MODERNE FILM dreigt
relatie met
leven te
verliezen
CHRISTUS
IN DE MENS
Bremens Orkestgebouw
Scharouns avant-gard
13
13
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
Alsr
Ned. danstheater
vijf jaar
DAGBLAD DF STEM VAN ZATERDAG 18 JANUARI 1964
DE FILM LIJKT vanwege zijn dynamische karakter het middel bij uitstek om
uitdrukking te geven aan de vele stromingen en bewegingen, die de mens
en de maatschappij van de jaren zestig beroeren. Nu op alle fronten
pogingen worden ondernomen te komen tot herwaardering van en her
oriëntering op zaken, waarmee generaties mensen vertrouwd geraakt
zijn, moeten de beste onder de huidige filmers het m.i. als een schone
opdracht beschouwen in dezen tijd 'n bijdrage te leveren. Dat de serieuze
filmerij onder druk van de tijd een kentering doormaakt is bekend. Maar
in hoeverre is er bij al die z.g. goede moderne films werkelijk sprake van
een waardevolle relatie met onze tijd? Bestaat er in wezen op het
ogenblik wel „een moderne film"?
eerste foto)
De Amerikaanse film „The Connection" was
wel degelijk „uit het leven gegrepen", al is
het dan ook een triest leven.
(tweede foto)
Een scène uit „Verleden jaar in Mariënbad"
van Alain Resnais. Een film, die elke relatie
met het leven heeft verbroken.
een cineast zich bezig wil houden
met een bepaalde tijdsverschijnsel
wat natuurlijk niet noodzakelijk is
dan is naar mijn mening de geest van
onze tijd bepalend voor zijn werk. En
aangezien we in een overgangstijd
rondlopen, zal het zoekende en onze
kere element, dat hiermee gepaard
gaat, ook in de film gereflecteerd wor
den. Op het eerste gezicht gebeurt dat
Ook. Als voorbeelden kunnen dienen de
films van b.v. Fellini en Antonioni. In
mindere mate ook die van Resnais en
Varda. Ik stel nadrukkelijk, dat deze
films „op het eerste gezicht" een door
kijk geven op het leven; in feite zijn
het nl. vaak falsificaties.
TAe zaken, waarmee de makers van ge-
noemde films, op de eerste plaats
menen af te moeten rekenen zijn het
verhaaltje, de van ouds geldende mor-
raal en de vorm. Van deze drie is al
leen de veranderde houding t.o.v. de
moraal van essentieel belang. Noen het
verhaal noch de vorm Van de film zijn
van wezenlijke betekenis als het er Alles bij elkaar zijn de moderne fil-
pn mprs 7nzppr vprst.rikt. in een
film als kunst echter weinig gebaat,
want tenslotte moet er een mogelijk
heid overblijven dat is een bestaans
voorwaarde voor de film een be
staande werkelijkheid te herscheppen,
weer te geven, in een werkelijkheid,
die alleen op het wite doek bestaat. Dat
is met de z.g. cinema verité niet per se
uitgesloten, maar het systeem legt in
dezen wel enorme beperkingen op.
Daarbij komt dan nog de vraag of deze
nieuwe methoden de film niet'van het
publiek vervreemden. Met name de
analystische werkwijze .schijnt bestemd
te zijn voor een kleine groep liefheb
bers en ingewijden. Eenzelfde situatie
als bij de moderne schilderkunst. Hoe
wel deze filmerij nog bepaald geen
„elite-vermaak" is geworden, is het
contact met het publiek toch wat los
ser dan voorheen. Zo beschouwd is de
huidige filmerij dus in geen enkel op
zicht een waardevolle spiegel van onze
tijd. Laat staan een bijdrage tot oplos
sing van problemen.
omgaat een relatie tot stand te brengen
tussen filmkunst en leven in 1964.
Nietemin vergen deze drie zaken sa
men van de hedendaagse filmkijker
een actieve medewerking. Hij wordt
erdoor verplicht zijn houding te bepa
len t.a.v. hetgeen wordt vertoond.
