N
VUILE LUCHT - onbekend en grillig probleem
Ondersoek sal nog
vele jaren vergen
Nog geen normen voor
toelaatbaarheid
Doodstraf
Volksgezondheid gebruikt
buitenlandse normen
N
Meteorologie onmisbaar bij
tuchtonderzoek.
eda
Industrie werLt mee
aan bestrijding
Meetmethoden verfijnd
Prof. Schmidt van KNMI
TNO heeft nog
geen beeld van
verkeersvuil
BUITENLAND
AANVAARDBAAR
VERFIJND
Schoorsteen van
elf miljoen
lïteeds goede gebr. auto's m
volledige garantie, inruil
■financiering. Garage v. Kaam
|3. op Zoom. Tel 01640-4775. X
Ivoor een betrouwb., gebruikte
■vagen is het adres: Toon Gij
leen, Vestkant 121, B-reda. Tel".
L3346 Wij hebben in voorraad:
Iviat 600 1961, Ford Zodiac '62
|/.W de Luxe 1959, Opel Rek.'
11956 zeer mooi, aanhangwag
Inerk Groenewegen kenteken
E500 kg, vacuum 5 meter 1.,
Karmann Ghia 1959, Peugeot
diesel '62, Chevrolet '55, Opel
Blitz 1956 met gesloten bak,
bpel Kapita '56, Ford Con-
lul 1956. Taunus 17 M. 1958
Tiat UOO 1958. V.W. de Luxe
fnet roldak 1961, Ford Zephyr
|959 plus nog verscheidene in_
juilers, die wij hebben. Deze
ivagens worden onder garan-
lie verkocht, In- en verkoop
In financiering. Zondags geo
pend tot 3 uur. X
ko^kt wat u wilt. v. Rooy
heeft te koop of te ruil au-
■o's in alle soorten en prijzen,
mi. J. v. Rooy. in- en verkoop,
■inanciering en garantie, Kui-
Tezand 37, Oud_Gastel. Tel.
11652-3074. X
pelcrum-Garage heeft deze wk.
voorraad: Opel Kapitan '63
net roldak. slechts 13.000 km
lelopen, Ford Consul 315 1962,
Ford Consul 1700 1962, Austin
1962, Opel Rekord 1700
1962, Opel Rekord 1700 1961,
Dpel Rekord 1500 1961, Ford
I Taunus 17 M. 1961, Ford Tau_
1 nus 17 M. 1960, V.W. de Luxe
JL963, V.W. de Luxe 1962, V.W.
fcle Luxe 1961. V.W. de Luxe
11960, Austin Seven 1962, Ci-
Itroën C.V. 1962, Citroen C.V.
11961. Renault Ondine 1962, Re_
Inault Dauphine 1962, Renault
iDauphine 1959, Ford Capri '62,
I Fiat 1500 1962, Fiat 1100 1960,
ËFiat 600 I960. Fiat 500 1959.
Peugeot 404 1960, Chevrolet
|Chevy 1962, ingeruild Opel
Rekord 1954, Opel Rekord '57,
ËFiat 1100 1956 enzovoort. Al
deze wagens worden met
■lO.OOO km en-of 3 mnd. garan-
Itle verkocht. Voor een be-
trouwbare wagen, naar een
betrouwbaar adres, het adres
met de grootste voorraad, de
grootste omzet en met de al
lergrootste service. Inruilen
|en financiering zo klaar. Bel-
■crum-Garage, Min. Kanstraat
■16-20, Breda. Tel. 01600-39900-
|39870 Vlakbij de groentevei
ling en station. Onze show
boom is dagelijks geopend v.
J8 uur v.m. tot 10 uur n.m.,
■ook zaterdags en zondags.
73775-X
|Beicrum-Garage vraagt steeds
■aanrijdingvrije auto's v.a. 1959
lte k. Min. Kanstr. 18-20, Bre-
|da. Tel 01600-39870. 73774
■Alleman zuigt Pactolom tegen
hoest en heesheid.
|én kneep In de tube en U hebt
e juiste dosering. Inwrijven van
vochtige-of droge auto in één
■aal van voor tot achter (niet
lukje voor stukje).
Itanenwerk? Welnee, met
1)LIFAC AUTO WAX speelt
J het klaar in enkele minuten,
beer of geen weer de lak is 3
4 maanden goed beschermd.
]en diepe warme glans. VOOR
MEVROUW 1 VOOR U
klJNHEER!
de lak de kleur vast
dan eerst POLIFAC RAPID.
