MODERNE FILM dreigt relatie met leven te verliezen CHRISTUS IN DE MENS Bremens Orkestgebouw Scharouns avant-gard 13 13 mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen Alsr Ned. danstheater vijf jaar DAGBLAD DF STEM VAN ZATERDAG 18 JANUARI 1964 DE FILM LIJKT vanwege zijn dynamische karakter het middel bij uitstek om uitdrukking te geven aan de vele stromingen en bewegingen, die de mens en de maatschappij van de jaren zestig beroeren. Nu op alle fronten pogingen worden ondernomen te komen tot herwaardering van en her oriëntering op zaken, waarmee generaties mensen vertrouwd geraakt zijn, moeten de beste onder de huidige filmers het m.i. als een schone opdracht beschouwen in dezen tijd 'n bijdrage te leveren. Dat de serieuze filmerij onder druk van de tijd een kentering doormaakt is bekend. Maar in hoeverre is er bij al die z.g. goede moderne films werkelijk sprake van een waardevolle relatie met onze tijd? Bestaat er in wezen op het ogenblik wel „een moderne film"? eerste foto) De Amerikaanse film „The Connection" was wel degelijk „uit het leven gegrepen", al is het dan ook een triest leven. (tweede foto) Een scène uit „Verleden jaar in Mariënbad" van Alain Resnais. Een film, die elke relatie met het leven heeft verbroken. een cineast zich bezig wil houden met een bepaalde tijdsverschijnsel wat natuurlijk niet noodzakelijk is dan is naar mijn mening de geest van onze tijd bepalend voor zijn werk. En aangezien we in een overgangstijd rondlopen, zal het zoekende en onze kere element, dat hiermee gepaard gaat, ook in de film gereflecteerd wor den. Op het eerste gezicht gebeurt dat Ook. Als voorbeelden kunnen dienen de films van b.v. Fellini en Antonioni. In mindere mate ook die van Resnais en Varda. Ik stel nadrukkelijk, dat deze films „op het eerste gezicht" een door kijk geven op het leven; in feite zijn het nl. vaak falsificaties. TAe zaken, waarmee de makers van ge- noemde films, op de eerste plaats menen af te moeten rekenen zijn het verhaaltje, de van ouds geldende mor- raal en de vorm. Van deze drie is al leen de veranderde houding t.o.v. de moraal van essentieel belang. Noen het verhaal noch de vorm Van de film zijn van wezenlijke betekenis als het er Alles bij elkaar zijn de moderne fil- pn mprs 7nzppr vprst.rikt. in een film als kunst echter weinig gebaat, want tenslotte moet er een mogelijk heid overblijven dat is een bestaans voorwaarde voor de film een be staande werkelijkheid te herscheppen, weer te geven, in een werkelijkheid, die alleen op het wite doek bestaat. Dat is met de z.g. cinema verité niet per se uitgesloten, maar het systeem legt in dezen wel enorme beperkingen op. Daarbij komt dan nog de vraag of deze nieuwe methoden de film niet'van het publiek vervreemden. Met name de analystische werkwijze .schijnt bestemd te zijn voor een kleine groep liefheb bers en ingewijden. Eenzelfde situatie als bij de moderne schilderkunst. Hoe wel deze filmerij nog bepaald geen „elite-vermaak" is geworden, is het contact met het publiek toch wat los ser dan voorheen. Zo beschouwd is de huidige filmerij dus in geen enkel op zicht een waardevolle spiegel van onze tijd. Laat staan een bijdrage tot oplos sing van problemen. omgaat een relatie tot stand te brengen tussen filmkunst en leven in 1964. Nietemin vergen deze drie zaken sa men van de hedendaagse filmkijker een actieve medewerking. Hij wordt erdoor verplicht zijn houding te bepa len t.a.v. hetgeen wordt vertoond. TAe twee voornaamste stromingen in de filmkunst van vandaag zijn wel de analytische vorm. waarbij sprake is van een zuiver cinematografische ont leding (Antonioni, Resnais, Robbe- Grillet) en de observerende vorm, die gebruikt wordt met de bedoeling de dagelijkse werkelijkheid te betrappen (Jacopetti, Reisz, Haanstra). Deze vor men staan momenteel in hoog aanzien, niet op de laatste plaats in Frankrijk. Tegen beide verschijnselen zijn bezwa ren aan te voeren. Maar wanneer het er om gaat welke van de twee de reëelste verhouding