TAe twee voornaamste stromingen in de
filmkunst van vandaag zijn wel de
analytische vorm. waarbij sprake is
van een zuiver cinematografische ont
leding (Antonioni, Resnais, Robbe-
Grillet) en de observerende vorm, die
gebruikt wordt met de bedoeling de
dagelijkse werkelijkheid te betrappen
(Jacopetti, Reisz, Haanstra). Deze vor
men staan momenteel in hoog aanzien,
niet op de laatste plaats in Frankrijk.
Tegen beide verschijnselen zijn bezwa
ren aan te voeren. Maar wanneer het
er om gaat welke van de twee de
reëelste verhouding met het leven
heeft, ben ik geneigd te kiezen voor de
observerende vorm. Daarmee is de
mers, zozeer verstrikt in een
schijnbaar aantrekkelijk, maar leeg in
tellectualisme, dat ze de greep op de
wereld totaal dreigen te verliezen. Dat
geldt vooral voor modefilmers als An
tonioni, Resnais en hun epigonen. Het
gaat m.i. zeker niet op voor een man
als Ingmar Bergman en evenmin voor
de cineasten van het Engelse neo
realisme en de onafhankelijke New-
Yorkers.
Maar van de laatsten zien we hier
te lande en in Europa bar weinig. On
willekeurig ontstaat bij de filmkijker
dan ook een zeer eenzijdige visie op
de film van zijn tijd, een visie nl. die
voornamelijk wordt bepaald door
werkstukken van Franse en Italiaanse
makelij. De film als verschijnsel
wordt door een en ander nog niet min
der interessant. De waarde van al die
z.g moderne werkstukken krijgt door
een en ander echter wel een dubieus
BERT VAN OOSTERHOUT.
glechts weinige Nederlanders zul
len voorheen ooit gehoord heb
ben van de katholieke Engelse
schrijfster Caryll Houselander.
Dank zij pater dr. Zeno, leraar,
aan het St.-Oelbert-gymnasium
Oosterhout en befaamd Newman-
kenner, is haar naam nu ook tot
ons taalgebied doorgedrongen.
Hij vertaalde namelijk haar auto
biografisch jeugdverhaal „A Roc-
king-Horse Catholic" in voor
treffelijk Nederlands. Hij koos tot
titel „Christus in de mens" om
dat Caryll Houselander een le
vende en concrete illustratie is
van Paulus' leer over het My
stieke Lichaam. Uit een oogpunt
van reclame zouden we de voor
keur gegeven hebben aan de let
terlijke vertaling „Een hobbel
paard-katholiek", die zeker meer
aandacht zou trekken.
n een voorwoord, geeft pater Zeno en
kele bijzonderheden over de schrijfster.
Zij leefde van 1901 tot 1954. Maisie
Ward, echtgenote van de uitgever Frank
Sheed, noemt haar in haar biografie de
merkwaardigste vrouw, die zij ooit in
haar leven ontmoet heeft. Zij wijdde
zich geheel aan anderen, gaf alles weg
wat zij bezat, stichtte een „bond-zonder-
organisatie" en had een buitengewoon
talent om mensen tot het geloof te bren
gen. Zij schreef verscheidene boeken en
z.g. ritmen, die in Engeland hoog ge
waardeerd worden. De Oxford-professor
Mackail, de schrijfster Dorothy Sayers
en i_ échter John Masefield waren
grote bewonderaars van haar poëzie.
In het onderhavige boek vertelt Ca
ryll zeer onbevangen van haar moeilijke
flu i- i noemt zich een hobbelpaard-
°md^t zij pas op zesjarige
n k m 0 Kerk werd opgenomen.
I De herinneringen aan de tijd, waarin
zij tussen twee en vier jaar oud was,
zijn uiteraard vaag en onzeker. Ze
woonde toen in Bath en verhuisde latei
naar Brighton. Hier kreeg een familie-
vi lend, George Spencer Bower, invloed
op haar geestesleven Ofschoon deze ad
vocaat, zelf een interessante en boeiende
persoonlijkheid, agnosticus was. heeft hii
haar steeds bijgestaan in haar geloofs
twijfels en aan hem is het voor een
groot deel te danken, dat zij katholiek
werd en bleef.
