OPNAMETECHNIEK
IS VERBLUFFEND
EN WEERGALOOS
Perfecte muziek boort IJ
de
plaat, niet in een
op
concertzaal
VORST grootste vijand
van
ijsvogels
Zo ging het
vroeger
In Wales herleeft
de folklore
Zingen bij keukenvuur
Zwarte schijf
te volmaakt?
Glinsterend juweeltje
en
Oranjes wapenspreuk
Vele gevaren
,Noson La wen
kunst apart
Trefpunt
De eerste avond
DAGBLAD DE STEM VAN VRIJDAG 5 JANUARI 1964
(Van een medewerker)
Vooriaar 1963. In de Bachzaal te Amsterdam werkt een van onze
grootste grammofoonplatenmaatschappijen met de jonge maar reeds
wereldberoemde Poolse pianist Adam Harasiewicz aan een opname van
de volledige pianowerken van Chopin. De gebeurtenis is natuurlijk
een sensatie voor de leerlingen van het aangrenzende Amsterdamse
Conservatorium. Zij vertellen elkaar hoe de opnamestaf elke dag een
omvangrijke, ultramoderne apparatuur in gereedheid brengt, wachtend
op de solist. Als Harasiewicz verschijnt zet hij zich aan de vleugel en
speelt zich „de vingers los". Dan volgen uren ingespannen arbeid. Niet
altijd. Het gebeurt ook, dat de pianist opstaat en zegt: „Ik ben vandaag
niet gedisponeerd, heren!" Dan gaan de technici naar huis. Morgen
komen zij terug om het opnieuw te proberen. Voor de grammofoon
speelt Harasiewicz alleen als hij volmaakt „in vorm" is.
De zoëven genoemde grammofoon-
Siegfried is de tweede opname volgens
Mercédes) in de laatste fase niet meer
dezelfde zangeres beschikbaar bleek als
in het begin, zodat deze partij in de vol
tooide opname door twee verschillende
zangeressen wordt vertolkt.
Leraren en leerlingen van het Conser
vatorium, doorgewinterde musici èn kun
stenaars in de dop, beschouwen dit laat
ste misschien nog als de gróótste sensa
tie. In geen concertzaal ter wereld im
mers kan de solist na het proberen van
een paar toonladders zijn publiek naar
huis sturen, omdat het hem die dag niet
helemaal wil lukken. Hij móét spelen ge
disponeerd of niet. Hierin schuilt één
van de oorzaken van de perfectie van de
moderne grammofoonplaat. Ze komt tot
stand onder omstandigheden, die zelfs
de beroemdste musicus in het duurst be
taalde galaconcert niet verwachten kan.
December 1960. In een Brussels zieken
huis overlijdt na een noodlottige vaJ op
het station de Roemeense pianiste Clara
Haskil. Ter herdenking van de sympa
thieke kunstenares verschijnt reeds een
paar weken later een prachtige plaat met
Beethovens sonates no. 17 en 18: haar
laatste opnamen, kort vóór haar dood
gemaakt in Vervey, Zwitserland.
Natuurlijk niet tijdens een „gewoon"
concert, maar in speciale opname-sessies,
in dit bijzondere geval doet één der
opnameleiders, René Klopfenstein. ach
teraf onthullingen, die het grote publiek
over andere opnamen zelden of nooit be
reiken. Clara Haskil. aldus Klopfenstein,
was bij haar laatste opnamen uitzonder
lijk op dreef. Het bewijs? Eén van de
acht delen, waaruit deze twee sonates
bestaan, behoefde maar éénmaal te wor
den gespeeld.
Let wel: het ging hier om opnamen
zonder enige technische complicaties: één
enkel vertrouwd instrument, bespeeld
door een geroutineerde, plooibare en bij
zonder geïnspireerde kunstenares. Deson
danks prees de opnamestaf zich al geluk
kig, dat elk dezer werken (speelduur ca.
twintig minuten) in één sessie (van ver
scheidene uren) kon worden opgenomen.
Voor een moderne platenopname wordt
zo'n stuk vier-, acht- of desnoods twaalf
maal herhaald. Daarna kiest men uit al
die opnamen de beste. Ook hierdoor
krijgt de grammofoonplaat een enorme
voorsprong op een „gewoon" concert,
waar men de (enige) uitvoering moet ac
cepteren zoals ze uitvalt.
