I Dieren uit het Ordovicium NA 1940 KWAM DE GANG ER GOED IN kerk in de wereld De teek is niet thuis in zijn eigen huis Spaanse dienstboden komen er in Parijs financieel bovenop Beschaafd Nederlands loopt verloren terrein in leen en™ Onze rusteloze aarde Vlaanderen strijdt tegen dialect en het Frans IS BRUSSEL VERLOREN Apart wereldje Korte bloei Brussel Kentering Verloren? u ten: te Nederlandse schaver kwam met het plan aandraven BOEKENPLANK Zekerheid Rijk idee Hoofdkwartier chicas arrondissement 16 Statussymbool in het gezin 'IJ /a»-\ BETERE V7! Iv -- I WAAR PROCENT DE GRUYTER O DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 5 MAART 1964 EEN ENORME VLUCHT Zestig jaar geleden in februari 1904 werd in Nederland de eer ste ideeënbus opgericht. Dat was bij Stork in Hengelo. Dat eerste jaar kreeg de Hengelose machine-fabrikant tien inzendingen. Ze leverden hem een besparing van nauwelijks duizend gulden op. Het belonings bedrag was navenant. Met acht biljetten van tien waren alle inzen ders samen dik tevreden. Dit is een beeld van een tentoon stelling van goede ideeën. Het organiseren van zo'n expositie was een goed idee op zichzelf....! Eén van de meest zorgwekkende ver-Beter wordt het algemeen welzijn be- schijnselen in het kerkelijk leven van onze tijd is wel het feit, dat er zovele katholieken zyn, en lang niet altijd de slechtste, die zich in de kerk niet of maar weinig thuis voelen. Op de eerste plaats zyn het degenen die zich teleur gesteld van de kerk hebben afgewend. Maar ook onder degenen bij wie het nog niet zo ver gekomen is zijn er niet wei nigen, die met de gang van bepaalde zaken in het kerkelijk leven maar moei lijk vrede kunnen nemen, en die zich ernstige zorgen maken over de toekomst. Dit onbehagen en deze zorgen zoeken zich gewoonlijk een uitweg in kritiek op de kerkelijke leiders, en meer in het al gemeen op de geestelijkheid. Vaak zal deze kritiek, over de persoon van de kerkelijke gezagsdragers heen, zich op de kerk als zodanig richten waarvan de gezagsdragers als de belichaming wor den gezien. Deze vereenzelviging van de geestelijkheid met de kerk ligt voor de hand, in zover door een historische ont wikkeling „clericaal" zo ongeveer syno niem is geworden van kerkelijk" zon der meer; zodat van de weeromstuit aan de term „leek" de betekenis werd opgedrongen van „onkerkelijk" Maar ook komt het voor, dat 'iet onbehagen en de kritiek wel degelijk het gevolg zijn van een gebrek aan goede verhoudingen tussen kerkelijke leiders -m kerkvolk. Omdat het onderscheid tussen clerus en leken gefundeerd is in het wezen zelf van de Kerk, is de goede samenwerking van beiden voor het gehele kerklichaam van vitaal belang; terwijl een gebrek kige verhouding eenvoudig funest moet worden genoemd. Nu is kritiek, zelfs als zij aggressief wordt, toch altijd nog be ter dan een verlammende onverschillig heid. Men wachte zich er alleen voor, de spanning nodeloos te vergroten door de gemaakte verwijten terug te kaatsen. De grote Newman-specialist pater dr. Zeno, kapucijn, biedt ons hier een ver taling aan van Newman's Grammar of assent door een ander groot Newman- kenner, een van de meest duistere boe ken genoemd, die ooit geschreven zijn. De inleiding, die pater Zeno aan het werk doet voorafgaan, is dan ook geen luxe. En dit vooral omdat de wijsgerige termen, die N gebruikt, niet in hun volle filosofische betekenis genomen worden. Men moet weten welke zin Newman er zelf aan geeft, anders zal het boek eer der verwarring stichten dan inzicht ge ven. Maar óók met deze duidelijke in leiding vraagt het werk een herhaalde lezing, wil men er geestelijk rijker van worden. En dat verdient het werk alles zins, want het schenkt ons een verras send inzicht in onze eigen psyche „Het is een bron van nieuwe gedach ten voor opvoeding en onderwijs, voor apologetiek en psychologie. Het is voor al van grote waarde in verband