OPNAMETECHNIEK IS VERBLUFFEND EN WEERGALOOS Perfecte muziek boort IJ de plaat, niet in een op concertzaal VORST grootste vijand van ijsvogels Zo ging het vroeger In Wales herleeft de folklore Zingen bij keukenvuur Zwarte schijf te volmaakt? Glinsterend juweeltje en Oranjes wapenspreuk Vele gevaren ,Noson La wen kunst apart Trefpunt De eerste avond DAGBLAD DE STEM VAN VRIJDAG 5 JANUARI 1964 (Van een medewerker) Vooriaar 1963. In de Bachzaal te Amsterdam werkt een van onze grootste grammofoonplatenmaatschappijen met de jonge maar reeds wereldberoemde Poolse pianist Adam Harasiewicz aan een opname van de volledige pianowerken van Chopin. De gebeurtenis is natuurlijk een sensatie voor de leerlingen van het aangrenzende Amsterdamse Conservatorium. Zij vertellen elkaar hoe de opnamestaf elke dag een omvangrijke, ultramoderne apparatuur in gereedheid brengt, wachtend op de solist. Als Harasiewicz verschijnt zet hij zich aan de vleugel en speelt zich „de vingers los". Dan volgen uren ingespannen arbeid. Niet altijd. Het gebeurt ook, dat de pianist opstaat en zegt: „Ik ben vandaag niet gedisponeerd, heren!" Dan gaan de technici naar huis. Morgen komen zij terug om het opnieuw te proberen. Voor de grammofoon speelt Harasiewicz alleen als hij volmaakt „in vorm" is. De zoëven genoemde grammofoon- Siegfried is de tweede opname volgens Mercédes) in de laatste fase niet meer dezelfde zangeres beschikbaar bleek als in het begin, zodat deze partij in de vol tooide opname door twee verschillende zangeressen wordt vertolkt. Leraren en leerlingen van het Conser vatorium, doorgewinterde musici èn kun stenaars in de dop, beschouwen dit laat ste misschien nog als de gróótste sensa tie. In geen concertzaal ter wereld im mers kan de solist na het proberen van een paar toonladders zijn publiek naar huis sturen, omdat het hem die dag niet helemaal wil lukken. Hij móét spelen ge disponeerd of niet. Hierin schuilt één van de oorzaken van de perfectie van de moderne grammofoonplaat. Ze komt tot stand onder omstandigheden, die zelfs de beroemdste musicus in het duurst be taalde galaconcert niet verwachten kan. December 1960. In een Brussels zieken huis overlijdt na een noodlottige vaJ op het station de Roemeense pianiste Clara Haskil. Ter herdenking van de sympa thieke kunstenares verschijnt reeds een paar weken later een prachtige plaat met Beethovens sonates no. 17 en 18: haar laatste opnamen, kort vóór haar dood gemaakt in Vervey, Zwitserland. Natuurlijk niet tijdens een „gewoon" concert, maar in speciale opname-sessies, in dit bijzondere geval doet één der opnameleiders, René Klopfenstein. ach teraf onthullingen, die het grote publiek over andere opnamen zelden of nooit be reiken. Clara Haskil. aldus Klopfenstein, was bij haar laatste opnamen uitzonder lijk op dreef. Het bewijs? Eén van de acht delen, waaruit deze twee sonates bestaan, behoefde maar éénmaal te wor den gespeeld. Let wel: het ging hier om opnamen zonder enige technische complicaties: één enkel vertrouwd instrument, bespeeld door een geroutineerde, plooibare en bij zonder geïnspireerde kunstenares. Deson danks prees de opnamestaf zich al geluk kig, dat elk dezer werken (speelduur ca. twintig minuten) in één sessie (van ver scheidene uren) kon worden opgenomen. Voor een moderne platenopname wordt zo'n stuk vier-, acht- of desnoods twaalf maal herhaald. Daarna kiest men uit al die opnamen de beste. Ook hierdoor krijgt de grammofoonplaat een enorme voorsprong op een „gewoon" concert, waar men de (enige) uitvoering moet ac cepteren zoals ze uitvalt. Najaar 1962. Een Engelse grammofoon platenmaatschappij maakt in Wenen de