Najaar 1962. Een Engelse grammofoon
platenmaatschappij maakt in Wenen de
opnamen voor de eerste volledige platen-
uitgave van Wagners „Siegfried". Produ
cer John Culshaw heeft maandenlang (of
jarenlang?) alles tot in de kleinste details
voorbereid. De hele partituur is in een
enorm aantal korte scènes verdeeld. Net
als bij een filmopname zijn ze met een
volgnummer aangeduid. Als het zo uit
komt kunnen ze in willekeurige volg
orde worden aangepakt. Elk „nummer"
wordt natuurlijk weer zó herhaald en bij
geschaafd. dat er niets meer aan te ver
beteren valt. En men beschouwt het als
een bijzonder gelukkig gemiddelde, wan
neer een scènetje van een kwartier
bruikbaar op de geluidsband staat in een
twee uur tijds, het achtvoud van de tijd,
die het straks op de voltooide plaat zal
innemen. Denkt u eens in, dat de directie
van een „gewoon" operatheater Wagners
omvangrijke „Siegfried" bij stukjes en
beetjes achtmaal zou voorspelen, teneinde
het publiek op alle onderdelen het hoogst
bereikbare voor te zetten!
De technische perfectie van de gram
mofoonplaat staat dan ook buiten twijfel.
Maar daarmee is allerminst gezegd dat
het „levende" concert voor de ware mu
ziekliefhebber niet altijd een eigen, on
navolgbare charme behoudt. Het echte
concert is telkens weer een schoon avon
tuur. Juist de kleine feilen, de „schoon
heidsfoutjes", zijn kenmerkend vooi de
levensechtheid. Met inbegrip van die on
voorziene tekortkomingen kan het echte
concert zelfs door de beste grammofoon
plaat nooit worden vervangen.
Is de grammofoonplaat dus eigenlijk
té goed geworden? Een feit is, dat de
spanning van het „schone avontuur" bij
een plaat wel móét blijven ontbreken.
Zou de platenfabrikant opzettelijk klei
ne gebreken in een grammofoonopname
laten zitten, dan zouden die gebreken
uiteraard bij elk hernieuwd afdraaien
van de plaat op precies dezelfde plek
terugkeren. Ze zouden in plaats van een
„schoon avontuur" een lelijke regelmaat
worden en bij elk hernieuwd afspelen in
toenemende mate ergernis wekken. De
grammofoonplaat vindt haar bestaans
voorwaarde dan ook in een zo dicht mo
gelijk benaderen van de volmaaktheid.
Het valt niet te ontkennen, dat ze het
op die weg dank zij de „duivelskunste
naars Van de platenstudio" een heel eind
heeft gebracht. Evenmin mogen wij over
het hoofd zien dat de moderne grammo
foonplaat de verkwikking van edele mu
ziek in steden en dorpen heeft gebracht
bij miljoenen muziekliefhebbers die nu
eenmaal rnet elke dag de beschikking
over een échte Menuhin, Rubinstein of
Kathleen Ferrier hebben.
(Van een medewerker)
Tijdens de barre wintermaanden
verliezen vele vogels iets van hun
aangeboren schuwheid. Door
weersomstandigheden en honger
gedreven zoeken zij dan de men
selijke samenleving op. Tussen de
ze gasten gaat ook het tropisch
aandoende ijsvogeltje schuil. Wan
neer de beekjes door 'n harde ijs
korst bedekt zijn, geraakt ook de
ijsvogel in grote moeilijkheden.
Formidabel duikvisser als hij is,
ziet hij geen kans meer buit te
bemachtigen en slaat van liever
lede aan het zwerven. Juist in deze
tijd wordt hij dan opgemerkt, ter
wijl men hem in andere jaargetij
den, wanneer hij evengoed aanwe
zig is, niet bespeurt.
In de zomer ontdekt, men de ijsvogel
(Alcedo Atthis) meest il bij toeval, want
zijn woongebied is nogal ontoegankelijk
en moeilijk te vinden. Hij woont name
lijk langs helder stromende beekjes met
hoge zandige of lemige oevers. Wanneer
hij hierbij nog stille bochten met laag
Bij de eerste, primitieve gram.mo-
foonplatenopname speelde men
rechtstreeks in de trechter van
het apparaat, dat de opname straks
ook zou moeten weergeven. Op de
bovenste foto ziet u het snijden
van een geluidsopname in een
dikke wasplaat, een klusje, dat
dertig jaar geleden al gold als een
meesterstuk van precisie. Maar
pas de moderne toepassing van de
geluidsband heeft het mogelijk
gemaakt door knippen en mon
teren ook na de eigenlijke opname
nog correcties aan te brengen en
combinaties te maken, ui aar aan
men voorheen niet durfde denken.