Madat zij gedoopt was, werd zij in een
joodse kleuterschool geplaatst en in
later jaren heeft zij ook nog twee
protenstantse scholen bezocht. Het wordt
niet geheel duidelijk hoe zij hier terecht
is gekomen. Begrijpelijker is haar ver
blijf in een kostschool van Franse non
nen. Hier had zij haar eerste visioen.
In een kamertje zag zij een Beierse
zuster schoenen poetsen. Tussen de Fran
se en Belgische religieuzen voelde deze
kloosterlinge zich volkomen eenzaam.
Caryll zag, dat zij schreide en dat zij
gekroond was met de doornenkroon.
Volgens haar biögrafie bezat Caryll een
zesde zintuig. Zij „zag" dingen gebeuren
op plaatsen, die zij met geen van haar
vijf zintuigen bereiken kon. Men be
hoeft hier niet direct aan mystieke ver
schijnselen te denken, hoewel deze toch
ook weer niet zo vreemd zouden zijn
in een leven vol pijn en opoffering,
waarvan kanker het einde was. Uit de
weinige gegevens, die ons over haar le
ven als volwassene ter beschikking
staan, hebben we wel begrepen, dat zij
als een heilige geleefd heeft en dat zij
een heldin van naastenliefde was. Voor
al neurotici werden door haar opgevan
gen. Dr. Strauss, een bekende Engelse
psychiater, zond haar zijn patiënten, die
zij weer levensmoed gaf.
W/e hebben vol bewondering dit boek,
waaraan de humor niet ontbreekt,
gelezen, vooral ook, omdat de schrijf
ster volkomen eerlijk is. „Ik was een
lelijk, scheel kind", zegt ze ergens en
wat zij óver de gebreken van haar moe
der meedeelt is niet bepaald vriendelijk,
al toont zij ook het nodige respect. Bij
de beschrijving van een pater Redemp
torist neemt zij al evenmin een blad voor
de mond. Ook in Engeland kende men
„het rijke Roomse leven"!
Pater Zeno heeft aan het jeugdver
haal een gedicht toegevoegd, dat Caryll
vijftien maanden voor haar dood ge
schreven heeft en dat verband houdt
met de rol, die het Gilde van de Klare
Waarheid bij haar terugkeer tot de Kerk
gespeeld heeft. Wij hopen, dat velen dit
boek ter hand zullen nemen om te zien
hoe de theologische leer over de een
heid van alle mensen in Christus op een
concrete en pakkende manier werkelijk
heid werd voor deze merkwaardige
vrouw. Met pater Zeno zijn wij ervan
overtuigd, dat haar jeugdverhaal die
zelfde waarheid ook voor vele lezers
concreter zal maken en een sterke aan
sporing voor hen zal zijn om in allen
Christus te zien en lief te hebben.
„Christus in de mens" is een uitgave
var het Mariacentrum, postbus 3005,
Rotterdam.
WILLEM v.d. VELDEN
(Van onze kunstredactie)
IN HET AMSTERDAMSE Krasnapolsky
is afgelopen week een overleg her
vat, dat jaren geleden is afgebroken:
een samentreffen van de Vereniging
van Culturele Organisaties in Neder
land en de Vereniging van Schouw
burg- en Concertgebouwdirecties. Die
bijeenkomst van jaren geleden vond
plaats in wat men tegenwoordig het
Tropenmuseum noemt en zij had de
toneelspreiding tot onderwerp. De
bijeenkomst van afgelopen week
behandelde hetzelfde onderwerp. De
vergaderingen hadden meer dan één
overeenkomst, o.a. deze, dat voor
het probleem van de spreiding geen
oplossing gevonden werd.
VST/eliswaar probeerde de inleider van
de middag, de heer Antoon Koolhaas,
zijn talrijke toehoorders warm te krij
gen voor het idee van een „bureau voor
spreiding", maar warm liep men er
niet voor en van de zijde der toneel
directeuren en wel in de persoon van
Egbert van Paridon werd zelfs nogal
fel verzet tegen dit idee aangetekend.
