J. A. Alberdingk Thijm
gaf de katholieken
zelfvertrouwen terug
200 DAGEN met
Federico Fellini
or the millions
Huis met technisch hart
Alleen olie en staal
brengen meer op
75e STERFDAG
rkers
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 21 MAART 1964
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
sociale voor-
lelangrijke reis-
lijke meevallers,
en - wanneer U
aar huis.
edere kilometer
ieuwd worden,
rijden. Daarom
jk. De vakman
lijke taak belast.
beterde lonen,
mie van 8,1%
ons produkt
lorte termijn te
loor dit Jonge -
speciale eisen
lis bedrijf stelt,
Inee te groeien.
lereist.
lorieken - Watt-
les kunt u ook
I 23 maart van
I e afspraak op
145/21-3/ 15
raste betrekking
dam,
i
ihoren.
s) worden aan-
zich voorts ten
goede diensten
gunstige voor
leiding van de
rtrouwd tehuis,
mogelijkheden,
oor.
een folder met
Iszaken van het
t-4.
Zó woont U in 1975
DE MENS van de nabije toekomst (1975 nemen de initiatief
nemers aan, maar zij willen er alleen mee uitdrukken hoe
nabij het tijdstip is) zal anders wonen als wij vandaag de
dag. Een tentoonstelling van zo'n huis wordt thans voor
onbepaalde tijd in het Rotterdams Bouwcentrum gehouden
en het verdient aanbeveling daar eens een kijkje te gaan
nemen. Deze woning-1975 toont, dat we wat wonen betreft,
voor een revolutie staan.
De voortekenen zyn er reeds: de me
chanisering; heeft het huishouden voe
ren al heel wat gemakkelijker gemaakt
dan voor onze ouders. Die mechanisering
zet onherroepelijk door en al is zij thans
voor de doorsnee-burger nog onbereik
baar vanwege de eraan verbonden kos
ten, de tijd zal komen en of dat 1975
is doet er niet toe dat we in ons huis
automatisch stof afnemen, dat ons huis
centraal verwarmd wordt en dat heel
onze woning vol zit met apparatuur, die
het mogelijk maakt het huis efficient en
zonder al te grote moeite op orde te
houden.
De mens, die thans een hekel heeft aan
de Engelse kamer of zich ergert aan
de ..uitgekiende woning", waarin iedere
centimeter verantwoord is, zal bij het
zien van de combinatie kamer-keuken
Boven, patio-woningen vormen
een levendige straatwond. Hier
naast: de keuken met op de voor
grond het fornuis. Het geheel is
in teak-hout uitgevoerd en ge-
makkelyk te onderhouden.
„HET WAS des Zondags namiddags, dat Thijm stierf. Hij lag neder in het
groote, bijna monumentale, ledikant, van welks op vier smalle kolommen
rustenden donker-groenen hemel, donker-groenen gordijnen afhingen en
waarin hij gedurende vijf-en-veertig jaren bijna eiken nacht had geslapen.
Ten twee ure, toen zijn zoon, de priester, in het vertrek kwam, om juffrouw
Thijm af te lossen, die bij het ziekbed de wacht had gehouden, bleek het
einde nabij te zijn.
De borst van den zieke bewoog heftig op en neer en de doodsreutel liet zich
sneller en heviger hooren. Uit het onkenbaar geworden bruin-rood gelaat dat naar
veren was opgezwollen, terwijl de wangen geheel ingeslonken waren, kwam het
hijgen zwaar en benauwd voort. De zoon van den stervenden zag onmiddellijk
hoe de toestand was en liet al de huisgenoten in het vertrek komen.
tijdgenoot Everardus Potgieter. Deze
Gids-redacteur heeft hij meermalen
moeten bestrijden, wat niets afdeed
aan hun vriendschappelijke gevoelens.
Dat Thijm uitzonderlijk begaafd was,
blijkt uit het feit, dat hij al op 12-
jarige leeftijd gedichten schreef en als
15-jarige de zaak in „verduurzaamde
levensmiddelen" van zijn vader dreef.
In een vertrek achter de winkel be
steedde hij de avonden en de nachten
aan lezen en schrijven. In 1869 ver
kreeg hij een betrekking, die meer met
zijn aanleg overeenstemde. Hij werd
leider van de uitgeverij C. L. van Lan-
genhuysen en enkele jaren later volgde
zijn benoeming tot hoogleraar in de
aesthetica en kunstgeschiedenis aan de
Academie voor Beeldende Kunsten te
Amsterdam. Dit was de enige openlijke
erkenning, die hem tebeurt is gevallen.
