I
Dieren uit het Ordovicium
NA 1940 KWAM DE
GANG ER GOED IN
kerk in
de
wereld
De teek is niet thuis
in zijn eigen huis
Spaanse dienstboden komen er
in Parijs financieel bovenop
Beschaafd Nederlands
loopt verloren terrein in
leen
en™
Onze rusteloze aarde
Vlaanderen strijdt tegen dialect en het Frans
IS BRUSSEL
VERLOREN
Apart wereldje
Korte bloei
Brussel
Kentering
Verloren?
u
ten:
te
Nederlandse schaver kwam
met het plan aandraven
BOEKENPLANK
Zekerheid
Rijk idee
Hoofdkwartier chicas arrondissement 16
Statussymbool
in het gezin
'IJ
/a»-\ BETERE
V7! Iv --
I WAAR
PROCENT
DE
GRUYTER
O
DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 5 MAART 1964
EEN ENORME VLUCHT
Zestig jaar geleden in februari 1904 werd in Nederland de eer
ste ideeënbus opgericht. Dat was bij Stork in Hengelo. Dat eerste jaar
kreeg de Hengelose machine-fabrikant tien inzendingen. Ze leverden
hem een besparing van nauwelijks duizend gulden op. Het belonings
bedrag was navenant. Met acht biljetten van tien waren alle inzen
ders samen dik tevreden.
Dit is een beeld van een tentoon
stelling van goede ideeën. Het
organiseren van zo'n expositie was
een goed idee op zichzelf....!
Eén van de meest zorgwekkende ver-Beter wordt het algemeen welzijn be-
schijnselen in het kerkelijk leven van
onze tijd is wel het feit, dat er zovele
katholieken zyn, en lang niet altijd de
slechtste, die zich in de kerk niet of
maar weinig thuis voelen. Op de eerste
plaats zyn het degenen die zich teleur
gesteld van de kerk hebben afgewend.
Maar ook onder degenen bij wie het nog
niet zo ver gekomen is zijn er niet wei
nigen, die met de gang van bepaalde
zaken in het kerkelijk leven maar moei
lijk vrede kunnen nemen, en die zich
ernstige zorgen maken over de toekomst.
Dit onbehagen en deze zorgen zoeken
zich gewoonlijk een uitweg in kritiek op
de kerkelijke leiders, en meer in het al
gemeen op de geestelijkheid. Vaak zal
deze kritiek, over de persoon van de
kerkelijke gezagsdragers heen, zich op
de kerk als zodanig richten waarvan de
gezagsdragers als de belichaming wor
den gezien. Deze vereenzelviging van de
geestelijkheid met de kerk ligt voor de
hand, in zover door een historische ont
wikkeling „clericaal" zo ongeveer syno
niem is geworden van kerkelijk" zon
der meer; zodat van de weeromstuit
aan de term „leek" de betekenis werd
opgedrongen van „onkerkelijk" Maar
ook komt het voor, dat 'iet onbehagen en
de kritiek wel degelijk het gevolg zijn
van een gebrek aan goede verhoudingen
tussen kerkelijke leiders -m kerkvolk.
Omdat het onderscheid tussen clerus
en leken gefundeerd is in het wezen zelf
van de Kerk, is de goede samenwerking
van beiden voor het gehele kerklichaam
van vitaal belang; terwijl een gebrek
kige verhouding eenvoudig funest moet
worden genoemd. Nu is kritiek, zelfs als
zij aggressief wordt, toch altijd nog be
ter dan een verlammende onverschillig
heid. Men wachte zich er alleen voor, de
spanning nodeloos te vergroten door de
gemaakte verwijten terug te kaatsen.
De grote Newman-specialist pater dr.
Zeno, kapucijn, biedt ons hier een ver
taling aan van Newman's Grammar of
assent door een ander groot Newman-
kenner, een van de meest duistere boe
ken genoemd, die ooit geschreven zijn.
De inleiding, die pater Zeno aan het
werk doet voorafgaan, is dan ook geen
luxe. En dit vooral omdat de wijsgerige
termen, die N gebruikt, niet in hun volle
filosofische betekenis genomen worden.