Het probleem had overigens in de
loop der jaren niet aan actualiteit in
geboet. Wij weten niet precies hoeveel
jaren er liggen tussen de eerste en
tweede bijeenkomst, maar zeker meer
dan vijf. Ondertussen blijkt er niets
veranderd: nog steeds vinden de cul
turele organiasaties (uitkoopverenigin-
gen) dat zij slecht bediend worden; nog
steeds vinden de toneelspelers, dat zij
gedwongen zijn te veel te 'reizen.
Om met het laatste te beginnen: we
kunnen daar wel inkomen. Het is niet
prettig, om, zoals op de vergadering
werd gezegd, „als weefspoelen van de
ene naar de andere stad te worden ge
schoten". Daardoor ontstaat concentra
tievermindering en daalt het artistieke
peil van een voorstelling. Het is vèr-
moeiend bovendien om dikwijls uren in
een bus te zitten alvorens op het toneel
te staan. Maar het is nu eenmaal een
subsidie-eis, dat de gezelschappen zich
ook in de provincie vertonen en die
daar wonen hebben daar recht op. Ten
slotte zit er in de subsidie aan de gezel
schappen ook een flinke brok belasting
centen uit de randgebieden, waar ge
noeg publiek woont, dat de groten van
het hedendaagse toneel ook wel eens in
levende lijve wil zien.
y~Nverigens ziet men in de provincie deze
groten ook wel, maar dan via het
medium van de t.v. Egbert van Pari
don merkte hierover zelfs op, dat tele
visie voor het toneel zodoende bevrij
dend werkt. Er werd tijdens de discus
sie hierover van de zijde der uitkoop
organisaties opgemerkt, dat het even
vermoeiend moet zijn om als toneel
speler zich voor te bereiden op een
..T.V.-Schnabbel" als op een uitvoering
in de provincie. Opnieuw was het Eg-
bert van Paridon, die voor de toneel
speler op de bres sprong door nogal fel
op te merken, dat men niemand mocht
beknotten in zijn vrijheid en zeker niet
in zijn vrije tijd. Wel werd van beide
zijden gepleit voor een t.v.-toneel-kern,
zoals er sinds jaren een hoorspel-kern
bestaat, die uitermate goed werkt.
ryt vraagstuk bracht overigens een
nieuw discussiepunt ter tafel: dat
van de aanvoer en afzet van talent. Hans
Croiset meende, dat de toneelscholen
in Nederland te weinig jonge spelers
afleverden. Anderen betoogden weer,
dat zelfs deze minimale aanvoer moei
lijk was onder te brengen. Ben Groenier
beweerde, dat in Nederland veel talent
aanwezig is, maar dat door de a-mu
zische opvatting van het onderwijs, de
toevloed van nieuwe acteurs gehandi
capt wordt. „Men vindt het acteur-schap
in heel veel gevallen nog een immoreel
vak in Nederland", aldus vatte hij zijn
ondervinding samen. Ook hij voelde
voor een t.v.-toneel-kern: hij noemde
haar zelfs noodzakelijk, omdat zo'n kern
het toneel beschermt.
Bovendien maakte Groenier onder
scheid tussen toneel- en t.v.-spelers. Hij
betoogde, dat er grote acteurs zijn, die
op de t.v. in het geheel niet tot hun
recht komen, omdat dit medium hen
niet ligt, terwijl anderen zich juist in
de t.v.-studio in hun element voelen.
Wan de zijde der uitkoop-organisaties
werd het probleem aangesneden van
het „blindelings" moeten vastleggen van
toneelvoorstellingen. Ook hier liep men
als katten om de hete brei heen. Een
conclusie werd niet getrokken; het pro
bleem werd alleen gesteld. Men erken
de eikaars moeilijkheden, maar spijkers
met koppen werden niet geslagen. De
uitkoopverenigingen nemen als het ware
deel aan een loterij, aldus noemde hun
woordvoerder het en er werd voor ge
pleit, dat toneel en publieke organisa
ties hun problemen samen op tafel
zouden moeten kunnen leggen, anders
stijgen de moeilijkheden, die nu al on
rustbarend zijn.
