Too late blues Interessante opgetast m VEERT JAAR ROEPING geluiden Londen Drama van desillusies met optimistische toets Oratorium van Casals Tentoonstelling van Franse landschappen in Stemmen van de doden duurzaam bewaard B.B.C.-collectie De Valbijl Feestnummer over de problematiek van het literair tijdschrift Picasso debuteert ui de Franse toneelwereld Beroemdheden In te nauw vel De Stem Rond 1920 mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen JOHN CASSAVETES, de filmregisseur, die enkele jaren geieden zo opvallend debuteerde met „Shadows" heeft zijn talent in dienst gesteld van de filmfabriek Hollywood. De eerste van een serie van vijf films, die hij onder con tract bij een grote maatschappij zal maken, heeft inmid dels ons land bereikt. Deze rolprent, „Too late blues", is in alles een karakteristiek geworden van de verstikkende invloed, die 's werelds grootste filmstad op een begaafd regisseur kan hebben. In tegenstelling n.l. tot Cassavetes' eerste werkstuk, is deze produktie een compromis, waarin originaliteit en het vermogen te improviseren strijden met de strenge regels, die in Hollywood voor het vervaar digen van een film zijn vastgelegd. /Cassavetes is niet de eerste de beste. Hij is evenmin de eerste, die na een opvallende entree in de filmwereld door de industrie wordt gekocht. Hoe begrijpelijk die overgang van de vrije filmerü met zijn vele moeilijkheden naar de zoveel efficiënter werkende industrie ook is, het is toch steeds weer pijnlijk te ervaren, dat kunstenaars van het kaliber van Cassavetes onmiddellijk aan belangrijkheid inboeten zodra ze er toe overgaan. Een nogal theoretisch pleidooi voor de overgang van vrije filmerij naar de „fabrieksmatige" is, dat de grote film centra een heilzame invloed zouden kunnen ondergaan van de nieuwe in breng. Praktisch gezien komt dat echter niet voor. Tot nu toe zijn we alleen getuige geweest van het tegendeel. En voor wat Cassavetes betreft is het niet anders. Werkend met een klei ne groep enthousiastelingen, heeft hij enkele jaren geleden de film „Shadows" gemaakt, die onmiddellijk de aandacht trok vanwege de absolute improvisatie. Bij de première van de film hebben we indertijd echter aangetekend, dat het hier ging om een belangrijk expe riment, dat nog moest bewijzen levens vatbaar te zijn. „Shadows" betekende geenszins het einde van de filmmoge lijkheden. Het was niettemin een merk waardig en interessant probeersel. De bezwaren, die er aan kleefden, zijn in middels goeddeels achterhaald door nieuwe experimenten op hetzelfde vlak door andere filmers. Het grote winst punt van de film was vooral, dat het medium als zodanig nieuw leven werd ingeblazen op een moment, dat ver starring zich langzaam, maar zeker meester maakte van de mensen, die toen voor de belangrijkste regisseurs werden gehouden. dat hij voor de goede film helemaal af gedaan heeft? We kunnen het niet aan nemen. En zijn tweede film, „Too late blues" heeft ook nog wel enkele po sitieve punten, die zijn uiteindelijk be houd zouden kunnen rechtvaardigen. Vooruitlopen op de situatie lijkt in dezen echter niet gewenst. We kunnen slechts afwachten of John Cassavetes zich in zijn derde film (zijn tweede on der contract) misschien herstelt van deze artistieke inzinking. „Too late blues" is een jazz-film, in die zin, dat de hoofdpersoon een jazz musicus is en dat de hele geschiedenis zich afspeelt temidden van jazzmusici: Dat Cassavetes weet wat jazz is, heeft hij met „Shadows" al bewezen. Hij heeft zich deze keer verlaten op enkele jazz- vertolkers van naam, zoals Shelley Mann, Red Mitchell. Benny Carter, Uan Rasey en Jimmie Rowles. Zij maken de muziek, die in de film zogenaamd wordt gespeeld door een aantal be roeps-acteurs, onder wie Bobby Darin. Stella Stevens is zijn tegenspeelster. Bobby Darin vertolkt Ghost Wakefield, een serieuze en idealistische jazzmusi cus, die alleen muziek wil spelen, die hij goed vindt. In de ban van impresario Benny Flowers (Everett Chambers) en in de steek gelaten door zijn vriendin netjes Jess Polanski (Stella Stevens) Als een dialoog voorziet in uitspraken als „I sold myself man, not