opnamen voor de eerste volledige platen- uitgave van Wagners „Siegfried". Produ cer John Culshaw heeft maandenlang (of jarenlang?) alles tot in de kleinste details voorbereid. De hele partituur is in een enorm aantal korte scènes verdeeld. Net als bij een filmopname zijn ze met een volgnummer aangeduid. Als het zo uit komt kunnen ze in willekeurige volg orde worden aangepakt. Elk „nummer" wordt natuurlijk weer zó herhaald en bij geschaafd. dat er niets meer aan te ver beteren valt. En men beschouwt het als een bijzonder gelukkig gemiddelde, wan neer een scènetje van een kwartier bruikbaar op de geluidsband staat in een twee uur tijds, het achtvoud van de tijd, die het straks op de voltooide plaat zal innemen. Denkt u eens in, dat de directie van een „gewoon" operatheater Wagners omvangrijke „Siegfried" bij stukjes en beetjes achtmaal zou voorspelen, teneinde het publiek op alle onderdelen het hoogst bereikbare voor te zetten! De technische perfectie van de gram mofoonplaat staat dan ook buiten twijfel. Maar daarmee is allerminst gezegd dat het „levende" concert voor de ware mu ziekliefhebber niet altijd een eigen, on navolgbare charme behoudt. Het echte concert is telkens weer een schoon avon tuur. Juist de kleine feilen, de „schoon heidsfoutjes", zijn kenmerkend vooi de levensechtheid. Met inbegrip van die on voorziene tekortkomingen kan het echte concert zelfs door de beste grammofoon plaat nooit worden vervangen. Is de grammofoonplaat dus eigenlijk té goed geworden? Een feit is, dat de spanning van het „schone avontuur" bij een plaat wel móét blijven ontbreken. Zou de platenfabrikant opzettelijk klei ne gebreken in een grammofoonopname laten zitten, dan zouden die gebreken uiteraard bij elk hernieuwd afdraaien van de plaat op precies dezelfde plek terugkeren. Ze zouden in plaats van een „schoon avontuur" een lelijke regelmaat worden en bij elk hernieuwd afspelen in toenemende mate ergernis wekken. De grammofoonplaat vindt haar bestaans voorwaarde dan ook in een zo dicht mo gelijk benaderen van de volmaaktheid. Het valt niet te ontkennen, dat ze het op die weg dank zij de „duivelskunste naars Van de platenstudio" een heel eind heeft gebracht. Evenmin mogen wij over het hoofd zien dat de moderne grammo foonplaat de verkwikking van edele mu ziek in steden en dorpen heeft gebracht bij miljoenen muziekliefhebbers die nu eenmaal rnet elke dag de beschikking over een échte Menuhin, Rubinstein of Kathleen Ferrier hebben. (Van een medewerker) Tijdens de barre wintermaanden verliezen vele vogels iets van hun aangeboren schuwheid. Door weersomstandigheden en honger gedreven zoeken zij dan de men selijke samenleving op. Tussen de ze gasten gaat ook het tropisch aandoende ijsvogeltje schuil. Wan neer de beekjes door 'n harde ijs korst bedekt zijn, geraakt ook de ijsvogel in grote moeilijkheden. Formidabel duikvisser als hij is, ziet hij geen kans meer buit te bemachtigen en slaat van liever lede aan het zwerven. Juist in deze tijd wordt hij dan opgemerkt, ter wijl men hem in andere jaargetij den, wanneer hij evengoed aanwe zig is, niet bespeurt. In de zomer ontdekt, men de ijsvogel (Alcedo Atthis) meest il bij toeval, want zijn woongebied is nogal ontoegankelijk en moeilijk te vinden. Hij woont name lijk langs helder stromende beekjes met hoge zandige of lemige oevers. Wanneer hij hierbij nog stille bochten met laag Bij de eerste, primitieve gram.mo- foonplatenopname speelde men rechtstreeks in de trechter van het apparaat, dat de opname straks ook zou moeten weergeven. Op de bovenste foto ziet u het snijden van een geluidsopname in een dikke wasplaat, een klusje, dat