Misschien, aldus werd door mevrouw
Louisa Treves gesuggereerd, is er een
oplossing te vinden door een veel-ge-
vraagd stuk door twee gezelschappen
te laten spelen. Dit bracht de kwestie
van een betere verdeling van talent
ter sprake. Wij voor ons geven dit idee
weinig kans. Allereerst bestaat er on
der de gezelschappen wel degelijk een
soort concurrentie, zeker als het op
goede stukken aan komt, waarmee ar
tistieke eer is in te leggen; bovendien
is er dikwijls ook nog het publiek, dat
een bepaalde acteur in een bepaalde
rol wil zien. Evenmin lijkt ons de op
richting van een „klassiek" gezelschap
zoals gesuggereerd door Groenier
een oplossing. Het zou namelijk
wel eens de weg voor opkomend talent
kunnen blokkeren en ook anderen heb
ben een behoefte een klassiek werk te
brengen.
De stelling vanachter de forum-tafel,
als zou de belangstelling voor toneel
groeiende zijn, werd weersproken van
uit de zaal. Daarbij bleek, dat ballet
en muziek meer teruglopen wat bezoe-
OPDRACHTEN EN PRIJZEN
CHOREOGRAFEN
De staatssecretaris van O.K. en W.
heeft aan mejuffrouw Iris Smitt en
aan Benjamin Harkarvy, Indra Ka-
madjojo en Richard Glastone op
dracht verleend voor het maken van
een choreografie.
Voorts heeft de staatssecretaris een
prijs toegekend aan Jaap Flier voor
zijn prestaties op choreografisch ge
bied en aan Hans van Manen voor
diens ballet „symphony in three mo
vements".
OTHELLO VAN
HAAGSCHE COMEDIE
De Haagsche Comedie is begonnen
mot de repetities van Shakespeares
Othello onder regie van Bob de
Lange. De vertaling is van Bert
Voeten. Hans Noordhoek heeft de
kostuums ontworpen en Hep van
Delft de decors. De muziek is van
Jurriaan Andriessen. Co van Dijk
speelt de titelrol, Paul Steenbergen
Jago. Anny de Lange Emilia, Anne
Wil Blankers Desdemona, Coen Flink
Cassio en Eric van Ingen Rodrigo.
Het oorspronkelijke plan om de
rollen van Othello en Jago afwisse
lend door Co van Dijk en Paul Steen
bergen te laten spelen, is vervallen,
om gezondheidsredenen bij laatstge
noemde. Paul Steenbergens dokter
heeft hem namelijk ontraden om zich
in zijn toch reeds overbelaste werk
schema de verwezenlijking van dit
plan. dat immers extra inspanning
vereist op te nemen.
JEUGDMUSEUMKAART
Op initiatief van de heer E. R.
Meijer, hoofd van de educatieve af
deling van het Rijksmuseum te Am
sterdam, heeft de vereniging „De
museumdag" een z.g. jeugdmuseum-
kaart ingesteld, die jongeren van 12-18
jaar in 1964 vrije toegang zal ver
lenen tot de vaste collectie van alle
rijksmusea (35 in totaal) en van 93
gemeentelijke en overige musea.
In het algemeen geldt zij niet voor
tentoonstellingen, al hebben vele mu
sea reeds toegezegd om op vertoon
van deze kaart óf vrije toegang tot
de expositie te geven öf een zeer
aanzienlijke reductie op de entree
prijs (tot 50 pet.) te verlenen. De
prijs van de jeugdmuseumkaart is
1.-, zij is aan de musea verkrijg
baar.
Uit
LA REINE MORTE
Comedie des jeunes, de amateur
toneelgroep van docenten en leerlin
gen van de Haagse afdeling der mis
sion universitaire et culturelle bij de
Franse ambassade, gaat in ons land
voorstellingen geven van La reine
morte van Henry de Montherlant.
Dit is het twaalfde toneelstuk, dat
genoemd gezelschap voor het voet
licht zal brengen.