met het leven heeft, ben ik geneigd te kiezen voor de observerende vorm. Daarmee is de mers, zozeer verstrikt in een schijnbaar aantrekkelijk, maar leeg in tellectualisme, dat ze de greep op de wereld totaal dreigen te verliezen. Dat geldt vooral voor modefilmers als An tonioni, Resnais en hun epigonen. Het gaat m.i. zeker niet op voor een man als Ingmar Bergman en evenmin voor de cineasten van het Engelse neo realisme en de onafhankelijke New- Yorkers. Maar van de laatsten zien we hier te lande en in Europa bar weinig. On willekeurig ontstaat bij de filmkijker dan ook een zeer eenzijdige visie op de film van zijn tijd, een visie nl. die voornamelijk wordt bepaald door werkstukken van Franse en Italiaanse makelij. De film als verschijnsel wordt door een en ander nog niet min der interessant. De waarde van al die z.g moderne werkstukken krijgt door een en ander echter wel een dubieus BERT VAN OOSTERHOUT. glechts weinige Nederlanders zul len voorheen ooit gehoord heb ben van de katholieke Engelse schrijfster Caryll Houselander. Dank zij pater dr. Zeno, leraar, aan het St.-Oelbert-gymnasium Oosterhout en befaamd Newman- kenner, is haar naam nu ook tot ons taalgebied doorgedrongen. Hij vertaalde namelijk haar auto biografisch jeugdverhaal „A Roc- king-Horse Catholic" in voor treffelijk Nederlands. Hij koos tot titel „Christus in de mens" om dat Caryll Houselander een le vende en concrete illustratie is van Paulus' leer over het My stieke Lichaam. Uit een oogpunt van reclame zouden we de voor keur gegeven hebben aan de let terlijke vertaling „Een hobbel paard-katholiek", die zeker meer aandacht zou trekken. n een voorwoord, geeft pater Zeno en kele bijzonderheden over de schrijfster. Zij leefde van 1901 tot 1954. Maisie Ward, echtgenote van de uitgever Frank Sheed, noemt haar in haar biografie de merkwaardigste vrouw, die zij ooit in haar leven ontmoet heeft. Zij wijdde zich geheel aan anderen, gaf alles weg wat zij bezat, stichtte een „bond-zonder- organisatie" en had een buitengewoon talent om mensen tot het geloof te bren gen. Zij schreef verscheidene boeken en z.g. ritmen, die in Engeland hoog ge waardeerd worden. De Oxford-professor Mackail, de schrijfster Dorothy Sayers en i_ échter John Masefield waren grote bewonderaars van haar poëzie. In het onderhavige boek vertelt Ca ryll zeer onbevangen van haar moeilijke flu i- i noemt zich een hobbelpaard- °md^t zij pas op zesjarige n k m 0 Kerk werd opgenomen. I De herinneringen aan de tijd, waarin zij tussen twee en vier jaar oud was, zijn uiteraard vaag en onzeker. Ze woonde toen in Bath en verhuisde latei naar Brighton. Hier kreeg een familie- vi lend, George Spencer Bower, invloed op haar geestesleven Ofschoon deze ad vocaat, zelf een interessante en boeiende persoonlijkheid, agnosticus was. heeft hii haar steeds bijgestaan in haar geloofs twijfels en aan hem is het voor een groot deel te danken, dat zij katholiek werd en bleef. Madat zij gedoopt was, werd zij in een joodse kleuterschool geplaatst en in later jaren heeft zij ook nog twee protenstantse scholen bezocht. Het wordt niet geheel duidelijk hoe zij hier terecht is gekomen. Begrijpelijker is haar ver blijf in een kostschool van Franse non nen. Hier had zij haar eerste visioen. In een kamertje zag zij een Beierse zuster schoenen poetsen. Tussen de Fran se en Belgische religieuzen voelde deze kloosterlinge zich volkomen eenzaam. Caryll zag, dat zij schreide en dat zij gekroond was met de doornenkroon. Volgens haar biögrafie bezat Caryll een zesde zintuig. Zij „zag" dingen gebeuren op plaatsen, die zij met geen van haar vijf zintuigen bereiken kon. Men be hoeft hier niet direct aan mystieke ver schijnselen te denken, hoewel deze toch ook weer niet zo vreemd zouden zijn in een leven vol pijn en opoffering, waarvan kanker het einde was. Uit de weinige gegevens, die ons over haar le ven als volwassene ter beschikking staan, hebben we wel begrepen, dat zij als een heilige geleefd heeft en dat zij