met een van de belangrijkste levensvragen, het probleem van de zekerheid, bijzondei de zekerheid op godsdienstig gebied en de verhouding tussen geloven en weten" (Inleiding). De vertaling van dit moeilijke werk (een uitgave van Paul Brand—C. de Boer Hilversum) is een arbeid van jaren geweest Het Nederlandse intellektuele pubhek moge dr. Zeno zijn erkentelijk heid betuigen voor deze zware onderne ming door het werk te lezen en te her lezen. J. H. vorderd door een rustig onderzoek naar de factoren die de onenigheid teweeg brengen of in de hand werken. Enkele jaren geleden is er over dit thema een enquête gehouden onder een groep gelovigen, en deze heeft aan het iicht gebracht, dat heel veel wrijvingen tussen geestelijken en leken hun oor sprong vinden in een verschi] van op vatting aangaande de rollen van de priester en van de leek in het kerkelijk leven. Heeft de priester zich over zijn eigen taak en die van zijn gelovigen een opinie gevormd, die afwijkt van hun opvatting, en die maar ten dele of zelfs in het geheel niet beantwoordt aan de verwachtingen die er bij hen leven, dan kunnen botsingen niet uitblijver En dan zijn goede wil en zelfs liefde ontoerei kend om de gerezen moeilijkheden bij te leggen. Uit de enquête bleek boven dien, dat de geuite kritieken ten zeerste uiteenliepen; ja, dat zij elkaar niet zelden vierkant tegenspraken Hieruit valt op te maken, dat ook de leken zelf ten aanzien van hun geeste lijkheid onderling vaak zeer verschil lende verwachtingen koesteren. Het amb telijk priesterschap geeft op zijn beurt tot deze verscheidenheid van rolverwach- tingen een gerede aanleiding, doordat een hele reeks van deeltaken met dit ambt min of meer verband houden, zo uiteenlopende sectoren als onderwijs, sociale voorziening, organisatie en admi mstratie. Voegt men daar, behalve de wijzigingen in de gezagsverhudngen en de ongeschiktheid van de bestaande in stitutionele kaders, nog aan toe de diep gaande accentverschuivingen die zich op het ogenblik voltrekken in de theologi sche bezinning op het priesterlijk ambt en het priesterschap van de gelovigen verschuivingen waarvan de gelovigen óók voor de praktijk van het kerkelijk leven nog lang niet te overzien zijn dan wordt het enigszins verklaarbaar, waarom er zoveel verwarring en mis vatting heerst omtrent de betrekkingen tussen clerus en lekenstand. Bijzonder onze jongeren, die op een leeftijd geko men zijn waarop zij zelf hun standpunt tegenover de Kerk moeten gaar bepalen zullen in hun keuze ten zeerste belem merd worden, als zij geen helder inzicht kunnen krijgen op deze grondstructuur van de Kerk: de onderlinge verhouding tussen geestelijkheid en leken. Overtuigd dat er vele misvattingen en misverstanden in omloop zijn over het priesterschap van de leek en het ambte lijk priesterschap, hebben enkele pries ters, zowel seculieren als regulieren, in 1960 het initiatief genomen, voor de jon geren iaarlijks enkele dagen te organi seren, waar de gelegenheid wordt ge boden, zich onder deskundige leiding zo objectief mogelijk te bezinnen over de ware aard van het onderscheid tussen priester en leek, en over de verschillende soorten van priesterleven. Deze dagen zijn een aanvulling op de algemeen godsdienstige vorming. In het licht van vernieuwde theologische inzichten trach ten de inleiders gedurende die dagen een duidelijke rolomschrijving en taakverde ling te geven van priester en leek. elk met eigen verantwoordelijkheid en dus ook met eigen bevoegdheid Voorts wordt er aandacht besteed aan de verschillende soorten van priesterle ven, zoals die in de loop der eeuwen uit de nood der tijden geboren zijn; en er wordt gezocht naar een aanpassing van deze vormen aan de speciale behoeften van onze tijd en van de nabije toekomst De initiatiefnemers van deze dagen, die een vast comité vormen, nodigen jaar lijks andere leken, seculiere en reguliere priesters