WOORDENBOEK walst over soldatenlijken van de Neder la HONDE OOSTERLING DOODT DE NATUUR DOOR DE DANS Schandaal en schrik in Brussel ONTHUTSENDE OPVOERING D Symbolentaal uit oude boeken 13 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 11 JANUARI 1964 13 mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen -> -» -% NEDERL)UITSCHE SPELLING, Spelling Eerste pogingen Congressen W: H norac voor verzorging van gevoelige magen .ustige Witwe (Eigen correspondentie) In het plechtstatige justitiepaleis te Brussel is „Het vrolijke Weeuwtje (Die lustige Witwe) van Franz Lehar voor de rechtbank verschenen. De alleen-zetelende rechter heeft zich in korf geding ernstig bezonnen op de vraag, of het Weeuwtje niet zodanig in opspraak was gebracht, dat zij van de ene dag op de andere van het podium in de Brusselse Muntschouwburg zou moeten verdwijnen. Uiteindelijk bevond de rechter dat die strenge maatregel niet genomen behoefde te worden. „Hef vrolijke Weeuwtje kon dus haar frivole escapades op de golven van meeslepende muziek voortzetten. Bloedverwanten der geestelijke vaders van het Weeuwtje laten het hierbij echter niet. In de volgende maanden zullen zij te Brussel een principieel proces voeren, omdat zij van mening zijn dat het Weeuwtje dat in de „Monnaie" te Brussel de hartstochten deed oplaaien, in genen dele het Weeuwtje is dat in la belle époque het levenslicht zag - als we die manke beeldspraak mogen gebruiken. AY/AT IS ER DAN gebeurd om al die beroering te wekken rond een on schuldige operette? De weduwe in kwestie blijkt ontsproten dat werd voor het Brusselse Gerechtshof nog eens in alle ernst uit de doeken ge daan uit de verbeelding van wijlen een vlot schrijver, Meilhac, die haar tot middelpunt maakte van een luchtige satire, getiteld „De ambassade-attaché". Het verhaal leende zich goed voor een bewerking tot operette. Het onafscheid bare paar de Fiers en de Cavaillet, dat Parijs bij het begin van deze eeuw van luchtige boulevardstukken voorzag, had in een handomdraai een frivool nie mendalletje uit de tekst gehaald. Op het stramien van dit libretto compo neerde de Weense toondichter Franz Lehar de meeslepende muziek, waar aan het stuk in feite zijn vermaardheid dankt. Het kreeg ook zijn definitieve naam „Die lustige Witwe", in het Frans „La veuve joyeuse", wat in Vlaanderen liefst als „De lustige Weduwe" en in Nederland als „Het vrolijke Weeuwtje" wordt vertaald. QE BRUSSELSE MONNAIE heeft sinds korte tijd een jonge choreo graaf in dienst. Maurice Béjart is een man met talent en met originele ideeën. Hij weet dat er nogal slijtage is geko men in opera en operette en door zijn vondsten wil hij de massa weer de weg leren naar het lyrische toneel. Met „Het vrolijke Weeuwtje" had hij andermaal een verrassing beloofd: hij situeerde de luchtige operette in het mondaine Pa rijs van 1909 tot 1914, in de periode na melijk waarin „la veuve joyeuse" haar Parijse première maakte en haar Parij- se triomfen vierde. Maar nauwelijks waren de lichten gedoofd en het doek opgehaald, of dat selecte publiek voelde aan, dat het met een Weeuwtje te maken kreeg dat hun volslagen onbekend was Zeker, er was geen lettergreep uit het libretto weg gelaten en geen noot muziek gewijzigd. De toiletten waren heerlijk en tal van balletten zwierig en fraai. Doch het decor schiep een totaal onverwachte sfeer. Dit decor was samengesteld uit figuranten, uit filmprojekties, uit elek tronische klanken, uit geluiden en beel den, die getuigden van een keihard