Granpré Molière
MUZIEKLIEFHEBBERS
hoeven geen kenners
BURGTHEATER
te zi|n
RUMEILAND van 65-jarige
S. Vestdijk in het Frans
KE3MÜI
l
Jernieuwer
die in de
traditie
geloofd*
e
Luisteren
Driekwart eeuw trefpunt van
een groots uitgaansleven
m^eïTen muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
iOSRAM
ARTIKEL VAN
IN LA CROIX
RIJKJE WOLLESWINKEL
IN VERDI-HERDENKING
„GOTT'ERHALTE"
TRADITIE VOORTGEZET
TROETELKIND
neem
Drie soorten
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 12 0KTÖBEH 19b3
m
If
EN
MORGEN viert de bekende architect
en stedebouwkundige prof. ir. M.
J. Granpré Molière lijn tachtigste
verjaardag. Het liefst zou hij dat
In alle stilte doen maar dat zal wel
een van de weinige wensen blijken
waarvan de vervulling hem niet
door zijn talrijke vrienden en vu
rige bewonderaars wordt gegund.
En in het spel van krachten en te
genkrachten, waaraan ook de we
reld van de bouwkunst onderhevig
is ligt het voor de hand dat een
teken van tegenspraak, als prof.
Molière geworden is in zijn veel
zijdige en vruchtbare leven, ge
huldigd wordt ook als een demon
stratie van standpunt en onwankel
bare vriendschap tegenover de
vaak beslist niet hoffelijke bestrij
ding die hij heeft moeten onder
vinden.
WANNEER we het woord Delftse School
hanteren, waarvan Molière de grond
legger is, dan voelt wel vrijwel ieder
geïnteresseerde waarom de strijd in het
verleden zo ongeveer gegaan is. Het
ging minder om de eigen artistieke
scheppingen van Molière dan wel om
zijn op het thomisme gefundeerde ar
chitectuur-leer, die hij met grote ernst
en zorgvuldigheid tijdens zijn lange
Delftse professoraat heeft uitgebouwd.
Molière had in diep verantwoordelijk
heidsgevoel tegenover zijn leeropdracht
zijn architecten-praktijk bijna volledig
prijs gegeven om zich aan studie en
zijn colleges te kunnen wijden. Hij had
toen al een architectonische en stede-
bouwkundige daad van grote en be
vrijdende betekenis gesteld in het ont
werp voor het prachtige Rotterdamse
tuindorp Vreewijk, dat hij in samen
werking met ir. P. Verhagen ontwierp.
Van een even bevrijdend en vernieu
wend karakter waren ook een aantal
woonhuizen zoals b.v. het z.g. roze
huisje voor Dirk Nijland in Wassenaar.
Zijn zoeken naar edele eenvoud en
duidelijke architectonische markering
bracht een herstel van traditionele
waarden, die in de industriële baaierd
van de vorige eeuw vrijwel onderge
gaan leken. Molière bleek vernieu
wend juist dank zij zijn teruggrijpen
naar een hechte traditie. Dat werd ook
duidelijk in zijn seminariekapel te
Haaren en verschillende andere bouw
werken die hij tot stand bracht. En
het geestelijk fundament komt gaan
deweg duidelijker naar de oppervlakte
van zijn bewuste denken in de colleges,
waarvan de overtuigingskracht bijna
spreekwoordelijk is geworden.
Molière wordt de grondlegger van de
Delftse School, waarvan de hechte
fundering evenzeer een zwakte als een
sterkte zou blijken te betekenen.
Want het optreden van Molière valt
in een merkwaardig tijdvak, dat door
hevige en snelle veranderingen op
geestelijk, maatschappelijk en artistiek
terrein wordt gekenmerkt. Wanneer
we hem zien vanuit het tijdsbeeld
waarin deze filosoof-architect zijn werk
begon dan rijst hij voor ons op als
een vernieuwer, die een waarachtige
stijl wist te scheppen met diepe wortels
in de waarden van het verleden. Maar
vanuit 1963 gezien hebben de wortels
wel wat al te vast gezeten en heeft het
bouwwerk van zijn artistieke filosofie
een te statisch karakter om niet als
een rem op de nieuwe architectuuront
wikkeling door velen te worden ge
voeld.