Men moet weten welke zin Newman er
zelf aan geeft, anders zal het boek eer
der verwarring stichten dan inzicht ge
ven. Maar óók met deze duidelijke in
leiding vraagt het werk een herhaalde
lezing, wil men er geestelijk rijker van
worden. En dat verdient het werk alles
zins, want het schenkt ons een verras
send inzicht in onze eigen psyche
„Het is een bron van nieuwe gedach
ten voor opvoeding en onderwijs, voor
apologetiek en psychologie. Het is voor
al van grote waarde in verband met een
van de belangrijkste levensvragen, het
probleem van de zekerheid, bijzondei de
zekerheid op godsdienstig gebied en de
verhouding tussen geloven en weten"
(Inleiding).
De vertaling van dit moeilijke werk
(een uitgave van Paul Brand—C. de
Boer Hilversum) is een arbeid van jaren
geweest Het Nederlandse intellektuele
pubhek moge dr. Zeno zijn erkentelijk
heid betuigen voor deze zware onderne
ming door het werk te lezen en te her
lezen.
J. H.
vorderd door een rustig onderzoek naar
de factoren die de onenigheid teweeg
brengen of in de hand werken.
Enkele jaren geleden is er over dit
thema een enquête gehouden onder een
groep gelovigen, en deze heeft aan het
iicht gebracht, dat heel veel wrijvingen
tussen geestelijken en leken hun oor
sprong vinden in een verschi] van op
vatting aangaande de rollen van de
priester en van de leek in het kerkelijk
leven. Heeft de priester zich over zijn
eigen taak en die van zijn gelovigen
een opinie gevormd, die afwijkt van hun
opvatting, en die maar ten dele of zelfs
in het geheel niet beantwoordt aan de
verwachtingen die er bij hen leven, dan
kunnen botsingen niet uitblijver En dan
zijn goede wil en zelfs liefde ontoerei
kend om de gerezen moeilijkheden bij
te leggen. Uit de enquête bleek boven
dien, dat de geuite kritieken ten zeerste
uiteenliepen; ja, dat zij elkaar niet
zelden vierkant tegenspraken
Hieruit valt op te maken, dat ook de
leken zelf ten aanzien van hun geeste
lijkheid onderling vaak zeer verschil
lende verwachtingen koesteren. Het amb
telijk priesterschap geeft op zijn beurt
tot deze verscheidenheid van rolverwach-
tingen een gerede aanleiding, doordat
een hele reeks van deeltaken met dit
ambt min of meer verband houden,
zo uiteenlopende sectoren als onderwijs,
sociale voorziening, organisatie en admi
mstratie. Voegt men daar, behalve de
wijzigingen in de gezagsverhudngen en
de ongeschiktheid van de bestaande in
stitutionele kaders, nog aan toe de diep
gaande accentverschuivingen die zich op
het ogenblik voltrekken in de theologi
sche bezinning op het priesterlijk ambt
en het priesterschap van de gelovigen
verschuivingen waarvan de gelovigen
óók voor de praktijk van het kerkelijk
leven nog lang niet te overzien zijn
dan wordt het enigszins verklaarbaar,
waarom er zoveel verwarring en mis
vatting heerst omtrent de betrekkingen
tussen clerus en lekenstand. Bijzonder
onze jongeren, die op een leeftijd geko
men zijn waarop zij zelf hun standpunt
tegenover de Kerk moeten gaar bepalen
zullen in hun keuze ten zeerste belem
merd worden, als zij geen helder inzicht
kunnen krijgen op deze grondstructuur
van de Kerk: de onderlinge verhouding
tussen geestelijkheid en leken.