KTSCHAPPIJ.NIJMEGEN
jor W VAN DER STEEN
De buitenlucht behoort aan iedereen, het
is een vrij artikel. Iedereen die zijn
neus buiten de deur steekt mag de
buitenlucht inademen. Niemand weet
echter wat hij inademt behalve de lucht die
nodig is om in leven te blijven. Er zweeft
van alles in de lucht, vuil dat je kunt zien
en gassen die je niet kunt zien, die je vaak
niet eens kunt ruiken. Er treden tientallen
stoffen via de neusgaten in het lichaam.
Sommige mensen zijn daar gevoelig voor,
zij merken direct dat de lucht niet fris is.
Anderen ontgaat deze vuile luchtstroom,
maar het is nog een vraag of zij er op den
duur niets van zullen merken.
De luchtverontreiniging heeft in Neder
land nog niet zo ernstige vormen aangeno
men als in sommige buitenlandse industrie
gebieden. Toch is het ook hier een pro
bleem, dat bij velen onbehagen en zorg
wekt misschien wel juist omdat het zo on
bekend en geheimzinnig is. Het is ook bij
de deskundigen, bij de onderzoekers die er
zich dagelijks mee bezig houden nog goed
deels onbekend terrein. Hoe moet de ver
vuiling van de lucht bestreden worden en
welke normen van toelaatbaarheid moet
men hanteren?
Een zekere mate van vervuiling van de
lucht moet men in een industrieland dat
bovendien een intensief verkeer kent altijd
aanvaarden. Toch zou er ergens een grens
gesteld moeten worden, zonder dat daarbij
de economische belangen van de industrie
in het algemeen (en dus van het land) wor
den geschaad. Het is een verheugend ver
schijnsel, dat de industrie zelf al talrijke
initiatieven neemt om de vervuiling te be
perken. Het ligt echter wel voor de hand,
dat deze niet voldoende zijn, wellicht zul
len er op den duur bepaalde wettelijke
voorzieningen moeten komen om het wel
zijn van de bevolking te garanderen.
Kort geleden is door de staatssecretaris van
volksgezondheid een raad voor de lucht
verontreiniging geïnstalleerd, die de rege
ring over dit probleem zal moeten advise
ren. De raad zal eerst het probleem zeer
grondig moeten bestuderen en bepaalde on
derzoeken door anderen moeten stimuleren
eer zij een standpunt kan innemen.
Niemand weet eigenlijk nog het fijne van luchtverontreiniging.
Het is een onderzoek in zijn kinderschoenen, die nog heel
veel studie nodig heeft, om volwassen te kunnen worden.
Tienduizenden metingen, van uur tot uur en over lange pe
rioden moeten de deskundigen nog verrichten eer zij zich een
afgerond beeld kunnen vormen van de wijze waarop de vervuiling
van de lucht zich voordoet. Tot nu toe hebben zij nog slechts
conclusies kunnen trekken uit onderzoeken op beperkte schaal,
vaak voor een enkele industrie en in sommige gevallen voor een
dichtbevolkt en geïndustrialiseerd gebied.
Al enkele jaren voor de oorlog wa
ren de Staatsmijnen de eerste in
Nederland die onderzochten in welke
mate de eigen bedrijven de lucht in
hun omgeving vervuilden. Zij had
den te maken met een duidelijk aan
wijsbare, afgebakende bron, waarop
zij hun bestrijding konden richten.
In die tijd was er nog geen sprake
van een probleem, zoals nu. Neder
land voelde zich nog schoon, zijn
lucht nog fris en gezond op een en
kele industriële uitzondering na.
Een probleem is het pas na de
oorlog geworden door de toenemen
de industrialisatie en het verkeer.
Rotterdam is een van de eerste ge
meenten geweest, die het probleem
heeft gezien. De luchtverontreini
ging wordt in de Maasstad sinds
1948 bestudeerd en waar mogelijk
bestreden door een daartoe ingestel
de commissie. In 1951 begon het In
stituut voor Gezondheidstechniek
TNO er zich mee bezig te houden en
sinds enkele jaren is het probleem
hier toevertrouwd aan een afzon
derlijke afdeling Buitenlucht. Onder
tussen hebben ook verschillende an
dere grote steden (Amsterdam, Den
Haag en sinds kort Vlaardingen) hun
eigen onderzoek-commissies. Het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid
te Bilthoven houdt er zich intensief
mee bezig, evenals het instituut voor
plantenziektekundig onderzoek te
Wageningen. Het KNMI in De Bilt
vervult bij de onderzoeken een
uiterst belangrijke rol en tenslotte
verrichten, zoals vanouds de mijnen,
tegenwoordig ook tal van andere
grote bedrijven hun eigen onderzoe
ken.