Op de middelste foto ziet u hoe
bewoners van Nieuw-Guinea vol
eerbied luisteren naar een koffer
grammofoon, die voor ons al
ouderwets is.
En dit geval staat volstrekt niet alléén,
al heeft elke dirigent en elke opnamestaf
natuurlijk zijn eigen werkmethode. De
vermaarde Carmen-opname van Sir Tho
mas Beecham, met Victoria de los Ange
les in de titelrol, hield deze dirigent van
begin 1958 tot eind 1959 met onderbrekin
gen zelfs meer dan een jaar bezig. Voort
durend werd er na het beluisteren der
opnamen aan schijnbaar onbeduidende
details geschaafd. Sommige maten wer
den tientallen malen overgemaakt. Het
gevolg was, dat voor één der bijrollen
John Culshaws „sonicstage"-systeem. Bij
dit systeem dragen ontelbare hoorspel
effecten er toe bij dat het drama ook met
andere dan strikt muzikale middelen tot
de luisteraars spreekt. Bovendien ge
bruikt men bij de opnamen een ongekend
aantal microfoons, elk afzonderlijk regel
baar in de centrale regelkamer. Via deze
microfoons kan elke stem, elk instru
ment, ten opzichte van het geheel naar
willekeur worden versterkt of terugge
drongen. In overleg met de dirigent kan
de opnameleiding daardoor letterlijk en
figuurlijk méér uit de partituur en uit de
verklanking daarvan halen, dan de com
ponist vooi mogelijk heeft gehouden.
Méér ook dan in een zaaluitvoering ooit
bereikbaar is, omdat men daar immers
alleen het rechtstreekse resultaat in zich
opneemt.
Maar met dit alles en met de verbluf
fende perfectie van de hedendaagse op
nametechniek is de technische voor
sprong van de grammofoonplaat op de
zaaluitvoering nog maar zeer ten dele
geschilderd. Door het gebruik van de mo
derne geluidsband zijn immers ook lang
na het beëindigen van de eigenlijke op
namen nog onbeperkt correcties, veran
deringen en rangschikkingen mogelyk.
Uit vier of zes opnamen van één sonate
door één-en-dezelfde pianist voegt men
stukjes samen tot een „volmaakte" opna
me. die eigenlijk nimmer zó heeft plaats
gevonden. Fragment A stamt byvoor-
beeld uit de eerste, fragment B uit de
vijfde, fragment C uit de vierde opname.
Want nu eens was de solist in het begin,
dan weer in het midden of tegen het eind
op zijn best.
Kleine tikjes, hakkeltjes. kuchjes een
even krakend pedaal, het hoorbaar om
slaan van een blad muziek, het zijn alle
maal geluiden en geluidjes, die de con
certbezoeker voor lief moet nemen. Maar
bij de definitieve montage van de ge
luidsband voor de plaat worden ze met
grote zorg uit de band weggeknipt Ge
luidssterkte en klankkleur kunnen zelfs
bij het overnemen van de band nog wor
den beïnvloed Ja, ook tempo en toon
hoogte kan men desgewenst veranderen.
De geluidstechnici hebben er met tegen
opgezien van de beroemde alt Kathleen
Ferrier jaren na haar dood stereofonische
opnamen te maken. Zij lieten haar daar
toe via de geluidsband zingen met een
orkest, waarmee zij in werkelijkheid
nooit is opgetreden.
De belangstelling voor goede grammo
foonplaten is in onze dagen groter dan
ooit. Maar er is ook een moordende con
currentie tussen de merken onderling.
De platenfirma, die van een nieuwe plaat
niet werkelijk een topprestatie maakt,
boekt een ernstige verliespost. Concur
renten produceren hetzelfde werk im
mers bijna zeker in een uitmuntende
uitvoering. Het gevolg is, dat (terwijl er
in het .echte" muziekleven zeker meer
middelmatige uitvoeringen zijn dan bij
zonder goede) de grammofoon een per
centage uitschieters te horen geeft, waar
aan de concertzaal eenvoudig niet kan
tippen.
hakhout omzoomd aantreft, heeft hij het
meest ideale woongebied gevonden. In
deze omgeving voelt dit pareltje uit onze
avifauna zich uitstekend op z'n gemak.