Overtuigd dat er vele misvattingen en
misverstanden in omloop zijn over het
priesterschap van de leek en het ambte
lijk priesterschap, hebben enkele pries
ters, zowel seculieren als regulieren, in
1960 het initiatief genomen, voor de jon
geren iaarlijks enkele dagen te organi
seren, waar de gelegenheid wordt ge
boden, zich onder deskundige leiding zo
objectief mogelijk te bezinnen over de
ware aard van het onderscheid tussen
priester en leek, en over de verschillende
soorten van priesterleven. Deze dagen
zijn een aanvulling op de algemeen
godsdienstige vorming. In het licht van
vernieuwde theologische inzichten trach
ten de inleiders gedurende die dagen een
duidelijke rolomschrijving en taakverde
ling te geven van priester en leek. elk
met eigen verantwoordelijkheid en dus
ook met eigen bevoegdheid
Voorts wordt er aandacht besteed aan
de verschillende soorten van priesterle
ven, zoals die in de loop der eeuwen uit
de nood der tijden geboren zijn; en er
wordt gezocht naar een aanpassing van
deze vormen aan de speciale behoeften
van onze tijd en van de nabije toekomst
De initiatiefnemers van deze dagen, die
een vast comité vormen, nodigen jaar
lijks andere leken, seculiere en reguliere
priesters uit. teneinde de objectiviteit
van de informatie zo veel mogelijk te
waarborgen
Ook dit jaar zullen deze oriëntatieda
gen weer gehouden worden in De Vlas
akkers te Amersfoort. Opgave is moge
lijk tot 24 maart bij de directie van De
Het zestigste jaar levert in
geheel Nederland een geheel an
der beeld op. Om en bijna de 45.000
suggesties, worden jaarlijks gede
poneerd in naar schatting 350
ideeënbussen van industrieën en
overheidsinstanties. Bijna 'n derde
daarvan bleek toepasbaar en werd
beloond met in totaal zo'n 800.000
gulden. De besparingen, die de be
loonde ideeën opleverden, beliepen
ten minste het tienvoudige van dat
bedrag.
De man, die de poort opende, waar
langs dat enorme bedrag terugvloeide
naar de liquiditeitsportefeuille van fa
brikanten en overheidsinstellingen, was
de Hengelose schaver Van Wezel. Zijn
voorstel tot de oprichting van de eer
ste ideeënbus in Nederland (resultaat
zie boven!) werd gehonoreerd met een
fikse schouderklop!
De ideeënbus is eigenlijk pas na 1940
sterk in de belangstelling komen staan.
Het eerst, tijdens de oorlog al, in de
Verenigde Staten van Amerika. Daarna,
vanaf 1945, ook in Europa. Vóór die ja
ren voorzag een gericht systeem om de
werknemers te stimuleren het produktie-
proces sneller en economischer te la
ten verlopen, nauwelijks in een behoefte.
Er waren daarvoor verschillende rede
nen. Op de eerste plaats voelden de be-
drijfsemployés zich weinig gebonden aan
hun werk. Zij verrichtten deeltaken,
waarvan de uiteindelijke bedoeling hen
ontging. Zij wisten nauwelijks waarom
en waaraan zij werkten. De vreugde van
de arbeid had men in het ambacht ge
kend. Daar was het een persoonlijke vol
doening als iets beter ging als men het
anders probeerde. Die stimulans tot pro-
duktieverhoging ontbrak bij de massa-
arbeid bijna geheel. Daarbij ging het
erom in een voorgeschreven aantal urëri
een voorgeschreven pakket werk af te
leveren. Wie dat haalde kreeg zijn volle
loon en dat was niet teveel- De tweede
reden, dat de ideeënbus de wind tegen
had was, dat alles wat arbeidsbesparend
werkte, nauwelijks enige invloed had op
de kostprijs van een artikel.
Het aandeel „loon" daarin was
In tegenstelling tot nu onbeduidend.
De derde oorzaak was dat het belang
van de werknemer niet vervat was in
de doelstellingen van het bedrijfsleven.
Nü geldt; als het het bedrijf beter
gaat, gaat het de werknemer daarin
ook beter. En ook: wie werkt aan de
toekomst van zijn bedrijf, werkt aan
zijn eigen toekomst.