Uit deze veelzijdige belangstelling
kan men gerust afleiden, dat het
probleem niet verwaarloosd wordt.
Iets anders is echter nog, hoe die
belangstelling gericht is. Met het
vaststellen van de luchtverontreini
ging en zelfs met het onderzoeken
waaruit de vervuiling bestaat is men
nog maar weinig gevorderd. Voor
een afzonderlijk bedrijf zouden de
daarbij verkregen gegevens in som
mige gevallen misschien al voldoen
de zijn om tot een effectieve bestrij
ding van de vervuiling te komen en
deze enkele vuilbron is dan verdwe
nen of verkleind. Het is nauwelijks
een probleem, het is in ieder geval
niet het probleem waarover wij ons
in Nederland zorgen gaan maken.
De luchtverontreiniging waarover
wij praten is een veel gecompliceer
der verschijnsel. Zij komt uit hon
derduizenden kleine en grote schoor
stenen en uitlaatpijpen. Zij gedraagt
zich even grillig als het weer en
haar samenstelling varieert van mis
schien alleen maar hinderlijk en niet
schadelijk tot niet of nauwelijks op
te merken door de zintuigen, maar
wel gevaarlijk voor de gezondheid
Schoorstenen
Op een zonnige, bijna windstille
wintermorgen praten we met ir. L. J.
Brasser, hoofd van TNO-Buitenlucht
in zijn werkkamer aan de Duinweg
in Den Haag. „Ik denk dat we van
morgen in Den Haag wel een even
grote concentratie van vuil kunnen
meten als op de beruchte Sinterklaas
dag van 1962 in Rotterdam" zegt hij
Het ziet er buiten zo onschuldig-fris
uit, een beetje dampig nog en ver
der het bekende stedelijke geurtje.
Maar tienduizenden Haagse schoor
stenen stoten tienduizenden pluim
pjes rook af in de vrieslucht. De
meetinstrumenten van de luchton-
derzoekers geven overtuigend aan.
dat het op die mooie morgen in de
stad zonder industrie helemaal niet
zo fris is als de stralende zon sug
gereert.
Hoe beroerd moet het dan niet zijn
in een industriestad op een dag met
nog ongunstiger weer ais die mor
gen. Dan kun je het vuil zien en
ruiken, je kunt het voelen, er onpas
selijk van worden en er hoofdpijn
van krijgen Je kunt er tegen pro
testeren. maar je moet het van mi
nuut tot minuut inademen. Je ont
komt er niet aan, want het 'ringt
overal in door, het ichtervolgt je en
het vervuilt je. Het maakt mistroos
tig.
Bronnen
Twee of drie bronnen van lucht
vervuiling treden voortdurend samen
op; de industrie, het verkeer en
's winters daarbij nog de verwar
ming. Als de weersomstandigheden
gunstig zijn. een flinke wind en
een stevige verticale luchtuitwisse-
ling, blijven de gevolgen van deze
vuiluitstorting doorgaans beneden de
grens van hinderlijkheid
Maar plotseling kunnen de atmosfe
rische omstandigheden in ongunstige
zm aan de vervuiling gaan meewer
ken. Vooral 's winters, als de vuil-
bronnen toch al talrijker zijn dan
's zomers kan dat voorkomen Er is
om een berucht en lang niet zeld
zaam voorbeeld te noemen - geen
opstijgende lucht. Het vuil wordt
niet afgevoerd, het hoopt zich op,
slaat neer en werkt verstikkend. De
zelfde hoeveelheid vuil als een dag
eerder kan dan ineens een onple
zierige toestand veroorzaken.
Gezien zijn jonge industrie is Neder
land er al vroeg mee begonnen het
kwaad te leren kennen en het te
bestrijden. Het onderzoek geschiedt
hier weliswaar door verschillende
instituten en instanties, doch er is
tussen hen een nauwe samenwerking
met uitwisseling van gegevens en
ervaringen. Op sommige gebieden
overlappen de werkzaamheden van
de verschillende onderzoekers el
kaar, elders gaat hun belangstelling
in een specifieke richting. Maar allen
richten zij zich tgeen dezelfde vij
and, die in tal van verschillende ge
daanten in de atmosfeer verschijnt.