Zonder twijfel kan men de ijsvogel (ook
wel ijsvink en waterspecht genoemd) de
schitterendste van onze vogels noemen
en dat wil wel wat zeggen. Hij is zo
groot als onze mus met een opvallende
korte staart, maar daarentegen grote
kop en een evenzo lange, forse snavel.
Zijn verenkleed is aan de bovenzijde een
mengeling van blauw- en metaalgroen. De
onderzijde en wangen zijn roodbruin, ter
wijl keel, rugstreep en halsvlek wit zijn.
Bij voorkeur vliegt de ijsvogel in de zon
neschijn laag boven het water en voor de
toeschouwer is het dan alsof hem een
glinsterend juweel voorbijflitst. In het
voorjaar breekt voor het ijsvogelpaar een
zeer drukke en zware tijd aan, want er
moet voor een passende ..woning" wor
den gezorgd. Niet zonder moeite boren ze
met hun snavel en krabben ze met hun
tenen een horizontale iets oplopende
gang in de hoge zandige oever uit. Het
einde van deze, circa een meter lange
nestgang is komvormig verbreed waar
het wijfje vijf tot zeven witte eitjes op
een laag van uitgebraakte botjes en vis
graten legt. Begin mei komen de jon
gen uit en voor de ouders breekt een
tijd van eindeloos fourageren aan. Op
een overhangende tak boven het water
gezeten spieden zij in het water naar
voorbijzwemmende waterinsekten of vis
jes.
Een duikvlucht, soms een stoot-
duilc en daar komt het vissertje met
zijn prooi boven water. Een visje slaat
hij meestal op de oever tegen een
tak of iets dergelijks dood en slikt
het dan in z'n geheel door. Heeft
hij echter zijn jongen te verzorgen
dan schiet hij pijlsnel met zijn vangst
de nauwe nestgang in, van ongeveer
5 cm. doorsnee, waarin al vlug twee
uitgeholde rem- en aanloopbanen ont
staan. Hier en aan de daaruittreden-
de vislucht kan men gemakkelijk een
bewoonde ijsvogelnestgang van ratte-
gangen onderscheiden.
De ijsvogels zijn eigenlijk van tropische
afkomst, waar nog vele van hun ver
wanten leven. Ze hebben zich op uit
stekende wijze in de visvangst gespecia
liseerd en hebben zich steeds verder var
het land hunner herkomst verwijderd.
Deze verspreiding heeft niet in enkele
jaren plaats gevonden, maar het hefeft
eeuwen geduurd voordat ze Europa be
reikten. Bij de Grieken was de ijsvogel
al bekend en hoe! De Grieken beschouw
den de ijsvogel als een grote vriend van
Eolus, de god van de wind, wiens doch
ter Alcyonia naar de ijsvogel genoemd
was. Zij was gehuwd met Ceynx, die
Neptunus evenwel in de golven had laten
omkomen en zij eiste haar gemalin terug.
Daarom gebood Eolus de wind te gaan
liggen en bracht hij de golven tot beda
ren. Dit gebeurde dan zeven dagen vóór
en zeven dagen na het wintersolstitium,
de zonnewende van 22 december. Deze
dagen waren de zeeman natuurlijk zeer
welkom, want de zeewegen waren dan
volkomen veilig. Door de Grieken waren
deze dagen nu aan de ijsvogels toebedeeld
om hun eieren uit te broeden en de jon
gen op te kweken.
Zij meenden immers dat het nest
van de ijsvogel in volle zee op de
baren dreef. Aan deze sage zou Wil
lem van Oranje zijn wapenspreuk:
„Saevis tranquillus in undis" (Rus
tig te midden der woelige baren) heb
ben ontleend.
Nu zijn de ijsvogels aan vele gevaren
blootgesteld. Vooral onder de jongen is
het sterftecijfer vaak hoog. Dit komt.
voornamelijk omdat zij een te grote prooi
te gulzig hebben doorgeslikt en hierin
dan stikken. Met het uitbreiden van
hun areaal hebben die ijsvogels welke
het in noordelijke richting hebben ge
zocht, er een niet weg te cijferen gevaar
bijgekregen. In de winter schieten nl.
veel ijsvogels onder het ijs als ze een
prooi naduiken en verdrinken voordat ze
een uitweg hebben gevonden. Wanneer
alle wateren in de greep van de ijsverst
zijn verstard komen wel de meeste ijs
vogels om. Zo heeft de afgelopen winter
een enorme tol onder de ijsvogels geëist
en wel dermate, dat de stand bedenkelijk
is geworden. Hopelijk is hier deze zomer
enige verbetering in gekomen, want het
zou doodjammer zijn wanneer dit flinke-
rend juweeltje voorgoed zou verdwijnen.