dertig jaar geleden al gold als een meesterstuk van precisie. Maar pas de moderne toepassing van de geluidsband heeft het mogelijk gemaakt door knippen en mon teren ook na de eigenlijke opname nog correcties aan te brengen en combinaties te maken, ui aar aan men voorheen niet durfde denken. Op de middelste foto ziet u hoe bewoners van Nieuw-Guinea vol eerbied luisteren naar een koffer grammofoon, die voor ons al ouderwets is. En dit geval staat volstrekt niet alléén, al heeft elke dirigent en elke opnamestaf natuurlijk zijn eigen werkmethode. De vermaarde Carmen-opname van Sir Tho mas Beecham, met Victoria de los Ange les in de titelrol, hield deze dirigent van begin 1958 tot eind 1959 met onderbrekin gen zelfs meer dan een jaar bezig. Voort durend werd er na het beluisteren der opnamen aan schijnbaar onbeduidende details geschaafd. Sommige maten wer den tientallen malen overgemaakt. Het gevolg was, dat voor één der bijrollen John Culshaws „sonicstage"-systeem. Bij dit systeem dragen ontelbare hoorspel effecten er toe bij dat het drama ook met andere dan strikt muzikale middelen tot de luisteraars spreekt. Bovendien ge bruikt men bij de opnamen een ongekend aantal microfoons, elk afzonderlijk regel baar in de centrale regelkamer. Via deze microfoons kan elke stem, elk instru ment, ten opzichte van het geheel naar willekeur worden versterkt of terugge drongen. In overleg met de dirigent kan de opnameleiding daardoor letterlijk en figuurlijk méér uit de partituur en uit de verklanking daarvan halen, dan de com ponist vooi mogelijk heeft gehouden. Méér ook dan in een zaaluitvoering ooit bereikbaar is, omdat men daar immers alleen het rechtstreekse resultaat in zich opneemt. Maar met dit alles en met de verbluf fende perfectie van de hedendaagse op nametechniek is de technische voor sprong van de grammofoonplaat op de zaaluitvoering nog maar zeer ten dele geschilderd. Door het gebruik van de mo derne geluidsband zijn immers ook lang na het beëindigen van de eigenlijke op namen nog onbeperkt correcties, veran deringen en rangschikkingen mogelyk. Uit vier of zes opnamen van één sonate door één-en-dezelfde pianist voegt men stukjes samen tot een „volmaakte" opna me. die eigenlijk nimmer zó heeft plaats gevonden. Fragment A stamt byvoor- beeld uit de eerste, fragment B uit de vijfde, fragment C uit de vierde opname. Want nu eens was de solist in het begin, dan weer in het midden of tegen het eind op zijn best. Kleine tikjes, hakkeltjes. kuchjes een even krakend pedaal, het hoorbaar om slaan van een blad muziek, het zijn alle maal geluiden en geluidjes, die de con certbezoeker voor lief moet nemen. Maar bij de definitieve montage van de ge luidsband voor de plaat worden ze met grote zorg uit de band weggeknipt Ge luidssterkte en klankkleur kunnen zelfs bij het overnemen van de band nog wor den beïnvloed Ja, ook tempo en toon hoogte kan men desgewenst veranderen. De geluidstechnici hebben er met tegen opgezien van de beroemde alt Kathleen Ferrier jaren na haar dood stereofonische opnamen te maken. Zij lieten haar daar toe via de geluidsband zingen met een orkest, waarmee zij in werkelijkheid nooit is opgetreden. De belangstelling voor goede grammo foonplaten is in onze dagen groter dan ooit. Maar er is ook een moordende con currentie tussen de merken onderling. De platenfirma, die van een nieuwe plaat niet werkelijk een topprestatie maakt, boekt een ernstige verliespost. Concur renten produceren hetzelfde werk im mers bijna zeker in een uitmuntende uitvoering. Het gevolg is, dat (terwijl er in het .echte" muziekleven zeker meer middelmatige uitvoeringen zijn dan