WOORDENBOEK
walst over soldatenlijken
van de
Neder la
HONDE
OOSTERLING DOODT DE NATUUR
DOOR DE DANS
Schandaal en schrik in Brussel
ONTHUTSENDE
OPVOERING
D
Symbolentaal
uit
oude
boeken
13
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 11 JANUARI 1964
13
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
-> -» -%
NEDERL)UITSCHE SPELLING,
Spelling
Eerste pogingen
Congressen
W:
H
norac voor
verzorging van
gevoelige
magen
.ustige Witwe
(Eigen correspondentie)
In het plechtstatige justitiepaleis te Brussel is „Het vrolijke Weeuwtje
(Die lustige Witwe) van Franz Lehar voor de rechtbank verschenen. De
alleen-zetelende rechter heeft zich in korf geding ernstig bezonnen op de
vraag, of het Weeuwtje niet zodanig in opspraak was gebracht, dat zij van
de ene dag op de andere van het podium in de Brusselse Muntschouwburg
zou moeten verdwijnen. Uiteindelijk bevond de rechter dat die strenge
maatregel niet genomen behoefde te worden. „Hef vrolijke Weeuwtje
kon dus haar frivole escapades op de golven van meeslepende muziek
voortzetten. Bloedverwanten der geestelijke vaders van het Weeuwtje laten
het hierbij echter niet. In de volgende maanden zullen zij te Brussel een
principieel proces voeren, omdat zij van mening zijn dat het Weeuwtje dat
in de „Monnaie" te Brussel de hartstochten deed oplaaien, in genen dele
het Weeuwtje is dat in la belle époque het levenslicht zag - als we die
manke beeldspraak mogen gebruiken.
AY/AT IS ER DAN gebeurd om al die
beroering te wekken rond een on
schuldige operette? De weduwe in
kwestie blijkt ontsproten dat werd
voor het Brusselse Gerechtshof nog
eens in alle ernst uit de doeken ge
daan uit de verbeelding van wijlen
een vlot schrijver, Meilhac, die haar tot
middelpunt maakte van een luchtige
satire, getiteld „De ambassade-attaché".
Het verhaal leende zich goed voor een
bewerking tot operette. Het onafscheid
bare paar de Fiers en de Cavaillet, dat
Parijs bij het begin van deze eeuw van
luchtige boulevardstukken voorzag, had
in een handomdraai een frivool nie
mendalletje uit de tekst gehaald. Op
het stramien van dit libretto compo
neerde de Weense toondichter Franz
Lehar de meeslepende muziek, waar
aan het stuk in feite zijn vermaardheid
dankt. Het kreeg ook zijn definitieve
naam „Die lustige Witwe", in het Frans
„La veuve joyeuse", wat in Vlaanderen
liefst als „De lustige Weduwe" en in
Nederland als „Het vrolijke Weeuwtje"
wordt vertaald.
QE BRUSSELSE MONNAIE heeft
sinds korte tijd een jonge choreo
graaf in dienst. Maurice Béjart is een
man met talent en met originele ideeën.
Hij weet dat er nogal slijtage is geko
men in opera en operette en door zijn
vondsten wil hij de massa weer de weg
leren naar het lyrische toneel. Met „Het
vrolijke Weeuwtje" had hij andermaal
een verrassing beloofd: hij situeerde de
luchtige operette in het mondaine Pa
rijs van 1909 tot 1914, in de periode na
melijk waarin „la veuve joyeuse" haar
Parijse première maakte en haar Parij-
se triomfen vierde.
Maar nauwelijks waren de lichten
gedoofd en het doek opgehaald, of dat
selecte publiek voelde aan, dat het met
een Weeuwtje te maken kreeg dat hun
volslagen onbekend was Zeker, er was
geen lettergreep uit het libretto weg
gelaten en geen noot muziek gewijzigd.
De toiletten waren heerlijk en tal van
balletten zwierig en fraai. Doch het
decor schiep een totaal onverwachte
sfeer. Dit decor was samengesteld uit
figuranten, uit filmprojekties, uit elek
tronische klanken, uit geluiden en beel
den, die getuigden van een keihard
realisme. Béjart stelde het frivool-
onbenullige gedoe van de weduwe en
haar geparfumeerde wereldje in recht
streeks contrast met het sombere we
reldgebeuren van die dagen, en aldus
kreeg die hupse operette, die alleen
maar wat charmante ontspanning wilde
brengen, de wrange boodschap van een
Bertold Brecht-historie: het werd een
macabere dans in de krater van een
vulkaan.