een heldin van naastenliefde was. Voor al neurotici werden door haar opgevan gen. Dr. Strauss, een bekende Engelse psychiater, zond haar zijn patiënten, die zij weer levensmoed gaf. W/e hebben vol bewondering dit boek, waaraan de humor niet ontbreekt, gelezen, vooral ook, omdat de schrijf ster volkomen eerlijk is. „Ik was een lelijk, scheel kind", zegt ze ergens en wat zij óver de gebreken van haar moe der meedeelt is niet bepaald vriendelijk, al toont zij ook het nodige respect. Bij de beschrijving van een pater Redemp torist neemt zij al evenmin een blad voor de mond. Ook in Engeland kende men „het rijke Roomse leven"! Pater Zeno heeft aan het jeugdver haal een gedicht toegevoegd, dat Caryll vijftien maanden voor haar dood ge schreven heeft en dat verband houdt met de rol, die het Gilde van de Klare Waarheid bij haar terugkeer tot de Kerk gespeeld heeft. Wij hopen, dat velen dit boek ter hand zullen nemen om te zien hoe de theologische leer over de een heid van alle mensen in Christus op een concrete en pakkende manier werkelijk heid werd voor deze merkwaardige vrouw. Met pater Zeno zijn wij ervan overtuigd, dat haar jeugdverhaal die zelfde waarheid ook voor vele lezers concreter zal maken en een sterke aan sporing voor hen zal zijn om in allen Christus te zien en lief te hebben. „Christus in de mens" is een uitgave var het Mariacentrum, postbus 3005, Rotterdam. WILLEM v.d. VELDEN (Van onze kunstredactie) IN HET AMSTERDAMSE Krasnapolsky is afgelopen week een overleg her vat, dat jaren geleden is afgebroken: een samentreffen van de Vereniging van Culturele Organisaties in Neder land en de Vereniging van Schouw burg- en Concertgebouwdirecties. Die bijeenkomst van jaren geleden vond plaats in wat men tegenwoordig het Tropenmuseum noemt en zij had de toneelspreiding tot onderwerp. De bijeenkomst van afgelopen week behandelde hetzelfde onderwerp. De vergaderingen hadden meer dan één overeenkomst, o.a. deze, dat voor het probleem van de spreiding geen oplossing gevonden werd. VST/eliswaar probeerde de inleider van de middag, de heer Antoon Koolhaas, zijn talrijke toehoorders warm te krij gen voor het idee van een „bureau voor spreiding", maar warm liep men er niet voor en van de zijde der toneel directeuren en wel in de persoon van Egbert van Paridon werd zelfs nogal fel verzet tegen dit idee aangetekend. Het probleem had overigens in de loop der jaren niet aan actualiteit in geboet. Wij weten niet precies hoeveel jaren er liggen tussen de eerste en tweede bijeenkomst, maar zeker meer dan vijf. Ondertussen blijkt er niets veranderd: nog steeds vinden de cul turele organiasaties (uitkoopverenigin- gen) dat zij slecht bediend worden; nog steeds vinden de toneelspelers, dat zij gedwongen zijn te veel te 'reizen. Om met het laatste te beginnen: we kunnen daar wel inkomen. Het is niet prettig, om, zoals op de vergadering werd gezegd, „als weefspoelen van de ene naar de andere stad te worden ge schoten". Daardoor ontstaat concentra tievermindering en daalt het artistieke peil van een voorstelling. Het is vèr- moeiend bovendien om dikwijls uren in een bus te zitten alvorens op het toneel te staan. Maar het is nu eenmaal een subsidie-eis, dat de gezelschappen zich ook in de provincie vertonen en die daar wonen hebben daar recht op. Ten slotte zit er in de subsidie aan de gezel schappen ook een flinke brok belasting centen uit de randgebieden, waar ge noeg publiek woont, dat de groten van het hedendaagse toneel ook wel eens in levende lijve wil zien. y~Nverigens ziet men in de provincie deze groten ook wel, maar dan via het medium van de t.v. Egbert van Pari don merkte hierover zelfs op, dat tele visie voor het toneel zodoende bevrij dend werkt. Er werd tijdens de discus sie hierover van de zijde der uitkoop organisaties opgemerkt, dat het even vermoeiend moet zijn om als toneel speler zich voor te bereiden op een ..T.V.