realisme. Béjart stelde het frivool- onbenullige gedoe van de weduwe en haar geparfumeerde wereldje in recht streeks contrast met het sombere we reldgebeuren van die dagen, en aldus kreeg die hupse operette, die alleen maar wat charmante ontspanning wilde brengen, de wrange boodschap van een Bertold Brecht-historie: het werd een macabere dans in de krater van een vulkaan. EEN SCHERM projekteert Bejart ^de wantoestanden uit die jaren. Ter wijl in vele landen kinderen van ont bering sterven, balanceren de diploma ten vrolijk in amoureuse avonturen op de rand van de afgrond en achten zij de naderende oorlog een heilige zaak voor het vaderland. De walsen trekken kleurrijke arabesken over deze zwart- wit-projekties en de fraaie zang van het vrolijke weeuwtje, in casu Maryse Patris, verscherpt nog de tegenstelling als de eerste lijken tuimelen en het puin walmend neerslaat. Want wanneer Danilo en zijn weeuwtje elkaar einde lijk hebben gevonden, hoort men on verhoeds langs elektronische geluids bronnen obussen fluiten, kanonnen bul deren en geweren knetteren. Het to neel vertoont puin van stukgeschoten huizen. Soldaten stormen over het po dium, werpen zich aan de rand van de orkestbak en richten hun geweren naar de zaal. Dan knallen zij tegen elkaar op. Er vallen doden. Over die lijken stappen de weduwe in wit bont en Danilo in rok, terwijl zij hun liefdes- wals zingen. Het deftige galapubliek, dat die ont hutsende evolutie met toenemende ver warring en stijgend ongenoegen had gadegeslagen, verloor toen zijn beheer sing. Van een der eerste balkons werd geroepen „Honte, schande!" Er ging gehuil en getier op in de zaal. Genodig de diplomaten namen actief deel aan het tumult. „Non! Doek! Naar buiten!", werd geroepen. Men zag Maryse Patris nog zingen maar men hoorde haar niet meer, evenmin het orkest, dat echter dapper doorwalste. Tientallen personen begonnen ostentatief de zaal te verla ten. „Vive de Gaulle", weerklonk er gens een kreet. Oude heren, zwaar be hangen met decoraties, hapten naar lucht uit pure verontwaardiging: „Nous- autres, wij, die in '14'18 met geestdrift hebben gevochten r"POT IN PARIJS drong het gerucht 1 van die protestkreten door. De gees telijke vaders van het weeuwtje toeven niet meer op aarde, maar hun erfgena men kunnen nog allerlei rechten laten gelden. Dat zijn mevrouw Rey de Vil- lette (Meilhac), Francois de Fiers (de Fiers) en mevrouw André Maurois (de Cavaillet). Deze drie onderdanen van De Gaulle Lehar was niet door na bestaanden vertegenwoordigd wer den (voortgaande op pathetische ver klaringen van hun advocaten) tot in het diepste van hun gemoed geschokt toen zij ervan hoorden, wat er met de weduwe hunner vaders allemaal in Brussel gebeurde. Zij gaven opdracht, in de korst mogelijke tijd de verdere opvoeringen te doen verbieden. Dood ernstig kwam advocaat Flagey voor de rechter verklaren dat het vrolijke weewtje door Béjart in het openbaar verkracht was geworden. Bijgevolg eis te hij spoedmaatregelen om te beletten dat zulke euveldaden zich nog zouden voordoen. Over die zware beschuldi ging zat de alleen-zetelende rechter een hele dag gebogen. Om uiteindelijk vast te stellen, dat het met Béjart en de We duwe toch niet zo'n vaart loopt. Dies wees hij de eis tot onmiddellijke op schorting af, de beledigde familieleden van het weeuwtje de gelegenheid latend om hun klacht later grondig door een andere rechter te doen behandelen. Zo is het juridische slippertje rond „la veuve joyeuse" al een vaudeville op zichzelf