In die eerste jaren na de eeuwwisse
ling lag dat allemaal heel anders. Wie
toen op enigerlei wijze de produktie be
vorderde, spekte alleen maar zo dacht
men, vaak niet ten onrechte! de por
temonnee van de baas.
In de zeeën van de Ordovi
cium tijd 500 tot 425 mil
joen jaar geleden leef
den merkwaardige dieren.
Bepaald weinig vreedzaam
van aard waren de in op
komst zijnde inktvissen,
waarbij de nautiloiden (1)
een belangrijke rol speelden.
Zij beschikten over gevaar
lijke aanvalswapenen. Hun
eigen lichaam werd door een
stevige schelp beschermd.
Merkwaardig is, dat, terwijl
verwante diergroepen ont
stonden, een bloeitijd door
maakten en weer uitstier
ven, de groep der nautiloi
den zich tot in de huidige
tijd heeft weten te handha
ven, zij het dan nog maar
met één geslacht.
Zeer kenmerkend voor dit
en het volgende tijdvak wa
ren de graptolieten, kleine,
in kolonies levende diertjes
(2, 3), die tot de hoog in de
biologische rangorde ge
plaatste stam van de hemi-
chordaten worden gerekend.
Voor een deel waren de ko-
feit dat deze versteende res
tanten vaak een beetje aan
hiëroglyphen doen denken
heeft deze diergroep zijn
naam te danken.
Letterlijk vertaald betekent
deze „geschreven steen".
lonies drijvend, voor een an
der deel vastzittend. De drij
vende kolonies beschikten
vaak over een gemeen
schappelijke krans van bol
vormige lichamen, die als
een soort zwemblaas fun
geerde (2). De overblijfse
len van graptolieten zijn in
gesteenten uit beide tijdper
ken zo algemeen dat ze min
of meer als visitekaartjes
hiervoor gelden. Aan het
Tweeschalige armpotigen
(brachiopoden, 4) waren ook
in deze tijd talrijk vertegen
woordigd. De kreeftachtige
trilob ieten (5), waarmee
reeds eerder kennis werd
gemaakt behoorden even
eens tot de toonaangevende
dieren, met een verscheiden
heid van minstens 125 ver
schillende soorten.
Sommige van hen waren
echte zwemmers, anderen
brachten waarschijnlijk een
groot deel van hun leven
kruipend over de zeebodem
door. Op daarvoor geschik
te plaatsen op deze zeebo
dem trokken kolonies van
mosdiertjes (6) hun tere.
vertakte bouwsels op. Elders
groeiden zeelelies (7), merk
waardige dieren, bestaande
uit een klein kelkvormig li
chaam op een meestal lange
steel, die met vertakte dra
den in of aan de bodem be
vestigd was. Op de rand van
de kelk stonden vijf armen
die zeer beweeglijk waren.
Door hun bouw doen deze
dieren min of meer aan
bloemen denken. Vertegen
woordigers van deze dier
groep treft men ook in de
tegenwoordige zeeën nog
aan.
Sinds de veertiger jaren heeft het
ideeënbuswerk een snelle vlucht geno
men. De resultaten ervan zijn spectacu
lairder gebleken naarmate de markt
groter is. In Amerika, waar er voor ie
der produkt een enorm afzetgebied is,
werkt elk besparend idee zeer effectief
op de winstmarge. De beloningen voor
inzenders van goede suggesties zijn er
dan ook zeer hoog. Honoreringen van
tien- tot twintigduizend dollar zijn er
geen uitzonderingen. Éénmaal werd zelfs
aan één arbeider 41.000 dollar voor één
idee uitgekeerd. In Duitsland bedroeg
de hoogste beloning elfduizend mark. In
Nederland, waar de grote internationale
concerns hoogste uitkeringen doen in de
orde van grootte van drie- tot vierdui
zend gulden, legde de overheid eens
zesduizend gulden op de tafel van de
66-jarige gepensioneerde ambtenaar Van
de Berg uit Holde. Hij had voorgesteld
om de meeuwen van de militaire vlieg
velden te verdrijven door het plaatsen
van zogenaamde schrikvogels. Dit idee
voorkwam het ernstige euvel van vaak
noodlottige vliegtuigmotorstoringen als
gevolg van binnengezogen of geraakte
meeuwen.