my soul" („Ik verkocht mezelf, maar niet mijn ziel"), zitten we wel midden in de kitsch. Daarbij komt nog, dat de per sonages in deze film over het algemeen een werkelijke menselijkheid ontberen. Noch Bobby Darin noch Stella Stevens blijken geheel aanvaardbare figuren tot leven te kunnen brengen. Bovendien Een geslaagde opname: Jess (Stella Stevens) luistert geboeid naar een solo van saxofonist Charlie (Cliff Carnell), Wij weigeren geen enkele plaatV' Al dus zou het devies kunnen luiden van de nog jonge instellingdie de naam Britich Institute of Recorded Sounddraagt. Dit instituut is een ware slok-op waar het grammofoon platen betreft. Iedere plaat met lied jes, gezongen door -een springleven de prinses der Lichte Muze is harte lijk welkom. Maar zéér welkom zijn ook platen met de stemmen van lang geleden gestorven staatslieden, dich ters, toneelspelers en andere inte ressante geluidsproducenten Maandelijks komen er in de archie ven van het Instituut circa duizend platen bij. De meeste worden ge schonken of bij testament aan het instituut vermaakt. De overige koopt men. Het Instituut begon met zijn werkzaam heden in 1955. Sedertdien heeft men van vele zijden zoveel belangstelling, medewerking, steun en waardering on dervonden, dat de vraag rijst: Waarom begon men pas in 1955? Waarom maak te men pas toen een begin met het aanleggen van de verzameling „ge luiden"? Aan een tekort aan belang stelling van de overheid is het late begin niet te wijten, want de regering steunt het Instituut met een jaarlijkse subsidie. Maar waarom dan wel is men zo laat begonnen? De algemene verwachting was dan ook dat Cassavetes in een volgende pro duktie zijn aanvankelijke werkwijze zou doorzetten of toch minstens een variatie zou toepassen op zijn opzien barende systeem. (Vrijwel) niets daar van is uitgekomen. Cassavetes heeft Hollywood gekozen. Betekent dat nu, belandt hij tenslotte in de goot. Uitein delijk is het juist het meisje, dat hem de kracht geeft zich weer op te rich ten. Cassavetes heeft over „Too late blues" gezegd: „Dit is een drama van desillusies. Maar de film eindigt met een optimistische toets." JOHN CASSAVETES (Advertentie) T^jie uitspraak gaf waarschijnlijk wel -L'zijn bedoelingen weer; de uitwerking van het thema is echter niet volgens deze definitie verlopen. Met name de „optimistische toets" is een sentimen tele zaak geworden. veroorlooft Cassavetes zich filmische zijsprongen, die alleen maar bedoeld kunnen zijn als bekoorlijke beelden. Met de essentie van de film hebben ze al thans niets te maken. De weinige goede dingen, die hier tegenover staan zijn o.a. de manier, waarop de muziek in de film geïnte greerd is en de improvisatie, die de regisseur toch niet helemaal los heeft kunnen laten. Daardoor weet hij af en toe een on-Amerikaanse sfeer te berei ken, die in deze overigens zeer Ameri kaanse film weldadig aandoet. Op de keper beschouwd blijft „Too late blues" echter een misser van een regisseur, die met zijn debuut zulke hoge verwach tingen heeft opgeroepen. BERT VAN OOSTERHOUT ■Van zaterdag 5 oktober tot en met zon- I dag 17 november wordt in het museum j Boymans-van Beuningen in Rotterdam een tentoonstelling gehouden van „Franse landschappen van Cezanne tot heden". Ruim honderdtien schilde rijen zullen een indruk geven van de voornaamste aspecten van de ontwik keling van de landschapschilderkunst in Frankrijk na het impressionisme tot in onze tijd. De tentoonstelling begint met de grondleggers van de moderne kunst: Cezanne, Seurat en Gauguin. Hierop volgen de stromingen, die in het begin van deze eeuw het beeld van de moderne kunst hebben bepaald, zo als het Fauvisme, vertegenwoordigd o.a. met schilderijen van Braque, De- rain, Vlaminck, Matisse en het ku bisme, gerepresenteerd door werken van Braque, Delaunay en Gris. Van de groep der zg. Nabis zijn landschappen aanwezig van Bonnard. Vuillard en Valloton. Kunstenaars als Utrillo, Sou- tine en Chagall zijn met karakteristie ke werken vertegenwoordigd, evenals Dufy. Een aparte groep wordt ge vormd door de zg. ,,peintres naïfs": Wij tasten niet mis als wij schrijven dat de late