uit. teneinde de objectiviteit van de informatie zo veel mogelijk te waarborgen Ook dit jaar zullen deze oriëntatieda gen weer gehouden worden in De Vlas akkers te Amersfoort. Opgave is moge lijk tot 24 maart bij de directie van De Het zestigste jaar levert in geheel Nederland een geheel an der beeld op. Om en bijna de 45.000 suggesties, worden jaarlijks gede poneerd in naar schatting 350 ideeënbussen van industrieën en overheidsinstanties. Bijna 'n derde daarvan bleek toepasbaar en werd beloond met in totaal zo'n 800.000 gulden. De besparingen, die de be loonde ideeën opleverden, beliepen ten minste het tienvoudige van dat bedrag. De man, die de poort opende, waar langs dat enorme bedrag terugvloeide naar de liquiditeitsportefeuille van fa brikanten en overheidsinstellingen, was de Hengelose schaver Van Wezel. Zijn voorstel tot de oprichting van de eer ste ideeënbus in Nederland (resultaat zie boven!) werd gehonoreerd met een fikse schouderklop! De ideeënbus is eigenlijk pas na 1940 sterk in de belangstelling komen staan. Het eerst, tijdens de oorlog al, in de Verenigde Staten van Amerika. Daarna, vanaf 1945, ook in Europa. Vóór die ja ren voorzag een gericht systeem om de werknemers te stimuleren het produktie- proces sneller en economischer te la ten verlopen, nauwelijks in een behoefte. Er waren daarvoor verschillende rede nen. Op de eerste plaats voelden de be- drijfsemployés zich weinig gebonden aan hun werk. Zij verrichtten deeltaken, waarvan de uiteindelijke bedoeling hen ontging. Zij wisten nauwelijks waarom en waaraan zij werkten. De vreugde van de arbeid had men in het ambacht ge kend. Daar was het een persoonlijke vol doening als iets beter ging als men het anders probeerde. Die stimulans tot pro- duktieverhoging ontbrak bij de massa- arbeid bijna geheel. Daarbij ging het erom in een voorgeschreven aantal urëri een voorgeschreven pakket werk af te leveren. Wie dat haalde kreeg zijn volle loon en dat was niet teveel- De tweede reden, dat de ideeënbus de wind tegen had was, dat alles wat arbeidsbesparend werkte, nauwelijks enige invloed had op de kostprijs van een artikel. Het aandeel „loon" daarin was In tegenstelling tot nu onbeduidend. De derde oorzaak was dat het belang van de werknemer niet vervat was in de doelstellingen van het bedrijfsleven. Nü geldt; als het het bedrijf beter gaat, gaat het de werknemer daarin ook beter. En ook: wie werkt aan de toekomst van zijn bedrijf, werkt aan zijn eigen toekomst. In die eerste jaren na de eeuwwisse ling lag dat allemaal heel anders. Wie toen op enigerlei wijze de produktie be vorderde, spekte alleen maar zo dacht men, vaak niet ten onrechte! de por temonnee van de baas. In de zeeën van de Ordovi cium tijd 500 tot 425 mil joen jaar geleden leef den merkwaardige dieren. Bepaald weinig vreedzaam van aard waren de in op komst zijnde inktvissen, waarbij de nautiloiden (1) een belangrijke rol speelden. Zij beschikten over gevaar lijke aanvalswapenen. Hun eigen lichaam werd door een stevige schelp beschermd. Merkwaardig is, dat, terwijl verwante diergroepen ont stonden, een bloeitijd door maakten en weer uitstier ven, de groep der nautiloi den zich tot in de huidige tijd heeft weten te handha ven, zij het dan nog maar met één geslacht. Zeer kenmerkend voor dit en het volgende tijdvak wa ren de graptolieten, kleine, in kolonies levende diertjes (2, 3), die tot de hoog in de biologische rangorde ge plaatste stam van de hemi- chordaten worden gerekend. Voor een deel waren de ko- feit dat deze versteende res tanten vaak een beetje aan hiëroglyphen doen denken heeft deze diergroep zijn naam te danken. Letterlijk vertaald betekent deze „geschreven steen". lonies drijvend, voor een an der deel vastzittend. De drij vende kolonies beschikten vaak over een gemeen schappelijke krans van bol vormige lichamen, die als een soort zwemblaas fun geerde (2). De overblijfse