Naar schatting vyftien miljoen em
ployés z|jn nu in de gehele wereld by
het Ideeënbuswerk betrokken. Zij ver
dienen per jaar zo'n dertig miljoen gul
den aan suggesties. De besparingen, die
die suggesties opleverden, zijn een veel
voud daarvan. Ideeënbussen zijn goed
voor miljoenen, voor vele miljoenen
(Van onze Belgische correspondent)
„Een Vlaming is een man, die geen
slecht Frans en geen goed Neder
lands durft te spreken". Deze har
de zelfkritiek stond onlangs te le
zen in een Vlaamse krant, die
meteen de Vlamingen aanspoorde
tot massale deelneming aan de
campagne ter verspreiding van de
beschaafde omgangstaal.
De Vlaming is van huis uit een dialect
spreker. Historisch is dit gemakkelijk te
verklaren. Met de verovering van Ant
werpen door de Spaanse troepen kwam
een einde aan de Gouden Eeuw van Ant
werpen en ook aan het culturele over
wicht van de Zuidelijke Nederlanden.
Vlaanderen bleef berooid en geplunderd
achter. De meeste Vlaamse kunstenaars en intellectuelen weken uit naar Duits
land, Engeland of nog liever naar Am
sterdam om er krachtig mee te bouwen
aan een nieuwe Gouden Eeuw, ditmaal
de Hollandse. Meer dan twee eeuwen
zouden de Vlamingen geregeerd worden
door Spanjaarden, Oostenrijkers en Fran
sen, die hoogstens de taal der Vlamingen
duldden, maar haar op geen enkele wijze
aanmoedigden. Van cultuurtaal verviel
het Vlaams zo tot 'n taaltje voor „huishou
delijk" gebruik. In de hogere standen
studeerde men Latijn of leerde men de
taal van de buitenlandse overheersers. De
geringe migratie tussen de Vlaamse pro
vincies onderling werkte de dialect
vorming in de hand en een West-Vlaming
kon tenslotte nauwelijks een Limburger
begrijpen en omgekeerd.
(Van onze Parijse correspondent)
Sinds lang heeft Parijs zijn „medinas", waarvan een der voornaamste
de ,,médine de la Goutte d'Or" is. Krioelende, rommelige, vaak onrust
barende Arabierenstadswijken.
Sinds ongeveer vijf jaar kan de Parijzenaar om de Etoile een ander
kolonisatiefenomeen" constateren: een uitheemse kolonie, waarin het
vrouwelijke element domineert. De „Avenide" Vicctor-Hugo en de „Calle"
de la Pompe zijn inderdaad zoveel als het hoofdkwartier van de in Parijs
geplaatste Spaanse dienstboden.
Als het 16e Arrondissement 's zon
dags, in de zomer en op mooie lente-
en herfstdagen leeggevloeid is naar de
campagne, waar de Parijzenaars op
zoek gaan naar een rustig plekje en
on verpeste lucht, kan men in het def
tige stadsgedeelte genieten van een
apart schouwspel. Overal komt men ge
animeerd pratende en lachende, druk
gesticulerende, grotendeels vrouwelijke
groepjes tegen, allemaal van het Spaan
se type. Het quartier is die dag van
hen. Zij slenteren op straat, over de
trottoirs of onder de bomen of nemen
bezit van de banken voor de weelde
rige huizen.
Verleden jaar, op een warme herfst
zondag, waanden we ons plotseling te
Barcelona of te Valencia, zo drong zich
aan ons het beeld der „ramblas" op!
Overal domineert het vrouwelijke ele
ment, de „chicas". Sinds een tijdje
voegen zich echter meer en meer man
nen, meestal jongeren, bij de „chicas",
wier uiterlijk eveneens duidelijk hun
zuidelijke afkomst verraadt.