geboorte van het Instituut voornamelijk is toe te schrijven aan het feit, dat de „British Broadcasting Corporation" (B.B.C.) een der mooiste, rijkste en veelzijdi.gste geluidsarchieven ter wereld heeft. De discotheek —een onderdeel van het geluidsarchief bevat een half miljoen zwarte schijven Henri Rousseau bijgenaamd Le Doua nier. Bauchant, Vivin. Van Picasso- vindt men twee van zijn landschappen j na de tweede wereldoorlog te annes( geschilderd. Kunstenaars als Bissière, i Bazaine, Estève, Manessier, Vieira da Silva en Nicolas de Staël vertegen woordigen de na-oorlogse ontwikke ling. De tentoonstelling is geplaatst onder het beschermheerschap van graaf de Crouy-Chanel, ambassadeur van Frank rijk in ons land. Musea als het Louvre, het Musée national d'art moderne en het Petit Palais te Parijs verleenden hun medewerking met belangrijke bruiklenen, evenals vele verzamelingen te Parijs. Bovendien werd grote steun ondervonden van musea en particu liere verzamelaars in België, Duits land, Finland. Groot-Brittannië, Noor wegen, Zweden, Zwitserland en de Ver enigde Staten van Amerika. In oktober 1922 verscheen de eer ste aflevering van het maand schrift voor schoonheid „Roe-' ping". Als er geen opheffing vanwege de tweede wereldoor log tussen gekomen was zou dus in oktober j.l. het veertigjarig bestaan gevierd zijn. Desondanks is de redactie toch met een feest nummer voor de dag gekomen, waarmee zij de 38e jaargang be sluit. Voor de 39e, die op 1 okto ber a.s. begint, heeft zij verschil lende verrassingen in petto. De grootste verrassing zou zijn als het volgend nummer inderdaad op 1 oktober uitkwam In de onderhavige aflevering, die tot een boekwerk is uitgegroeid,, wordt de problematiek van het literaire tijd schrift aan de orde gesteld. Ze vol doet wel niet aan de oorspronkelijke bedoelingen van de. wellicht wat al te optimistische redactie, maar wat ze biedt is toch zeer de moeite waard. De eerste afdeling betreft het literaire tijdschrift in het algemeen, Kees Ou- boter formuleert een aantal gedachten, die bij deze en gene wel tegenspraak zullen uitlokken. Dat „Het Woord" al na een jaar zijn verschijning heeft ge- eerste nummer verscheen niet, zoals Knuvelder meent, op 1 oktober 1922, maar iets later, want de aflevering is voltooid op 13 oktober, het feest van de H. Eduard, koning, naar de litur gisch aangelegde hoofdredacteur ver meldde. Voor het eerst vernemen we hier wie de achtregelige gedichtjes Herboren" schreef. Het was de pries ter René Klinkenbergh. Dr. H. W. E. MOLLER Gerard Knuvelder betrekt ook andere tijdschriften in zijn boeiend relaas. Voor al over de drie nummers van „De Val bijl" weet hij verrassende bijzonder heden mee te delen aan de hand van brieffragmenten uit zijn persoonlijk ar chief. Dat ook de humor niet ontbreekt moge blijken uit een passage over een bespreking van de Gemeenschap-man nen met dr. Moller. Knuvelder schrijft: Ik herinner mij, dat ik in Tilburg Albert Kuyle c.saan de trein ging afhalen, althans ontmoette. Een me ter of vijf buiten het station, op De. sc^üer Pablo Picasso zal in het neuwe seizoen zijn „debuut" maken n vf ^ai^se toneelwereld. e Gl°emde Spanjaard heeft een doek geschilderd, dat in het theater La inyere zal worden opgehangen als tergrond V00r een toneelstuk over e Spaanse burgeroorlog. Het doek staakt, is een vergissing: wij bezitten althans twee jaargangen. Fred Rondagh bekijkt het periodiek als stiefkind der publicistiek. In de weten schap van de communicatie ziet hij nieuw perspectief voor de studie van het tijdschrift. Wim Zaal heeft zich overgegeven aan een van zijn liefheb berijen: bladeren in oude leggers. Hij heeft niet de pretentie een wetenschap pelijke bijdrage te leveren, maar juist het anecdotisch karakter ervan maakt haar bijzonder genietbaar. ring weer twee hoofdstukken uit de; Brabantse Herinneringen van Anton j van Duinkerken aantreffen. Ze gaanj meer over de seminarist Asselbergs enj diens jeugdige activiteiten dan over1 ,,R->eoing", maar beide kapittels zijnj kostelijke stukken proza vol wetens-j waardigheden en voor niet-ingewijden onbekende details. Het volgende lezen we