Granpré Molière MUZIEKLIEFHEBBERS hoeven geen kenners BURGTHEATER te zi|n RUMEILAND van 65-jarige S. Vestdijk in het Frans KE3MÜI l Jernieuwer die in de traditie geloofd* e Luisteren Driekwart eeuw trefpunt van een groots uitgaansleven m^eïTen muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen iOSRAM ARTIKEL VAN IN LA CROIX RIJKJE WOLLESWINKEL IN VERDI-HERDENKING „GOTT'ERHALTE" TRADITIE VOORTGEZET TROETELKIND neem Drie soorten DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 12 0KTÖBEH 19b3 m If EN MORGEN viert de bekende architect en stedebouwkundige prof. ir. M. J. Granpré Molière lijn tachtigste verjaardag. Het liefst zou hij dat In alle stilte doen maar dat zal wel een van de weinige wensen blijken waarvan de vervulling hem niet door zijn talrijke vrienden en vu rige bewonderaars wordt gegund. En in het spel van krachten en te genkrachten, waaraan ook de we reld van de bouwkunst onderhevig is ligt het voor de hand dat een teken van tegenspraak, als prof. Molière geworden is in zijn veel zijdige en vruchtbare leven, ge huldigd wordt ook als een demon stratie van standpunt en onwankel bare vriendschap tegenover de vaak beslist niet hoffelijke bestrij ding die hij heeft moeten onder vinden. WANNEER we het woord Delftse School hanteren, waarvan Molière de grond legger is, dan voelt wel vrijwel ieder geïnteresseerde waarom de strijd in het verleden zo ongeveer gegaan is. Het ging minder om de eigen artistieke scheppingen van Molière dan wel om zijn op het thomisme gefundeerde ar chitectuur-leer, die hij met grote ernst en zorgvuldigheid tijdens zijn lange Delftse professoraat heeft uitgebouwd. Molière had in diep verantwoordelijk heidsgevoel tegenover zijn leeropdracht zijn architecten-praktijk bijna volledig prijs gegeven om zich aan studie en zijn colleges te kunnen wijden. Hij had toen al een architectonische en stede- bouwkundige daad van grote en be vrijdende betekenis gesteld in het ont werp voor het prachtige Rotterdamse tuindorp Vreewijk, dat hij in samen werking met ir. P. Verhagen ontwierp. Van een even bevrijdend en vernieu wend karakter waren ook een aantal woonhuizen zoals b.v. het z.g. roze huisje voor Dirk Nijland in Wassenaar. Zijn zoeken naar edele eenvoud en duidelijke architectonische markering bracht een herstel van traditionele waarden, die in de industriële baaierd van de vorige eeuw vrijwel onderge gaan leken. Molière bleek vernieu wend juist dank zij zijn teruggrijpen naar een hechte traditie. Dat werd ook duidelijk in zijn seminariekapel te Haaren en verschillende andere bouw werken die hij tot stand bracht. En het geestelijk fundament komt gaan deweg duidelijker naar de oppervlakte van zijn bewuste denken in de colleges, waarvan de overtuigingskracht bijna spreekwoordelijk is geworden. Molière wordt de grondlegger van de Delftse School, waarvan de hechte fundering evenzeer een zwakte als een sterkte zou blijken te betekenen. Want het optreden van Molière valt in een merkwaardig tijdvak, dat door hevige en snelle veranderingen op geestelijk, maatschappelijk en artistiek terrein wordt gekenmerkt. Wanneer we hem zien vanuit het tijdsbeeld waarin deze filosoof-architect zijn werk begon dan rijst hij voor ons op als een vernieuwer, die een waarachtige stijl wist te scheppen met diepe wortels in de waarden van het verleden. Maar vanuit 1963 gezien hebben de wortels wel wat al te vast gezeten en heeft het bouwwerk van zijn artistieke filosofie een te statisch karakter om niet als een rem op de nieuwe architectuuront wikkeling door velen te worden ge voeld. Vanaf zijn overgang tot het