(Advertentie)
(Bijzondere medewerking)
Er is een tijd geweest zonder radio, films en televisie. Toen
moesten de mensen zich dus op andere wijze amuseren dan tegen
woordig. Zo zaten de ieren geschaard om hun turfvuren. En de
mensen in Wales? Wat deden zij in de goede oude tijd?
In alle tijden maakten zij muziek en zongen zjj Zij zongen, als
zij hun akkers bewerkten. En na gedane dagtaak zongen zij weer,
want dan kwamen zij samen bij het keukenvuur voor een n o s o n
1 a w e n.
er te kijken, te kopen, te eten, te drin
ken en soms ook omhoofdpijn te
krijgen. Die noofdpijn werd niet veroor
zaakt door Welshe alcoholhoudende dran
ken. maar door de lage eiken bal
ken, die het plafond dragen
Die bijeenkomsten werden een groot
succes en daarom besloot zij. Of eigen
kracht verder te gaan en ieder jaar
een reeks van die .Bonte Welshe Avon
den" te houden, inzonderheid vooi
vreemdelingen en in het buitenland ver
toevende Welshenaren Op die samen
komsten moest alles te zien, te proever
en te horen zijn. waardoor de nosnr
lawen in Wales "o geliefd was geworden
dus goede muziek, goede zang goedi
voordrachten, *oede dichtkunst en goed
eten. Daar mevrouw Caradoc Evans
haar medewerkers uit geheel Wales kon
kiezen, kostte het haar niet veei moeite
om een uitgelezen ste] kunstenaars hij
een te brengen
Robert Jonos zorgt vooi de voor
drachten. Telynores Eirian Hughes be
speelt de harp. Ritchie Thomas bij
genaamd „De zingende wever"
zingt liederen, terwijl Maggie en ü'an
Roberts nauwelijks geëvenaard wor
den als penillion-zangers. Penillion
zang is een eigenaardige en moeilijke
Welshe kunstvorm, waarbij vrijwel
ieder vers op dezelfde wys word* ge
zongen, terwijl de harpbegeleiding be
staat uit een andere melodie.
Letterlijk is noson lawen niet te verta
len. Het is een Welshe uitdrukking, die
ongeveer betekent: vrolijke, gezellige,
bonte avond. Eeuwenlang is reeds die
term m gebruik geweest om een typisch
Welsh vermaak aan te duiden Op zo'n
noson lawen schaarden zich bij de gasten
een harpist(e), zangers, een voordracht
kunstenaar en soms ook een -lichtei In
de regel waren zij eenvoudige mensen:
de vrouw van de dorpsbakker als har
piste, de herbergier of dokter als voor
drachtkunstenaar een boerenknecht ot
evangelist als dichter, en mijnwerkers,
fabrieksarbeiders, boeren en onderwij
zers als zangers.
Natuurlijk hebben radio, t'ilm er tele
visie hun stempel gedrukt op de beste
ding van de vrije tijd. Toch zijr- de nos-
weithiau Ilawen (meervoud van noson
lawen) nog geen verleden tijd Integen
deel, de laatste jaren komen zij zelfs
weer meer in trek Dit is voo» een be
langrijk deel te danken aan mevrouw
Olwen Caradoc Evans, een Welshe, die
doi is op Wales en de Welshe cultuur en
traditie. Een jaar of wat geleden huurde
zij (van „Monumentenzorg") in Llanrwst
(Noord-Wales) een vijftiende-eeuws ge
rechtsgebouw gelegen op de oever van
de snelstromende rivier de Conway Het
huis heet Tu Hwnt i'r Bont, hetgeen be
tekent „Huis bij de Brug", een zeer pas
sende naam. want vlak bij het huis be
vindt zich een stenen brug, vermoedelijk
ontworpen door Inigo Jones, de beroem
de zeventiend^ oeuwse architect.