MEVROUW THIJM en haar dochter
gingen aan de achterzijde van het
ledikant staan. De priester aan de voor
zijde bij het hoofdeind. Hij lei zijn
linkerarm onder het opgestelde hoofd
kussen om den stervende te steunen
en de rechterhand aan de zijde van het
hart, denkende zoodoende de pijn daar
nog voor 't laatst te verzachten en, met
fluisteringen bad hij voor zijn vader,
zijn hoofd over den geliefde heenge
bogen. De twee andere zonen stonden
naast den priester. En, in een zeer fraai
instinctief moevement, hadden de vrouw
en de kinderen allen den man en va
der aangevat en hielden zijn armen
en handen zacht omklemd, daarmede
tegelijk uitdrukkend dat het zóó moei
lijk was om te scheiden en dat zij hem
in zijn nood voor 't laatst wilden steu
nen. Aan 't voeteneind lagen de dienst
boden geknield, de gordijnen waren
daar weggeslagen. Het bed was daar
door zacht en helder verlicht.
Om kwart over tweeën verminderde
plotseling het zware hoorbare hijgen.
Een grote kramptrekking voer door de
leden van den stervende. Een zachte
zucht was zijn laatste levensteeken".
DEZE ONTROERENDE schildering van
J. A. Alberdingk Thijms sterfbed
ontlenen we aan de biografie, die Lode-
wijk van Deyssel aan zijn vader ge
wijd heeft. Het was deze week 75 jaar
geleden, dat zich deze droevige gebeur
tenis afspeelde. Thijm is namelijk op
17 maart 1889 te Amsterdam op 68-
jarige leeftijd overleden. Op dat mo
ment verloor katholiek Nederland een
figuur, die zich als emancipator en
kunstenaar ongekende verdiensten had
verworven. Dat hij gedurende de afge
lopen driekwart eeuw steeds in herin
nering is gebleven bewijzen de oprich
ting van een Thijmfonds, de uitgave
van een Thijmalmanak en de stichting
van een nog altijd actief Thijm-Genoot-
schap.
De positie, die ons katholiek volks
deel thans inneemt, heeft het voor
een groot gedeelte te danken aan de
strijdlustige Thym. Hij zette het pio
nierswerk van Joachim Le Sage ten
Broek en Cornelis Broere voort. Wij
zend op het voorbeeld van de middel
eeuwen met hun mystiek en hun
Maria-verering en op de gouden
eeuw o.a. Vondel, gaf hij aan de
katholieken hun zelfvertrouwen te
rug.
Zelf was hij auto-didact, evenals zijn
ALS KUNSTENAAR was Thijm zeker
niet op de eerste plaats een dichter,
al heeft hij ook op dit terrein voortref
felijk werk verricht. Een van zijn eer
ste grote dichtwerken wijdde hij aan
Willem Bilderdijk, die hij hevig be
wonderde. Sterk romantisch gekleurd
waren zijn eerste bundels, waarvan
„Palet en Harp", opgedragen aan zijn
jeugdvriend dr. Willem Cramer, wel het
meest bekend bleef. Tot zijn beste po-
ezie rekenen we ook het meer epische
„De Klok van Delft". Zijn schoonheids
beginsels legde hij neer in het wijs
gerig gedicht „Het Voorgeborchte", dat
hij opdroeg aan mr. Isaac Da Costa:
strijdgenoot! mijn vriend en vijand te
vens!" Hieruit blijkt, dat Thijm vol
strijdlust was, maar tevens ridderlijk
bleef tegenover zijn tegenstanders. Al
les wat voortkwam uit een diep chris
telijk geloof wist hij te waarderen. Zijn
devies was dan ook „Nil nisi per
Christum". (Niets tenzij door Christus).
Thijm was vanaf zijn prille jeugd
tot zijn dood gelegenheidsdichter ge
weest. Zowel huiselijke en familiale
als vaderlandse en Europese feestelijk
heden inspireerden hem. Toen L. Royer
een standbeeld van Willem de Zwijger
had vervaardigd en benoemd was tot
commandeur in de Orde van de Eiken
kroon werd dit feit door Thijm bezon
gen. Koning Willem III kreeg bij zijn
bezoek aan Amsterdam in 1853 een hul
degroet. Thijm schreef een lied op het
erevaandel van de Nederlandse Pause
lijke Zouaven en verzorgde een kwat
rijn voor het voetstuk van Michiel de
Ruyters standbeeld. Aan tal van kuns
tenaars wijdde hij zijn verzen en ook
bij de opening van het rijksmuseum was
hij met een uitvoerig gedicht present.