Bekendste
Wat zijn die verschillende gedaan
ten? Er zijn zichtbare en onzichtbare,
ruikbare en reukloze, andere die als
vuil neerslaan zonder veel invloed
te hebben op de ademhaling en er
zijn er ook die de eigenschappen van
een vergift bezitten. De meest in het
oog lopende zijn rookgas on vlieg-
gas, die we uit schoorstenen kunnen
zien opstijgen en bij ongunstig weer
zien neerslaan of neerdwarrelen.
Daarnaast is het meest berucht het
zwaveldioxyde dat bij vrijwel alle
verbrandingen - uitgezonderd aard
gas - optreedt en bij het inademen
van een zekere concentratie een on
aangename prikkeling veroorzaakt
Nog een andere stof van slechte
faam is het 3-4 benzpyreen, dat uit
de uitlaatpijpen van auotmobielen
ontsnapt en voor zover bekend een
kankerverwekkende uitwerking
heeft.
Hiermee zijn nog slechts de be
kendste en de meest gezochte lucht-
verontreinigers genoemd, die in de
algemene luchtvervuiling voorko
men. In de omgeving van (chemi
sche) fabrieken zou men er zo al
veel meer kunnen aantreffen en daar
zouden er misschien nog heel wat
aan de aandacht ontsnappen. Vroe
ger traden de luchtverontreinigers
het meest op in de gedaante van
roet en rook, tegenwoordig zijn het
veel meer gasvormige stoffen die we
in de industriegebieden inademen,
vertelde ir. Brasser. Sommige hebben
een penetrante reuk, om niet te spre
ken van stank, maar hoewel hinder
lijk, is stank nog geen norm voor
gevaar. Het is moeilijk vast te
stellen wat wel gevaarlijk Is of wel
ke concentratie van vervuiling ge
vaarlijk genoemd moet worden.
Volgens Ir. Brasser zal men mis
schien pas over een lange periode
kunnen vaststellen of bepaalde vuil-
concentraties gevaarlijk zijn voor de
gezondheid. In Londen heeft men
kunnen vaststellen, dat de zeer ern
stige mistperiode van 1952 aan 4000
mensen het leven heeft gekost. Deze
oversterfte was te berekenen omdat
het hier gaat om een bevolkings
agglomeratie van rond 10 miljoen.
In Nederland zullen nooit zoveel
mensen bij een ernstige vuilconcen-
tratie betrokken zijn, in een uiterste
geval een of twee miljoen. Zelfs op
zo'n aantal is het al veel moeilijker
zekerheid te krijgen over een over
sterfte. In de Nederlandse praktijk
zullen ernstige vuilconcenti-aties ech
ter nog een veel kleiner aantal men
sen treffen en dan onttrekken de
gevolgen zich eigenlijk al helemaal
aan de waarneming. Hetzelfde geldt
vooralsnog voor het optreden van
bepaalde ziekteverschijnselen tenge
volge van luchtvervuiling. Het is ook
wat dit betreft uiterst moeilijk een
duidelijk verband te leggen tussen
de veronderstelde oorzaaken en een
niet overtuigend gevolg. De duur van
de inademing is hier namelijk ook
van grote betekenis.
Onderzoeken
TNO-Buitenlucht heeft in de loop
der jaren verschillende onderzoeken
verricht, sommige op eigen initiatief
om daaruit gegevens te verkrijgen
voor wetenschappelijk speurwerk,
andere in opdracht van gemeenten
of bedrijven. Die onderzoeken speel
den zich meest af in de beruchtste
gebied zoals de omgeving van de
Nieuwe Waterweg, de IJ-mond en
de mijnstreek
Wat het Waterweggebied betreft ls
TNO tot de opvallende conclusie ge
komen, dat de luchtverontreiniging
hier in tien jaar tfjds niet onrust
barend is gestegen. Volgens Ir. Bras
ser hebben de meeste industrieën er
wel wat voor over de verontreini
ging te beperken. De grootste bedrij
ven steken graag geld in de meestal
verre van goedkope vuilbestriiding,
de kleine zyn daar uiteraard niet zo
gemakkelijk toe in staat. In tien jaar
ttfdB is de industriële bedrijvigheid
in het Waterweggebied sterk ge
groeid. Als men kan vaststellen, dat
de vervuiling niet in gelijke mate
Engeland staat van ouds in 'n
kwade reuk als het gaat om vui
le lucht. Londen is berucht om
zijn „smog" vette rook en
mist die dagenlang op straat
niveau kan blijven hangen Vele
andere Britse steden, waar an
derhalve eeuw geleden de in
dustrie in opkomst was, deden
niet voor Londen onder.