bij zonder goede) de grammofoon een per centage uitschieters te horen geeft, waar aan de concertzaal eenvoudig niet kan tippen. hakhout omzoomd aantreft, heeft hij het meest ideale woongebied gevonden. In deze omgeving voelt dit pareltje uit onze avifauna zich uitstekend op z'n gemak. Zonder twijfel kan men de ijsvogel (ook wel ijsvink en waterspecht genoemd) de schitterendste van onze vogels noemen en dat wil wel wat zeggen. Hij is zo groot als onze mus met een opvallende korte staart, maar daarentegen grote kop en een evenzo lange, forse snavel. Zijn verenkleed is aan de bovenzijde een mengeling van blauw- en metaalgroen. De onderzijde en wangen zijn roodbruin, ter wijl keel, rugstreep en halsvlek wit zijn. Bij voorkeur vliegt de ijsvogel in de zon neschijn laag boven het water en voor de toeschouwer is het dan alsof hem een glinsterend juweel voorbijflitst. In het voorjaar breekt voor het ijsvogelpaar een zeer drukke en zware tijd aan, want er moet voor een passende ..woning" wor den gezorgd. Niet zonder moeite boren ze met hun snavel en krabben ze met hun tenen een horizontale iets oplopende gang in de hoge zandige oever uit. Het einde van deze, circa een meter lange nestgang is komvormig verbreed waar het wijfje vijf tot zeven witte eitjes op een laag van uitgebraakte botjes en vis graten legt. Begin mei komen de jon gen uit en voor de ouders breekt een tijd van eindeloos fourageren aan. Op een overhangende tak boven het water gezeten spieden zij in het water naar voorbijzwemmende waterinsekten of vis jes. Een duikvlucht, soms een stoot- duilc en daar komt het vissertje met zijn prooi boven water. Een visje slaat hij meestal op de oever tegen een tak of iets dergelijks dood en slikt het dan in z'n geheel door. Heeft hij echter zijn jongen te verzorgen dan schiet hij pijlsnel met zijn vangst de nauwe nestgang in, van ongeveer 5 cm. doorsnee, waarin al vlug twee uitgeholde rem- en aanloopbanen ont staan. Hier en aan de daaruittreden- de vislucht kan men gemakkelijk een bewoonde ijsvogelnestgang van ratte- gangen onderscheiden. De ijsvogels zijn eigenlijk van tropische afkomst, waar nog vele van hun ver wanten leven. Ze hebben zich op uit stekende wijze in de visvangst gespecia liseerd en hebben zich steeds verder var het land hunner herkomst verwijderd. Deze verspreiding heeft niet in enkele jaren plaats gevonden, maar het hefeft eeuwen geduurd voordat ze Europa be reikten. Bij de Grieken was de ijsvogel al bekend en hoe! De Grieken beschouw den de ijsvogel als een grote vriend van Eolus, de god van de wind, wiens doch ter Alcyonia naar de ijsvogel genoemd was. Zij was gehuwd met Ceynx, die Neptunus evenwel in de golven had laten omkomen en zij eiste haar gemalin terug. Daarom gebood Eolus de wind te gaan liggen en bracht hij de golven tot beda ren. Dit gebeurde dan zeven dagen vóór en zeven dagen na het wintersolstitium, de zonnewende van 22 december. Deze dagen waren de zeeman natuurlijk zeer welkom, want de zeewegen waren dan volkomen veilig. Door de Grieken waren deze dagen nu aan de ijsvogels toebedeeld om hun eieren uit te broeden en de jon gen op te kweken. Zij meenden immers dat het nest van de ijsvogel in volle zee op de baren dreef. Aan deze sage zou Wil lem van Oranje zijn wapenspreuk: „Saevis tranquillus in undis" (Rus tig te midden der woelige baren) heb ben ontleend. Nu zijn de ijsvogels aan vele gevaren blootgesteld. Vooral onder de jongen is het sterftecijfer vaak hoog. Dit komt. voornamelijk omdat zij een te grote prooi te gulzig hebben doorgeslikt en hierin dan stikken. Met het uitbreiden van hun areaal hebben die ijsvogels welke het