De spreuken in het Amsterdams Cen
traal Station zijn eveneens van zijn
hand.
BOVENAL BEZONG hij de prins onzer
dichters, wiens werken hij onder het
Nederlandse volk bekend maakte. Vol
gens dr. Jan Sterck was het verwant
schapsgevoel van Thijm met Vondel
zó innig, dat hij zich vaak met de 17e-
eeuwse dichters vereenzelfvigde. In
deze gestaltenis schreef hij zijn „Por
tretten van Joost van den Vondel".
Naar aanleiding van Jacob van Lenneps
Vondel-uitgave in 12 delen schreef hij
een reeks artikelen in De Tijd. Hij
droeg het zijne bij tot het oprichten van
Vondels standbeeld in het Vondelpark:
ook hiervoor dichtte hij het opschrift.
NAAST ZIJN vele Vondelstudies heeft
Thijm ons tal van grote prozawer
ken geschonken. Wie ook maar enigs
zins in de vaderlandse letteren thuis
is, kent zijn „De organist van de Dom",
een novelle, die in weinig bloemlezin
gen ontbreekt.
Honderden artikelen en verhalen pu
bliceerde hij in de Volksalmanak voor
Nederlandsche Katholieken, die hij
in 1852 had opgericht. Enkele decennia
lang heeft hij daarin zijn geloofsgeno
ten voorgelicht. Gebeurde dat op iet
wat luchtiger toon dan gebruikte hij
graag het pseudoniem Pauwels Fo-
reestier.
Drie jaar later stichtte hij de Dietsche
Warande, die nog voortleeft in de hui
dige Dictsche Warande en Belfort. Aan
alle schone kunsten wijdde hij studies,
maar de bouwkunst had daarbij toch
wel zijn voorkeur. Boeken als „De hei
lige Linie" en „De Compositie in de
bouwkunst" waren in die dagen baan
brekend. Zijn veertigjarige vriendschap
met de Roermondse bouwmeester dr. P.
J. H. Cuypers, zijn zwager, was daar
niet vreemd aan. Beiden streden voor
dezelfde aesthetische beginselen. Kort
na het herstel van de bisschoppelijke
hiërarchie waren hun ideeën voor de
katholieke kerkbouw van onschatbare
waarde.
Ook als toneelkenner was Thijm be
faamd. In zijn jeugd schilderde hij de
decors voor de toneelspelen, die hij
met broers en zusters maakte en op
voerde. Op oudere leeftijd bezocht hij
tot ergernis van velen regelmatig de
schouwburg en zelfs schreef hij kritie
ken in de Groene Amsterdammer. De
redactie van De Spectator, een tijd
schrift voor toneelkritiek, vroeg hem
als medewerker, met het gevolg, dat
het blad op de duur geheel in roomse
geest geredigeerd werd!
Aldus stond hij steeds op de bres
voor zijn geloof, wat niet wegneemt,
dat hij ook alle begrip toonde voor zijn
protestantse landgenoten. Thijm was
verre van enggeestig. Zoals op vele
andere gebieden, mogen we hem ook
op dat van de oecumenische gedachte
een pionier noemen.
WILLEM v. d. VELDEN
in dit huis nog meer geërgerd de wenk
brauwen fronsen. Overigens is deze
„openheid" al lang gemeenboeg in Ame
rika. De van een ontbijt-bar voorziene
keuken annex kamer is daar mogen
we de tijdschriften op dit gebied gelo
ven een vrij normale zaak. Zelfs als
de keukengeuren behoorlijk kunnen
worden afgevoerd (en daar staat de mo
derne techniek voor in), dan nog zal de
doorsnee-Nederlander moeilijk kunnen
wennen aan het idee van een kamer
keuken-combinatie.
De tentoonstelling bewijst echter, dat
voor deze combinatie oplossingen mo
gelijk zijn, die in het geheel niet sto
rend werken. Het huis 1975 toont, dat
deze tweeeenheid te realiseren is zon
der dat dit averechts werkt op de gezel
ligheid, waar iedere Nederlander zo op
gesteld is. Overigens kan men de konse-
kwentie, die men moet durven nemen
ten aanzien van het Nederlandse ontbijt.