Vanaf zijn overgang tot het katholiciS'
me blijkt de eerst sterk esthetisch in
gestelde Molière bijzonder onder de
indruk te zijn geweest van de wereld
van onwankelbare zekerheden, die in
het thomisme zijn onverwoestbare ba
sis scheen te hebben.
Maar een nieuwe en dynamische
tijd heeft het statistische tho
misme bij velen naar het ach
terplan van hun belangstelling
gedrongen evenals dat trouwens
hand over hand is gebeurd met
de architectuuropvattingen, die
in de Delftse School nogal stevig
waren vastgelegd. De leerlingen
van deze school hebben in hun
onwankelbare zelfverzekerdheid
dan ook wel eens buitenstaan
ders geirriteerd door het han
teren van een wat te gemakke
lijk aandoende sleutel op de
grote problemen, waarvoor de
bouwkunst van nu zich gesteld
ziet.
Ze legden zich daarbij bovendien ook
wel eens wat al te vast op het verle
den en zagen dan niet zo diep als
Molière de kansen op vernieuwing.
Maar de kern van de zaak blijft voor
ons gevoel toch het conflict tussen het
denken van de statische burgermaat
schappij en het vrijwel alles overspoe-
lende dynamisme van een tot volle
™U ïïlmRgekomen industrieel tijd
vak. Maar in dit conflict is er één, die
mnJc. s van de hoffelijkheid op de
meest gave wijze weet te hanteren zelfs
onvprrira "rn Va" tWee ziJden biJna
dfen steok. J ,wordt- E" die boven
een dien mVerd,er, toegegroeid is naai
rechte a J °Penheid en op
uit het Toee nnf 00k voor prestaties
is Molière 7e?fVe ?gende kamp: En dal
gekenmerkt
Mr. A. J. J. VAN ROOM.
De begaafde altzangeres Rijkje
Wolleswinkel uit Den Haag zal in
Noordbrabant optreden in ver
schillende concerten. In Breda zal
zij samen met het Breda's Man
nenkoor de Altrapsodie van Jo
hannes Brahms uitvoeren op 21
november a.s.
Zeer binnenkort echter zal zij
al in Tilburg haar medewerking
verlenen aan een goed voorberei
de uitvoering van het grote „Re
quiem" van Giuseppe Verdi. De
Tilburgse Stadsschouwburg her
denkt daarmee de grote opera
componist, die 150 jaar geleden in
Roncole, nabij Busseto werd ge
boren.
Aan het „Requiem" werken mee
het r.-k. gemengd koor „De Ver
enigde Zangers" uit Tilburg met
enkele gastkoren en de solisten
Helène Verkley als sopraan, Rijk
je Wolleswinkel als mezzo-so
praan, Willie van Heze als tenor
en de bas Laurens van de Werff.
Het geheel ook Het Brabants
Orkest dat voor de begeleiding
zorgt staat onder leiding van
Jan Jansen.
Het timbre van Rijkjes stem is
zuiver alt, maar zij heejt de klank
ervan zo goed gevormd, dat ze er
ook het mezzo-karakter aan kan
geven, dat Verdi voorschrijft voor
zijn „Requiem".
Van alle zangstemmen had de
mezzo-sopraan Verdi's voorkeur,
hetgeen blijkt uit verschillende
hoofdrollen van zijn opera's Rijk
je waagt het niet, zich te meten
met de uitzonderlijke historische
vertolking van Fedora Barbieri,
maar zij is in ieder geval van plan
in Tilburg een bijzondere presta
tie te verrichten.
Rijkje, die haar opleiding ont
ving aan het kon. Muziekconser
vatorium te Den Haag, heeft zich
vooral toegelegd op het oratorium.
Daarin hoeft zij immers geen
aandacht te besteden aan voor
dracht het komt daarbij uitslui
tend aan op de dramatische zeg
gingskracht van de stem.
In het westen van ons land
heeft Rijkje met succes meege
werkt aan grote oratoria-uitvoe
ringen: in Amsterdam, Den Haag,
Rotterdam, Leiden, Delft, maar
ook in Enschede, Hengelo en Nij
megen. Voorts zong de Haagse alt
in Engeland en Zwitserland op
concerten. Voor zover ons bekend,
zal zij ook nog zingen op enkele
andere concerten in Tilburg,
waarbij het „Magnificat" van
Bach en de „Kröhnungsmesse"
van Mozart worden uitgevoerd.