-Schnabbel" als op een uitvoering in de provincie. Opnieuw was het Eg- bert van Paridon, die voor de toneel speler op de bres sprong door nogal fel op te merken, dat men niemand mocht beknotten in zijn vrijheid en zeker niet in zijn vrije tijd. Wel werd van beide zijden gepleit voor een t.v.-toneel-kern, zoals er sinds jaren een hoorspel-kern bestaat, die uitermate goed werkt. ryt vraagstuk bracht overigens een nieuw discussiepunt ter tafel: dat van de aanvoer en afzet van talent. Hans Croiset meende, dat de toneelscholen in Nederland te weinig jonge spelers afleverden. Anderen betoogden weer, dat zelfs deze minimale aanvoer moei lijk was onder te brengen. Ben Groenier beweerde, dat in Nederland veel talent aanwezig is, maar dat door de a-mu zische opvatting van het onderwijs, de toevloed van nieuwe acteurs gehandi capt wordt. „Men vindt het acteur-schap in heel veel gevallen nog een immoreel vak in Nederland", aldus vatte hij zijn ondervinding samen. Ook hij voelde voor een t.v.-toneel-kern: hij noemde haar zelfs noodzakelijk, omdat zo'n kern het toneel beschermt. Bovendien maakte Groenier onder scheid tussen toneel- en t.v.-spelers. Hij betoogde, dat er grote acteurs zijn, die op de t.v. in het geheel niet tot hun recht komen, omdat dit medium hen niet ligt, terwijl anderen zich juist in de t.v.-studio in hun element voelen. Wan de zijde der uitkoop-organisaties werd het probleem aangesneden van het „blindelings" moeten vastleggen van toneelvoorstellingen. Ook hier liep men als katten om de hete brei heen. Een conclusie werd niet getrokken; het pro bleem werd alleen gesteld. Men erken de eikaars moeilijkheden, maar spijkers met koppen werden niet geslagen. De uitkoopverenigingen nemen als het ware deel aan een loterij, aldus noemde hun woordvoerder het en er werd voor ge pleit, dat toneel en publieke organisa ties hun problemen samen op tafel zouden moeten kunnen leggen, anders stijgen de moeilijkheden, die nu al on rustbarend zijn. Misschien, aldus werd door mevrouw Louisa Treves gesuggereerd, is er een oplossing te vinden door een veel-ge- vraagd stuk door twee gezelschappen te laten spelen. Dit bracht de kwestie van een betere verdeling van talent ter sprake. Wij voor ons geven dit idee weinig kans. Allereerst bestaat er on der de gezelschappen wel degelijk een soort concurrentie, zeker als het op goede stukken aan komt, waarmee ar tistieke eer is in te leggen; bovendien is er dikwijls ook nog het publiek, dat een bepaalde acteur in een bepaalde rol wil zien. Evenmin lijkt ons de op richting van een „klassiek" gezelschap zoals gesuggereerd door Groenier een oplossing. Het zou namelijk wel eens de weg voor opkomend talent kunnen blokkeren en ook anderen heb ben een behoefte een klassiek werk te brengen. De stelling vanachter de forum-tafel, als zou de belangstelling voor toneel groeiende zijn, werd weersproken van uit de zaal. Daarbij bleek, dat ballet en muziek meer teruglopen wat bezoe- OPDRACHTEN EN PRIJZEN CHOREOGRAFEN De staatssecretaris van O.K. en W. heeft aan mejuffrouw Iris Smitt en aan Benjamin Harkarvy, Indra Ka- madjojo en Richard Glastone op dracht verleend voor het maken van een choreografie. Voorts heeft de staatssecretaris een prijs toegekend aan Jaap Flier voor zijn prestaties op choreografisch ge bied en aan Hans van Manen voor diens ballet „symphony in three mo vements". OTHELLO VAN HAAGSCHE COMEDIE De Haagsche Comedie is begonnen mot de repetities van Shakespeares Othello onder regie van Bob de Lange. De vertaling is van Bert Voeten. Hans Noordhoek heeft de kostuums ontworpen en Hep van Delft de decors. De muziek is van Jurriaan Andriessen. Co van Dijk speelt de titelrol, Paul Steenbergen Jago. Anny de Lange Emilia, Anne Wil Blankers Desdemona, Coen Flink Cassio en Eric van Ingen Rodrigo. Het oorspronkelijke plan om de rollen van Othello en Jago afwisse lend door Co van Dijk en Paul Steen bergen te laten spelen, is vervallen, om gezondheidsredenen bij laatstge noemde. Paul Steenbergens dokter heeft hem namelijk ontraden om zich in zijn toch reeds overbelaste werk