Er zullen namelijk niet veel gezinnen
meer zijn, waar uitvoerig en gezamelijk
ontbeten wordt. E!n een gezellige aange
legenheid is het zelden meer: een man,
die zich naar zijn werk haast; kinderen,
die naar school moeten en een echtge
note in ochtendjas en op pantoffels, die
snel, snel de leden van het gezin de deur
uit helpt. Waarom dan deze maaltijd niet
efficient neerzetten en gebruiken aan
een handige bar, die aan de keuken
aansluit, zodat alles gemakkelijk bereik
baar is en de rommel tot een minimum
wordt beperkt! Het is praktisch en snel
op te ruimen, terwijl de woonkamer er
niet voor overhoop wordt gezet.
Die keuken-zelf is gesitueerd rondom
wat men het ..technische hart" van het
huis noemt. Zij bestaat uit twee haaks
op elkaar staande aanrechten: een om
aan te werken, de andere om aan te be
dienen. Op het kruispunt vindt men de
elektrische kookgelegenheid. In kort
bestek is hier alles bij elkaar, wat in de
keuken thuis hoort: afwasmachine,
kraakinstallatie voor het vuil, grill, oven
ijskast, diepvrieskast, broodmachine.
"W^aar woont" U dan? In het andere
deel van de keuken. U kunt overi
gens met hetzelfde recht de keuken het
andere deel van de kamer noemen. Keu
ken en kamer lopen namelijk harmo
nisch ineen, al zal menigeen vreemd
opkijken van de combinatie. Overigens
kunt U beide delen via een inschuifbare
wand van elkaar scheiden, maar dat
moet U niet doen. Het geheel is namelijk
op elkaar afgestemd en bovendien is de
ruimte erop gebouwd ongescheiden ge
bruikt te worden. Voordelen: geen deu
ren tussen kamer en keuken; de huis
vrouw blijft in contact met haar eigen
gasten of met haar kinderen in de zit
ruimte. Die zitruimte heeft twee op
merkenswaardige zaken: een amuse-
mentswand is alles te vinden, waarmee
men zijn vrije tijd kan doorkomen: film,
televisie, pick-up, bandopname-apparaat,
berging voor bandjes en grammofoon
platen, een elektrisch orgel. Niet ge
bruikt, verdwijnt alles in een eenvoudi
ge, decoratief werkende kast. Geen
slingerende rommel dus, altijd een net
te kamer.
Het tweede onderdeel, dat belangrijk is
voor het bepalen van de sfeer van
het huis, is de patio. Zij grenst aan het
zitgedeelte van de kamer. Een inschuif
bare glazen wand maakt het mogelijk,
dat men de patio bij de kamer trekt.
Deze patio is eigenlijk niet meer dan
een gecultiveerde binnenplaats. Het is
een met tegels belegde ruimte, waarin
planten en bloemen worden gekweekt.
Zij is tevens de eigenlijke entree tot het
huis. Men kan haar open laten maar
ook afdekken. Zij vormt het bindende
element in de totaal-opbouw en maakt
een gezellige indruk. De patio betekent
zowel tuin als terras en kan dienen als
verlengstuk van de zithoek.
Van de slaap-afdeling is de badkamer
vermeldenswaard. Zij is uit één stuk
gegoten en bevat een zitbad, een bidet
en een vaste wastafel, die tot op de
grond toe is afgelekt. Is zij gebruikt,
dan kan men er zonder meer de douche
op zetten om haar schoon te maken.
Minder acceptabel leek ons de ouder
slaapkamer, waar tevens de werkhoek
voor het echtpaar is gedacht. Deze op
lossing zal menigeen niet accepteren.
Ook het aanbrengen van een doe-het-
zelf-wand in de werkgang lijkt ons
nogal ullisoir.
W Mineer is het zo ver, dat deze bouw
financiëel haalbaar wordt. Een van
de voorwaarden daartoe is het bepalen
en doorvoeren van technische stan-
daardmaten. Het klimaat daartoe ont
breekt tot nu toe echter. H!et moet zo
zijn, dat de hele woning kan worden
opgebouwd uit fabriekmatig vervaar
digde elementen. Dit betekent, dat even
goed de fabrikant van ijskasten als die
van wasmachines; de fabrikant van ra
men en deuren als van de afzuiginstal
latie; van de verwarming even goed als
van de kraakinstallatie zich moeten
houden aan bepaalde maten, die als
blokken in de opbouw passen.