in noordelijke richting hebben ge zocht, er een niet weg te cijferen gevaar bijgekregen. In de winter schieten nl. veel ijsvogels onder het ijs als ze een prooi naduiken en verdrinken voordat ze een uitweg hebben gevonden. Wanneer alle wateren in de greep van de ijsverst zijn verstard komen wel de meeste ijs vogels om. Zo heeft de afgelopen winter een enorme tol onder de ijsvogels geëist en wel dermate, dat de stand bedenkelijk is geworden. Hopelijk is hier deze zomer enige verbetering in gekomen, want het zou doodjammer zijn wanneer dit flinke- rend juweeltje voorgoed zou verdwijnen. (Advertentie) (Bijzondere medewerking) Er is een tijd geweest zonder radio, films en televisie. Toen moesten de mensen zich dus op andere wijze amuseren dan tegen woordig. Zo zaten de ieren geschaard om hun turfvuren. En de mensen in Wales? Wat deden zij in de goede oude tijd? In alle tijden maakten zij muziek en zongen zjj Zij zongen, als zij hun akkers bewerkten. En na gedane dagtaak zongen zij weer, want dan kwamen zij samen bij het keukenvuur voor een n o s o n 1 a w e n. er te kijken, te kopen, te eten, te drin ken en soms ook omhoofdpijn te krijgen. Die noofdpijn werd niet veroor zaakt door Welshe alcoholhoudende dran ken. maar door de lage eiken bal ken, die het plafond dragen Die bijeenkomsten werden een groot succes en daarom besloot zij. Of eigen kracht verder te gaan en ieder jaar een reeks van die .Bonte Welshe Avon den" te houden, inzonderheid vooi vreemdelingen en in het buitenland ver toevende Welshenaren Op die samen komsten moest alles te zien, te proever en te horen zijn. waardoor de nosnr lawen in Wales "o geliefd was geworden dus goede muziek, goede zang goedi voordrachten, *oede dichtkunst en goed eten. Daar mevrouw Caradoc Evans haar medewerkers uit geheel Wales kon kiezen, kostte het haar niet veei moeite om een uitgelezen ste] kunstenaars hij een te brengen Robert Jonos zorgt vooi de voor drachten. Telynores Eirian Hughes be speelt de harp. Ritchie Thomas bij genaamd „De zingende wever" zingt liederen, terwijl Maggie en ü'an Roberts nauwelijks geëvenaard wor den als penillion-zangers. Penillion zang is een eigenaardige en moeilijke Welshe kunstvorm, waarbij vrijwel ieder vers op dezelfde wys word* ge zongen, terwijl de harpbegeleiding be staat uit een andere melodie. Letterlijk is noson lawen niet te verta len. Het is een Welshe uitdrukking, die ongeveer betekent: vrolijke, gezellige, bonte avond. Eeuwenlang is reeds die term m gebruik geweest om een typisch Welsh vermaak aan te duiden Op zo'n noson lawen schaarden zich bij de gasten een harpist(e), zangers, een voordracht kunstenaar en soms ook een -lichtei In de regel waren zij eenvoudige mensen: de vrouw van de dorpsbakker als har piste, de herbergier of dokter als voor drachtkunstenaar een boerenknecht ot evangelist als dichter, en mijnwerkers, fabrieksarbeiders, boeren en onderwij zers als zangers. Natuurlijk hebben radio, t'ilm er tele visie hun stempel gedrukt op de beste ding van de vrije tijd. Toch zijr- de nos- weithiau Ilawen (meervoud van noson lawen) nog geen verleden tijd Integen deel, de laatste jaren komen zij zelfs weer meer in trek Dit is voo» een be langrijk deel te danken aan mevrouw Olwen Caradoc Evans, een Welshe, die doi is op Wales en de Welshe cultuur en traditie. Een jaar of wat geleden huurde zij (van „Monumentenzorg") in Llanrwst (Noord-Wales) een vijftiende-eeuws ge rechtsgebouw gelegen op de oever van de snelstromende rivier de Conway Het huis heet Tu Hwnt i'r Bont, hetgeen be tekent „Huis bij de Brug", een zeer pas sende naam. want vlak bij het huis be vindt zich een