Muziek heeft de kracht de mens geestelijk te verheffen, hem voor een
ogenblik in een andere wereld te laten leven, die hem de harde wer
kelijkheid doet vergeten en hem de schoonheid, harmonie en innerlijke
vreugde of ontroering kan schenken, welke hij behoeft. Haar werking is
intens en machtig, daar zij in ons dringen kan en voorstellingen oproept
van gevoelssymbolische aard. Om met Piato te spreken: „Muziek en ritme
vinden hun weg tot in de geheime plaatsen der ziel" of zoals E. T. A.
Hoffmann het zo kernachtig formuleerde „Waar het woord ophoudt,
daar begint de muziek." Zij is van nature trouwens zó met ons wezen
verbonden, dat wij haar niet kunnen missen. Gelukkig is daarom de mens,
wiens hart er voor open staat, er bijzonder gevoelig voor is, haar op zich
laat inwerken en de veredelende invloed ervan ondergaat.
Om van muziek te kunnen genieten behoeft de muziekliefhebber in eerste In
stantie niet te beschikken over een ter zake dienende kennis. De praktijk van
het concertleven en het veelvuldig contact met luisteraars bevestigen dit nog
eens ten overvloede. Het merendeel van hen, die zich tot deze categorie rekenen,
zouden niet in staat zijn een symfonie of fuga te analyseren of een definitie geven
van ixv. hei woord canon.
(Bijzondere
correspondentie)
Op 14 oktober 1955 vond in de Oostenrijkse hoofdstad
de opening plaats van het „herrezen" Burgtheater, dat
zoals zovele gebouwen in Wenen in het oorlogs
geweld van 1945 grotendeels afbrandde. Evenals bij
de herbouw van het Weense Operagebouw wist men
ook „die Burg", zoals dit theater kortweg populair ge
noemd wordt, in zijn oude luister te herstellen. Zo werd
het nieuwe Burghtheater een bouwwerk waarin thans
traditie en technische vooruitgang nauw samengaan.
Haast vanzelfsprekend werd het nieuwe Burgtheater in
gebruik genomen met de opvoering van het meester
werk van de grote Oostenrijkse romanticus Franz
Grillparzer, „König Ottokar's Glück und Ende", een
historisch drama, dat verhaalt van de overweldiger
koning Otokar van Bohemen en van Rudolf van Habs-
burg, die strijdt voor het recht. Aan het slot van het
stuk triomfeert, zoals te verwachten was, Rudolf von
Habsburg, een overwinning dus van de gerechtigheid
over de tyrannie. Bovendien betekent deze triomf een
glorieuze entree van de Habsburgers in de geschiede
nis van Oostenrijk.
Aldus vormde dit openingsstuk een hulde aan het Huis
Habsburg, stichter van het Burgtheater en de rijke tra
ditie, waarvan het ook in deze dagen nog rijke vruch
ten plukt. Want ook vandaag de dag nog is het Burg
theater de belangrijkste schouwburg van het Duitse
taalgebied.
Het tegenwoordige Burgtheater werd in de jaren 1874 tot 1888 naar een ontwerp
van de architecten Semper en Hasenauer in neo-renaissancestijl gebouwd. Het
werd precies driekwart eeuw geleden, op 14 oktober 1888 geopend en heette in
die dagen het k.k. (konigliche und kaiserliche) Hofburgtheater. Voorafgaande
aan het jaar 1888 had het Burgtheater reeds grote geschiedenis gemaakt.
Op.$e P^aa^s waar in het hedendaagse
Wenen het Michaelertrakt staat, be
vond zich vroeger het keizerlijk Bal-
huis. Keizerin Maria Theresia, die
veel van toneel hield, liet dit Balhuis
tijdens haar regering ombouwen tot
schouwburg, die de naam „Theater
nachst der Burg" kreeg. Aanvankelijk
traden hierin rondtrekkende toneelge
zelschappen op uit Frankrijk, Italië en
de Duitse landen. Gelijk in die dagen
ook in de Nederlanden het geval was
bestond het program van deze zwer-
vende toneelgroepen haast uitsluitend
uit kluchten, die het in het onbezorgde
Wenen goed deden.