over een avondlijke wandeling door Bergen op Zoom met Knuvelder, die toentertijd les gaf in het Krabbegat: Knuvelder bevond zich op een verder vooruitgeschoven voorpost in het nieuwe leven dan ik. Hij be zag de geschiedenisboeken van de letterkunde met stoutmoedige kri tiek. Hij vond de dagbladen per vers en heel het priesterdom een lauwe veteranenbende, waarvan voor onze idealen geen medewer king te verwachten viel. Noordbra bant achtte hij het gewest van de toekomst. In deze geestdrift kon ik hem volgenterwijl ik van zijn jeugdige sarcasmen haast zondig genoot. Hij durfde zijn mening zon der omzichtigheid te zeggenal wist hij, dat ze brutaal of eigenwijs kon klinken. In bewonderde in hem de radicale onbevangenheid van zijn geloof in het nieuwe. Hij las mo derne schrijvers uit het buitenland, die if zelfs niet bij name kende. Zijn felheid moedigde mij aanZe bewoog mij de literatuur vooral niet als mooischrijverij te beoefenen, doch als oprecht getuigenis van een ongeschokt geloof. Ook de stem van Claire Bloom, bekend actrice, bevindt zich in het Londense archief. en is waarschijnlijk de grootste be staande discotheek. De B.B.C. echter verzamelt „geluiden" uitsluitend om ze beschikbaar te heb ben voor zijn uitzendingen. De B.B.C.- archieven staan niet ter beschikking van het publiek. Het Instituut daaren tegen wil juist een centrum zijn, waar belangstellenden kunnen komen luis teren en waar men met „oorspronke lijke geluiden geillustreerde" lezingen kan houden. Gelukkig is er een ak koord tussen de B.B.C. en het Instituut tot stand gekomen. Dit laatste mag thans uitzendingen van bijzondere be tekenis vastleggen op plaat of band en deze in zijn archief bewaren. Zeer velen maken gebruik van de mogelijkheden, die het Instituut biedt. Choreografen zoeken er naar (onge wone) muziek voor hun balletten. Professoren en studenten komen er luisteren naar redevoeringen van his torische figuren om zo hun geschie denisbeeld af te ronden. Dirigenten laten er zich platen voorspelen om te leren, hoe beroemde (overl.) musici de werken van "grote componisten ver- tolkten. Er komen echter ook moei? lijke aanvragen binnen. Zo was er onlangs een acteur, die wilde horen, hoe een ontwikkelde Rus Engels uit sprak. Hij wilde dit horen, omdat hij een rol instudeerde van een Engels sprekende Rus en zo goed mogelijk de spraak wilde imiteren. Het belangwekkendste deel van de col lectie van het Instituut is voor de meeste bezoekers (Engelsen zowel als vreemdelingen) de afdeling opnamen van de stemmen van overleden be roemdheden. Men kan er luisteren naar staatslieden als Gladstone en Theodore Roosevelt; naar dichters als, bijvoor beeld Tennyson en Browning: naar beroemde acteurs als bijvoorbeeld Hen ry Irving. Onder de „zeldzaamheden" is een rede van George Bernard Shaw, uitgesproken ter ere van Einstein tij dens een in 1930 gegeven banket. Een Duitse radiostation maakte de opname. Kort na Shaw's dood kwam die rede in het bezit van het Instituut. Muziekvrienden kunnen in het Instituut hun hart ophalen. Zo is er een opname van Brahms, die zijn eigen composities speelt. Het neusje van de (muzikale) zalm dus! Maar er zijn ook andere interessante opnamen, bijvoorbeeld van leerlingen van vóór Brahms gestorven componisten, die de composities hun ner leermeesters spelen. Zo al niet de eerste, dan toch bijzondere muziek uit de tweede hand. Beroemdheden uit (ruim genomen) onze eigen tijd kunt u ook laten optreden in het Instituut. U kunt er dr. Adenauer beluisteren in een rede. die hij vóór de oorlog als rector der Keulse universiteit uitsprak. Kroestjev, Hitler, Stalin en Lenin be vinden zich in het archief. Maar Bri gitte Bardot ontbreekt evenmini Het*spreekt vanzelf, dat de bandrecorder een belangrijk hulpmiddel is om het geluid van onze eigen tijd vast te leg gen. De bezoekers van het Instituut kunnen er de stemmen en de muziek horen van mensen en volken die slechts weinigen hunner ooit in levende lijve te zien krijgen. Tal van expedities naar afgelegen gebieden hebben het Insti-' tuut toestemming gegeven om kopieën te maken van in verre gewesten opge nomen bandjes. Onlangs