Dus toch nog meer eenvormigheid?
Men zou het zo kunnen stellen: wie
de moderne woonwijk van het ogenblik
doorwandelt, wordt geconfronteerd met
een standaard-opbouw, die soms weer
zinwekkende vormen aanneemt. Slechts
een uitstekend planoloog zal met deze
woonblokken dusdanig weten te „schui
ven", dat een harmonisch en dus ver
antwoord geheel ontstaat.
Zo is het ook met deze woning. Het
interieur is genoeg te variëren, mits
men met de ruimte en haar aankleding
weet te werken. Wie tien dezelfde woon
huizen uit één blok bekijkt, ontdekt
tien variaties voor wat de aankleding
betreft Stuk voor stuk zeggen deze in
terieurs iets van de bewoners. In de
Woning-1975 is dat even goed mogelijk,
ondanks de modulaire coördinatie, die,
volgens de samenstellers van dit huis,
in 1975 een feit zal zijn.
JAC. MARTENS
KEES VERWEY IN DEN BOSCH
Van 24 maart t/m 26 april wordt in het
Provinciaal Museum te 's-Hertogen-
bosch de tentoonstelling „30 x 1 Mo
del" van Kees Verwey gehouden. Zij
omvat béhalve de befaamde reeks por
trettekeningen van de dichter Anthony
Kok, nog een vijftiental tekeningen,
3 schilderijen en zelfs twee plastieken
van hetzelfde model door Kees Ver
wey. Ook zijn een aantal gedichten en
schelpcomposities van Anthony Kok
toegevoegd.
JJij de première van de film „8 1/2"
van Federico Fellini, die wij enige
tijd geleden op deze pagina uitvoe
rig hebben besproken, hebben ve
len zich afgevraagd in hoeverre ze
hier te doen hadden met een auto
biografie. Fellini heeft op deze
vraag nooit een rechtstreeks ant
woord gegeven. De zaak is tot nu
toe dan ook discutabel gebleven.
Toch blijft ze het overwegen waard,
omdat een positief antwoord op de
vraag al of niet biografisch
wel eens de sleutel zou kunnen
zijn tot het „geheim van 8 1/2" en
daarmee tot het bewonderenswaar
dige kunstenaarschap van Fellini.
Onder de pogingen, die zijn aange
wend om „het geheim van 81/2"
vreemde mengeling van werkelijkheid
en mystiek, van mysterie in beelden
en bedoeling te ontsluieren is die
van de Amerikaanse journaliste Deen a
Boyer misschien wel de doeltreffend
ste. Zij heeft n.l. het gehele wordings
proces van Fellini's laatste film mee
gemaakt. Haar ervaringen heeft ze vast
gelegd in een boekje: „Les jours de
8\i2". Dat is in een Duitse vertaling
van Gerda von Uslar in ons land ver
krijgbaar onder de titel: „Die 200 Tage
van 81/2", oder wie ein Film von Fe
derico Fellini entsteht
Dat laatste „oder wie ein Film
van F. F. entsteht".. is het belang
rijkste. Voornamer in elk geval dan
de chronologische registratie van op
namen, feiten en gebeurtenissen in de
zeven maanden» dat het werk duurde.
Bij het ontstaan van deze film was de
mens en kunstenaar Fellini n.l. op zijn
wezenlijkst betrokken. Daar komt ook
de .biografische vraag' aan de orde. Is
de aarzelende filmregisseur Guido uit
»»8*/2m dezelfde als Fellini? En aangeno
men, dat het zo is, is Guido's onmacht
om een verhouding tussen twee men
sen helder te zien, dan de onmacht van
Fellini? Dat het laatste niet waar is
zou men af kunnen leiden uit het feit
dat Fellini zijn film gemaakt heeft, ter
wijl zijn autobiografische schaduw in
de film in zijn plannen blijft steken.
De regisseur Guido staat na een per
soonlijke crisis op het einde psychisch
vereenzaamd, zonder contact met zijn
omgeving, uitgeleefd. Dat is bij Fellini
zeker niet het geval. We zijn daarom
dan ook geneigd aan te nemen, dat
het hem te doen geweest is om een
analyse van de situatie van de heden
daagse kunstenaars, een situatie die
hem klaarblijkelijk vrij pessimistisch
stemt.