EEN SCHERM projekteert Bejart
^de wantoestanden uit die jaren. Ter
wijl in vele landen kinderen van ont
bering sterven, balanceren de diploma
ten vrolijk in amoureuse avonturen op
de rand van de afgrond en achten zij de
naderende oorlog een heilige zaak voor
het vaderland. De walsen trekken
kleurrijke arabesken over deze zwart-
wit-projekties en de fraaie zang van
het vrolijke weeuwtje, in casu Maryse
Patris, verscherpt nog de tegenstelling
als de eerste lijken tuimelen en het
puin walmend neerslaat. Want wanneer
Danilo en zijn weeuwtje elkaar einde
lijk hebben gevonden, hoort men on
verhoeds langs elektronische geluids
bronnen obussen fluiten, kanonnen bul
deren en geweren knetteren. Het to
neel vertoont puin van stukgeschoten
huizen. Soldaten stormen over het po
dium, werpen zich aan de rand van de
orkestbak en richten hun geweren naar
de zaal. Dan knallen zij tegen elkaar
op. Er vallen doden. Over die lijken
stappen de weduwe in wit bont en
Danilo in rok, terwijl zij hun liefdes-
wals zingen.
Het deftige galapubliek, dat die ont
hutsende evolutie met toenemende ver
warring en stijgend ongenoegen had
gadegeslagen, verloor toen zijn beheer
sing. Van een der eerste balkons werd
geroepen „Honte, schande!" Er ging
gehuil en getier op in de zaal. Genodig
de diplomaten namen actief deel aan
het tumult. „Non! Doek! Naar buiten!",
werd geroepen. Men zag Maryse Patris
nog zingen maar men hoorde haar niet
meer, evenmin het orkest, dat echter
dapper doorwalste. Tientallen personen
begonnen ostentatief de zaal te verla
ten. „Vive de Gaulle", weerklonk er
gens een kreet. Oude heren, zwaar be
hangen met decoraties, hapten naar
lucht uit pure verontwaardiging: „Nous-
autres, wij, die in '14'18 met geestdrift
hebben gevochten
r"POT IN PARIJS drong het gerucht
1 van die protestkreten door. De gees
telijke vaders van het weeuwtje toeven
niet meer op aarde, maar hun erfgena
men kunnen nog allerlei rechten laten
gelden. Dat zijn mevrouw Rey de Vil-
lette (Meilhac), Francois de Fiers (de
Fiers) en mevrouw André Maurois (de
Cavaillet). Deze drie onderdanen van
De Gaulle Lehar was niet door na
bestaanden vertegenwoordigd wer
den (voortgaande op pathetische ver
klaringen van hun advocaten) tot in
het diepste van hun gemoed geschokt
toen zij ervan hoorden, wat er met de
weduwe hunner vaders allemaal in
Brussel gebeurde. Zij gaven opdracht,
in de korst mogelijke tijd de verdere
opvoeringen te doen verbieden. Dood
ernstig kwam advocaat Flagey voor de
rechter verklaren dat het vrolijke
weewtje door Béjart in het openbaar
verkracht was geworden. Bijgevolg eis
te hij spoedmaatregelen om te beletten
dat zulke euveldaden zich nog zouden
voordoen. Over die zware beschuldi
ging zat de alleen-zetelende rechter een
hele dag gebogen. Om uiteindelijk vast
te stellen, dat het met Béjart en de We
duwe toch niet zo'n vaart loopt. Dies
wees hij de eis tot onmiddellijke op
schorting af, de beledigde familieleden
van het weeuwtje de gelegenheid latend
om hun klacht later grondig door een
andere rechter te doen behandelen.