schema de verwezenlijking van dit plan. dat immers extra inspanning vereist op te nemen. JEUGDMUSEUMKAART Op initiatief van de heer E. R. Meijer, hoofd van de educatieve af deling van het Rijksmuseum te Am sterdam, heeft de vereniging „De museumdag" een z.g. jeugdmuseum- kaart ingesteld, die jongeren van 12-18 jaar in 1964 vrije toegang zal ver lenen tot de vaste collectie van alle rijksmusea (35 in totaal) en van 93 gemeentelijke en overige musea. In het algemeen geldt zij niet voor tentoonstellingen, al hebben vele mu sea reeds toegezegd om op vertoon van deze kaart óf vrije toegang tot de expositie te geven öf een zeer aanzienlijke reductie op de entree prijs (tot 50 pet.) te verlenen. De prijs van de jeugdmuseumkaart is 1.-, zij is aan de musea verkrijg baar. Uit LA REINE MORTE Comedie des jeunes, de amateur toneelgroep van docenten en leerlin gen van de Haagse afdeling der mis sion universitaire et culturelle bij de Franse ambassade, gaat in ons land voorstellingen geven van La reine morte van Henry de Montherlant. Dit is het twaalfde toneelstuk, dat genoemd gezelschap voor het voet licht zal brengen. Men zal het stuk opvoeren onder regie van Kees Wijting. Het aantal spelers bedraagt 25. Het is het plan om het stuk te spelen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Nijmegen, waar de studenten van de katholieke universiteit erom gevraagd hebben. De decors zullen een symbolisch karakter hebben op de manier, waar op zulks geschiedt in de theatre national populaire in Parijs. Aan de kostuums zal evenwel de grootste aandacht worden besteed. 6-JARIGE JAPANSE PIANISTE Dit is de 6-jarige Juniko Shashiki uit Japan, die meedeed aan een piano-concours voor kinderen, ge organiseerd door de firma Stein- way and Sons. Zij deed buiten mededinging mee om dat zij nog te jong was om te worden ingedeeld. Ondanks haar zes jaren behoorde Juniko tot de besten van het concours, waaraan 27 meisjes en jongens deelnamen, gekozen uit 270 gegadigden. HANS CROISET Hans Croiset gaat de Nederlandse Comedie verlaten, maar heeft er nog Seen idee van bij welk gezelschap hij in het nieuwe seizoen zal gaan spelen. Croiset opent de rij van de velen, die op het punt staan van gezelschap te veranderen. Meestal beginnen de verschuivingen pas enige maanden later. De jonge acteur heeft reeds een aantal grote rollen op zijn naam staan en hij is mede-oprichter van het blad Teatraal, waarvan wij de oprichting vorige week berichtten. Het eerste nummer is ondertussen van de pers. CHRIS BEEKMAN De kunstschilder Chris Beekman is deze week in een ziekenhuis te Hooglaren op 76-jarige leeftijd over leden. De heer Beekman, die op 28 mei 1887 in Den Haag werd ge boren, begon als schilder in de stijl van de Haagse school. Later verwis selde hij de donkere kleuren voor een helder palet. Hij vestigde zich in 1929 in Am sterdam, waar hij tot voor ander half jaar geleden, toen hij ziek werd, bleef wonen. Vele van zijn werken zijn in het bezit van het Kroeller-Muller-museum. het stede lijk museum in Amsterdam en het Haagse gemeentemuseum. BELLONI OVERLEDEN De in Uruguay geboren beeldhou wer Giuseppe Belloni beter be kend als José Belloni, die in brede kring de beste Zuidamerikaanse beeldhouwer van de jongste halve eeuw werd genoemd, is in een zie kenhuis te Mendrision in Zwitserland overleden. Hij was 81 jaar. kersaaijtal betreft dan de toneelgebeur- tenissef Tn iedeBHpval. de twee, die zo nauw met elkaar zouden moeten samenwer ken -^mhouwburgdirecteuren en pu bliek sJHhebben elkaar ook nu weer niet gevonden. De stelling, dat kleinere plaahSjfvmaar genoegen moeten nemen met kleinere manifestaties werd weer sproken door de opmerking, dat de overheid subsidieert om het publiek financieel te steunen en dat het niet in de eerste plaats om de toneelspeler gaat. Resultaat heeft deze bijeenkomst in Amsterdam daarom niet opgeleverd, al zijn de controverses soms keurig ver pakt weer eens aan elkaar doorge geven. Dat kan van belang zijn, maar uit de nesten is men er niet door geraakt. Ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van het Nederlands Dansthea ter worden in de Koninklijke Schouw burg in Den Haag gala-voorstellingen gegeven op dinsdag 28 januari en maandag 3 februari met medewerking van het Residentie-orkest. Het programma vermeldt werk van Benjamin Harkarvy, John Butler en twee premières. Jaap Flier ontwierp een dramatische pas de deux, getiteld Interieur, met muziek van Otto Ketting, die deze componeerde in opdracht van de Jo- han - Wagenaarstichting. De uitvoe renden zijn Willy de la Bije en Char les Czarny. Glen Tetley maakte het slotballet voor dit lustrumprogramma, nl. een choreografie, geïnspireerd op het schilderij van Rembrandt de anato mische les, op muziek van Marcel Landokswki. Nicolaas Wijnberg ontwierp de de cors en kostuums. Op 29 januari zal in de schouwburg te Tilburg een opvoering worden ge geven. Zoals bijna alle bouwmeesters van onze tijd moet Hans Scharoun, van ge boorte Bremer, zijn werken steeds weer verdedigen tegen de macht van ge woonte en traditie. Een groot aantal van zijn ontwerpen werden bij prijs vragen met de eerste prijs bekroond, bleven desondanks toch in de kast lig gen en kwamen niet tot uitvoering, om dat zij in hun baantrekkende conceptie de geestelijke ontwikkeling van de bouwkunst ver vooruit waren. Dat de inwijding van zijn -nieuwste en mis schien wel meest opzienbarende schep ping, de nieuwbouw van de Berlijnse Philharmonie, bijna samenvalt met zijn 70e verjaardag, mag derhalve voor de belangrijke architect reden tot bijzon dere verheugenis zijn. Deeds als leerling onderhield de man, die vele jaren president van de Berlijnse Academie voor Schone Kunsten en hoogleraar voor stedebouw aan de technische universiteit Berlijn was, het contact met architecten en bouwondernemers. Hij voleindigde zijn studie in de vroegere Rijkshoofdstad, diende tijdens de eerste wereldoorlog en nam als vrije architect van 1917 tot 1925 deel aan de wederopbouw van Oost-Pruisen. Reeds destijds verwierf hij zich een bekende naam, werd be noemd tot hoogleraar in de architectuur aan de Berlijnse Academie en begon in steeds grotere omvang, sociale kwesties en problemen van het gemeenschaps leven te betrekken in zijn woonpro jecten. Hij ontwikkelde zich tot een pionier van de moderne stedebouw en voltooide zijn waarschijnlijk meest be roemde bouwproject: de woonwijk Sie- menstadt. Als leidende vertegenwoordi ger van het „moderne bouwen" in Duitsland verwekte hij na de tweede wereldoorlog onder andere met zijn ontwerpen voor het National-theater in Mannheim en het Stadttheater Kassei, alsmede met zijn mening over de we deropbouw van Helgoland groot opzien in de gehele wereld. [Wïaar de man met de eeuwige sigaar in z'n mond en het „obligate" vlin derstrikje houdt niet van voetlicht en officiële huldigingen. Ondanks het grote succes bleef zijn persoon gekenmerkt door bescheidenheid en warme mense lijkheid, die hem genegenheid en achting bij zijn leerlingen, collega's en vrien den garanderen. Internationale erkenning viel deze Duitse avant-gardist op het gebied van de architectuur ten deel door zijn voort durende streven, binnen het kader van de algemene stedebouwplanning aan de woning van de afzonderlijke mens de allergrootste aandacht schenken. Want „de kiemcel van de organisch- gevormde gemeenschap is de woning", schrijft hij in één van zijn publikaties. Hij is ervan overtuigd, dat de archi tecten, als zij met hun arbeid ertoe bijdragen, deze kiemcellen op te bou wen en te verstevigen, een ethische taak vervullen en helpen verhinderen, dat een gemeenschap opnieuw van bovenaf „georganiseerd" wordt. Aan deze op gave heeft Hans Scharoun een belang rijk deel van. zijn veelzijdig levenswerk gewijd. De met alle traditie brekende op bouw van de concertbouw voor de Berlijnse Philharmonie van prof. Hans Scharoun. De toeschouwers ruimte is rond de orkestbak aan gebracht.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 7