Wie zich heeft beziggehouden met de
vragen, die de film „81/2" heeft op
geworpen, kan in 't hiervoor genoemde
boekje van Deena Boyer de oplossing
van verschillende raadsels vinden. Ze
staan er niet pasklaar in aangegeven,
maar ze zijn te distilleren uit het sober
gehouden verhaal over Fellini's werk
wijze. Dat Verhaal beweegt zich feitelijk
tussen twee uitlatingen van de Italiaan,
se regisseur, die door de schrijfster
nauwkeurig werden opgetekend. In mei
1962 zei Fellini, sprekend over de film,
waaraan hij wilde beginnen: „Denk er
aan, dat het om een komische film
gaat". In januari 1963 was dat gewor
den: „Het is, in een soort voorgeborch
te, iets dat het midden houdt tusseft
een niet helemaal wetenschappelijke
psycho-analyse en een systematisch ge
wetensonderzoek. Het is een melancho
lieke, bijna duistere film. Maar hij is
toch ook weer openhartig en bewust
komisch". Uitlatingen, die weinig hou
vast bieden. We proeven er niettemin
een voorzichtige kenschets in van wat
Fellini met „81/2" heeft geprobeerd te
bereiken.
BERT VAN OOSTERHOUT
DE TOPHIT of schlager is een markt-
artikel. De omzetcijfers der „schla
gerindustrie" klimmen soms tot
sprookjesachtige hoogten en „ob
jecten" als een Elvis Presley leveren
financiële resultaten, die zelfs ver
gelijkbaar zijn met die van een mid
delgrote staalfabriek in het Roerge
bied, Tussen tekstschrijver en com
ponist enerzijds en de kopers van
deze hits anderzijds ligt een weg
vol intriges, raffinement en begeer
te naar materieel gewin, waar de
argeloze buitenstaander geen weet
van heeft.
VOOR MILJOENEN is de grammofoon
plaat, in het bijzonder de tophitpla
ten, de zgn. toppers, een dagelijks ge.
bruiksartikel geworden.Van de 100 ver
kochte platen waren dat er vier jaai
geleden zo'n 88 in de amusementssectoi
en internationaal gezien is deze „mu
ziekindustrie" tot een bloeiende en luc
ratieve affaire uitgegroeid. In de Ver
enigde Staten worden jaarlijks vooi
■100 miljoen dollar, ongeveer twee mil
jard Nederlandse guldens, platen ge
kocht en alleen in de olie- en staalbe
drijven worden nog grotere omzetten
bereikt. Om wat dichter bij huis te
blijven, in Duitsland is de omzet van 6
miljoen platen in 1949 gestegen tot ruim
53 miljoen in 1959 en zestig procent
daarvan werd door jeugdige „top of
flop-enthousiastelingen" gekocht.
Onder de vele duizenden schlagers,
die jaarlijks op de wereldmarkt ver
schijnen worden er hoogstens vijftig
een tophit, die het lot een miljoenen
omzet brengen. De tophit is dus een
artikel, waaraan goed te verdienen valt
en waarbij tal van belanghebbenden
zoals muziekuitgevers, muziekredacties,
muziekhandelaren, concertagenten,
grammofoonplatenmaatschappijen, mu-
sicboxes-ondernemingen, radio, televi
sie, verkooporganisaties en vele neven-
bedrijven betrokken zijn. Zij vormen
tesamen een net van belangen, dat zich
over de hele wereld uitstrekt.
JJE SCHLAGER is de legitieme erfge
name van het oude volkslied, is een
in deze kringen herhaaldelijk gepo
neerde stelling, die onjuist en mislei
dend is omdat het volkslied een geheel
andere functie in het leven van een
natie heeft en het voelen en denken
van zo'n gemeenschap weerspiegelt. Het
is spontaan, naïef en waardevol; het is
het resultaat van een belevenis, welke
zich van generatie op generatie voort
plant door mondelinge overlevering.
Het is een echte gevoelsuiting die niet
rloor propaganda van onze moderne
communicatiemiddelen aan de man be
hoeft gebracht te worden.
Dit is wel het geval met de Schlager,
die dagelijks herhaaldelijk gespeeld
wordt, de tophit zelfs zó intensief, dat
niemand hem kan ontlopen. De melodie
is zeer simpel en blijft gemakkelijk in
het geheugen hangen, ook bij hen, die
zich de nietszeggende tekst en de ba
naliteit van de melodie volkomen be
wust zijn. 'Wie zich er echter veel en
doorlopend aan overgeeft, wordt gevan
gen in een woestijn van steriele senti
mentaliteit, waarvan het gebrek aan
inhoud wordt opgevuld door cliche's
en geprefabriceerde emoties.