Zo is het juridische slippertje rond
„la veuve joyeuse" al een vaudeville
op zichzelf geworden. En voor de wak
kere verdedigers van het operetteme
dium zitten aan de beroering ook posi
tieve aspecten vast. In 1830 veroorzaak
te de Brusselse Monnaie met het zang
spel „La Muette de Portici" (De Stom
me van Portici) een zodanige opwin
ding, dat het de onmiddellijke aanlei
ding werd tot opstand tegen het „Hol
lands Bewind" van Willem I en meteen
tot oprichting van de Belgische staat.
Sedertdien verloor het lyrische toneel
zoveel van zijn pluimen, dat cynische
lui al voorstelden, de operagebouwen
om te vormen tot parkeerbuildings.
Doch nu wordt in dezelfde Brusselse
Monnaie bewezen, dat een zangspel nog
altijd een zodanige beroering kan ver
wekken, dat het een internationale
weerklank vindt en dat er („Vive de
Gaulle!") kreten met zwaartillende po
litieke inslag aan te pas komen.
Wat nog niet wil zeggen dat België
door het al dan niet verkrachte weeuw
tje, op de drempel van een pro-Gaul
listische revolutie werd gebracht
kort B I G R 1?
VERHANDELING
ovtï ca
l'iX08<?£ VEU tK SAAM SN OS- I.AST VAM
HET JtïAAÏSBSWlK» DE» JIATAAE'
SCHH EE f U BHiEtt
«lïitsASSA» RÏSR
WOORDENLIJS T,
f.
TB.N DIESSTSÏ SCHQUEK,
VaSVAARIUiSÖ BOOR'
MATTHIJS S IE GEN BEEK,
h'-nssf its Je 'M&tdut&to Lriftr-
itntee H ItyJtft,
N
Hv./
TE BORDBECHT, BIJ
8LUSSÉ EN VAN BRAAM.
„QP 18 JANUARI 1964 is het
precies 100 jaar geleden,
dat met de werkzaamheden voor
het Woordenboek der Neder
landse Taal een aanvang werd
gemaakt." Dit krantebericht
deed ons grijpen naar de in
formatieve inleiding, die Ma
thijs de Vries in 1882 bij de vol
tooiing van het eerste deel van
het woordenboek schreef. In
deze schets over aard en doel
van het WNT, over de midde
len, mogelijkheden en moeilijk
heden van de samenstelling,
noemde De Vries het woorden
boek WNT „ene aangelegenheid
van nationaal belang". In
1882 waren 2078 pagina's van
het WNT gedrukt.
Dit is de titelpagina van een boek dat een verhan
deling geeft over de spelling Siegenbeek, die
voorafging aan de spelling De Vries en Te Winkel.
Het was minister G. Marchant, die 'n vereenvoudigde
spelling invoerde: niet zoo maar zó. De spelling onder
vond veel weerstand, en heeft zelfs geruime tijd een
school- en een regeringsspelling bestaan. In 1947 werd
zowel door België als Nederland officieel een spelling
verandering doorgevoerd. De regeling-Marchant diende
toen als leidraad.
AT in de achttiende eeuw het ge
mis van een algemeen woorden
boek voelbaar werd, blijkt uit de in
september 1762 door Josua van Ipe-
ren geschreven bijdage „Uitnoodiginge
der liefhebbers en kenners van onze
moedertale, tot het helpen toestellen
van een oordeelkundig Nederduitsch
Woordenboek" (in het maandblad
„Tael_ en Dichtkundige Bijdragen").
[N 1766 werd de „Maatschappij der
Ned. Letterkunde" te Leiden opgericht
Een lid van deze maatschappij (Aha-
suerus van den Berg) diende in 1769
een voorstel in om een woordenboek
samen te stellen
„Men toog aan' de arbeid". In 1771
ontwierp men een „beredeneerd plan"
gevolgd in 1774 door een nader „ont
werp". Door een febrekkige coördi
natie van werkzaamheden begon de
zaak stroef te lopen, de ijver verslap
te en tot overmaat van ramp mislukte
in 1787 de poging om een boek te
drukken: „Alphabetische woordenlijst
uit de voorhanden zijnde excerpten".
en aan het front stonden in de voor
ste linies: Willems, Snellaert, Lede-
ganck en Conscience. De leuzen wa
ren (en bleven tot vandaag): „Her
stel der Vlaamse taalrechten",
„Eenheid van taal tussen Zuid en
Noord."