katholiciS' me blijkt de eerst sterk esthetisch in gestelde Molière bijzonder onder de indruk te zijn geweest van de wereld van onwankelbare zekerheden, die in het thomisme zijn onverwoestbare ba sis scheen te hebben. Maar een nieuwe en dynamische tijd heeft het statistische tho misme bij velen naar het ach terplan van hun belangstelling gedrongen evenals dat trouwens hand over hand is gebeurd met de architectuuropvattingen, die in de Delftse School nogal stevig waren vastgelegd. De leerlingen van deze school hebben in hun onwankelbare zelfverzekerdheid dan ook wel eens buitenstaan ders geirriteerd door het han teren van een wat te gemakke lijk aandoende sleutel op de grote problemen, waarvoor de bouwkunst van nu zich gesteld ziet. Ze legden zich daarbij bovendien ook wel eens wat al te vast op het verle den en zagen dan niet zo diep als Molière de kansen op vernieuwing. Maar de kern van de zaak blijft voor ons gevoel toch het conflict tussen het denken van de statische burgermaat schappij en het vrijwel alles overspoe- lende dynamisme van een tot volle ™U ïïlmRgekomen industrieel tijd vak. Maar in dit conflict is er één, die mnJc. s van de hoffelijkheid op de meest gave wijze weet te hanteren zelfs onvprrira "rn Va" tWee ziJden biJna dfen steok. J ,wordt- E" die boven een dien mVerd,er, toegegroeid is naai rechte a J °Penheid en op uit het Toee nnf 00k voor prestaties is Molière 7e?fVe ?gende kamp: En dal gekenmerkt Mr. A. J. J. VAN ROOM. De begaafde altzangeres Rijkje Wolleswinkel uit Den Haag zal in Noordbrabant optreden in ver schillende concerten. In Breda zal zij samen met het Breda's Man nenkoor de Altrapsodie van Jo hannes Brahms uitvoeren op 21 november a.s. Zeer binnenkort echter zal zij al in Tilburg haar medewerking verlenen aan een goed voorberei de uitvoering van het grote „Re quiem" van Giuseppe Verdi. De Tilburgse Stadsschouwburg her denkt daarmee de grote opera componist, die 150 jaar geleden in Roncole, nabij Busseto werd ge boren. Aan het „Requiem" werken mee het r.-k. gemengd koor „De Ver enigde Zangers" uit Tilburg met enkele gastkoren en de solisten Helène Verkley als sopraan, Rijk je Wolleswinkel als mezzo-so praan, Willie van Heze als tenor en de bas Laurens van de Werff. Het geheel ook Het Brabants Orkest dat voor de begeleiding zorgt staat onder leiding van Jan Jansen. Het timbre van Rijkjes stem is zuiver alt, maar zij heejt de klank ervan zo goed gevormd, dat ze er ook het mezzo-karakter aan kan geven, dat Verdi voorschrijft voor zijn „Requiem". Van alle zangstemmen had de mezzo-sopraan Verdi's voorkeur, hetgeen blijkt uit verschillende hoofdrollen van zijn opera's Rijk je waagt het niet, zich te meten met de uitzonderlijke historische vertolking van Fedora Barbieri, maar zij is in ieder geval van plan in Tilburg een bijzondere presta tie te verrichten. Rijkje, die haar opleiding ont ving aan het kon. Muziekconser vatorium te Den Haag, heeft zich vooral toegelegd op het oratorium. Daarin hoeft zij immers geen aandacht te besteden aan voor dracht het komt daarbij uitslui tend aan op de dramatische zeg gingskracht van de stem. In het westen van ons land heeft Rijkje met succes meege werkt aan grote oratoria-uitvoe ringen: in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Leiden, Delft, maar ook in Enschede, Hengelo en Nij megen. Voorts zong de Haagse alt in Engeland en Zwitserland op concerten. Voor zover ons bekend, zal zij ook nog zingen op enkele andere concerten in Tilburg, waarbij het „Magnificat" van Bach en de „Kröhnungsmesse" van Mozart worden uitgevoerd. Muziek heeft de kracht