Een Spaanse schone, aan wie wij
vroegen, wie deze mannen zijn („Pa
rijs ligt toch niet vlak bij de Spaan
se grens!"), vertelde ons vriendelijk
glimlachend: „Dat zijn allemaal „no-
vios" (verloofden) of misschien toe
komstige „novios". Maar onder deze
jongemannen bevinden zich ook ver
schillende „hermanos" (broers). Zij
werken de hele week samen met de
Fransen te Billancourt of elders in de
Parijse banlieue. 's Zondags komen zij
hier in ons Parijse quartier, wat
Spaanse sfeer zoeken. Wij, Spanjaar
den, voelen ons echt thuis in Parijs
zo gauw wij bij elkaar zijn. Wij ver
beelden ons dan een brokje Spanje over
geplaatst te hebben op de oevers van
de Seine. Heel weinig Spaanse meisjes
gaan 's zondags uit met een Franse
jongen."
Velen eindigen hun vrije dag. ge
groepeerd, in een der cafés bij de
Champs-Elysées of op een dansvloer.
Iedere Spanjaard houdt van muziek en
van dansen. De meesten zijn heel jon
ge mensen, nog niet of pas getrouwd.
Hier, in het 16e Arrondissement,
Vlasakkers, B. W. Laan 53, Amersfoort. J heeft sich een intens, Spaans wereldje
gevormd, waarvan men 's zondags, tij
dens de talrijke Spaanse rendez-vous,
de omvang slechts gissen kan Het is
een wereldje met zijn eigen regels en
zijn eigen gewoonten, dat gesloten blijft
voor alle vreemdelingen.
Geen enkele instantie heeft ons kun
nen inlichten over het aantal Spaanse
dienstboden in Parijs. Wel weet men
het aantal van de vreemde, mannelij
ke arbeiders en dat van de immigran
ten. Het aannemen en veranderen van
een hulp-in-de-huishouding gebeurt heel
vaak zonder officiële inschrijving. De
meesten komen te Parijs aan alleen
maar met een toeristenpaspoort, terwijl
alleen een arbeidskaart recht geeft op
een betaalde plaats. Trouwens, de ar
beidskaart is absoluut noodzakelijk om
te kunnen worden ingeschreven als
werkzoekende bij een arbeidsbureau.
Men kan dus slechts het aantal we
ten van degenen, die na een plaats in
de huishouding gevonden te hebben,
haar situatie regulariseren bij het Mi
nisterie van Arbeid, de Maatschappe
lijke Verzekeringen en bij de politie.
Maar hoevelen regulariseren nooit haar
situatie en gaan weer voorgoed terug
naar haar vaderland na een Parijse
periode van drie. zes, twaalf maanden
en nog langer? Men veronderstelt dat
het aantal Spaanse dienstboden te Pa
rijs twintigduizend bedraagt, eerder
meer dan minder.
Als men iets meer wil weten over
de vrouwelijke, Spaanse kolonie te Pa
rijs kan men zich het beste wenden
tot de priesters van de Spaanse kerk
in de Rue de la Pompe of tot de
Spaanse Zusters van de Rue Saint-Di-
dier.
De meesten van hen, die niet reeds
voor haar vertrek uit Spanje een werk
geefster vonden, richten zich tot deze
twee adressen, hetgeen niet verhindert,
dat vóór de kerk en op het trottoir,
heel wat contracten gesloten worden.
Doch meestal wordt een plaats
verkregen door de bemiddeling van een
der Spaanse priesters of zusters.
Velen komen te Parijs aan per bus,
die goedkoper dan de trein ge
regeld rijdt tussen Valencia en Parijs.