OP de congressen, die hun ontstaan
dus eigenlijk aan de Vlaamse taal
strijd „danken", kwam de wense
lijkheid van een woordenboek natuur
lijk sterk tot uiting. Het tweede con
ges vond plaats in Amsterdam. Weer
dreigde het gevaar van gebrek aan
coördinatie, tot dan Alberdingk Thijm
aandrong op de benoeming van een
woordenboekcommissie: drie Vlamin
gen (David, Snellaert, Van Duyse) en
drie Nederlanders (Koenen, De Jager,
De Vries). Op het volgende congres
te Brussel bracht Mathijs de Vries
verslag uit: 90 pagina's. Het werk
kwam nu op gang. Een redactie voor
het W.N.T. werd benoemd (M. de
Vries Prof. David en Dr. L. A. te
Winkel), in 1852 was men bezig. Op
de vier congressen tussen 1854 en
1862 bracht De Vries telkens verslag
uit hoe het aandragen van bouwstof
fen voor het woordenboek vorderde.
DEN HAAG KOOPT
HAAGSE SCHOOL
De Haagse gemeenteraad heeft deze
week besloten in het fonds voor de
verzamelingen van kunst en weten
schap een bedrag van 228-500 te
storten voor de aankoop van een
verzameling van 66 schilderijen uit
de Haagse school, die zich sedert vele
jaren in bruikleen in het gemeente
museum bevindt.
Deze verzameling is het eigendom
van de erven van wijlen de heer
E. H. Crone. Zij hebben te kennen
gegeven het bruikleen te willen be
ëindigen, om de schilderijen te ver
kopen. Het verlies van deze, in elk
opzicht bij het bezit van het museum
aansluitende werken, zou naar het
oordeel van b. en w. een onherstel
bare leemte veroorzaken.
De erven hebben o m. als voorwaarde
gesteld, dat de collectie in haar ge
heel in stand moet worden gehouden.
Voorts hebben zij de voorwaarde ge
steld, dat de zaal, waarin de werken
van de Haagse school zullen worden
tentoongesteld, de E. H Cronezaalzal
worden genoemd.
De koopsom bedraagt 375.000,
waarvan Den Haag 228.500 betaalt.
Het restant wordt door particuliere
fondsen bijeengebracht.
RUBENIANUM
De omvangrijke documentatie van
de eminente Rubenskenner dr. Lud-
wig Burchard, die door de stad Ant
werpen werd aangekocht, is onlangs
in de Scheldestad aangekomen. Ze
wordt tijdelijk in het Museum Ridder
Smidt van Gelder ondergebracht.
Het ligt evenwel in de bedoeling
van het stadsbestuur deze documen
tatie een definitief onderdak te be
zorgen in het Kolveniershuis, dat aan
de tuinzijde van het Rubenshuis is
gelegen. Vooraleer daartoe echter zal
kunnen worden overgegaan moet het
zeventiende eeuwse Kolveniershuis
worden gerestaureerd, terwijl ook aan
de oprichting van een daarbij aan
sluitend gebouw wordt gedacht. In dit
complex zal het „Rubenianum"
een documentatiecentrum voor de
studie van Rubens en de Vlaamse
kunst van zijn tijd worden onder
gebracht.
SPAANSE LITERAIRE PRIJS
De Colombiaanse auteur Manuel
Meljias Vallejo uit Medellin is woens
dag jl. onderscheiden met een van
Spanje's meest begeerde literaire prij
zen, de twintigste „Nadal"-prijs voor
romans in het Spaans.
De 40-jarige Mejias Vallejo kreeg
de onderscheiding voor zijn boek „El
dia senalado". Hij is directeur van
Radio Medellin en van de universi
teitsbibliotheek van Antioquia.
De jury moest een keuze doen uit
149 ingezonden romans.
TEATRAAL
Half januari verschijnt het eerste
nummer van een nieuw toneeltijd
schrift, „Teatraal" genaamd, dat be
stemd is voor de acteur en zijn pu
bliek. De redactie bestaat uit Hans
Croiset, Gerrit Altes en WilbertBank,
terwijl Dolf Verspoor, Otto Dijk,
Jacques Commandeur, Hans van den
Bergh en Geoffrey Reeves, die tevens
medewerker is aan het Engelse to
neeltijdschrift „Encore" tot de vaste
medewerkers behoren.