de mens geestelijk te verheffen, hem voor een ogenblik in een andere wereld te laten leven, die hem de harde wer kelijkheid doet vergeten en hem de schoonheid, harmonie en innerlijke vreugde of ontroering kan schenken, welke hij behoeft. Haar werking is intens en machtig, daar zij in ons dringen kan en voorstellingen oproept van gevoelssymbolische aard. Om met Piato te spreken: „Muziek en ritme vinden hun weg tot in de geheime plaatsen der ziel" of zoals E. T. A. Hoffmann het zo kernachtig formuleerde „Waar het woord ophoudt, daar begint de muziek." Zij is van nature trouwens zó met ons wezen verbonden, dat wij haar niet kunnen missen. Gelukkig is daarom de mens, wiens hart er voor open staat, er bijzonder gevoelig voor is, haar op zich laat inwerken en de veredelende invloed ervan ondergaat. Om van muziek te kunnen genieten behoeft de muziekliefhebber in eerste In stantie niet te beschikken over een ter zake dienende kennis. De praktijk van het concertleven en het veelvuldig contact met luisteraars bevestigen dit nog eens ten overvloede. Het merendeel van hen, die zich tot deze categorie rekenen, zouden niet in staat zijn een symfonie of fuga te analyseren of een definitie geven van ixv. hei woord canon. (Bijzondere correspondentie) Op 14 oktober 1955 vond in de Oostenrijkse hoofdstad de opening plaats van het „herrezen" Burgtheater, dat zoals zovele gebouwen in Wenen in het oorlogs geweld van 1945 grotendeels afbrandde. Evenals bij de herbouw van het Weense Operagebouw wist men ook „die Burg", zoals dit theater kortweg populair ge noemd wordt, in zijn oude luister te herstellen. Zo werd het nieuwe Burghtheater een bouwwerk waarin thans traditie en technische vooruitgang nauw samengaan. Haast vanzelfsprekend werd het nieuwe Burgtheater in gebruik genomen met de opvoering van het meester werk van de grote Oostenrijkse romanticus Franz Grillparzer, „König Ottokar's Glück und Ende", een historisch drama, dat verhaalt van de overweldiger koning Otokar van Bohemen en van Rudolf van Habs- burg, die strijdt voor het recht. Aan het slot van het stuk triomfeert, zoals te verwachten was, Rudolf von Habsburg, een overwinning dus van de gerechtigheid over de tyrannie. Bovendien betekent deze triomf een glorieuze entree van de Habsburgers in de geschiede nis van Oostenrijk. Aldus vormde dit openingsstuk een hulde aan het Huis Habsburg, stichter van het Burgtheater en de rijke tra ditie, waarvan het ook in deze dagen nog rijke vruch ten plukt. Want ook vandaag de dag nog is het Burg theater de belangrijkste schouwburg van het Duitse taalgebied. Het tegenwoordige Burgtheater werd in de jaren 1874 tot 1888 naar een ontwerp van de architecten Semper en Hasenauer in neo-renaissancestijl gebouwd. Het werd precies driekwart eeuw geleden, op 14 oktober 1888 geopend en heette in die dagen het k.k. (konigliche und kaiserliche) Hofburgtheater. Voorafgaande aan het jaar 1888 had het Burgtheater reeds grote geschiedenis gemaakt. Op.$e P^aa^s waar in het hedendaagse Wenen het Michaelertrakt staat, be vond zich vroeger het keizerlijk Bal- huis. Keizerin Maria Theresia, die veel van toneel hield, liet dit Balhuis tijdens haar regering ombouwen tot schouwburg, die de naam „Theater nachst der Burg" kreeg. Aanvankelijk traden hierin rondtrekkende toneelge zelschappen op uit Frankrijk, Italië en de Duitse landen. Gelijk in die dagen ook in de Nederlanden het geval was bestond het program van deze zwer- vende toneelgroepen haast uitsluitend uit kluchten, die het in het onbezorgde Wenen goed deden. Geheel anders werd dit ten tijde van de regering