Het eindpunt van de bus ligt in de
Boulevard Lannes. De twee dagen du
rende reis is zeer vermoeiend en de
aankomst te Parijs is voor degenen,
die op goed geluk op avontuur trokken,
meestal ontgoochelend. Deze laatsten
vooral stappen te Parijs uit slechts in
het bezit van een klein koffertje en
zonder de geringste kennis van de
Franse taal. In Parijs weten zij geen
weg en zij kennen er niemand. Som
migen, die het adres niet kennen van
de Spaanse zusters of van de Spaanse
parochie of degenen, die denken, dat
zij niemand nodig hebben om een ge
schikte plaats te bemachtigen, riske
ren terecht te komen in „verkeerde"
handen, met al de noodlottige gevol
gen van dien. Om dit zoveel mogelijk
te voorkomen, waken de Spaanse pries
ters, die meestal in zeer korte tijd een
geschikte plaats vinden voor de meis
jes. De vraag immers naar Spaanse
dienstboden is tamelijk groot. Zij staan
bekend in de deftige huizen als waar-
J
devolle hulp.... en een Spaanse dienst
bode in huis geeft een apart cachet!
Madame betaalt dan ook graag een
maandsalaris van 400 en zelfs 500
francs (292 en 365 gulden) plus kost en
inwoning.
Vanwege het hoge salaris geven de
Spaanse dienstboden de voorkeur aan
Parijs, boven Montauban, Toulouse of
Bordeaux, in welke steden de meisjes
tot voor enige tijd vooral een plaats
zochten.
De Spaanse meisjes komen vooral
naar Parijs om, in zo kort mogelijke
tijd, zoveel mogelijk geld te verdienen,
dat vaak gebruikt moet worden om
haar huwelijksuitzet te kopen. Sommi
gen sturen haar geld aan haar in
Spanje achtergelaten man, die er grond
of landbouwgereedschap voor koopt.
Dat de meeste meisjes alleen maar
naar Frankrijk gaan om er zoveel mo
gelijk geld te verdienen, is een der re
denen, waarom zij in het algemeen wei
nig of geen moeite doen om zich bij
het Franse leven aan te passen of om
de Franse taal te leren, waarvan zij
na drie jaar net zoveel kennen als na
een jaar. „Waarom zouden wij ons moe
maken met het leren van Frans?" zei
ons een donkere Spaanse. „De paar
Franse woorden, die wij in onze dienst
moeten kunnen verstaan, hebben we na
een paar dagen geleerdMadame
leert met plezier van ons een hele hoop
Spaanse woorden. Neen. wij hebben geen
diploma-Frans nodig. Onze zondagen
en onze vrije tijd brengen we door met
andere Spanjaarden. Waarom zouden
wij dan Frans leren? Wat ons interes
seert zijn vooral de Franse francs
en 500 Franse Nouveaux Francs zijn
vele, vele Spaanse peseta's!"
Op dit kaartje is duidelijk te zien
in welke taalgebieden België
ingedeeld.
niet kunnen optornen tegen de krachtig6
uitstraling van de Franse cultuurtaal. Hij
is er ook van overtuigd, dat het Neder
lands zich binnen het eenwordend Euro
pa slechts zal kunnen handhaven, in
dien de zeventien miljoen zielen van
Noord en Zuid hun taal als een gemeen
schappelijk cultureel bezit verdedigen.
Na een kortstondige bloei binnen het
Koninkrijk der Verenigde Nederlanden
van Willem I, werd de taal der Vlamin
gen in het onafhankelijke België weer
alle bestaansrecht ontzegd en het zou, na
een harde strijd, 1930 worden vooraleer
het middelbaar onderwijs in Vlaanderen
helemaal vernederlandst werd en de ver
nederlandsing ook aan de universiteiten
van Gent en Leuven progressief werd
doorgevoerd.
Men mag er zich dan ook niet over
verwonderen en zeker niet aan ergeren,
dat het Nederlands van vele Vlamingen
zo stuntelig en gebrekkig is. Vlamingen
boven de 50 hebben hun studies in het
Frans gemaakt en veel jongeren kregen
Nederlands onderwezen van leraren, die
zelf geschoold werden in het Frans. Al
leen de jongste generatie, die nu nog op
school zit of pas afgestudeerd is maakt
een goede kans op te groeien in een inte
graal-Nederlands milieu, bij ouders èn
leraren, die zelf hun vorming in het Ne
derlands genoten.