geworden. En voor de wak kere verdedigers van het operetteme dium zitten aan de beroering ook posi tieve aspecten vast. In 1830 veroorzaak te de Brusselse Monnaie met het zang spel „La Muette de Portici" (De Stom me van Portici) een zodanige opwin ding, dat het de onmiddellijke aanlei ding werd tot opstand tegen het „Hol lands Bewind" van Willem I en meteen tot oprichting van de Belgische staat. Sedertdien verloor het lyrische toneel zoveel van zijn pluimen, dat cynische lui al voorstelden, de operagebouwen om te vormen tot parkeerbuildings. Doch nu wordt in dezelfde Brusselse Monnaie bewezen, dat een zangspel nog altijd een zodanige beroering kan ver wekken, dat het een internationale weerklank vindt en dat er („Vive de Gaulle!") kreten met zwaartillende po litieke inslag aan te pas komen. Wat nog niet wil zeggen dat België door het al dan niet verkrachte weeuw tje, op de drempel van een pro-Gaul listische revolutie werd gebracht kort B I G R 1? VERHANDELING ovtï ca l'iX08<?£ VEU tK SAAM SN OS- I.AST VAM HET JtïAAÏSBSWlK» DE» JIATAAE' SCHH EE f U BHiEtt «lïitsASSA» RÏSR WOORDENLIJS T, f. TB.N DIESSTSÏ SCHQUEK, VaSVAARIUiSÖ BOOR' MATTHIJS S IE GEN BEEK, h'-nssf its Je 'M&tdut&to Lriftr- itntee H ItyJtft, N Hv./ TE BORDBECHT, BIJ 8LUSSÉ EN VAN BRAAM. „QP 18 JANUARI 1964 is het precies 100 jaar geleden, dat met de werkzaamheden voor het Woordenboek der Neder landse Taal een aanvang werd gemaakt." Dit krantebericht deed ons grijpen naar de in formatieve inleiding, die Ma thijs de Vries in 1882 bij de vol tooiing van het eerste deel van het woordenboek schreef. In deze schets over aard en doel van het WNT, over de midde len, mogelijkheden en moeilijk heden van de samenstelling, noemde De Vries het woorden boek WNT „ene aangelegenheid van nationaal belang". In 1882 waren 2078 pagina's van het WNT gedrukt. Dit is de titelpagina van een boek dat een verhan deling geeft over de spelling Siegenbeek, die voorafging aan de spelling De Vries en Te Winkel. Het was minister G. Marchant, die 'n vereenvoudigde spelling invoerde: niet zoo maar zó. De spelling onder vond veel weerstand, en heeft zelfs geruime tijd een school- en een regeringsspelling bestaan. In 1947 werd zowel door België als Nederland officieel een spelling verandering doorgevoerd. De regeling-Marchant diende toen als leidraad. AT in de achttiende eeuw het ge mis van een algemeen woorden boek voelbaar werd, blijkt uit de in september 1762 door Josua van Ipe- ren geschreven bijdage „Uitnoodiginge der liefhebbers en kenners van onze moedertale, tot het helpen toestellen van een oordeelkundig Nederduitsch Woordenboek" (in het maandblad „Tael_ en Dichtkundige Bijdragen"). [N 1766 werd de „Maatschappij der Ned. Letterkunde" te Leiden opgericht Een lid van deze maatschappij (Aha- suerus van den Berg) diende in 1769 een voorstel in om een woordenboek samen te stellen „Men toog aan' de arbeid". In 1771 ontwierp men een „beredeneerd plan" gevolgd in 1774 door een nader „ont werp". Door een febrekkige coördi natie van werkzaamheden begon de zaak stroef te lopen, de ijver verslap te en tot overmaat van ramp mislukte in 1787 de poging om een boek te drukken: „Alphabetische woordenlijst uit de voorhanden zijnde excerpten". en aan het front stonden in de voor ste linies: Willems, Snellaert, Lede- ganck en Conscience. De leuzen wa ren (en bleven tot vandaag): „Her stel der Vlaamse taalrechten", „Eenheid van taal tussen Zuid en Noord." OP de congressen, die hun ontstaan dus eigenlijk aan de