Zwitsers beroepssoldaat Legler Axel woonde in Eetgewoonten veranderden, boer moet zich aanpassen Onderwater-scooter BOEKENPLANK van het legendarische „Berezinalied (de sanger VeftJtcuJe Melk, sprekend voorbeeld Tal van vragen Niets meer te achterhalen Het menselijke begin a n n Sporttoernooi van studenten begint Hamoud Ameur 2e in Sao Paulo zacht-bros beschuit Zonen van Sinbad Etruskische en Romeinse schilderkunst Smeulende wereld, voortgaande opbouw Misdaad? Bijbelovers Bill Nieder wil weer veranderen VALORISATIE VAN LANDBOUWPRODUKTEN Wordt wel de gewenste kwaliteit geleverd f stond een hele generatie DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 7 JANUARI 1963 (Advertentie) JJ j) ji i i ji jij.; j (Van een medewerker) Op 28 november 1962 was het honderd vijftig jaar geleden dat kei zer Napoleon Bonaparte bij de Berezina zijn veldtocht naar Rusland in een smadelijke nederlaag zag eindigen. In september van het iaar 1812 neemt Napoleon Moskou in met de bedoeling hier zijn winterkwartieren op te slaan. De Russen steken hun hoofdstad in brand en de grande armée' is kort daarop gedwon gen de terugtocht te aanvaarden. In de barre Russische winter, voortdurend aangevallen door de kozakkenhorden, ontaardt deze terugtocht in een vlucht. De eens zo glorierijke legers raken in ontbinding en vallen ten prooi aan een verschrikkelijke ellende door kou en honger. werd gevergd keert Legler behouden terug. Wegens zijn dapper gedrag wordt hij benoemd tot Ridder in het Legioen van Eer en in 1813 tot kapitein bevor derd. In maart 1814 wordt Napoleon gedwon gen afstand te doen van de Franse troon en naar het eiland Elba verbannen. Legler keert naar zijn geboorteland te rug en wordt bij het le Bataljon Kan ton Glarus bevorderd tot luitenant-kolo nel. Begin 1815 neemt Legler ontslag bij het Kantonnale Onderdeel en treedt we derom in Franse dienst ditmaal onder Lodewijk XVIII, die zijn broer koning Lodewijk XVI (terechtgesteld met de guillotine tijdens de Franse revolutie) heeft opgevolgd na de tussenperiode van keizer Napoleon Bonaparte. Na de ver rassende landing van Bonaparte in Zuid- Frankrijk en zijn opmars naar Parijs, waar hij het bewind weer in handen neemt, blijft Legler koning Lodewijk trouw, neemt ontslag uit de Franse dienst en keert naar Zwitserland terug. Voor deze geste ontvangt hij de medaille voor Trouw en Eer. Unser Le- ben cjlekht der Reé - se ei-nes Wandrers üi dcr^adit i j) i ,t M j|jJ i jc-dcr luc aup set-non Glet-sc er-was das ihm Lum-nier rtuchr feum-nicr madic. Deze volkomen debacle was begonnen bij de overtocht over de Berezina, een zijrivier van de Dnjepper. In wanhopige pogingen trachtte de legerleiding deze betrekkelijk kleine stroom op nog enigs zins geordende wijze over te trekken. Bij een afdeling Zwitsers, aangewe zen om de overtocht in de rug te dekken had het in de lucht hangende onheil een ondraaglijke spanning teweeggebracht. Men wist dat de opdracht stand te hou den op de oostelijke oever, gelijk stond met algehele vernietiging. Op het meest kritieke moment weet luitenant Thomas Legler het moreel te redden door een in Zwitserland zeer ge liefd lied aan te heffen. Het wordt door anderen overgenomen en de woorden en klanken van deze zang geven de Zwit sers en, door hun voorbeeld ook neven afdelingen, de moed en de kracht terug de strijd voort te zetten. Het is hierdoor dat velen bij de ramp zalige overtocht over de Berezina, het vege lijf nog konden redden. Het lied kreeg in Zwitserland een on gekende populariteit. Nog steeds wordt het daar gezongen en op de scholen on derwezen. Thomas Legler, die zich in verschil lende veldslagen al had onderscheiden en voor zijn daden o.m. het „Legion d'honneur" ontving, leeft door zijn mili taire prestaties niet zo zeer voort in de geschiedenis van zijn land doch is uit gegroeid tot een nationale figuur bij de Zwitsers door het boven geschetste op treden bij een gebeurtenis in de wereld historie. Hier volgen de tekst en de melodie van het Berezinalied, waarvan, zoals u zult zien de inhoud geen betrekking heeft op de slag bij de Berezina zelf. Aanvankelijk had het lied tot titel ..Lied vom Mut" ook nog „Der Lebe- mann" en. sinds de studie van te Base- Ier arts Max Wetterwald over de ver schrikkelijke dag aan de Berezina, leeft het voor als „Het Berezinalied". 