In dat milieu maakt het gebruik van
het algemeen beschaafd Nederlands
(A.B.N.) als omgangstaal snelle vorde
ringen. Sommigen spreken het A.B.N.an
deren blijven een soort veredeld dialect
spreken met familie en naaste vrienden,
doch schakelen over naar beschaafd Ne
derlands, zodra zij in contact komen met
vreemden.
Een zeer bijzondere propaganda voor
de verspreiding van het A.B.N. wordt in
de Brusselse agglomeratie gevoerd. In het
Brusselse immers worden het Nederlands
en hetFrans op de meest rechtstreekse
en ook op de meest pijnlijke wijze met el
kaar geconfronteerd. In Brussel valt deze
confrontatie gewoonweg vernietigend
uit voor het Vlaams. Bewijzen? Brussel
telde in 1846, dus kort nadat het Konink
rijk der Verenigde Nederlanden uit el
kaar was gevallen, in zijn agglomeratie
32% Franssprekenden. In 1910 was dal
percentage gestegen tot 49, in 1920 warei
de Franssprekenden al in de meerder
heid met 59%, in 1930 met 63% en vol
gens de gegevens, voortvloeiend uit de
laatste talentelling, die in 1947 in België
werd gehouden, bedroeg 't aantal Frans
sprekenden toen ruim 70 procent.
Hoe is de toestand sedert 1947 geëvo
lueerd? Bij ontstentenis van een latere
talentelling kan dat niet met zekerheid
worden vastgesteld, maar onlangs heeft
het gemeentebestuur van de Brusselse
voorstad Elsene de inwoners gevraagd
in welke taal zij de gemeentelijke do
cumenten wensen te ontvangen. 22.173
inwoners prefereerden het Frans (24%).
Bekend werd toen ook, dat 40% van de
bevolking Nederlands sprak.
P.T.T.-ambtcnaren beweren, dat 90%
der gesprekken van Brusselse abonnees
in het Frans worden gevoerd. Maar vol
gens de Vlaamse Volksbeweging is de
bevolking van de Brusselse agglomeratie
samengesteld uit 550.000 Vlamingen,
300.000 Franssprekende Brusselaars en
Walen en 50.000 buitenlanders.
De massa volgt deze evoutie op enige
afstand, maar ook hier begint een dui
delijke kentering aan het licht te tre
den. Het dagelijkse voorbeeld van de
radio-omroepers van de Vlaamse t.v. (die
een door velen gevolgde tele-taalles op
het scherm brengt) en van de Vlaamse
kranten, beginnen vruchten af te wer
pen. Diverse Vlaamse culturele organisa
ties houden bovendien in samenwerking
met de scholen opstelwedstrijden.
De propaganda voor het A.B.N. vindt
een vruchtbare voedingsbodem in de Ne
derlandse bewustwording van de Vla
ming. Hij ondervindt, dat de Belgische
Franstaligen bij voorkeur spreken over
„la langue flamande", om met nauwelijks
verholen misprijzen de Vlaamse dialec
ten tegenover het Frans te plaatsen. Door
de druk der omstandigheden moet de
Vlaming ervaren, dat zijn dialeccten bin
nen de Belgische rijksgrenzen inderdaad
De Vlamingen zullen er wel nooit meer
in slagen van Brussel opnieuw „Vlaamse
grond" te maken. Maar ze willen toch
méér dan het Nederlands behoeden voor
totale verdwijning in de Belgische hoofd
stad.. Ze willen een gedeelte van het ver
loren terrein terugwinnen. Er zijn teke
nen, die erop wijzen, dat het tij er inder
daad aan het keren is: in de „Monnaie",
vanouds een Franstalige burcht te Brus
sel, worden sinds korte tijd ook Neder
landstalige voorstellingen gegeven. In de
Brusselse warenhuizen, in cafés en in
restaurants neemt het Nederlandse-taal
gebruik langzaam maar zeker toe.
op een klip had ge-
sloeg mij tegen het
als ik mij niet direct
zou de vol-
stortzee mij overboord
geslagen. De blik-
verlichtte de omgeving.
zat tussen twee klip-
bekneld en kon elk mo-
in tweeën breken.