len van graptolieten zijn in gesteenten uit beide tijdper ken zo algemeen dat ze min of meer als visitekaartjes hiervoor gelden. Aan het Tweeschalige armpotigen (brachiopoden, 4) waren ook in deze tijd talrijk vertegen woordigd. De kreeftachtige trilob ieten (5), waarmee reeds eerder kennis werd gemaakt behoorden even eens tot de toonaangevende dieren, met een verscheiden heid van minstens 125 ver schillende soorten. Sommige van hen waren echte zwemmers, anderen brachten waarschijnlijk een groot deel van hun leven kruipend over de zeebodem door. Op daarvoor geschik te plaatsen op deze zeebo dem trokken kolonies van mosdiertjes (6) hun tere. vertakte bouwsels op. Elders groeiden zeelelies (7), merk waardige dieren, bestaande uit een klein kelkvormig li chaam op een meestal lange steel, die met vertakte dra den in of aan de bodem be vestigd was. Op de rand van de kelk stonden vijf armen die zeer beweeglijk waren. Door hun bouw doen deze dieren min of meer aan bloemen denken. Vertegen woordigers van deze dier groep treft men ook in de tegenwoordige zeeën nog aan. Sinds de veertiger jaren heeft het ideeënbuswerk een snelle vlucht geno men. De resultaten ervan zijn spectacu lairder gebleken naarmate de markt groter is. In Amerika, waar er voor ie der produkt een enorm afzetgebied is, werkt elk besparend idee zeer effectief op de winstmarge. De beloningen voor inzenders van goede suggesties zijn er dan ook zeer hoog. Honoreringen van tien- tot twintigduizend dollar zijn er geen uitzonderingen. Éénmaal werd zelfs aan één arbeider 41.000 dollar voor één idee uitgekeerd. In Duitsland bedroeg de hoogste beloning elfduizend mark. In Nederland, waar de grote internationale concerns hoogste uitkeringen doen in de orde van grootte van drie- tot vierdui zend gulden, legde de overheid eens zesduizend gulden op de tafel van de 66-jarige gepensioneerde ambtenaar Van de Berg uit Holde. Hij had voorgesteld om de meeuwen van de militaire vlieg velden te verdrijven door het plaatsen van zogenaamde schrikvogels. Dit idee voorkwam het ernstige euvel van vaak noodlottige vliegtuigmotorstoringen als gevolg van binnengezogen of geraakte meeuwen. Naar schatting vyftien miljoen em ployés z|jn nu in de gehele wereld by het Ideeënbuswerk betrokken. Zij ver dienen per jaar zo'n dertig miljoen gul den aan suggesties. De besparingen, die die suggesties opleverden, zijn een veel voud daarvan. Ideeënbussen zijn goed voor miljoenen, voor vele miljoenen (Van onze Belgische correspondent) „Een Vlaming is een man, die geen slecht Frans en geen goed Neder lands durft te spreken". Deze har de zelfkritiek stond onlangs te le zen in een Vlaamse krant, die meteen de Vlamingen aanspoorde tot massale deelneming aan de campagne ter verspreiding van de beschaafde omgangstaal. De Vlaming is van huis uit een dialect spreker. Historisch is dit gemakkelijk te verklaren. Met de verovering van Ant werpen door de Spaanse troepen kwam een einde aan de Gouden Eeuw van Ant werpen en ook aan het culturele over wicht van de Zuidelijke Nederlanden. Vlaanderen bleef berooid en geplunderd achter. De meeste Vlaamse kunstenaars en intellectuelen weken uit naar Duits land, Engeland of nog liever naar Am sterdam om er krachtig mee te bouwen aan een nieuwe Gouden Eeuw, ditmaal de Hollandse. Meer dan twee eeuwen zouden de Vlamingen geregeerd worden door Spanjaarden, Oostenrijkers en Fran sen, die hoogstens de taal der Vlamingen duldden, maar haar op geen enkele wijze aanmoedigden. Van cultuurtaal verviel het Vlaams zo tot 'n taaltje voor „huishou delijk" gebruik. In de hogere standen studeerde men Latijn of leerde men de taal van de buitenlandse overheersers. De geringe migratie tussen de Vlaamse pro vincies onderling werkte de dialect vorming in de hand en een West-Vlaming kon tenslotte nauwelijks een Limburger begrijpen en omgekeerd. (Van onze Parijse correspondent) Sinds