Men zal het stuk opvoeren onder
regie van Kees Wijting. Het aantal
spelers bedraagt 25. Het is het plan
om het stuk te spelen in Amsterdam,
Rotterdam, Den Haag en Nijmegen,
waar de studenten van de katholieke
universiteit erom gevraagd hebben.
De decors zullen een symbolisch
karakter hebben op de manier, waar
op zulks geschiedt in de theatre
national populaire in Parijs. Aan de
kostuums zal evenwel de grootste
aandacht worden besteed.
6-JARIGE JAPANSE PIANISTE
Dit is de 6-jarige Juniko Shashiki
uit Japan, die meedeed aan een
piano-concours voor kinderen, ge
organiseerd door de firma Stein-
way and Sons.
Zij deed buiten mededinging mee om
dat zij nog te jong was om te worden
ingedeeld. Ondanks haar zes jaren
behoorde Juniko tot de besten van
het concours, waaraan 27 meisjes en
jongens deelnamen, gekozen uit 270
gegadigden.
HANS CROISET
Hans Croiset gaat de Nederlandse
Comedie verlaten, maar heeft er nog
Seen idee van bij welk gezelschap
hij in het nieuwe seizoen zal gaan
spelen.
Croiset opent de rij van de velen,
die op het punt staan van gezelschap
te veranderen. Meestal beginnen de
verschuivingen pas enige maanden
later.
De jonge acteur heeft reeds een
aantal grote rollen op zijn naam
staan en hij is mede-oprichter van
het blad Teatraal, waarvan wij de
oprichting vorige week berichtten.
Het eerste nummer is ondertussen
van de pers.
CHRIS BEEKMAN
De kunstschilder Chris Beekman
is deze week in een ziekenhuis te
Hooglaren op 76-jarige leeftijd over
leden. De heer Beekman, die op
28 mei 1887 in Den Haag werd ge
boren, begon als schilder in de stijl
van de Haagse school. Later verwis
selde hij de donkere kleuren voor
een helder palet.
Hij vestigde zich in 1929 in Am
sterdam, waar hij tot voor ander
half jaar geleden, toen hij ziek
werd, bleef wonen. Vele van zijn
werken zijn in het bezit van het
Kroeller-Muller-museum. het stede
lijk museum in Amsterdam en het
Haagse gemeentemuseum.
BELLONI OVERLEDEN
De in Uruguay geboren beeldhou
wer Giuseppe Belloni beter be
kend als José Belloni, die in brede
kring de beste Zuidamerikaanse
beeldhouwer van de jongste halve
eeuw werd genoemd, is in een zie
kenhuis te Mendrision in Zwitserland
overleden. Hij was 81 jaar.
kersaaijtal betreft dan de toneelgebeur-
tenissef
Tn iedeBHpval. de twee, die zo nauw
met elkaar zouden moeten samenwer
ken -^mhouwburgdirecteuren en pu
bliek sJHhebben elkaar ook nu weer
niet gevonden. De stelling, dat kleinere
plaahSjfvmaar genoegen moeten nemen
met kleinere manifestaties werd weer
sproken door de opmerking, dat de
overheid subsidieert om het publiek
financieel te steunen en dat het niet
in de eerste plaats om de toneelspeler
gaat.
Resultaat heeft deze bijeenkomst in
Amsterdam daarom niet opgeleverd, al
zijn de controverses soms keurig ver
pakt weer eens aan elkaar doorge
geven. Dat kan van belang zijn, maar
uit de nesten is men er niet door
geraakt.
Ter gelegenheid van het vijfjarig
bestaan van het Nederlands Dansthea
ter worden in de Koninklijke Schouw
burg in Den Haag gala-voorstellingen
gegeven op dinsdag 28 januari en
maandag 3 februari met medewerking
van het Residentie-orkest.
Het programma vermeldt werk van
Benjamin Harkarvy, John Butler en
twee premières.