T\E BEPERKTE woordenschat van de
schlagerteksten is ontstellend aan
toonbaar in haar stereotype herhaling.
Alle gedifferentieerde gevoelens wor
den vereenvoudigd en teruggebracht
tot enkele gevoelspatronen. De liefde
wordt gereduceerd tot een omarming
en een kus; het gezelschapsleven be
perkt zich tot het amusement en de be
trekkingen tussen twee mensen wordt
bijna altijd als een onvoorwaardelijke
toeëigening voorgesteld (Jij bent van
mij en van mij alleen!).
Tegen deze kritiek komen de song
schrijvers met weinig overtuigende ai-
gumenten in het geweer. Zij beroepen
zich op het gevoelsleven van de een-
voudigen van geest, die, zo beweren
zij, de schlager nodig heeft omdat hij
daarin de bevestiging en vervulling
van zijn dromen en illusies vindt. Deze
types gaan helemaal op in deze droom-
en klatergoud wereld, die hun de song
suggereert en nog wel zonder te mer
ken hoe men op die handige wijze
munt uit hun gevoelens weet te slaan.
I)E .GROTE opgang van de hit begon in
Amerika. De operette en later de in
Broadway zeer geliefde musical, vorm
den in de aanvang onzer eeuw de basis
voor de huidige wereldomvattende
schlagerindustrie. De eerste grote we
reldsuccessen van de hits stammen van
de musical. De tot nu toe ongekroonde
koningen op dit gebied zijn Richard
Rogers en Oscar Hammerstein, wier
jaarlijks bruto-inkomen op ongeveer
15 miljoen dollar geschat wordt. Hun
musical Oklahoma beleefde in New
York meer dan 2200 opvoeringen en
trok gedurende een zesjarige tournee
door de Amerikaanse staten dag in dag
uit uitverkochte zalen. Tien miljoen
mensen hebben deze musical gezien
Daarbij komen dan nog de inkomsten
van een miljoen platen en twee miljoen
verkochte exemplaren gedrukte mu
ziek. En dan te weten dat Rogers de
partituur in zes dagen en de toohit
„Oh what a beautiful morning" in acht
minuten schreef!
Een dergelijk doorslaand succes komt
natuurlijk niet vanzelf en om een num
mer te populariseren en wereldbekend
heid te geven moet veel reclame ge
maakt worden. Zeer vele amusements
orkesten moeten er toe gebracht worden
de song in hun repertoire op te nemen,
er moeten een of meer plaatopnamen
op de markt gebracht worden en de
radio moet hel lied tenminste eenmaal
per dag de aether insturen.
JJET CENTRUM van de Amerikaanse
muziekproduktie is New YorksWest
28th Street, bekend als Tin Pan Alley,
waar huis aan huis uitgeverijen van
populaire muziek gevestigd zijn. Zij
drijven handel met muziek als anderen
met dagelijkse gebruiksartikelen. De
verkoop van songs via gedrukte mu-
ziekexemplaren. de zgn bladmuziek,
is niet erg rendabel meer; de grote in
komsten komen nu uit de tantièmes
van de platenverkoop. De songplugger
de pianist die vroeger tot taak ilad
de songs te propageren bestaat niet
meer. Zijn plaats is ingenomen door
handelsagenten, die zich bezighouden
met de verkoop van platen en band
opnamen. Ze kennen de smaak van het
publiek door en door en zijn goed ge
ïnformeerd over de successen van
songs in alle landen van de wereld.
Door middel van de auteursrechten
ontvangen componisten, tekstdichters
en muziekuitgevers een bepaald per
centage per verkochte plaat. Het is
daarom voor de uitgever van belang
dat er van een schlager verschillende
opnamen gemaakt worden. Van succes
nummers verschijnen in Frankrijk
soms vijftig verschillende opnamen en
in Duitsland zo ongeveer een twintig
tal. Daar elke artiest, wiens naam op
het platenetiket voorkomt, zo'n num
mer tevens regelmatig ten gehore
brengt, worden de inkomsten van de
uitgever nog belangrijk vergroot.
COR BACKERS
levuld aan N.V. Neder-
Utrecht.
-=ista