lang heeft Parijs zijn „medinas", waarvan een der voornaamste de ,,médine de la Goutte d'Or" is. Krioelende, rommelige, vaak onrust barende Arabierenstadswijken. Sinds ongeveer vijf jaar kan de Parijzenaar om de Etoile een ander kolonisatiefenomeen" constateren: een uitheemse kolonie, waarin het vrouwelijke element domineert. De „Avenide" Vicctor-Hugo en de „Calle" de la Pompe zijn inderdaad zoveel als het hoofdkwartier van de in Parijs geplaatste Spaanse dienstboden. Als het 16e Arrondissement 's zon dags, in de zomer en op mooie lente- en herfstdagen leeggevloeid is naar de campagne, waar de Parijzenaars op zoek gaan naar een rustig plekje en on verpeste lucht, kan men in het def tige stadsgedeelte genieten van een apart schouwspel. Overal komt men ge animeerd pratende en lachende, druk gesticulerende, grotendeels vrouwelijke groepjes tegen, allemaal van het Spaan se type. Het quartier is die dag van hen. Zij slenteren op straat, over de trottoirs of onder de bomen of nemen bezit van de banken voor de weelde rige huizen. Verleden jaar, op een warme herfst zondag, waanden we ons plotseling te Barcelona of te Valencia, zo drong zich aan ons het beeld der „ramblas" op! Overal domineert het vrouwelijke ele ment, de „chicas". Sinds een tijdje voegen zich echter meer en meer man nen, meestal jongeren, bij de „chicas", wier uiterlijk eveneens duidelijk hun zuidelijke afkomst verraadt. Een Spaanse schone, aan wie wij vroegen, wie deze mannen zijn („Pa rijs ligt toch niet vlak bij de Spaan se grens!"), vertelde ons vriendelijk glimlachend: „Dat zijn allemaal „no- vios" (verloofden) of misschien toe komstige „novios". Maar onder deze jongemannen bevinden zich ook ver schillende „hermanos" (broers). Zij werken de hele week samen met de Fransen te Billancourt of elders in de Parijse banlieue. 's Zondags komen zij hier in ons Parijse quartier, wat Spaanse sfeer zoeken. Wij, Spanjaar den, voelen ons echt thuis in Parijs zo gauw wij bij elkaar zijn. Wij ver beelden ons dan een brokje Spanje over geplaatst te hebben op de oevers van de Seine. Heel weinig Spaanse meisjes gaan 's zondags uit met een Franse jongen." Velen eindigen hun vrije dag. ge groepeerd, in een der cafés bij de Champs-Elysées of op een dansvloer. Iedere Spanjaard houdt van muziek en van dansen. De meesten zijn heel jon ge mensen, nog niet of pas getrouwd. Hier, in het 16e Arrondissement, Vlasakkers, B. W. Laan 53, Amersfoort. J heeft sich een intens, Spaans wereldje gevormd, waarvan men 's zondags, tij dens de talrijke Spaanse rendez-vous, de omvang slechts gissen kan Het is een wereldje met zijn eigen regels en zijn eigen gewoonten, dat gesloten blijft voor alle vreemdelingen. Geen enkele instantie heeft ons kun nen inlichten over het aantal Spaanse dienstboden in Parijs. Wel weet men het aantal van de vreemde, mannelij ke arbeiders en dat van de immigran ten. Het aannemen en veranderen van een hulp-in-de-huishouding gebeurt heel vaak zonder officiële inschrijving. De meesten komen te Parijs aan alleen maar met een toeristenpaspoort, terwijl alleen een arbeidskaart recht geeft op een betaalde plaats. Trouwens, de ar beidskaart is absoluut noodzakelijk om te kunnen worden ingeschreven als werkzoekende bij een arbeidsbureau. Men kan dus slechts het aantal we ten van degenen, die na een plaats in de huishouding gevonden te hebben, haar situatie regulariseren bij het Mi nisterie van Arbeid, de Maatschappe lijke Verzekeringen en bij de politie. Maar hoevelen regulariseren nooit haar situatie en gaan weer voorgoed terug naar haar vaderland na een Parijse periode van drie. zes, twaalf maanden en nog langer? Men veronderstelt dat het aantal Spaanse dienstboden te Pa rijs twintigduizend bedraagt, eerder meer dan minder. Als men iets meer wil weten over de vrouwelijke, Spaanse kolonie te Pa rijs kan men zich het beste wenden tot de priesters van de Spaanse