Geheel anders werd dit ten tijde van
de regering van haar zoon Joseph II
die het als „verlicht despoot" tot zijn
taak rekende een „National Theater"
in het leven te roepen. Deze vorst had
hiervoor twee redenen.
Op de eerste plaats was hij een
veelzijdiger kunstenaar en politicus
dan zijn voorgangers, die de meeste
belangstelling hadden voor opera's en
vrome oratoria, met name keizer Leo
pold I, die zich meer interesseerde voor
de muziek dan voor het schouwspel
Joseph II wilde van zijn creatie, het
„National Theater' bovendien een po
litiek werktuig maken, dat ten doel
had een culturele band te smeden tus
sen de diverse volkeren, waaruit het
rijk bestond.
In het jaar 1775 bezocht Lessing We
nen en Joseph II ontving hem naturlijk
bij zich. Uit dit contact vloeide voort
dat hij de principes van Lessing over-'
nam, zodat er steeds meer sprake was
van een onder invloed van Lessing
ontstane Habsburgse dramaturgie, die
tenslotte ook het Duitse toneel grondig
wijzigde.
In februari 1776 was het dan zover
keizer Joseph II verhief het „Theater
nachst der Burg" officieel tot „Hof-
und National-theater."
JJitstekende acteurs, actrices en resis-
seurs hebben de levensvatbaarheid
en het succes van dit theater ver-
advertentie)
zekerd. Mede naar Frans voorbeeld be
schikte het „Burgtheater", zoals men
het voortaan noemde, over de ken
merken van een in die dagen modern
theater. Zo was er een vaste speel
ruimte, een geselecteerd aantal ac
teurs en actrices met voortreffelijke
speelkwaliteiten, dat contractueel aan
het theater verbonden was, regelmatige
voorstellingen en een tevoren vastge
steld répertoire.
Deze „Hofschauspieler" werden
maandelijks door de keizer, en later
door de staat, uitbetaald. De belang
rijke regisseurs en directeuren uit dit
oude Burgtheater op de Michaeler-
platz waren Broekman, Schroder,
Braun, Schreyvogel en Laube. Uiter
aard werden er heel wat premières
pinnen de muren van het oude Burgh
theater uitgevoerd. In november 1917
o.a klonk hier voor het eerst het
e^halte gedirigeerd door de toen
reeds hoogbejaarde componist Joseph
Haydn. Het was het verjaardagsge
schenk van de componist aan de kei
zer, een lied, dat een bede en belofte
Suw aan het keizerlijk huis in
hield. Zo werd het al spoedig verheven
t?\nuf10?a^ volkslied van Oostenrijk.
Het bleef dit tot in 1938 toen het bij
de Anschluss door Hitier verboden
werd. Het mocht alleen gebruikt wor
den met enige nuances in de compo
sitie met de tekst van „Deutschland,
Deutschland uber Alles." Na de Ansch-
lus is het niet meer als volkslied her
ingevoerd, mede vanwege "de grote so
cialistische invloed in het Oostenrijkse
politieke leven. Maar het leeft toch nog
in de herinnering van menig oprecht
°^niriJ r voort- Barbarisme noch
politieke haatgevoelens hebben deze
nymne van Haydn de onsterfelijkheid
kunnen betwisten.
een staatsbegrafenis hebben gekregen,
waarbij heel Wenen hen uitgeleide
deed.
We kunnen ons dan ook goed in
denken, bij de lezing van een Weense
krant uit die dagen, dat bij de laatste
voorstelling in het oude Burgtheater
op 13 oktober 1888 menige traan heeft
gevloeid, dat er om toegangsbewijzen
gevochten werd, dat het verkeer uren
was gestremd en dat vele mensen
het gedrang flauw vielen.... En ook, dat
na deze laatste voorstelling in het
oude Burgtheater vele bezoekers al
hetgene meenamen als relikwie, wat
maar enigszins los zat of los te krijgen
was. Zo gehecht was het publiek aan
dit oude theater.
Ti/Tet de opening van het nieuwe Burg-
1T1 theater in 1888 (14 okt.) begint eigen
lijk niet een nieuwe epoche in Oosten
rijks toneelgeschiedenis, alleen de
plaats van handeling werd verlegd
naar een overigens niet minder luis
terrijk gebouw. Sedert Joseph II het
„National Theater', uitvloeisel van zijn
toneelpolitiek, in leven riep, zijn er om
precies te zijn honderdzevenentachtig
jaren vervlogen.