Vlaamse taal strijd „danken", kwam de wense lijkheid van een woordenboek natuur lijk sterk tot uiting. Het tweede con ges vond plaats in Amsterdam. Weer dreigde het gevaar van gebrek aan coördinatie, tot dan Alberdingk Thijm aandrong op de benoeming van een woordenboekcommissie: drie Vlamin gen (David, Snellaert, Van Duyse) en drie Nederlanders (Koenen, De Jager, De Vries). Op het volgende congres te Brussel bracht Mathijs de Vries verslag uit: 90 pagina's. Het werk kwam nu op gang. Een redactie voor het W.N.T. werd benoemd (M. de Vries Prof. David en Dr. L. A. te Winkel), in 1852 was men bezig. Op de vier congressen tussen 1854 en 1862 bracht De Vries telkens verslag uit hoe het aandragen van bouwstof fen voor het woordenboek vorderde. DEN HAAG KOOPT HAAGSE SCHOOL De Haagse gemeenteraad heeft deze week besloten in het fonds voor de verzamelingen van kunst en weten schap een bedrag van 228-500 te storten voor de aankoop van een verzameling van 66 schilderijen uit de Haagse school, die zich sedert vele jaren in bruikleen in het gemeente museum bevindt. Deze verzameling is het eigendom van de erven van wijlen de heer E. H. Crone. Zij hebben te kennen gegeven het bruikleen te willen be ëindigen, om de schilderijen te ver kopen. Het verlies van deze, in elk opzicht bij het bezit van het museum aansluitende werken, zou naar het oordeel van b. en w. een onherstel bare leemte veroorzaken. De erven hebben o m. als voorwaarde gesteld, dat de collectie in haar ge heel in stand moet worden gehouden. Voorts hebben zij de voorwaarde ge steld, dat de zaal, waarin de werken van de Haagse school zullen worden tentoongesteld, de E. H Cronezaalzal worden genoemd. De koopsom bedraagt 375.000, waarvan Den Haag 228.500 betaalt. Het restant wordt door particuliere fondsen bijeengebracht. RUBENIANUM De omvangrijke documentatie van de eminente Rubenskenner dr. Lud- wig Burchard, die door de stad Ant werpen werd aangekocht, is onlangs in de Scheldestad aangekomen. Ze wordt tijdelijk in het Museum Ridder Smidt van Gelder ondergebracht. Het ligt evenwel in de bedoeling van het stadsbestuur deze documen tatie een definitief onderdak te be zorgen in het Kolveniershuis, dat aan de tuinzijde van het Rubenshuis is gelegen. Vooraleer daartoe echter zal kunnen worden overgegaan moet het zeventiende eeuwse Kolveniershuis worden gerestaureerd, terwijl ook aan de oprichting van een daarbij aan sluitend gebouw wordt gedacht. In dit complex zal het „Rubenianum" een documentatiecentrum voor de studie van Rubens en de Vlaamse kunst van zijn tijd worden onder gebracht. SPAANSE LITERAIRE PRIJS De Colombiaanse auteur Manuel Meljias Vallejo uit Medellin is woens dag jl. onderscheiden met een van Spanje's meest begeerde literaire prij zen, de twintigste „Nadal"-prijs voor romans in het Spaans. De 40-jarige Mejias Vallejo kreeg de onderscheiding voor zijn boek „El dia senalado". Hij is directeur van Radio Medellin en van de universi teitsbibliotheek van Antioquia. De jury moest een keuze doen uit 149 ingezonden romans. TEATRAAL Half januari verschijnt het eerste nummer van een nieuw toneeltijd schrift, „Teatraal" genaamd, dat be stemd is voor de acteur en zijn pu bliek. De redactie bestaat uit Hans Croiset, Gerrit Altes en WilbertBank, terwijl Dolf Verspoor, Otto Dijk, Jacques Commandeur, Hans van den Bergh en Geoffrey Reeves, die tevens medewerker is aan het Engelse to neeltijdschrift „Encore" tot de vaste medewerkers behoren. „"Wij willen meeijveren voor een gezonder, doeltreffender