kerk in de Rue de la Pompe of tot de Spaanse Zusters van de Rue Saint-Di- dier. De meesten van hen, die niet reeds voor haar vertrek uit Spanje een werk geefster vonden, richten zich tot deze twee adressen, hetgeen niet verhindert, dat vóór de kerk en op het trottoir, heel wat contracten gesloten worden. Doch meestal wordt een plaats verkregen door de bemiddeling van een der Spaanse priesters of zusters. Velen komen te Parijs aan per bus, die goedkoper dan de trein ge regeld rijdt tussen Valencia en Parijs. Het eindpunt van de bus ligt in de Boulevard Lannes. De twee dagen du rende reis is zeer vermoeiend en de aankomst te Parijs is voor degenen, die op goed geluk op avontuur trokken, meestal ontgoochelend. Deze laatsten vooral stappen te Parijs uit slechts in het bezit van een klein koffertje en zonder de geringste kennis van de Franse taal. In Parijs weten zij geen weg en zij kennen er niemand. Som migen, die het adres niet kennen van de Spaanse zusters of van de Spaanse parochie of degenen, die denken, dat zij niemand nodig hebben om een ge schikte plaats te bemachtigen, riske ren terecht te komen in „verkeerde" handen, met al de noodlottige gevol gen van dien. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen, waken de Spaanse pries ters, die meestal in zeer korte tijd een geschikte plaats vinden voor de meis jes. De vraag immers naar Spaanse dienstboden is tamelijk groot. Zij staan bekend in de deftige huizen als waar- J devolle hulp.... en een Spaanse dienst bode in huis geeft een apart cachet! Madame betaalt dan ook graag een maandsalaris van 400 en zelfs 500 francs (292 en 365 gulden) plus kost en inwoning. Vanwege het hoge salaris geven de Spaanse dienstboden de voorkeur aan Parijs, boven Montauban, Toulouse of Bordeaux, in welke steden de meisjes tot voor enige tijd vooral een plaats zochten. De Spaanse meisjes komen vooral naar Parijs om, in zo kort mogelijke tijd, zoveel mogelijk geld te verdienen, dat vaak gebruikt moet worden om haar huwelijksuitzet te kopen. Sommi gen sturen haar geld aan haar in Spanje achtergelaten man, die er grond of landbouwgereedschap voor koopt. Dat de meeste meisjes alleen maar naar Frankrijk gaan om er zoveel mo gelijk geld te verdienen, is een der re denen, waarom zij in het algemeen wei nig of geen moeite doen om zich bij het Franse leven aan te passen of om de Franse taal te leren, waarvan zij na drie jaar net zoveel kennen als na een jaar. „Waarom zouden wij ons moe maken met het leren van Frans?" zei ons een donkere Spaanse. „De paar Franse woorden, die wij in onze dienst moeten kunnen verstaan, hebben we na een paar dagen geleerdMadame leert met plezier van ons een hele hoop Spaanse woorden. Neen. wij hebben geen diploma-Frans nodig. Onze zondagen en onze vrije tijd brengen we door met andere Spanjaarden. Waarom zouden wij dan Frans leren? Wat ons interes seert zijn vooral de Franse francs en 500 Franse Nouveaux Francs zijn vele, vele Spaanse peseta's!" Op dit kaartje is duidelijk te zien in welke taalgebieden België ingedeeld. niet kunnen optornen tegen de krachtig6 uitstraling van de Franse cultuurtaal. Hij is er ook van overtuigd, dat het Neder lands zich binnen het eenwordend Euro pa slechts zal kunnen handhaven, in dien de zeventien miljoen zielen van Noord en Zuid hun taal als een gemeen schappelijk cultureel bezit verdedigen. Na een kortstondige bloei binnen het Koninkrijk der Verenigde Nederlanden van Willem I, werd de taal der Vlamin gen in het onafhankelijke België weer alle bestaansrecht ontzegd en het zou, na een harde strijd, 1930 worden vooraleer het middelbaar onderwijs in Vlaanderen helemaal vernederlandst werd en de ver nederlandsing ook aan de universiteiten van Gent en Leuven progressief werd doorgevoerd. Men mag er zich dan ook niet over verwonderen en zeker niet aan ergeren, dat het Nederlands van vele Vlamingen zo stuntelig en gebrekkig