Ondanks twee wereldoorlogen heeft
het nieuwe Burgtheater de keizerlijke
traditie voortgezet en zijn leidingge
vende positie in het Duitstalige ge
bied behouden, zoniet versterkt.
De proloog, die bij de opening in
1888, vijfenzeventig jaar geleden, werd
uitgesproken eindigde met de woor
den:
„Was mehr uns gilt als alle Pracht der
Welt: lm neuen Haus das alte Burg
theater".
Is er een korter en bondiger verkla
ring van trouw aan de traditie vah
weleer mogelijk?
De groten van het huidige Burg
theater zoals o.a. Josef Meinrad, Hans
Moser, Paula Wessely e.a. zijn er de
levende bewijzen van, dat het Burg
theater anno 1963 gehoor geeft aan de
bedoelingen van zijn stichter.
7e hebben allen echter één karakte-
ristieke eigenschap gemeen. Zij be
zitten een zekere „luisterhouding" en
een intuïtief zuiver begrip van de mu
ziek, waarvan zij houden. Deze luister
houding houdt in dat zij een bepaalde
compositie herhaaldelijk gehoord moe
ten hebben, waardoor zij de voornaam
ste thema's en hun motieven hebben
leren kennen en daarmee vertrouwd
geraakt zijn. Zij hebben de ontwikke
ling van de compositie langzamerhand
in zich opgenomen, gaan deze bij her
haald beluisteren voorvoelen en zullen
dientengevolge steeds meer van die
muziek gaan genieten. Wanneer zij er
door bewogen worden, er door in de
ban geslagen zijn, volgen zij het ver
loop met grote intensiteit en bijna
ademloze aandacht.
In dit opzicht bestaat er een groot
verschil met bijvoorbeeld het kijken
naar een film. Deze verschaft genoe
gen als men haar voor het eerst ziet
en er zijn maar weinig films, die men
weer gaat genieten bij herhaalde be
schouwing. Het omgekeerde is echter
met muziek het geval. Een compositie
van enigszins ingewikkelde structuur,
b.v. een symfonie, kan men moeilijk
na eenmaal horen in zich opgenomen
hebben. Slechts door herhaaldelijk be
luisteren gaat het werk tot de toe
hoorder spreken, kan hij zich een me
ning over het geheel gaan vormen.
Vanaf dat moment is de luisteraar
in zekere zin verbonden met de mu
ziek, welke hij hoort: gaat daarvan
een fluïdum uit, dat zijn geest boeit.
Hij kan nu eenmaal niet genieten van
muziek waar hij als het ware buiten
staat en dit genieten kan hij niet ver
werven zonder zich over te geven aan
de ten gehore gebrachte compositie;
m.a.w. door een intensieve luisterhou
ding zal hij steeds dieper weten door
te dringen in de symboliek van het
werk.
tTr is nog iets anders dat een rol speelt
bij het genieten van muziek. Men
heeft zo zijn anti- en sympathieën en
ook de stemming van het ogenblik is
belangrijk omdat deze stemming hem
predisponeert om deze of gene com
positie te beluisteren. Hij mag b.v.
vertrouwd zijn met de muziek van
Mozart en van Beethoven en toch kan
het werk van Brahms voor hem per
soonlijk van meer betekenis zijn, ter
wijl hij de muziek van deze meester
toch niet altijd wil horen. Hij kan in
een stemming zijn om Strawinsky's
luidruchtige en kleurrijke Petrouchka
te beluisteren of verlangen naar de
poëtische welsprekendheid van Smeta-
na's Moldau of het gevoel hebben dat
hem op een bepaald moment niets an
ders dan Debussy's sensitieve Noctur
nes kunnen bevredigen. Stemmingen
en smaken wisselen en verschillen en
de appetijt is maar zeer relatief.
VY/ie zal echter de luisteraar zeggen,
gezien zijn muzikale smaak en ont
wikkeling, wat hij mooi, opwindend of
voldoeningschenkend möèt vinden?