1. Unser Leben gleicht der Reise eines Wandrers in der Nacht; jeder hat auf seinem Gleise etwas, das ihm Kummer macht. 2. Aber unerwartet schwindet vor uns Nacht und Dunkeïheit, und der schwer Gedrückte findet Linderung in seinem Leid. 3 Darum lasst uns weiter gehen; weichet nicht verzagt zuriick! hinter jenen fernen Höhen wartet unser noch ein Glück. 4. Mutig, mutig! liebe Brüder, gebt das bange S or gen auf; morgen steigt die Sonne wieder freundlich an dem Himmel auf. Vry vertaald aldus: 1. Ons leven gelijkt op de gang van een slaapwandelaar; ieder heeft wel iets op zijn levensweg waarover hij tobt. 2. Maar onverwacht verdwijnen nacht en duisternis, en de zwaar onder zorgen gebukt gaande mens zal zijn leed zien verlicht. 3. Daarom dapper voorwaarts gegaan en niet moedeloos teruggeweken! achter gindse verre hoogten wacht ons toch het geluk. 4. Houdt moed, lieve broeders, houdt moedweg met die bange zorgen; morgen komt de zon weer vriendelijk aan de hemel op. Wie was Legler? Luitenant-kolonel Thomas Legler werd op 21 febr. 1782 geboren in de gemeente Diesbach-Dornhaus, kanton Glarus, Zwitserland. Reeds op tweejarige leeftijd verloor hij zijn vader. Op zijn zeventiende jaar trad hij al in militaire dienst. Het be roep van huursoldaat dateert in Zwit serland al uit de 15e eeuw. De toewij zing was echter streng gereglementeerd. Er werden alleen gehele afdelingen te gelijk, behoorlijk georganiseerd, ter be schikking gesteld van de landen die huurtroepen nodig hadden. Op deze wijze had zich in Zwitserland een soldatenberoep ontwikkeld dat tot het beste van Europa behoorde. Veel jongelieden kozen zij het vaak noodgedwongen door de geringe levens mogelijkheden in eigen land dit avontuurlijke vak. ,,Geen geld, geen Zwitsers" is nog steeds een bekend ge zegde. Het Vaticaan heeft nog altijd een aantal Zwitsers als lijfwacht voor de Paus in dienst. Uit de lange en eervolle staat van dienst van Legler nemen we hier enkele episoden. Op 7 maart 1799 neemt Legler dienst bij de 3e Halve Brigade Zwitsers waar hij spoedig tweede-luitenant wordt. De brigade wordt ter beschikking ge steld van het Franse leger. Strijd aan de Donau onder Schauenburg. Terug in Zwitserland wordt hij op ne gentienjarige leeftijd eerste-luitenant, ingedeeld bij het 2e Bataljon Infanterie de Ligne. Gevechten in Zwitserland on der Massena. Met de 3e Halve Brigade Zwitsers gaat Legler in 1803 weer over in Franse Dienst. Periode 1803-1812, deelname aan de veldtochten van Napoleon naar Corsica, Elba en Napels. Het is van Italië uit nl. van Reggio, aan de straat van Messina, dat zijn Regt. Zwitsers op 14 juli 1811 afmar cheert naar Rusland. De tocht gaat over Napels, Rome, Florence, Modena, Par ma, Piacenze, Milaan, Simplon Sitten, Genève Besancon Straatsburg Würzburg Halle, Brandenburg, Berlijn naar Stet tin, waar de 4 Zwitserse Regimenten sa menkwamen. Van daar naar Mariën- burg, Gumbinnen, Kowno tot aan de rivier de Duna, tegenover Dünaburg, waar het de 13e juli aankwam en de linker oever van de Düna volgde, op waarts tot Polotz. Afgelegde weg onge veer 12.00 uur marcheren. Van deze veldtocht hier wat uitvoe riger aangegeven om een indruk te ge ven van hetgeen van Napoleons troepen In Nederlandse dienst Ons land heeft tot ver in de 19e eeuw Zwitserse troepen in dienst gehouden. In de