van haar zoon Joseph II die het als „verlicht despoot" tot zijn taak rekende een „National Theater" in het leven te roepen. Deze vorst had hiervoor twee redenen. Op de eerste plaats was hij een veelzijdiger kunstenaar en politicus dan zijn voorgangers, die de meeste belangstelling hadden voor opera's en vrome oratoria, met name keizer Leo pold I, die zich meer interesseerde voor de muziek dan voor het schouwspel Joseph II wilde van zijn creatie, het „National Theater' bovendien een po litiek werktuig maken, dat ten doel had een culturele band te smeden tus sen de diverse volkeren, waaruit het rijk bestond. In het jaar 1775 bezocht Lessing We nen en Joseph II ontving hem naturlijk bij zich. Uit dit contact vloeide voort dat hij de principes van Lessing over-' nam, zodat er steeds meer sprake was van een onder invloed van Lessing ontstane Habsburgse dramaturgie, die tenslotte ook het Duitse toneel grondig wijzigde. In februari 1776 was het dan zover keizer Joseph II verhief het „Theater nachst der Burg" officieel tot „Hof- und National-theater." JJitstekende acteurs, actrices en resis- seurs hebben de levensvatbaarheid en het succes van dit theater ver- advertentie) zekerd. Mede naar Frans voorbeeld be schikte het „Burgtheater", zoals men het voortaan noemde, over de ken merken van een in die dagen modern theater. Zo was er een vaste speel ruimte, een geselecteerd aantal ac teurs en actrices met voortreffelijke speelkwaliteiten, dat contractueel aan het theater verbonden was, regelmatige voorstellingen en een tevoren vastge steld répertoire. Deze „Hofschauspieler" werden maandelijks door de keizer, en later door de staat, uitbetaald. De belang rijke regisseurs en directeuren uit dit oude Burgtheater op de Michaeler- platz waren Broekman, Schroder, Braun, Schreyvogel en Laube. Uiter aard werden er heel wat premières pinnen de muren van het oude Burgh theater uitgevoerd. In november 1917 o.a klonk hier voor het eerst het e^halte gedirigeerd door de toen reeds hoogbejaarde componist Joseph Haydn. Het was het verjaardagsge schenk van de componist aan de kei zer, een lied, dat een bede en belofte Suw aan het keizerlijk huis in hield. Zo werd het al spoedig verheven t?\nuf10?a^ volkslied van Oostenrijk. Het bleef dit tot in 1938 toen het bij de Anschluss door Hitier verboden werd. Het mocht alleen gebruikt wor den met enige nuances in de compo sitie met de tekst van „Deutschland, Deutschland uber Alles." Na de Ansch- lus is het niet meer als volkslied her ingevoerd, mede vanwege "de grote so cialistische invloed in het Oostenrijkse politieke leven. Maar het leeft toch nog in de herinnering van menig oprecht °^niriJ r voort- Barbarisme noch politieke haatgevoelens hebben deze nymne van Haydn de onsterfelijkheid kunnen betwisten. een staatsbegrafenis hebben gekregen, waarbij heel Wenen hen uitgeleide deed. We kunnen ons dan ook goed in denken, bij de lezing van een Weense krant uit die dagen, dat bij de laatste voorstelling in het oude Burgtheater op 13 oktober 1888 menige traan heeft gevloeid, dat er om toegangsbewijzen gevochten werd, dat het verkeer uren was gestremd en dat vele mensen het gedrang flauw vielen.... En ook, dat na deze laatste voorstelling in het oude Burgtheater vele bezoekers al hetgene meenamen als relikwie, wat maar enigszins los zat of los te krijgen was. Zo gehecht was het publiek aan dit oude theater. Ti/Tet de opening van het nieuwe Burg- 1T1 theater in 1888 (14 okt.) begint eigen lijk niet een nieuwe epoche in Oosten rijks toneelgeschiedenis, alleen de plaats van handeling werd verlegd naar een