en vooral geinspireerder toneelbeleid. De mees te directies nebben wel een beleid, d.w.z. een zakelijk beleid, maar ar tistiek belijden ze o zo weinig", zo introduceert de redactie zichzelf in het eerste nummer. Met heel veel moeite wist de taal kundige Weiland de verzamelde pa pieren evenwel in zijn bezit te krijgen. Zijn nogal erg gebrekkig „Taalkundig Woordenboek" zag in de jaren tussen 1799 en 1811 het licht. Aan de regelmaat en de eenparigheid van de op last van het bestuur der Bataafse Republiek door Siegenbeek volbrachte regeling der spelling (1804) droeg Weilands werk ongetwijfeld veel bij. Lodewijk Napoleon, de man die het oprecht goed met ons meende, gaf opdracht een „Hollandsch Woor denboek" te vervaardigen. Er werd een commissie gesticht (Siegenbeek, Bilderdijk, Weiland, Van der Palm, Bussingh) die al in 1809 verslag uit bracht. EDEROM toog men aan de arbeid". Moedig startte men met het aan leggen van een glossarium van ar chaïsmen, maar helaas, ook dit ini- de Nederlanders weer vrij, de aan- tiatief haalde niets uit. In 1813 waren drang om te komen tot samenstel ling van een woordenboek werd steeds sterker, zodanig zelfs, dat M. de Vries van een „volkswens" sprak. In 1849 kwam in Gent voor de eer ste maal het „Taal- en letterkundig congres" bijeen. Het Frans bedreigde na de afscheiding het Vlaams, de Vlaamse leeuw moest gaan vechten Men voorzag echter een grote moei lijkheid, namelijk de spelling. Bilder dijk bestreed vanaf 1823 die van Sie genbeek steeds heftiger. De Vries, David en Te Winkel be studeerden het orthografische vraag stuk terdege, waarvan de resultaten door Te Winkel te boek werden ge steld: „Grondbeginselen der Neder landse spelling", in 1865 herzien, ter wijl in 1866 de „Woordenlijst voor de Spelling" verscheen. Op 25 januari 1865 benoemde de Bel gische rgering een commissie om het spellingstelsel te hervormen; deze commissie nam het ontwerp van de W.N.T.-redactie over; op 21 november 1865 werden de besluiten na?v dit ont werp goedgekeurd, en in België met een aanvaard; in Nederland werd deze spellingsregeling pas in 1883 toe toegepast. [N elk geval was er spellingseenheid, Nederland en België stonden weer wat dichter bij elkaar, een Duitser sprak zelfs van: „Die sprachliche Rücküberung Belgiens". De samen stelling van het W.N.T. begon. Prof. David stief echter op 24 maart 1866. zonde zijn „Vaderlandsche Historie" te kunnen voltooien, waaraan hij 25 jaar gewerkt had. Sinds 1861 (na veel strubbelingen) steunde het rijk de samenstelling van het W.N.T. en de uitgave der delen. Door nauwe, redactionele samenwer king kwam in september 1864 de eer ste uitgave tot stand, een klein deel van een enom omvangrijk werk. Op 24 april 1868 stierf Te Winkel. Gelukkig kon men zich verzekeren van de steun van Eelco Verwijs, en in 1871 van die van Dr. P. Cosijn. Op het zeventiende congres te Mechelen in 1879 werd besloten om bij de Bel gische en Nederlandse regering nog maals op krachtige steun aan te drin gen. Op 20 oktober 1879 richtte men een verzoekschrift aan beide regerin gen, dat toegestaan werd; ook de Belgische regering toonde weer veel welwillendheid. Op het in 1881 te Breda gehouden congres kon De Vries de dertigste af levering overleggen. Sedert 3^89 wordt de W.N.T.