nog verwierf liet Instituut daardoor tachtig bandjes zang en muziek, die opgenomen waren door een Brits-Columbiaanse expeditie naar het Amazone-gebied. Een interes sant geluidsbezit en tevens weten schappelijk van veel belang. Weldra (vernamen wij van de heer Patrick Saul, secretaris van het Insti tuut) zal het Instituut moeten verhui zen van zijn huidige woning (vlak bij het Brits Museum) naar een ruimer en sterker pand. De verzameling is reeds zo groot geworden, dat zij in de benedenverdieping niet meer in haar geheel kan worden ondergebracht. En de bovenverdieping van het fraaie acht- tiende-eeuwse huis is niet sterk ge noeg om de last van duizenden platen te torsen. Bovendien is er meer ruimte nodig voor de leeszaal-bibliotheek met de vele boeken en tijdschriften, als mede voor de voordrachtkamers. In één opzicht is die noodzakelijke ver huizing jammer, want het bestuur vleit zich met de hoop, dat het Insti tuut op den duur „voor plaat en band" zal worden wat zijn buurman, het Brits Museum, reeds is (dankzij de beroemde leeszaal) voor „boek en perio diek". beeldt een ruiter met een roos in zijn hand. rfV'1115 Van de schrbver Georges So- 'a eet „Les passions contraires". So- Ja verzocht Picasso het doek te schil den, Het doek komt voor het toneel e angen om het publiek van te voren f e gelegenheid te geven in de juiste stemming voor het stuk te komen. WOUTER LUTKIE De middenmoot van deze aflevering lijkt ons het meest interessant. Ze be treft de jaren rond de oprichting van „Roeping". Pater Molenaar, een der oude getrouwen, haalt persoonlijke her inneringen op, aangevuld met gege vens die de heer L. v.d. Linden vriend en leerling van dr. Moller, verstrekte. Niet velen zal het bekend zijn, dat aan .Roeping" een weekbrief „Vreug de" zou voorafgaan. Initiatiefnemers waren dr. Moller en Wouter Lutkie. Op bisschoppelijk verzoek werd echter van de uitgave afgezien. Uitvoerig ver telt pater Molenaar over de verschil lende pogingen om voor „Roeping" een drukker te vinden. Door bemiddeling van architect Joz. Wielders te Sittard werd tenslotte met Romen en Zonen te Roermond een contract aangegaan. Jarenlang heeft „Roeping" onder lei ding gestaan van Gerard Knuvelder. Deze is dus wei bij uitstek bevoegd om iets over het verborgen leven van dit maandblad openbaar te maken. Het Dr. DIRK COSTER weg naar de Bredaseweg waar Moller woonde, zei Kuyle zijn blonde kuif wapperde in de wind, „We gaan hem zijn slagtanden uitrukken!" Met zeer veel genoegen zullen de lezers van „Roeping" in deze lijvige aüeve- Behalve „Roeping" begon in oktober 1922 ook „De Stem" van Dirk Coster te verschijnen. Een studie van Paul de Wispelaere over enkele facetten van dit maandblad hoort dus ook thuis in een schets van de situatie rond 1920. De Wispelaere heeft al enkele gedegen publikaties over „De Stem" op zijn naam staan en ook dit uitvoerig essay wijst weer op een diepgaand onderzoek. Speciaal over de medewerkers uit Vlaanderen en de strijd, die daar on der de literatoren gevoerd werd, weet hij saillante bijzonderheden op te dis sen. Marnix Gijsen zegde zijn mede werking op toen „Roeping" verscheen. Hij schreef aan Coster: Ik verkies mij te bewegen in een katholiek tijdschrift waar ik weet dat bij voorbaat reeds sympathie bestaat voor wat ik denk en zeg. Wat kan er in veertig jaar veel ver anderen! In een volgend artikel hopen wij nog de aandacht te vestigen op het derde deel van dit feestnummer. Het handelt over de Nederlandstalige literaire tijdschrif ten van vandaag. WILLEM v. d. VELDEN In de Royal Festival Hall in Lon den zal 29 september voor het eerst het oratorium „El Pessebre" de kribbe) van meester-cellist Pablo Casals worden uitgevoerd. Foto boven: De 86-jarige maestro (links) toont sir Adrian Boult, de vader van de London Philharmo nic, een klein Spaans trommeltje, dat bij de uitvoering zal gebruikt worden. Rechts de 27-jarige echt genote Marta Casals. Foto onder: Pablo Casals geconcentreerd als dirigent tijdens de repetities. 15DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1963

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1963 | | pagina 9