Het vuile lucht-probleem is
echter in Engeland al veel ouder
dan de vorige eeuw, het is zelfs
in de Middeleeuwen al krachtig
aangepakt, zij het overigens
zonder veel blijvend resultaat.
De Britten zijn hardnekkig in
het stoken van slechte brand
stof in open haardvuren.
Al in de dertiende eeuw
stookten de Engelsen de beruch
te „seacoales", de vette steen
kool uit Newcastle. De rookont
wikkeling daarvan was zo ver
stikkend, dat koningin Eleanor
in 1257 Nottingham ontvluchtte.
Zestien jaar later nam het En
gelse parlement een wet aan die
het stoken van „seacoales" in
Londen verbood. Het hielp niet
veel, de Londenaars lieten het
alleen in de perioden dat het
parlement in de hoofdstad bij
een was Het verblijf in winters
Londen bleef ondragelijk en dit
hqd tot gevolgdat in 1306 een
koninkl. besluit werd afgekon
digd, waarin opnieuw het sto
ken van kolen verboden werd.
Nog in hetzelfde jaar werd een
Londenaar die het verbod over
trad ter dood veroordeeld
Nadien wordt er niets meer
over een zo drastisch optreden
vernomen en Londen is tot de
dag van vandaag berucht ge
bleven om zijn „smog" In 1661
schreef de Engelsman John Eve
lyn een leerzaam boekje over
het probleem, waarin hij onder
meer opmerkte, dat „Londen
meer lijkt op de vulkanen Etna
en Stromboli 0} op de voorho
ven van de hel dan op een ge
meenschap van redelijke wezens
en de residentie van onze ver
heven monarch".
is toegenomen moet men daaruit
kunnen afleiden, dat de bestrijding
resultaat heeft afgeworpen.
Over het algemeen gesproken san
men industriële vervuiling gemakke
lijker bestrijden dan vervuiling door
verkeer en huisbrand, omdat het bij
de industrie gaat om gelocaliseerde
vuil bronnen. Het verkeer is wel een
uiterst moeilijke zaak. Het TNO
heeft door gebrek aan mensen nog
slechts een summier onderzoek kun
nen instellen naar de verkeersver-
vuiling en men heeft er dus nog
geen beeld van hoe het hiermee in
Nederland staat. In Amerika tracht
men de vervuiling te beperken door
het invoeren van naverbranders
De woningverwarming is al een
even diffuse vuilbron. Van de huis
vrouw kan men niet verwachten dat
zij vakkundig stookt waardoor de
hoeveelheid vuil beperkt blijft,
merkt Ir. Brasser op. Hij ziet wat
de huisbrand betreft een schone toe
komst door de opkomst van het
aardgas, waar bij verbranding geen
hinderlijk SO 2 en roet optreden.
Centrale wijk- en stadsverwarming
beperkt in aanzienlijke mate de hoe
veelheid vuil die 's winters in de
stadslucht terecht komt.
ederland kent nog geen eigen
normen voor de graad van
toelaatbaarheid van lucht
verontreiniging. Toch wor
den in ons land tal van onderzoe
ken naar luchtvervuiling gedaan
die rechtstreeks ten doel hebben
vast te stellen of de vervuiling in
een bepaald gebied niet de gren
zen van het toelaatbare over
schrijdt. Hoe kan men nu een
grens bepalen als men geen norm
kan hanteren?
Op deze vraag kregen wij antwoord
in een gesprek met dr. P. Spaander,
directeur van het laboratorium Bo
dem, water, lucht van het Rijksinsti
tuut voor Volksgezondheid te Bilt
hoven en met ir. Y Buurma, het hoofd
van de afdeling lucht en afvalwater
van dit laboratorium. Ir. Buurma
heeft de leiding bij het onderzoek
naar luchtverontreiniging, dat het
RIV uitsluitend in opdracht van in
specteurs voor de volksgezondheid
verricht.