geschiedenis van onze belangrijke vestingen zal men ze overal terugvinden. Na de definitieve verbanning van Na poleon naar St..Helena op 18 juni 1815, neemt koning Willem I voor zijn verenigd Koninkrijk Nederland-België, Zwitserse huurtroepen in dienst. Zo komt Thomas Legler, thans weer als kapitein, op 1 maart 1816, met het regiment Zwitsers nr. 31 in ons land. In 1820 ligt hij te Vlissingen in garni zoen, in 1823 te Antwerpen. In 1828 werden de Zwitserse huurtroe pen door koning Willem afgedankt. Veel officieren en verder kader gingen een verbintenis aan bij het Nederlandse Le ger, zo ook Legler. In de rang van maj'oor maakt hij de Tiendaagse Veldtocht tegen het oproeri ge België mee (augustus 1813). Hij krijgt het Metalen Kruis. Na het zelfstandig worden van het koninkrijk België, be hoort hij tot de bezetting van Staats- Vlaandcren, ons tegenwoordige Z.-Vlaan deren. Hij verblijft hier van 1831 totJL835. Op 4 september 1835 sterft hjj te Axel, getroffen door een beroerte. Huis verdwenen Uit de gegevens, verstrekt door de burgemeester van Axel en de stads-ar- chivaris. blijkt dat de Zwitserse staats burger luitenant-kolonel Thomas Legler te Axel heeft gewoond in het huis A 126 en aldaar is overleden op 4 sept. 1835 in de leeftijd van 53 jaar. In de overlijdensakte is vermeld dat hij gehuwd was met Catharina Kündert en van beroep groot-majoor was bij het garnizoen van de 17e Afd. Infanterie. De overledene noch zijn echtgenote waren te Axel ingeschreven, waaruit ge concludeerd moet worden dat zijn gezin daar slechts tijdelijk verblijf heeft ge houden. Een graf is te Axel niet aanwezig en uit niets blijkt dat hij daar is begraven. Het huis waar hij gestorven is, bestaat niet meer. Nasporingen in het bevolkingsregister ten aanzien van zijn nakomelingen zijn zonder resultaat gebleven, zodat moet worden aangenomen dat te Axel geen nakomelingen hebben gewoond. Aangezien Legler in Axel in garnizoen lag is daar waarschijnlijk niets gere. gistreerd over hem of zijn familie. Er zijn ook geen voorwerpen bekend die hij heeft achtergelaten waaruit nog een of ander zou zijn na te gaan. De Gemeinde-prasident van Diesbach- Dornhaus uit het Kanton Glarus ver schafte nog enkele aanvullende bijzon derheden. Thomas Legler had twee zo nen waarvan de oudste genaamd Tho mas, in 1820 is geboren en te Glarus werd gedoopt. Hij stierf in 1836. De jon gere zoon Gottlieb Heinrich, geb. 1823 te Antwerpen, huwde op 27 april 1851 en stierf kinderloos in 1897. Er zijn ook in Zwitserland geen directe nakomelingen of verwanten bekend van wie men nog iets te weten zou kunnen komen. Ook in het gemeente-archief van Glarus is niets te vinden over zijn be grafenis. De kerkregisters bevatten wel boven genoemde gegevens van geboorte, huwe lijk en overlijden maar ook geen aante kening waar Legler is begraven. Gelet op het ambulante bestaan van de toenmalige officieren moet wel wor den aangenomen dat hij hier geen vaste woonplaats had en zijn vrouw hem in tijdelijke woningen volgde. Het moet wel haast zeker zijn dat hij te Axel is begraven, doch mogelijk als militair niet in de registers werd ver meld. Thomas Legler heeft wel een geschrift nagelaten dat hij noemde „Denkwürdig- keiten aus dem russischen Feldzuge vom Jahr 1812". Deze zijn in 1868 door zijn zoon Gottlieb gepubliceerd in het „Jahr. buch des historischen Vereins des Kan tons Glarus". Op heel bescheiden wijze vermeldt Legler het beroemde voorval met het lied: „Op 18 nov. 