is. Vlamingen boven de 50 hebben hun studies in het Frans gemaakt en veel jongeren kregen Nederlands onderwezen van leraren, die zelf geschoold werden in het Frans. Al leen de jongste generatie, die nu nog op school zit of pas afgestudeerd is maakt een goede kans op te groeien in een inte graal-Nederlands milieu, bij ouders èn leraren, die zelf hun vorming in het Ne derlands genoten. In dat milieu maakt het gebruik van het algemeen beschaafd Nederlands (A.B.N.) als omgangstaal snelle vorde ringen. Sommigen spreken het A.B.N.an deren blijven een soort veredeld dialect spreken met familie en naaste vrienden, doch schakelen over naar beschaafd Ne derlands, zodra zij in contact komen met vreemden. Een zeer bijzondere propaganda voor de verspreiding van het A.B.N. wordt in de Brusselse agglomeratie gevoerd. In het Brusselse immers worden het Nederlands en hetFrans op de meest rechtstreekse en ook op de meest pijnlijke wijze met el kaar geconfronteerd. In Brussel valt deze confrontatie gewoonweg vernietigend uit voor het Vlaams. Bewijzen? Brussel telde in 1846, dus kort nadat het Konink rijk der Verenigde Nederlanden uit el kaar was gevallen, in zijn agglomeratie 32% Franssprekenden. In 1910 was dal percentage gestegen tot 49, in 1920 warei de Franssprekenden al in de meerder heid met 59%, in 1930 met 63% en vol gens de gegevens, voortvloeiend uit de laatste talentelling, die in 1947 in België werd gehouden, bedroeg 't aantal Frans sprekenden toen ruim 70 procent. Hoe is de toestand sedert 1947 geëvo lueerd? Bij ontstentenis van een latere talentelling kan dat niet met zekerheid worden vastgesteld, maar onlangs heeft het gemeentebestuur van de Brusselse voorstad Elsene de inwoners gevraagd in welke taal zij de gemeentelijke do cumenten wensen te ontvangen. 22.173 inwoners prefereerden het Frans (24%). Bekend werd toen ook, dat 40% van de bevolking Nederlands sprak. P.T.T.-ambtcnaren beweren, dat 90% der gesprekken van Brusselse abonnees in het Frans worden gevoerd. Maar vol gens de Vlaamse Volksbeweging is de bevolking van de Brusselse agglomeratie samengesteld uit 550.000 Vlamingen, 300.000 Franssprekende Brusselaars en Walen en 50.000 buitenlanders. De massa volgt deze evoutie op enige afstand, maar ook hier begint een dui delijke kentering aan het licht te tre den. Het dagelijkse voorbeeld van de radio-omroepers van de Vlaamse t.v. (die een door velen gevolgde tele-taalles op het scherm brengt) en van de Vlaamse kranten, beginnen vruchten af te wer pen. Diverse Vlaamse culturele organisa ties houden bovendien in samenwerking met de scholen opstelwedstrijden. De propaganda voor het A.B.N. vindt een vruchtbare voedingsbodem in de Ne derlandse bewustwording van de Vla ming. Hij ondervindt, dat de Belgische Franstaligen bij voorkeur spreken over „la langue flamande", om met nauwelijks verholen misprijzen de Vlaamse dialec ten tegenover het Frans te plaatsen. Door de druk der omstandigheden moet de Vlaming ervaren, dat zijn dialeccten bin nen de Belgische rijksgrenzen inderdaad De Vlamingen zullen er wel nooit meer in slagen van Brussel opnieuw „Vlaamse grond" te maken. Maar ze willen toch méér dan het Nederlands behoeden voor totale verdwijning in de Belgische hoofd stad.. Ze willen een gedeelte van het ver loren terrein terugwinnen. Er zijn teke nen, die erop wijzen, dat het tij er inder daad aan het keren is: in de „Monnaie", vanouds een Franstalige burcht te Brus sel, worden sinds korte tijd ook Neder landstalige voorstellingen gegeven. In de Brusselse warenhuizen, in cafés en in restaurants neemt het Nederlandse-taal gebruik langzaam maar zeker toe. op een klip had ge- sloeg mij tegen het als ik mij niet direct zou de vol- stortzee mij overboord geslagen. De blik- verlichtte de omgeving. zat tussen twee klip- bekneld en kon elk mo- in tweeën breken.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 15