Jaap Flier ontwierp een dramatische
pas de deux, getiteld Interieur, met
muziek van Otto Ketting, die deze
componeerde in opdracht van de Jo-
han - Wagenaarstichting. De uitvoe
renden zijn Willy de la Bije en Char
les Czarny.
Glen Tetley maakte het slotballet
voor dit lustrumprogramma, nl. een
choreografie, geïnspireerd op het
schilderij van Rembrandt de anato
mische les, op muziek van Marcel
Landokswki.
Nicolaas Wijnberg ontwierp de de
cors en kostuums.
Op 29 januari zal in de schouwburg
te Tilburg een opvoering worden ge
geven.
Zoals bijna alle bouwmeesters van
onze tijd moet Hans Scharoun, van ge
boorte Bremer, zijn werken steeds weer
verdedigen tegen de macht van ge
woonte en traditie. Een groot aantal
van zijn ontwerpen werden bij prijs
vragen met de eerste prijs bekroond,
bleven desondanks toch in de kast lig
gen en kwamen niet tot uitvoering, om
dat zij in hun baantrekkende conceptie
de geestelijke ontwikkeling van de
bouwkunst ver vooruit waren. Dat de
inwijding van zijn -nieuwste en mis
schien wel meest opzienbarende schep
ping, de nieuwbouw van de Berlijnse
Philharmonie, bijna samenvalt met zijn
70e verjaardag, mag derhalve voor de
belangrijke architect reden tot bijzon
dere verheugenis zijn.
Deeds als leerling onderhield de man,
die vele jaren president van de
Berlijnse Academie voor Schone
Kunsten en hoogleraar voor stedebouw
aan de technische universiteit Berlijn
was, het contact met architecten en
bouwondernemers. Hij voleindigde zijn
studie in de vroegere Rijkshoofdstad,
diende tijdens de eerste wereldoorlog
en nam als vrije architect van 1917 tot
1925 deel aan de wederopbouw van
Oost-Pruisen. Reeds destijds verwierf
hij zich een bekende naam, werd be
noemd tot hoogleraar in de architectuur
aan de Berlijnse Academie en begon in
steeds grotere omvang, sociale kwesties
en problemen van het gemeenschaps
leven te betrekken in zijn woonpro
jecten. Hij ontwikkelde zich tot een
pionier van de moderne stedebouw en
voltooide zijn waarschijnlijk meest be
roemde bouwproject: de woonwijk Sie-
menstadt. Als leidende vertegenwoordi
ger van het „moderne bouwen" in
Duitsland verwekte hij na de tweede
wereldoorlog onder andere met zijn
ontwerpen voor het National-theater in
Mannheim en het Stadttheater Kassei,
alsmede met zijn mening over de we
deropbouw van Helgoland groot opzien
in de gehele wereld.
[Wïaar de man met de eeuwige sigaar
in z'n mond en het „obligate" vlin
derstrikje houdt niet van voetlicht en
officiële huldigingen. Ondanks het grote
succes bleef zijn persoon gekenmerkt
door bescheidenheid en warme mense
lijkheid, die hem genegenheid en achting
bij zijn leerlingen, collega's en vrien
den garanderen.
Internationale erkenning viel deze
Duitse avant-gardist op het gebied van
de architectuur ten deel door zijn voort
durende streven, binnen het kader van
de algemene stedebouwplanning aan
de woning van de afzonderlijke mens
de allergrootste aandacht schenken.
Want „de kiemcel van de organisch-
gevormde gemeenschap is de woning",
schrijft hij in één van zijn publikaties.
Hij is ervan overtuigd, dat de archi
tecten, als zij met hun arbeid ertoe
bijdragen, deze kiemcellen op te bou
wen en te verstevigen, een ethische taak
vervullen en helpen verhinderen, dat
een gemeenschap opnieuw van bovenaf
„georganiseerd" wordt. Aan deze op
gave heeft Hans Scharoun een belang
rijk deel van. zijn veelzijdig levenswerk
gewijd.
De met alle traditie brekende op
bouw van de concertbouw voor de
Berlijnse Philharmonie van prof.
Hans Scharoun. De toeschouwers
ruimte is rond de orkestbak aan
gebracht.