's morgens viel er wat sneeuw. Het was ongeveer half acht toen ik op de straatweg aan de zijde van commandant Blattmann op en neer wan delde. Deze herinnerde mij aan het lied „Un ser Leben gleicht der Reise" dat vroe ger veel had gezongen en dat mijn lie velingslied was. Hij verzocht mij het nog eens te zingen. Ik begon direct en aan het eind merk te hij in een lange zucht op: „Ja, ja, Legler, het zijn toch werkelijk heerlijke woorden". Spoedig kwamen nog andere officieren zich bij ons voegen en deze morgenstond ging onder gezang en gesprek voorbij." Zeer laconiek vertelt hij verder dat er plotseling op deze morgen een kanons kogel rakelings langs hem en zijn com mandant vloog. Een anekdote tot slot dient nog ver meld omdat dit voorval op die lugubere dag nog een verlengstuk in ons land kreeg. De enige mogelijkheid om de tot een aanval gereed staande Russen te verhin deren hen te vernietigen was ze vóór te zijn. Hij verzamelde een groep soldaten, greep een aarzelende tamboer in zijn kraag om de stormaanval te slaan, ver raste de Russen en redde zodoende zijn stelling. Dat ook deze tamboer een Zwitser was bemerkte hij pas in 1816 te Doesburg toen hij hem daar, bij hetzelfde regiment Zwitsers ingedeeld, herkende. Hij had de kogel nog in zijn kinnebak zitten die er bij het volbrengen van zijn taak als tam boer was ingeschoten. Verzoek In het Landsmuseau Glarus te Nafels is een aparte afdeling aan Thomas Legler gewijd. Daar zijn verschillende afbeeldingen en attributen tentoonge steld o.a. het uniform van zijn Neder lands Regiment met degen en ereteke nen. Ook is er een olieverfschilderij als luitenant in Franse dienst. Het Zwitserse geïllustreerde weekblad „Er und Sie" wijdde in mei 1962 een uitgebreid dichterlijk gestemd artikel aan Thomas Legler, onder de titel: „Ein Lied wird zum Denkmal" met P°rtret en foto van zijn geboortehuis in Dorn. haus-Diesbach. Ten gemeentehuize van Axel bevindt zich in het archief een Zwitsers kalen derblaadje, toegezonden in maart 1949 dat vermeldt .,1782: Thomas Legler, Dichter des Beresina-liedes. geboren 23 Februar". Intussen is wel achterhaald dat hij niet de dichter van het Beresinalied is, maar de zanger die het lied beroemd maakte. In 1961 ontving de burgemeester van Axel van de Consul-Generaal van Zwit serland te Rotterdam het verzoek „na dere gegevens te verstrekken betreffen de „de op 4 september 1835 te Axel over leden Zwitserse staatsburger luitenant- Deze onderwater-scooter, welke wordt aangedreven door een accu van twaalf volt, is een van de bezienswaardig heden op de internationale watersport tentoonstelling, welke woensdag in Earls Court in Londen is geopend. Het vervoermiddel kan worden ge bruikt voor langdurige waarnemingen onder water. De tentoonstelling wordt gehouden door de Engelse nationale federatie van scheeps- en boten bouwers. kolonel Thomas Legler...." Dit verzoek werd gedaan ten behoeve van een histo rische reportage over Legler. (Voor de verstrekking van inlichtingen, gegevens, inzage van bronnen e.d. breng ik gaarne dank aan: de burgemeesters van Axel en Diesbach-Dornhaus: de ambassa deur van Zwitserland te 's-Gravenhage; de archivaris van het Landes-Archif Glarus: de Directeur van het Krijgsgeschiedkundig Archief van de Generale Staf te 's-Graven hage, dhr. Eykelenhoff, wetensch. ambt. aan de Bibl. van de r.-k. Universiteit te Nijmegen: dhr. M. P. de Bruin, weten schappelijk ambtenaar a.d. Prov. Biblio theek van Zeeland, ook voor diens bemid deling (verstrekking gegevens uit het Do cumentatiecentrum Zeeuws Deltagebied) gegevens afkomstig van dhr. P. J. van der Feen; dhr. de Jonghe stadsarchivaris van Axel, de gemeentesecretaris dhr. van den Bossche van Axel en ten slotte aan dhr. Oggel te Axel die de aandacht op he* Be resinalied vestigde. J. H.W. KOEVOETS Luit.