„"Wij willen meeijveren voor een
gezonder, doeltreffender en vooral
geinspireerder toneelbeleid. De mees
te directies nebben wel een beleid,
d.w.z. een zakelijk beleid, maar ar
tistiek belijden ze o zo weinig", zo
introduceert de redactie zichzelf in
het eerste nummer.
Met heel veel moeite wist de taal
kundige Weiland de verzamelde pa
pieren evenwel in zijn bezit te krijgen.
Zijn nogal erg gebrekkig „Taalkundig
Woordenboek" zag in de jaren tussen
1799 en 1811 het licht.
Aan de regelmaat en de eenparigheid
van de op last van het bestuur der
Bataafse Republiek door Siegenbeek
volbrachte regeling der spelling (1804)
droeg Weilands werk ongetwijfeld
veel bij. Lodewijk Napoleon, de man
die het oprecht goed met ons meende,
gaf opdracht een „Hollandsch Woor
denboek" te vervaardigen. Er werd
een commissie gesticht (Siegenbeek,
Bilderdijk, Weiland, Van der Palm,
Bussingh) die al in 1809 verslag uit
bracht.
EDEROM toog men aan de arbeid".
Moedig startte men met het aan
leggen van een glossarium van ar
chaïsmen, maar helaas, ook dit ini-
de Nederlanders weer vrij, de aan-
tiatief haalde niets uit. In 1813 waren
drang om te komen tot samenstel
ling van een woordenboek werd steeds
sterker, zodanig zelfs, dat M. de
Vries van een „volkswens" sprak.
In 1849 kwam in Gent voor de eer
ste maal het „Taal- en letterkundig
congres" bijeen. Het Frans bedreigde
na de afscheiding het Vlaams, de
Vlaamse leeuw moest gaan vechten
Men voorzag echter een grote moei
lijkheid, namelijk de spelling. Bilder
dijk bestreed vanaf 1823 die van Sie
genbeek steeds heftiger.
De Vries, David en Te Winkel be
studeerden het orthografische vraag
stuk terdege, waarvan de resultaten
door Te Winkel te boek werden ge
steld: „Grondbeginselen der Neder
landse spelling", in 1865 herzien, ter
wijl in 1866 de „Woordenlijst voor de
Spelling" verscheen.
Op 25 januari 1865 benoemde de Bel
gische rgering een commissie om het
spellingstelsel te hervormen; deze
commissie nam het ontwerp van de
W.N.T.-redactie over; op 21 november
1865 werden de besluiten na?v dit ont
werp goedgekeurd, en in België met
een aanvaard; in Nederland werd
deze spellingsregeling pas in 1883 toe
toegepast.
[N elk geval was er spellingseenheid,
Nederland en België stonden weer
wat dichter bij elkaar, een Duitser
sprak zelfs van: „Die sprachliche
Rücküberung Belgiens". De samen
stelling van het W.N.T. begon. Prof.
David stief echter op 24 maart 1866.
zonde zijn „Vaderlandsche Historie"
te kunnen voltooien, waaraan hij 25
jaar gewerkt had. Sinds 1861 (na veel
strubbelingen) steunde het rijk de
samenstelling van het W.N.T. en de
uitgave der delen.
Door nauwe, redactionele samenwer
king kwam in september 1864 de eer
ste uitgave tot stand, een klein deel
van een enom omvangrijk werk.
Op 24 april 1868 stierf Te Winkel.
Gelukkig kon men zich verzekeren
van de steun van Eelco Verwijs, en
in 1871 van die van Dr. P. Cosijn. Op
het zeventiende congres te Mechelen
in 1879 werd besloten om bij de Bel
gische en Nederlandse regering nog
maals op krachtige steun aan te drin
gen. Op 20 oktober 1879 richtte men
een verzoekschrift aan beide regerin
gen, dat toegestaan werd; ook de
Belgische regering toonde weer veel
welwillendheid.
Op het in 1881 te Breda gehouden
congres kon De Vries de dertigste af
levering overleggen. Sedert 3^89
wordt de W.N.T.-redactie bijgestaan
door een commissie van bijstand, die
momenteel voorgezeten wordt door
mr C. J. A. de Ranitz. burgemeester
vari Utrecht. De samenstelling van dit
groot, wetenschappelijk woordenboek
vordert langzaam maar zeker.