Feitelijk bestaat er geen móéten in
muzikale smaak! Er is geen verplich
ting om van muziek van Bach, van
Beethoven, Wagner of Franck te hou
den of het mooi te vinden. Er zijn even
zovele redenen om het ene mooi te vin
den en het andere niet. Zowel in mu
ziek als in liefde is men onderworpen
aan voorbijgaande aandoeningen, aan
onverklaarbaar vergankelijke passies.
Ook in de muziek ontstaat de blijvende
gehechtheid niet plotseling. Het is dik
wijls een strelende melodie, een fasci
nerend ritme of een kleurrijke harmo
nie, welke de luisteraar een direct ge-
noemen verschaft, terwijl de meer in
gewikkelde passages bij eerste kennis
making dikwijls aan hem voorbijgaan.
Eerst bij een herhaald contact zullen
hem ook deze gaan opvallen en inte
resseren, zal hij in de compositie
..groeien" en tenslotte zo tot een vol
ledig genieten kunnen komen.
T"Ne kwestie van dit contact maken is
overigens niet alleen afhankelijk van
de luisteraar, maar evenzeer van de
uitvoerende kunstenaar. Een goede uit
voering is namelijk essentieel voor de
toehoorder, evenals bekendheid met
en ontvankelijkheid voor muziek. Ideale
vertolkingen zijn en blijven echter
zeldzaam. Men kan verschillende ma
len een bepaalde compositie beluisteren
en deze toch niet anders waarderen als
aangenaam of interessant, totdat door
een vertolking van zeer grote allure,
plotseling een ander licht op het werk
valt. De luisteraar vraagt zich dan met
verwondering af of dit dezelfde mu
ziek is, welke hij reeds zo dikwijls
hoorde.
Inhoud en betekenis der muziek die
nen door de concertgever te worden
gerealiseerd naar aanwijzingen van de
componist. Zelfs kleine misrekeningen
in tempo of sterktegraad, vooral van
het eerste, kunnen de indruk van een
compositie geheel wijzigen en zelfs ge
heel zonder zin doen worden.
Hoewel de componist alles zoveel mo-
gelijk aangeeft, kan hij onmogelijk al
zijn intenties indiceren. Hij kan slechts
bij benadering zijn bedoelingen sug
gereren. Een groot deel der interpre
tatie ligt echter toch altijd in handen
van de executant of dirigent als het
een symfonisch werk betreft en er
zijn niet veel zeer grote vertolkers en
dirigenten. Maar zelfs de grootste uit
voerende kunstenaar is niet feilloos.
Sommige werken liggen hem beter dan
andere. Soms heeft hij met een be
paalde componist onvoldoende geeste
lijke verwantschap om tot een indruk
wekkende uitvoering van diens oeuvre
te kunnen komen.
Woor hen, die eens werkelijk een ideale
interpretatie hebben gehoord, blijft
zo'n uitvoering onvergetelijk. Helaas
kunnen door de beperkte capaciteit van
een concertzaal relatief gesproken
slechts een betrekkelijk klein aantal
toehoorders van een dergelijke uitvoe
ring getuige zijn. In dit opzicht kan de
grammofoonplaat een verdienstelijk
hulpmiddel zijn, want een ideale uit
voering. eenmaal vastgelegd, blijft
ideaal. Zelfs bij de voortschrijdende ont
wikkeling der opname- en weergave-
techniek. kan het voorkomen dat een
meestelrijke vertolking van oudere da
tum voor lange tijd als de beste inter
pretatie blijft gelden. Deze opnamen
te vinden is niet altijd eenvoudig en
bovendien een tijdrovende bezigheid.
Men doet er daarom goed aan zich te
laten voorlichten door een deskundige
en leze uiteraard steeds onbevooroor
deelde discokritieken. Op deze wijze
kan de echte muziekliefhebber een voor
treffelijke collectie fraaie opnamen bij
eenbrengen, waarvan niet alleen de be
zitter maar ook vele anderen kunnen
profiteren.
COR BACKERS
Keuze maken bij grammofoonpla
ten is uiterst secuur werk: laat u
voorlichten.
f
t ut
K1
-<■
•V
Niet alleen de componist, ook de
dirigent bepaalt de waarde van
het werk. Op de foto: Pablo Casals,
de beroemde cellist als orkestleider.