Het is een nogal hachelijke zaak
om voor de vervuiling van de buiten
lucht normen van toelaatbaarheid
vast te stellen, omdat er bijna niets is
waaraan men met zekerheid kan vast
houden. In een fabriek, een afgesloten
ruimte dus, waarin de werknemers
acht uur per dag verblijven is de zaak
nog vrij eenvoudig en toch worden
ook hier de normen van toelaatbare
vervuiling nog steeds gewijzigd. Men
gaat hiervoor onder meer uit van
verschijnselen bij deze beperkte groep,
die op een invloed van de vervuiling
kunnen wijzen.
Maar in de buitenlucht is iedereen,
gezonden, zieken, ouden van dagen
en baby's, en zij verblijven niet een
afgeronde tijd in de buitenlucht. De
fabrieksarbeiders kan men medisch
onderzoeken, maar het is onmogelijk
om bij alle mensen die in de buiten
lucht komen te onderzoeken of het
vuil in de lucht op hen een schade
lijke uitwerking heeft. Bij planten is
dit heel gauw duidelijk, bij mensen
echter niet. Pas op zeer lange duur
zou men misschien langs statistische
Het probleem van de luchtverontreiniging bestaat voor vijftig
procent uit meteorologische aspecten. Het vuil wordt uit duizen
den bronnen in de lucht gebracht en het is daarna wat zijn ge
drag betreft geheel afhankelijk van de weersomstandigheden.
Véél vuil kan betrekkelijk onschadelijk zijn onder gunstige
weersomstandigheden, terwijl een geringe, rook-, as- en gasont
wikkeling onder ongunstige weersomstandigheden zich kan op
hopen en een zeer hinderlijke uitwerking kan hebben.
,,De meteorologie *aat het gedrag
van het luchtvuil na en vormt de
schakel tussen de bron n de scha
de of overlast", zegt prof. dr. F. H.
Schmidt, leider wetenschappelijk
onderzoek weerdienst en luchtvaart
meteorologie an h KNMI en lid
van de Raad voor de luchtveront
reiniging. „Wij proberen, zegt hij
verder, in nauwe samenwerking met
verschillende instanties die metin
gen en onderzoeken verrichten, na
te gaan onder welke weersomstan
digheden de luchtvervuiling zich als
een probleem voordoet Door 'angdu-
rig en grondig onderzoek waarin al
le meteorologische spenen worden
verwerkt, willen we vaststellen wat
met betrekking tot luchtverontrei
niging normaal en wat extreem ge
noemd moet worden"
Pas als men weet wat normale en
wat ongunstige omstandigheden zijn
en hoe vaak de laatste voorkomen
kan men e» toe besluiten welke maat
regelen nodig zijn om luchtver
vuiling te voorkomen of te verminde
ren. Onafhankelijk daarvan moet
men natuurlijk normen vaststellen
voor de concentratie van vervuiling
die nog toelaatbaar is en voor de
vLivuumg tii,u uiiuci wc aiccu;
frequentie waarin extreme vervul-1 selende weersomstandiheden
ling zich (tijdelijk) mag voordoen.
Maar deze normen vallen buiten
het terrein van het meteorologische
onderzoek.
Prof. Schmidt noemt als voor
beeld het bepalen van de minimum
hoogte van een fabrieksschoorsteen.
Men kent de gemiddelde omvang van
de aspluim die zal worden uitge
stoten alsmede de temperatuur van
die pluim. Aan de hand van deze ge
gevens kunnen de meteorologen nu
vaststellen hoe die aspluim zich in
de lucht zal verdragen. Op deze wij
ze kan men bepalen wat de mini
mum-hoogte van een fabrieksschoor
steen moet zijn als men overlast
voor de omgeving wil voorkomen.
Het KNMI verricht nog tal van
andere onderzoeken op het gebied
van de luchtvervuiling. Samen met
rijksinstituut voor de volksgezond
heid voert men een meetprogram
ma uit in Eysden in Zuid-Limburg,
waar veel klachten werden gehoord
over schade die een bedrijf aan de
boomgaarden aanricht. Verder ver
richt men een onderzoek naar de
omvang van de luchtvervuiling in
Vlaanderen, waarbij het KNMI dus
weer tracht vast te stellen, hoe de
vervuiling zich onder de steeds wis-
«e-
draagt. Het voornemen bestaat om
in Vlaanderen een meetmast van
tachtig meter hoogte voor dit doel
op te richten.