overigens niet minder luis terrijk gebouw. Sedert Joseph II het „National Theater', uitvloeisel van zijn toneelpolitiek, in leven riep, zijn er om precies te zijn honderdzevenentachtig jaren vervlogen. Ondanks twee wereldoorlogen heeft het nieuwe Burgtheater de keizerlijke traditie voortgezet en zijn leidingge vende positie in het Duitstalige ge bied behouden, zoniet versterkt. De proloog, die bij de opening in 1888, vijfenzeventig jaar geleden, werd uitgesproken eindigde met de woor den: „Was mehr uns gilt als alle Pracht der Welt: lm neuen Haus das alte Burg theater". Is er een korter en bondiger verkla ring van trouw aan de traditie vah weleer mogelijk? De groten van het huidige Burg theater zoals o.a. Josef Meinrad, Hans Moser, Paula Wessely e.a. zijn er de levende bewijzen van, dat het Burg theater anno 1963 gehoor geeft aan de bedoelingen van zijn stichter. 7e hebben allen echter één karakte- ristieke eigenschap gemeen. Zij be zitten een zekere „luisterhouding" en een intuïtief zuiver begrip van de mu ziek, waarvan zij houden. Deze luister houding houdt in dat zij een bepaalde compositie herhaaldelijk gehoord moe ten hebben, waardoor zij de voornaam ste thema's en hun motieven hebben leren kennen en daarmee vertrouwd geraakt zijn. Zij hebben de ontwikke ling van de compositie langzamerhand in zich opgenomen, gaan deze bij her haald beluisteren voorvoelen en zullen dientengevolge steeds meer van die muziek gaan genieten. Wanneer zij er door bewogen worden, er door in de ban geslagen zijn, volgen zij het ver loop met grote intensiteit en bijna ademloze aandacht. In dit opzicht bestaat er een groot verschil met bijvoorbeeld het kijken naar een film. Deze verschaft genoe gen als men haar voor het eerst ziet en er zijn maar weinig films, die men weer gaat genieten bij herhaalde be schouwing. Het omgekeerde is echter met muziek het geval. Een compositie van enigszins ingewikkelde structuur, b.v. een symfonie, kan men moeilijk na eenmaal horen in zich opgenomen hebben. Slechts door herhaaldelijk be luisteren gaat het werk tot de toe hoorder spreken, kan hij zich een me ning over het geheel gaan vormen. Vanaf dat moment is de luisteraar in zekere zin verbonden met de mu ziek, welke hij hoort: gaat daarvan een fluïdum uit, dat zijn geest boeit. Hij kan nu eenmaal niet genieten van muziek waar hij als het ware buiten staat en dit genieten kan hij niet ver werven zonder zich over te geven aan de ten gehore gebrachte compositie; m.a.w. door een intensieve luisterhou ding zal hij steeds dieper weten door te dringen in de symboliek van het werk. tTr is nog iets anders dat een rol speelt bij het genieten van muziek. Men heeft zo zijn anti- en sympathieën en ook de stemming van het ogenblik is belangrijk omdat deze stemming hem predisponeert om deze of gene com positie te beluisteren. Hij mag b.v. vertrouwd zijn met de muziek van Mozart en van Beethoven en toch kan het werk van Brahms voor hem per soonlijk van meer betekenis zijn, ter wijl hij de muziek van deze meester toch niet altijd wil horen. Hij kan in een stemming zijn om Strawinsky's luidruchtige en kleurrijke Petrouchka te beluisteren of verlangen naar de poëtische welsprekendheid van Smeta- na's Moldau of het gevoel hebben dat hem op een bepaald moment niets an ders dan Debussy's sensitieve Noctur nes kunnen bevredigen. Stemmingen en smaken wisselen en verschillen en de appetijt is maar zeer relatief. VY/ie zal echter de luisteraar zeggen, gezien zijn muzikale smaak en ont wikkeling, wat hij mooi, opwindend of voldoeningschenkend möèt vinden? Feitelijk bestaat er geen