stenen brug, vermoedelijk ontworpen door Inigo Jones, de beroem de zeventiend^ oeuwse architect. Het „Huis bij de Brug" kwam zo in trek bij vreemdelingen, dat mevrouw Caradoc Evans het verzoek «reeg, een paar speciale uosweithiau llawen te or ganiseren voor buitenlandse studenten. Mevrouw Caradoc Evans stelde zich ten doel om Tu Hwnt i'r Bont te maken tot een trefpunt van Welshe tradities. Zij exposeerde en verkocht er de produkten van de ambachtslieden en kunstenaars. Zij maakte er voor haar gasten heer lijke Welshe maaltijden klaar. En iedere zomer kwamen er van heinde en ver mensen naar het „Huis bij de Brug" om Ik behoorde tot de gasten op de eerste (speciale) noson lawen in het „Huis bij de Brug". Er waren nog ruim veertig andere (uit het buitenland afkomstige) gasten. Ik zat te smullen van een voor treffelijke forel, vlak bij het huis in de Conway gevangen. Mijn overbuurman aan tafel vroeg mij: „Welsh?" Hij was een verweerde boer uit Bogota in Zuid- Amerika. Ik zei „Ja" en drukte de mij toegestoken hand. Hij zei: ,,Ik ben Hywel Hughes. Lange jaren in Zuid- Amerika gewoond. Kan Wales niet mis sen Kom ieder jaar hier terug. Kwam eens terug om een Welsh meisje te trouwen we hebben nu twee volwassen kinderen. Leerde ze Welsh spreken. Spreken het thuis altijd. Bij u ook? Ik antwoordde: „Ik vrees van niet". Hughes zei: „Wat bliksem nog toe, dan Wales is een Land van zangers. De mensen zingen er, als zij hun akkers bewerken, als zij kolen del ven in de aarde of werken in de fabrieken. En na gedane dagtaak zingen zij weerwant dan komen familie, vrienden, buren en voor bijgangers samen bij het keuken vuur voor iets onvertaalbaars namelijk voor een noson lawen. moest u zich ~chamen!" Hughes en ik wijdden ons weer aan onze forellen. Al gaqw hoorde ik opnieuw de vraag: „Welsh?" Een Canadees vroeg het mij ditmaal. Ik zei „Ja" en vroeg of dit zijn eerste verblijf in Wales was. Hij lachte en zei: „Boy, nee! Ik ben hier geboren. Mijn vrouw ook. We wonen nu twintig jaar in Canada en dit is ons eerste bezoek sedert ons vertrek. Ja, zo is het en ik heet Thomas, Dai Thomas Ik vroeg: „Wonen er veel Welshenaren in Canada?" „Boy, ja, duizenden gisteren zijn er juist ze;; vliegtuigen vol Welshenaren in En geland aangekomen. En we spreken alle maal en altijd Welsh onder elkaar Hughes en Thomas waren spoedig in een gesprek gewikkeld en vertelden el kaar jeugdherinneringen uit het oude vaderland Wales. Na tafel zochten wij een plaatsje om goed te kunnen zien en te luisteren. De noson lawen werd een succes. De mu ziek en de zang waren prima. Ritchie Thomas, „De zingende wever", over trof zichzelf. En dat wil heel wat zeg- gep, want eens kreeg Ritchie namens een der bekendste opera-gezelschappen ter wereld een contract aangeboden. Ritchie zei: „Nee, dank u", want hij was en is tevreden in Wales. De penil lion-zangers Maggie en Ifan Roberts brachten oude Welshe legenden ten ge hore. Mevrouw Caradoc Evans zorgde voor de gezelligheid en de huiselijkheid, die bij zo'n noson lawen horen. Llanrwst heeft meer barden en dich ters voortgebracht dan enige andere plaats van gelijke grootte in Wales. Daarom verbaasde het my niet eens zo heel erg, toen „Pernant" iets ten beste kwam geven. Pernant werkt als mecaniciën in een garage in Llanrwst. Hy is tevens een der bekendste dichters van Wales. En hij onthaalde ons op een ballade, gewijd aan Tu Hwnt i'r Bont en de ge schiedenis van dit vijf ecuwen oude huis in het hart van de Welshe bergen. Vertellers van oude legenden en amateur-zangers beleven in diepe ernst de vreugde van het samenzijn.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 10