Het „Huis bij de Brug" kwam zo in
trek bij vreemdelingen, dat mevrouw
Caradoc Evans het verzoek «reeg, een
paar speciale uosweithiau llawen te or
ganiseren voor buitenlandse studenten.
Mevrouw Caradoc Evans stelde zich
ten doel om Tu Hwnt i'r Bont te maken
tot een trefpunt van Welshe tradities. Zij
exposeerde en verkocht er de produkten
van de ambachtslieden en kunstenaars.
Zij maakte er voor haar gasten heer
lijke Welshe maaltijden klaar. En iedere
zomer kwamen er van heinde en ver
mensen naar het „Huis bij de Brug" om
Ik behoorde tot de gasten op de eerste
(speciale) noson lawen in het „Huis bij
de Brug". Er waren nog ruim veertig
andere (uit het buitenland afkomstige)
gasten. Ik zat te smullen van een voor
treffelijke forel, vlak bij het huis in de
Conway gevangen. Mijn overbuurman
aan tafel vroeg mij: „Welsh?" Hij was
een verweerde boer uit Bogota in Zuid-
Amerika. Ik zei „Ja" en drukte de
mij toegestoken hand. Hij zei: ,,Ik ben
Hywel Hughes. Lange jaren in Zuid-
Amerika gewoond. Kan Wales niet mis
sen Kom ieder jaar hier terug. Kwam
eens terug om een Welsh meisje te
trouwen we hebben nu twee volwassen
kinderen. Leerde ze Welsh spreken.
Spreken het thuis altijd. Bij u ook?
Ik antwoordde: „Ik vrees van niet".
Hughes zei: „Wat bliksem nog toe, dan
Wales is een Land van zangers.
De mensen zingen er, als zij hun
akkers bewerken, als zij kolen del
ven in de aarde of werken in de
fabrieken. En na gedane dagtaak
zingen zij weerwant dan komen
familie, vrienden, buren en voor
bijgangers samen bij het keuken
vuur voor iets onvertaalbaars
namelijk voor een noson lawen.
moest u zich ~chamen!"
Hughes en ik wijdden ons weer aan
onze forellen. Al gaqw hoorde ik opnieuw
de vraag: „Welsh?" Een Canadees
vroeg het mij ditmaal. Ik zei „Ja" en
vroeg of dit zijn eerste verblijf in
Wales was. Hij lachte en zei: „Boy, nee!
Ik ben hier geboren. Mijn vrouw ook.
We wonen nu twintig jaar in Canada
en dit is ons eerste bezoek sedert ons
vertrek. Ja, zo is het en ik heet Thomas,
Dai Thomas Ik vroeg: „Wonen er
veel Welshenaren in Canada?" „Boy, ja,
duizenden gisteren zijn er juist
ze;; vliegtuigen vol Welshenaren in En
geland aangekomen. En we spreken alle
maal en altijd Welsh onder elkaar
Hughes en Thomas waren spoedig in
een gesprek gewikkeld en vertelden el
kaar jeugdherinneringen uit het oude
vaderland Wales.
Na tafel zochten wij een plaatsje om
goed te kunnen zien en te luisteren. De
noson lawen werd een succes. De mu
ziek en de zang waren prima. Ritchie
Thomas, „De zingende wever", over
trof zichzelf. En dat wil heel wat zeg-
gep, want eens kreeg Ritchie namens
een der bekendste opera-gezelschappen
ter wereld een contract aangeboden.
Ritchie zei: „Nee, dank u", want hij
was en is tevreden in Wales. De penil
lion-zangers Maggie en Ifan Roberts
brachten oude Welshe legenden ten ge
hore. Mevrouw Caradoc Evans zorgde
voor de gezelligheid en de huiselijkheid,
die bij zo'n noson lawen horen.
Llanrwst heeft meer barden en dich
ters voortgebracht dan enige andere
plaats van gelijke grootte in Wales.
Daarom verbaasde het my niet eens zo
heel erg, toen „Pernant" iets ten beste
kwam geven.
Pernant werkt als mecaniciën in een
garage in Llanrwst. Hy is tevens een
der bekendste dichters van Wales. En
hij onthaalde ons op een ballade, gewijd
aan Tu Hwnt i'r Bont en de ge
schiedenis van dit vijf ecuwen oude huis
in het hart van de Welshe bergen.
Vertellers van oude legenden
en amateur-zangers beleven in
diepe ernst de vreugde van het
samenzijn.