móéten in muzikale smaak! Er is geen verplich ting om van muziek van Bach, van Beethoven, Wagner of Franck te hou den of het mooi te vinden. Er zijn even zovele redenen om het ene mooi te vin den en het andere niet. Zowel in mu ziek als in liefde is men onderworpen aan voorbijgaande aandoeningen, aan onverklaarbaar vergankelijke passies. Ook in de muziek ontstaat de blijvende gehechtheid niet plotseling. Het is dik wijls een strelende melodie, een fasci nerend ritme of een kleurrijke harmo nie, welke de luisteraar een direct ge- noemen verschaft, terwijl de meer in gewikkelde passages bij eerste kennis making dikwijls aan hem voorbijgaan. Eerst bij een herhaald contact zullen hem ook deze gaan opvallen en inte resseren, zal hij in de compositie ..groeien" en tenslotte zo tot een vol ledig genieten kunnen komen. T"Ne kwestie van dit contact maken is overigens niet alleen afhankelijk van de luisteraar, maar evenzeer van de uitvoerende kunstenaar. Een goede uit voering is namelijk essentieel voor de toehoorder, evenals bekendheid met en ontvankelijkheid voor muziek. Ideale vertolkingen zijn en blijven echter zeldzaam. Men kan verschillende ma len een bepaalde compositie beluisteren en deze toch niet anders waarderen als aangenaam of interessant, totdat door een vertolking van zeer grote allure, plotseling een ander licht op het werk valt. De luisteraar vraagt zich dan met verwondering af of dit dezelfde mu ziek is, welke hij reeds zo dikwijls hoorde. Inhoud en betekenis der muziek die nen door de concertgever te worden gerealiseerd naar aanwijzingen van de componist. Zelfs kleine misrekeningen in tempo of sterktegraad, vooral van het eerste, kunnen de indruk van een compositie geheel wijzigen en zelfs ge heel zonder zin doen worden. Hoewel de componist alles zoveel mo- gelijk aangeeft, kan hij onmogelijk al zijn intenties indiceren. Hij kan slechts bij benadering zijn bedoelingen sug gereren. Een groot deel der interpre tatie ligt echter toch altijd in handen van de executant of dirigent als het een symfonisch werk betreft en er zijn niet veel zeer grote vertolkers en dirigenten. Maar zelfs de grootste uit voerende kunstenaar is niet feilloos. Sommige werken liggen hem beter dan andere. Soms heeft hij met een be paalde componist onvoldoende geeste lijke verwantschap om tot een indruk wekkende uitvoering van diens oeuvre te kunnen komen. Woor hen, die eens werkelijk een ideale interpretatie hebben gehoord, blijft zo'n uitvoering onvergetelijk. Helaas kunnen door de beperkte capaciteit van een concertzaal relatief gesproken slechts een betrekkelijk klein aantal toehoorders van een dergelijke uitvoe ring getuige zijn. In dit opzicht kan de grammofoonplaat een verdienstelijk hulpmiddel zijn, want een ideale uit voering. eenmaal vastgelegd, blijft ideaal. Zelfs bij de voortschrijdende ont wikkeling der opname- en weergave- techniek. kan het voorkomen dat een meestelrijke vertolking van oudere da tum voor lange tijd als de beste inter pretatie blijft gelden. Deze opnamen te vinden is niet altijd eenvoudig en bovendien een tijdrovende bezigheid. Men doet er daarom goed aan zich te laten voorlichten door een deskundige en leze uiteraard steeds onbevooroor deelde discokritieken. Op deze wijze kan de echte muziekliefhebber een voor treffelijke collectie fraaie opnamen bij eenbrengen, waarvan niet alleen de be zitter maar ook vele anderen kunnen profiteren. COR BACKERS Keuze maken bij grammofoonpla ten is uiterst secuur werk: laat u voorlichten. f t ut K1 -<■ •V Niet alleen de componist, ook de dirigent bepaalt de waarde van