In Rotterdam heeft het KNMI twee
jaar lang uurlijkse waarnemingen
verricht betreffende de samenhang
tussen weersomstandigheden en lucht
vervuiling. De conclusies van d:t
onderzoek gaat prof Schmidt in een
publicatie verwerken Het onder
zoek heeft overtuigend aangetoond,
dat de weersomstandigheden van
overheersende invloed zijn op de ma
te waarin de luchtvervuiling wordt
ondervonden. In de winter treedt
er veel meer vuilconcentratie op
dan 's zomers, wat trouwens niet
alleen voor Rotterdam geldt.
In het Waterweg-gebied verricht
't KNMI voorts nog metingen, waar
door men wil vaststellen in hoever
re de zonnestraling door de lucht
vervuiling wordt tegengehouden. Bij
al dergelijke onderzoeken moeten
de berekeningen worden uitgevoerd
met een overstelpende hoeveel
heid gegevens Het ligt dus we) voor
de hand. dat men deze berekenin
gen met' elektronische middelen uit
voert.
GUNSTIG
Het probleem van de luchtveront
reiniging is in Nederland nog maar
van recente datum. Dat komt niet
alleen omdat de industrie hier in
vergelijking met andere landen veel
later tot ontwikkeling is gekomen,
maar ook omdat de natuurlijke om
standigheden hier over 't algemeen
gunstig zijn. Het vlakke land en de
doorgaans krachtige wind uit zee
zijn natuurlijke vijanden van de
luchtvervuiling. Het KNMI wil de
ze vijanden grondig Ieren kennen
weg kunnen vaststellen welke ziekte
verschijnselen eventueel aan vervuil
de lucht toegeschreven moeten wor
den.
Maar zelfs al zou men het verband
tussen luchtvuil en ziekte kunnen be
palen, dan blijft het volgens ir. Buur
ma toch nog moeilijk om te zeggen
welk soort vuil als oorzaak moet
worden aangewezen. In Engeland is
men er zeker van, dat de „smog"-
ramp van 1952 aan 4000 mensen het
leven heeft gekost. Maar de Britse
deskundigen zijn het er nog steeds
niet over eens welke schadelijke stof
deze oversterfte heeft veroorzaakt.
Een ziekte-verschijnsel dat zich veel
vuldig voordoet bijvoorbeeld in de
omgeving van een superfosfaat-fa
briek kan men gemakkelijk herleiden.
Met de gevolgen van de algemene
luchtvervuiling die uit duizenden
bronnen voortkomt, is het echter heel
anders gesteld.
Toch zijn e»* in enkele landen po
gingen gedaan om normen van toe
laatbaarheid vast te stellen, al hebben
die - evenals de industriële normen -
vaak nog een voorlopig karakter.
Deze buitenlandse normen worden
(bij gebrek aan eigen normen) op het
ogenblik ook in Nederland gebruikt,
wel niet als een absoluut gegeven,
maar meer als een richtlijn of een
basis voor vergelijking. Als het RIV
aan een inspecteur het resultaat van
een onderzoek ter hand stelt, voegt
het daarbij de normen van toelaat
baarheid die in verschillende landen
voor de betreffende stof worden go
hanteerd. Men laat het dan aan de
inspecteur over hoe hij daarvan ge
bruik wij maken Op den duur zal
men hier niet kunnen ontkomen aan
eigen normen.
De buitenlandse normen waarvan
hierboven sprake is zijn hoofdzake
lijk afkomstig uit Rusland, Duitsland
en Amerika. In ieder van die landen
worden zij op verschillende wijze
vastgesteld. In Rusland bijvoorbeeld
kent men zeer strakke normen met
toelaatbare concentratie-pieken die in
vele gevallen even hoog liggen als
wat men in Duitsland als een toelaat
baar daggemiddelde beschouwt. Vol
gens de Russische normen wordt na
melijk, zoals ir. Buurma uiteenzette,
al de geringste uitwerking van een in
geademde stof op het centrale zenuw
stelsel als uit den boze beschouwd.
Deze norm wordt in onze steden her
haaldelijk tien-voudig overschreden.
In de Russische steden natuurlijk ook,
maar men houdt er daar nu eenmaal
van te streven naar volmaaktheid.
Bij het vaststellen van de Duitse
normen is men er wat sommige stof
fen betreft uitgegaan van wat op een
gegeven ogenblik nog als redelijk
aanvaardbaar kon worden beschouwd.