JTet Burgtheater is voor de Weners en
met alleen voor de theaterliefhebbers
onder hen een „troetelkind" geweest.
Natuurlijk stelt men eisen aan de ar
tistieke prestaties (men zie maar eens
de kunstkritieken van de Weense kran
ten vanaf b.v. 1870). De eerbied waar
mee men over de Burg-artisten spreekt,
zowel tegenwoordig als honderd jaar
geleden, doet soms denken aan afgo
derij. Het is herhaaldelijk voorgeko
men, dat spelers van het Burgtheater
Op donderdag 17 oktober a.s. is
het 65 jaar geleden, dat Simon
Vestdijk te Harlingen werd ge
boren als enig kind van Simon
Vestdijk sr., gymnastiekleraar,
en Anna Mulder, dochter van
een Amsterdamse kapper. Het
is voldoende bekend hoe hij voor
geneesheer studeerde en als
scheepsarts een reis naar Indië
maakte; hoe hij op ruim dertig
jarige leeftijd ging publiceren en
hoe hij zich sindsdien ontwik
keld heeft tot onze produktiefste
romanschrijver, dichter en es
sayist. Bovendien verwierf „de
kluizenaar van Doorn", zoals hij
wel genoemd wordt, grote be
kendheid in het buitenland, daar
verscheidene van zijn werken
vertaald werden.
Uit een artikel van dr. Pierre Brachin,
professor aan de Sorbonne, in het
katholiek dagblad La Croix vernemen
we. dat thans ook de roman Rumeiland
van 1940 bU de uitgeverij Gallimard te
Parijs verschenen is. De overzetting is
van de hand van Jean Jacques Vil-
lard.
Prof. Brachin noemt Vestdijk „een fe
nomeen van letterkundige vruchtbaar
heid'. Hij acht het onmogelijk de ver
scheidenheid van zijn thema's tot een
gemene deler te herleiden. Ten bewijze
van zijn stelling haalt hij de essayist
Over de vertaling is de chroniqueur niet
zo best te spreken. Villard heeft te
snel gewerkt. Er zijn lacunes, onnauw
keurigheden en soms nog erger. Daar
r\ r\ r r> rs i slaat tegenover, dat de vertaling in
h* K h IN lx Li H N onberispelijk Frans geschreven is. Men
x «-"v fy Vrf I 111 X mag hopen, aldus de schrijver, dat
deze publikatie Vestdijks naam in
Frankrijk nog meer bekend zal ma
ken, al vertegenwoordigt zij niet het
belangrijkste aspect van diens oeuvre.
Als de Nederlandse critici denken aan
een Nobelprijs voor Vestdijk beroepen
zij zich niet allereerst op deze roman;
C. J. E. Dinaux aan, die heeft opge
merkt, dat Vestdijk niet alleen Faust
en Mefisto tegelijk is, maar ook
Apollo en Dionysos, Prometheus en
Epimetheus, Mnemosynos en de
ephebe. Het kost geen moeite deze te
genstellingen nog te vermeerderen. Ook
de criticus W. van Leeuwen wordt ge
citeerd, die schreef, dat bij Vestdijk
tederheid en vernietigende impulsen,
sentimentaliteit en gril. levensvrees en
doodsangst, onophoudelijk elkaar be
strijden.
WILLEM v. d. VELDEN.
De medewerker van La Croix onder
scheidt de romans van Vestdijk in drie
soorten: psychologie, geschiedenis en
verbeelding. Hij noemt verscheidene
werken en wijst er op, dat sommige
een min of meer autobiografische ach
tergrond hebben. In dit verband denkt
hij vooral aan de Anton Wachtercyclus,
waarvan hij „Retour Ina Damman"
het opmerkelijkste deel acht. Ook over
..Het vijfde zegel', dat in Frankrijk ver
scheen onder de titel „La vie passionnée
de Greco", is hij vol lof.
Uitvoeriger staat dr. Brachin stil bij
Rumeiland, dat op aanbeveling van de
internationale P.E.N.-club en onder
auspiciën van de Unesco voor de
Fransen toegankelijk is gemaakt. Hij
geeft in het kort de inhoud van het
boek weer met zijn avonturen, zijn hu
mor en zijn beschrijving van de na
tuur op Jamaica.
SIMON VESTDIJK
un phénomène