het werk. Op de foto: Pablo Casals, de beroemde cellist als orkestleider. JTet Burgtheater is voor de Weners en met alleen voor de theaterliefhebbers onder hen een „troetelkind" geweest. Natuurlijk stelt men eisen aan de ar tistieke prestaties (men zie maar eens de kunstkritieken van de Weense kran ten vanaf b.v. 1870). De eerbied waar mee men over de Burg-artisten spreekt, zowel tegenwoordig als honderd jaar geleden, doet soms denken aan afgo derij. Het is herhaaldelijk voorgeko men, dat spelers van het Burgtheater Op donderdag 17 oktober a.s. is het 65 jaar geleden, dat Simon Vestdijk te Harlingen werd ge boren als enig kind van Simon Vestdijk sr., gymnastiekleraar, en Anna Mulder, dochter van een Amsterdamse kapper. Het is voldoende bekend hoe hij voor geneesheer studeerde en als scheepsarts een reis naar Indië maakte; hoe hij op ruim dertig jarige leeftijd ging publiceren en hoe hij zich sindsdien ontwik keld heeft tot onze produktiefste romanschrijver, dichter en es sayist. Bovendien verwierf „de kluizenaar van Doorn", zoals hij wel genoemd wordt, grote be kendheid in het buitenland, daar verscheidene van zijn werken vertaald werden. Uit een artikel van dr. Pierre Brachin, professor aan de Sorbonne, in het katholiek dagblad La Croix vernemen we. dat thans ook de roman Rumeiland van 1940 bU de uitgeverij Gallimard te Parijs verschenen is. De overzetting is van de hand van Jean Jacques Vil- lard. Prof. Brachin noemt Vestdijk „een fe nomeen van letterkundige vruchtbaar heid'. Hij acht het onmogelijk de ver scheidenheid van zijn thema's tot een gemene deler te herleiden. Ten bewijze van zijn stelling haalt hij de essayist Over de vertaling is de chroniqueur niet zo best te spreken. Villard heeft te snel gewerkt. Er zijn lacunes, onnauw keurigheden en soms nog erger. Daar r\ r\ r r> rs i slaat tegenover, dat de vertaling in h* K h IN lx Li H N onberispelijk Frans geschreven is. Men x «-"v fy Vrf I 111 X mag hopen, aldus de schrijver, dat deze publikatie Vestdijks naam in Frankrijk nog meer bekend zal ma ken, al vertegenwoordigt zij niet het belangrijkste aspect van diens oeuvre. Als de Nederlandse critici denken aan een Nobelprijs voor Vestdijk beroepen zij zich niet allereerst op deze roman; C. J. E. Dinaux aan, die heeft opge merkt, dat Vestdijk niet alleen Faust en Mefisto tegelijk is, maar ook Apollo en Dionysos, Prometheus en Epimetheus, Mnemosynos en de ephebe. Het kost geen moeite deze te genstellingen nog te vermeerderen. Ook de criticus W. van Leeuwen wordt ge citeerd, die schreef, dat bij Vestdijk tederheid en vernietigende impulsen, sentimentaliteit en gril. levensvrees en doodsangst, onophoudelijk elkaar be strijden. WILLEM v. d. VELDEN. De medewerker van La Croix onder scheidt de romans van Vestdijk in drie soorten: psychologie, geschiedenis en verbeelding. Hij noemt verscheidene werken en wijst er op, dat sommige een min of meer autobiografische ach tergrond hebben. In dit verband denkt hij vooral aan de Anton Wachtercyclus, waarvan hij „Retour Ina Damman" het opmerkelijkste deel acht. Ook over ..Het vijfde zegel', dat in Frankrijk ver scheen onder de titel „La vie passionnée de Greco", is hij vol lof. Uitvoeriger staat dr. Brachin stil bij Rumeiland, dat op aanbeveling van de internationale P.E.N.-club en onder auspiciën van de Unesco voor de Fransen toegankelijk is gemaakt. Hij geeft in het kort de inhoud van het boek weer met zijn avonturen, zijn hu mor en zijn beschrijving van de na tuur op Jamaica. SIMON VESTDIJK un phénomène

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1963 | | pagina 13