Men heeft dus een zeker voorbehoud
genomen en kan de normen nog wij
zigen als dit in de praktijk wenselijk
mocht blijken. De Amerikaanse nor
men zijn weer op geheel andere wijze
berekend. Bij al die normbepalingen
gaat het natuurlijk in de eerste plaats
om de schadelijke werking van de
betreffende stof, verder om de duur
van inademing en om de grootte en
de frequentie van concentraties. Iede
re stof gedraagt zich in het lichaam
op een karakteristieke manier.
mate een bepaalde schadelijke stof
zich in de lucht bevindt. Die zeker
heid hebben de onderzoekers tegen
woordig wel. Zij hebben in enkele
jaren tijds hun meetapparatuur zo
danig kunnen verfijnen, dat zij niet
meer twijfelen aan hun uitkomsten,
tenminste als het gaat om het meten
van de meest voorkomende afvalstof
fen in de lucht. Daar gaat het echter
niet altijd om, want naast de bekende
komen er in de lucht ook schadelijke
stoffen voor die nog aan de aandacht
ontsnappen.
Bij een onderzoek worden de dingen
gemeten die men weten wil, zo zei
ir. Buurma. Dat wil zeggen, dat men
bij ieder onderzoek van te voren weet
welke stof men wil gaan meten. Alle
andere stoffen blijven daarbij buiten
beschouwing. Ook die kunnen na
tuurlijk gemeten worden, maar dat
betekent een nieuw meetprogramma
en ieder meetprogramma dat wat wil
betekenen kost een jaar. Bovendien
kan men in dergelijke afzonderlijke
metingen nog niet vaststellen in hoe
verre het gezamenlijke optreden van
meerdere stoffen een specifieke uit
werking heeft. Dit alles duidt er al
wel op, dat alleen al het bepalen van
de aard van de luchtverontreiniging
nog jaren zal kosten.
1 Normen voor toelaatbaarheid zou-
om ze te gebruiken in de strijd te- j den waardeloos zijn als men niet met
gen de vervuiling. enige zekerheid kan bepalen in welke
Toen het RIV in 1955 met het tucht
onderzoek begon maakte men voor
d" metingen gebruik van regenopvan-
gers en zogenaamde Luikse bollen,
beiden vrij primitieve middelen die
niet konden voldoen. Het RIV en ook
de andere instituten die onderzoeken
verrichten hebben daarna ieder hun
eigen verfijnde meetapparatuur ont
wikkeld.
Het gedrag van het vuil in de lucht
is geheel afhankelijk van de toestand
en de beweging van de lucht zelf. Dit
betekent, dat men de resultaten van
iedere meting moet berekenen in sa
menhang met de weersomstandighe
den en dus wegens de wisselvalligheid
van het weer de metingen steeds over
een zeer korte periode moet nemen.
Hier wordt over het algemeen een
half uur als maximum gehanteerd.
Bovendien vereist de beweeglijkheid
van de wind, dat men rond een ver
vuilingsbron meerdere meetpunten
moet opstellen. Men kan meten door
de buitenlucht via een filter te zui
gen, dat het vuil vasthoudt. Er zou
dan een mannetje moeten rondgaan,
dat op ieder van de meetpunten ieder
half uur de filters verwisselt. Dat is
ondoenlijk en de onderzoekers heb
ben daarom gezocht naar automatisch
verwisselende filtreersystemen.
Het RIV heeft veel succes met een
geïmpregneerde filtreerstrook, die in
het meetapparaat ieder half uur een
eindje opschuift. Bij een meting laat
men een jaar lang dergelijke stroken
door de meetapparatuur schuiven.
Ieder half uur wordt een nieuwe vuil
vlek op de band gezogen. Na iedere
volle band worden de vuile vlekken
die er op voorkomen geanalyseerd.
Na een jaar krijgt men zo een zuiver
beeld van de luchtverontreiniging op
de plaats van het onderzoek.
De She]] in Pernis zal binnen een
jaar 25 schoorstenen, variërende van
een hoogte van 25 tot 105 meter, ver
vangen door één schoorsteen, die 200
meter hoog wordt. Deze zal duizend
kubieke meter hinderlijke gassen per
seconde in de hogere luchtlagen bla
zen. Met de bouw van deze schoor
steen en de aansluiting op de diverse
ovens is elf miljoen gulden gemoeid.
De Shell hoopt hierdoor de hoeveel
heid zwaveldioxyde die boven, het
Botlek-Europoort-gebied wordt ge
produceerd en neerslaat, met vijftig
procent te verminderen. De grote
hoogte maakt het waarschijnlijk, dat
de uitgestoten gassen nimmer meer de
aarde bereiken.