-redactie bijgestaan door een commissie van bijstand, die momenteel voorgezeten wordt door mr C. J. A. de Ranitz. burgemeester vari Utrecht. De samenstelling van dit groot, wetenschappelijk woordenboek vordert langzaam maar zeker. AD. MAAS (Advertentie) (Bijzondere medewerker) JN WEINIG LANDEN op aarde is de danskunst zozeer tot volks kunst geworden en als zodanig tot zo hoge ontwikkeling gekomen als in India. Zelfs de Indonesische en de Japanse dansen, die met de Indische de voornaamste plaatsen in de oosterse danswereld bezet ten, zijn niet zó hecht in het vlees en bloed en vooral in de geest des volks verankerd als de Indische dansen dat zijn. Wie India bereisd heeft, weet dat er vrywel geen deel van dit uitgestrekte 'and is, waar men de dans niet beoefent, hetzij in de tempels en aan d« hoven, hetzij op de velden en in de dorpen. De volksdans, waaronder zowel de solodans en de groepsdans als de dansdrama's vallen, vindt men nergens ter wereld in een zo grote verscheidenheid maar nergens ook met een zo hoge graad van technische volmaaktheid. Haast iedere streek heeft een of meer eigen dansvormen. ]yjAAR in hoeveel verschillende vor- men men de Indische dans ook aan- nif f a stemmen zij toch in één J n ^et belangrijkste punt voor de I overeen: zij zijn in te- II >u i tot Europese dans niet uitbeeldend, maar veeleer abstrahe- ïlu we§voerend van het concreet zichtbare, symboliserend, omhoogstre- venö naar het bovennatuurlijke. Deze instelling van de oosterse dans, die de Japanners .,de natuur doden" noemen, maakt hem voor de westerling zo moeilijk te begrijpen Op de eerste plaats omdat onderdrukking van de na tuurlijke emoties in de dans zo weinig Europees en zo typisch oosters is, en op de tweede plaats omdat de zo sterk symboliserende Indische dans slechts werkelijk spreekt tot hem, die de sym bolen kent en begrijpt wat er mee wordt bedoeld. Als u weet, dat de oeroude wetboe- TJ-' waarin de symbolentaal van de Indische dans is neergelegd, 24 bewe gingen voor het hoofd, 44 voor de ogen, X°?ir handen en voorts nog vele tientallen voor hals, wenkbrauwen, be nen voeten en zo meei voorschrijven en dat elk van die bewegingen een ei gen betekenis heeft, dan begrijpt u na tuurlijk, dat men als Europeaan al bij- 5?? ur foec* thuis moet zijn in de In dische danssymboliek om zelfs maar te kunnen vermoeden wat de danser ??..een bepaalde lichaamshouding tracht weer te geven. Het gevolg van die moeilijke begrijp baarheid van de Indische dans is, dat de ü-uropeaan veelal het sterkst wordt bekoord door de ongeëvenaarde tech niek welke de dansers en danseressen aan de dag leggen, en door de pracht van hun kostuums. Technische vaardig- i u*en«-kostumering betreffen echter slechts het uiterlijke van de dans. Wie daarbij blijft staan, zal nooit kunnen begrijpen, hoe het komt, dat de Indi sche danskunst in het dagelijkse leven, maar vooral in het geestelijke leven van de Indiërs een zo vooraanstaande plaats inneemt. T~)E INDISCHE danstechniek staat niet- temin allesbehalve los van de dans symboliek. Het hoge technische niveau en de daarmee overeenstemmende ho ge geestelijke ontwikkeling der Indi sche dansen zijn namelijk niet alleen een gevolg van het natuurlijke dans- instinct van de Indiër en van de hoge ouderdom van zijn cultuur, maar voor al van het feit, dat hij door de symbo len van zijn dans gelooft in contact te kunnen treden met het Hoogste Wezen, Nataraja of Siva geheten. In zijn klassieke vorm, die men nog aantreft in de Zuid-Indische dans Bha- rata-Natya (Natya betekent drama, Bharata is de sage, waarin die dans zijn oorsprong heeft), legt de Indische danskunst het zwaartepunt niet in de danser of in diens bewegingen en han delingen, maar in zijn geestelijke ver heffing