AD. MAAS
(Advertentie)
(Bijzondere medewerker)
JN WEINIG LANDEN op aarde is de danskunst zozeer tot volks
kunst geworden en als zodanig tot zo hoge ontwikkeling gekomen
als in India. Zelfs de Indonesische en de Japanse dansen, die met de
Indische de voornaamste plaatsen in de oosterse danswereld bezet
ten, zijn niet zó hecht in het vlees en bloed en vooral in de geest
des volks verankerd als de Indische dansen dat zijn.
Wie India bereisd heeft, weet dat er vrywel geen deel van dit uitgestrekte
'and is, waar men de dans niet beoefent, hetzij in de tempels en aan d« hoven,
hetzij op de velden en in de dorpen. De volksdans, waaronder zowel de solodans
en de groepsdans als de dansdrama's vallen, vindt men nergens ter wereld in
een zo grote verscheidenheid maar nergens ook met een zo hoge graad van
technische volmaaktheid. Haast iedere streek heeft een of meer eigen dansvormen.
]yjAAR in hoeveel verschillende vor-
men men de Indische dans ook aan-
nif f a stemmen zij toch in één
J n ^et belangrijkste punt voor de
I overeen: zij zijn in te-
II >u i tot Europese dans niet
uitbeeldend, maar veeleer abstrahe-
ïlu we§voerend van het concreet
zichtbare, symboliserend, omhoogstre-
venö naar het bovennatuurlijke.
Deze instelling van de oosterse dans,
die de Japanners .,de natuur doden"
noemen, maakt hem voor de westerling
zo moeilijk te begrijpen Op de eerste
plaats omdat onderdrukking van de na
tuurlijke emoties in de dans zo weinig
Europees en zo typisch oosters is, en
op de tweede plaats omdat de zo sterk
symboliserende Indische dans slechts
werkelijk spreekt tot hem, die de sym
bolen kent en begrijpt wat er mee
wordt bedoeld.
Als u weet, dat de oeroude wetboe-
TJ-' waarin de symbolentaal van de
Indische dans is neergelegd, 24 bewe
gingen voor het hoofd, 44 voor de ogen,
X°?ir handen en voorts nog vele
tientallen voor hals, wenkbrauwen, be
nen voeten en zo meei voorschrijven
en dat elk van die bewegingen een ei
gen betekenis heeft, dan begrijpt u na
tuurlijk, dat men als Europeaan al bij-
5?? ur foec* thuis moet zijn in de In
dische danssymboliek om zelfs maar
te kunnen vermoeden wat de danser
??..een bepaalde lichaamshouding
tracht weer te geven.
Het gevolg van die moeilijke begrijp
baarheid van de Indische dans is, dat
de ü-uropeaan veelal het sterkst wordt
bekoord door de ongeëvenaarde tech
niek welke de dansers en danseressen
aan de dag leggen, en door de pracht
van hun kostuums. Technische vaardig-
i u*en«-kostumering betreffen echter
slechts het uiterlijke van de dans. Wie
daarbij blijft staan, zal nooit kunnen
begrijpen, hoe het komt, dat de Indi
sche danskunst in het dagelijkse leven,
maar vooral in het geestelijke leven
van de Indiërs een zo vooraanstaande
plaats inneemt.
T~)E INDISCHE danstechniek staat niet-
temin allesbehalve los van de dans
symboliek. Het hoge technische niveau
en de daarmee overeenstemmende ho
ge geestelijke ontwikkeling der Indi
sche dansen zijn namelijk niet alleen
een gevolg van het natuurlijke dans-
instinct van de Indiër en van de hoge
ouderdom van zijn cultuur, maar voor
al van het feit, dat hij door de symbo
len van zijn dans gelooft in contact te
kunnen treden met het Hoogste Wezen,
Nataraja of Siva geheten.
