grammofoonplatenmaatschappijen, mu- sicboxes-ondernemingen, radio, televi sie, verkooporganisaties en vele neven- bedrijven betrokken zijn. Zij vormen tesamen een net van belangen, dat zich over de hele wereld uitstrekt. JJE SCHLAGER is de legitieme erfge name van het oude volkslied, is een in deze kringen herhaaldelijk gepo neerde stelling, die onjuist en mislei dend is omdat het volkslied een geheel andere functie in het leven van een natie heeft en het voelen en denken van zo'n gemeenschap weerspiegelt. Het is spontaan, naïef en waardevol; het is het resultaat van een belevenis, welke zich van generatie op generatie voort plant door mondelinge overlevering. Het is een echte gevoelsuiting die niet rloor propaganda van onze moderne communicatiemiddelen aan de man be hoeft gebracht te worden. Dit is wel het geval met de Schlager, die dagelijks herhaaldelijk gespeeld wordt, de tophit zelfs zó intensief, dat niemand hem kan ontlopen. De melodie is zeer simpel en blijft gemakkelijk in het geheugen hangen, ook bij hen, die zich de nietszeggende tekst en de ba naliteit van de melodie volkomen be wust zijn. 'Wie zich er echter veel en doorlopend aan overgeeft, wordt gevan gen in een woestijn van steriele senti mentaliteit, waarvan het gebrek aan inhoud wordt opgevuld door cliche's en geprefabriceerde emoties. T\E BEPERKTE woordenschat van de schlagerteksten is ontstellend aan toonbaar in haar stereotype herhaling. Alle gedifferentieerde gevoelens wor den vereenvoudigd en teruggebracht tot enkele gevoelspatronen. De liefde wordt gereduceerd tot een omarming en een kus; het gezelschapsleven be perkt zich tot het amusement en de be trekkingen tussen twee mensen wordt bijna altijd als een onvoorwaardelijke toeëigening voorgesteld (Jij bent van mij en van mij alleen!). Tegen deze kritiek komen de song schrijvers met weinig overtuigende ai- gumenten in het geweer. Zij beroepen zich op het gevoelsleven van de een- voudigen van geest, die, zo beweren zij, de schlager nodig heeft omdat hij daarin de bevestiging en vervulling van zijn dromen en illusies vindt. Deze types gaan helemaal op in deze droom- en klatergoud wereld, die hun de song suggereert en nog wel zonder te mer ken hoe men op die handige wijze munt uit hun gevoelens weet te slaan. I)E .GROTE opgang van de hit begon in Amerika. De operette en later de in Broadway zeer geliefde musical, vorm den in de aanvang onzer eeuw de basis voor de huidige wereldomvattende schlagerindustrie. De eerste grote we reldsuccessen van de hits stammen van de musical. De tot nu toe ongekroonde koningen op dit gebied zijn Richard Rogers en Oscar Hammerstein, wier jaarlijks bruto-inkomen op ongeveer 15 miljoen dollar geschat wordt. Hun musical Oklahoma beleefde in New York meer dan 2200 opvoeringen en trok gedurende een zesjarige tournee door de Amerikaanse staten dag in dag uit uitverkochte zalen. Tien miljoen mensen hebben deze musical gezien Daarbij komen dan nog de inkomsten van een miljoen platen en twee miljoen verkochte exemplaren gedrukte mu ziek. En dan te weten dat Rogers de partituur in zes dagen en de toohit „Oh what a beautiful morning" in acht minuten schreef! Een dergelijk doorslaand succes komt natuurlijk niet vanzelf en om een num mer te populariseren en wereldbekend heid te geven moet veel reclame ge maakt worden. Zeer vele amusements orkesten moeten er toe gebracht worden de song in hun repertoire op te nemen, er moeten een of meer plaatopnamen op de markt gebracht worden en de radio moet hel lied tenminste eenmaal per dag de aether insturen. JJET CENTRUM van de Amerikaanse muziekproduktie is New YorksWest 28th Street, bekend als Tin Pan Alley, waar huis aan huis uitgeverijen van populaire muziek gevestigd zijn. Zij drijven handel met muziek als anderen met dagelijkse gebruiksartikelen. De verkoop van songs via gedrukte mu- ziekexemplaren. de zgn bladmuziek, is niet erg rendabel meer; de grote in komsten komen nu uit de tantièmes van de platenverkoop. De songplugger de pianist die vroeger tot taak ilad de songs te propageren bestaat niet meer. Zijn plaats is ingenomen door handelsagenten, die zich bezighouden met de verkoop van platen en band opnamen. Ze kennen de smaak van het publiek door en door en zijn goed ge ïnformeerd over de successen van songs in alle landen van de wereld. Door middel van de auteursrechten ontvangen componisten, tekstdichters en muziekuitgevers een bepaald per centage per verkochte plaat. Het is daarom voor de uitgever van belang dat er van een schlager verschillende opnamen gemaakt worden. Van succes nummers verschijnen in Frankrijk soms vijftig verschillende opnamen en in Duitsland zo ongeveer een twintig tal. Daar elke artiest, wiens naam op het platenetiket voorkomt, zo'n num mer tevens regelmatig ten gehore brengt, worden de inkomsten van de uitgever nog belangrijk vergroot. COR BACKERS levuld aan N.V. Neder- Utrecht. -=ista

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 7