door middel van zijn dans. Een danser is, zo zegt een Indische auteur, tegelijkertijd een schilder, die de schoonheid van lijnen en kleuren uit beeldt, een beeldhouwer, die vorm en gratie schept, een auteur, die in zijn spel het leven afspiegelt, een musicus, die dicht in klanken, en een dichter, die van woorden muziek maakt. Daar de dans dus voor de Indiër de hoogste kunstvorm is, die alle andere kunsten overkoepelt en de gehele kos mos in zich verenigt, is de danser te vens de uitdrukking van het Hoogste Wezen, van Nataraja, van Siva, de god van dedans, ja, van de gehele kos mos. Omtrent Nataraja leert de Hin doese overlevering namelijk, dat zijn Angika dat is de beweging van zijn ledematen de wereld is, dat zijn Va- chika de poëzie van zijn dans de taal is en dat zijn Aharya zijn kos tuum, edelstenen en andere versierin gen de maan en de sterren vormen. In Nataraja is dus alles verenigd. Aan hem ontlenen de dansen van India hun religieuze betekenis, hun heilige waar de. De Indische dansen vertonen alle de ze klassieke grondtrek nog, al is het dan hier en daar niet meer erg duide lijk. De Bharata-Natya. de oorspron kelijke Indische dansvorm, ligt ten grondslag aan alle dansen, die het hui dige India kent, hoewel de dansers dit veelal zelf vergeten. Maar een danseres als Rukmini Devi en beroemde dansers als Uday Shankar en Ram Gopal leven en werken zeer bewust voor het grote doel, dat de beste Indische danskunste naars van deze tijd voor ogen staat: de danskunst terug te leiden naar haar uitgangspunt, de dans weer zijn oor spronkelijke geestelijk-religieuze karak ter te hergeven. ET IS geen gemakkelijke taak, die de Indische kunstenaars daarmee op zich hebben genomen, want ook in In dia hebben oppervlakkigheid, licht zinnigheid en geestelijke armoede de ziekten van onze eeuw hun intre de gedaan Het is echter een schone taak en tevens een vreugdevolle. In haar diepste wezen is de Indische danskunst namelijk vol blijdschap. Niet voor niets is de dans van Na taraja geheten Ananda-Tandava, dat is „Dans der Vreugde". Die vreugde is de vreugde van de Yogi, dus van de be oefenaar der Yoga, de leer welker be oefening kan leiden tot vereniging met God. Evenals de Yogi „vergeet" ook de danser zijn lichaam. Hij vergeet het niet door het te verwaarlozen, maar door het te leren beheersen. Door het lichaam te oefenen „vergeet" men het, krijgt men het in zijn macht wordt men er niet langer door aan de aarde gekluisterd. Dat is het geheim van de fabelachtige techniek en de haast on voorstelbare lichaamsbeheersing, waar van een Uday Shankar en een Ram Gopal getuigen. Hun onevenaarbare techniek is wat zij ook voor de Indi sche dansers in vroeger jaren was: het middel tot de geestelijke verheffing van de mens en tot zijn bevrijding van alle aardse lasten. Het ideale middel voor gevoelige; magen. Norac helpt l direct tegen overtol- lig maagzuur. Norac legt een beschermend laagje op Uw maagwand. I Uw doosje Norac staat voor U klaar bij Uw apotheker of drogist. Doosje van 50 tabletten, 1,60. j Een produkt van .de N.V!'Algemetne NORIT Maatschappij Links een foto van Rukmini Deri, een van de voorvechtsters van de herleving van de klassieke Indisphe danskunst. Men ziet haar hier in een pose uit de Bharata-Nataya uit Zuid-India. Rechts een foto van Mrinalini Sarabhai. gekleed in een met brocaat en edelstenen versierd kostuum, danst met een partner d« Kai Kotti Kali, de typische dansvorm van Malabar,

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 7