In zijn klassieke vorm, die men nog
aantreft in de Zuid-Indische dans Bha-
rata-Natya (Natya betekent drama,
Bharata is de sage, waarin die dans
zijn oorsprong heeft), legt de Indische
danskunst het zwaartepunt niet in de
danser of in diens bewegingen en han
delingen, maar in zijn geestelijke ver
heffing door middel van zijn dans. Een
danser is, zo zegt een Indische auteur,
tegelijkertijd een schilder, die de
schoonheid van lijnen en kleuren uit
beeldt, een beeldhouwer, die vorm en
gratie schept, een auteur, die in zijn
spel het leven afspiegelt, een musicus,
die dicht in klanken, en een dichter,
die van woorden muziek maakt.
Daar de dans dus voor de Indiër de
hoogste kunstvorm is, die alle andere
kunsten overkoepelt en de gehele kos
mos in zich verenigt, is de danser te
vens de uitdrukking van het Hoogste
Wezen, van Nataraja, van Siva, de
god van dedans, ja, van de gehele kos
mos. Omtrent Nataraja leert de Hin
doese overlevering namelijk, dat zijn
Angika dat is de beweging van zijn
ledematen de wereld is, dat zijn Va-
chika de poëzie van zijn dans de
taal is en dat zijn Aharya zijn kos
tuum, edelstenen en andere versierin
gen de maan en de sterren vormen.
In Nataraja is dus alles verenigd. Aan
hem ontlenen de dansen van India hun
religieuze betekenis, hun heilige waar
de.
De Indische dansen vertonen alle de
ze klassieke grondtrek nog, al is het
dan hier en daar niet meer erg duide
lijk. De Bharata-Natya. de oorspron
kelijke Indische dansvorm, ligt ten
grondslag aan alle dansen, die het hui
dige India kent, hoewel de dansers dit
veelal zelf vergeten. Maar een danseres
als Rukmini Devi en beroemde dansers
als Uday Shankar en Ram Gopal leven
en werken zeer bewust voor het grote
doel, dat de beste Indische danskunste
naars van deze tijd voor ogen staat: de
danskunst terug te leiden naar haar
uitgangspunt, de dans weer zijn oor
spronkelijke geestelijk-religieuze karak
ter te hergeven.
ET IS geen gemakkelijke taak, die
de Indische kunstenaars daarmee op
zich hebben genomen, want ook in In
dia hebben oppervlakkigheid, licht
zinnigheid en geestelijke armoede
de ziekten van onze eeuw hun intre
de gedaan Het is echter een schone
taak en tevens een vreugdevolle. In
haar diepste wezen is de Indische
danskunst namelijk vol blijdschap.
Niet voor niets is de dans van Na
taraja geheten Ananda-Tandava, dat is
„Dans der Vreugde". Die vreugde is de
vreugde van de Yogi, dus van de be
oefenaar der Yoga, de leer welker be
oefening kan leiden tot vereniging met
God.
Evenals de Yogi „vergeet" ook de
danser zijn lichaam. Hij vergeet het
niet door het te verwaarlozen, maar
door het te leren beheersen. Door het
lichaam te oefenen „vergeet" men het,
krijgt men het in zijn macht wordt
men er niet langer door aan de aarde
gekluisterd. Dat is het geheim van de
fabelachtige techniek en de haast on
voorstelbare lichaamsbeheersing, waar
van een Uday Shankar en een Ram
Gopal getuigen. Hun onevenaarbare
techniek is wat zij ook voor de Indi
sche dansers in vroeger jaren was: het
middel tot de geestelijke verheffing
van de mens en tot zijn bevrijding van
alle aardse lasten.
Het ideale middel
voor gevoelige;
magen. Norac helpt l
direct tegen overtol-
lig maagzuur. Norac
legt een beschermend
laagje op Uw maagwand. I
Uw doosje Norac staat
voor U klaar bij Uw
apotheker of drogist. Doosje
van 50 tabletten, 1,60. j
Een produkt van .de N.V!'Algemetne NORIT Maatschappij
Links een foto van Rukmini Deri, een van de voorvechtsters
van de herleving van de klassieke Indisphe danskunst. Men ziet
haar hier in een pose uit de Bharata-Nataya uit Zuid-India.
Rechts een foto van Mrinalini Sarabhai. gekleed in een met
brocaat en edelstenen versierd kostuum, danst met een partner
d« Kai Kotti Kali, de typische dansvorm van Malabar,