-kol. b.d. In Delft is het jaarlijks internationale studenten sporttoernooi begonnen. Hier aan nemen behalve Nederland deel- Su riname, Antillen, Hongarije en een ploeg „internationalen". De uitslagen van de verschillende on derdelen luiden: Volleybal: Nederland-Internationalen 2-0, Nederland-Antillen 0-2. Basketbal: Nederland-Internationalen 37-27. Zaal voetbal: Hongarije-Nederland 1-4, Suri- name-Nederland 5-1. Schaken: Neder- land.Suriname 1,5-1,5, Antillen-Neder- land 0-3. Dezelfde bonte menigte atleten, die ty dens de jaarwisseling door de straten van Sao Paulo snelde in de traditionele Syl- vesterloop is in het Pacaembu-stadion van dezelfde stad verschenen om deel ie nemen aan een drietal wedstrijden. De 1500 m-Ioop werd gewonnen door de Fin Olav Salonen in 3 min. 55 sec, Hij had een voorsprong van 3/10 seconde op de Spanjaard Fernando Aguilar Ca- macho. De wedstrijd over 10.000 meter leverde een overwinning op voor de Ar gentijn Oswaldo Oares, die werd gevolgd door de Fransman Hamoud Hameur, win naar van de Sylvesterloop. Op de 5000 meter tenslotte zegevierde de Portugees Manuel de Oliveira, tweede in de Syl vesterloop. (Advertentie) Kloek, typografisch fraai verzorgd en rijk geïllustreerd is het boeiende reisver haal dat Alan Villiers onder de titel „De zonen van Sinbad" heeft geschreven en dat bij Broekman en de Meris N.V. in Amsterdam is uitgegeven. Alan Villiers, bekend door zijn avontuurlijke en verre reizen per zeilschip vertelt in dit boek over zijn ervaringen aan boord van de zeilscheepjes van de Arabieren met wie hij bevriend raakte en die hem meenamen op hun reizen door de Rode Zee en langs de kusten van vele landen in het midden oosten. Het is een bijzonder beeldend relaas, rijk aan bijzonderheden over de streken die Villiers met de zonen van Sinbad de zeeman, een figuur uit 1001 nacht, be zocht, en kwistig gelardeerd met humo- ritische of menselijke anekdotes. De schijver voorzag het boek van tal rijke prachtige foto's. Behalve een span nend en interessant relaas is de „zonen van Sinbad" ook een boek dat onze ken nis van die fascinerende gebieden van het midden-oosten op een directe manier verrijkt. De liefhebber van reisverhalen zal er vele uren van genieten! In de Meulenhof-kunstgeschiedenis, die wij reeds uitvoerig hebben aangekondigd, is thans het derde deel verschenen, Het zullen er in het geheel twaalf moeten worden. Het voor ons liggende boekwerk bespreekt de Etruskische en Romeinse schilderkunst, de tekst is van Arturo Stenico, docent aan de universiteit van Milaan. De uiterlijke verzorging doet in niets onder voor de twee voorgangers. Prachtig is het illustratiemateriaal, uitstekend de tekst. Voor de liefhebber der antieke kunst is het een genot geïntroduceerd te worden in dit voor velen onbetreden ge bied, dat het beeld der klassieke oudheid aanvult met een kennis, die bij onder wijs en studie soms zelfs zo zeer ver waarloosd wordt, dat kennismaking met deze kunstuiting voor velen een open baring is. Het boek, uitgegeven in royaal-formaat pocket, is een aanwinst, omdat het een hiaat vult met meer dan genoeg materi aal om zich een uitstekend idee van het totaal te vormen. M. Er wird nicht nur gerüstet, dat is de oorspronkelijke titel, welke Anton Zisch- ka meegeeft aan zijn nieuwste reeks re portages over de grote ontwikkelingswer ken en gevarenzones in Oost en West. „Er wordt niet alleen maar bewapend", dit is kernachtiger dan het opschrift van de Nederlandse vertaling, welke thans ook weer bij het Nederlands Boekhuis verscheen. Het geeft ook beter de strek king weer, welke Zischka in al zijn boe ken van de laatste tijd wil leggen. Hij is onvermoeid in het betogen, dat deze we reld toch zulke onmetelijke rijkdommen onontgonnen liet en dat alle inspanningen en plannen ver beneden de maat van net mogelijke liggen. Hij voert ons thans mee naar het Russische Midden-Azië, naar Laos en Ghana en Egypte, naar West- Europa, Turkije. Armenië, Koerdistan, Perzië, Afghanistan, Korea, Peru en Zuid- Afrika. En overal overstelpt hij ons met gigantische plannen en statistieken, met apodictische politieke uitspraken en aan klachten, Het is uitermate belangwek kend, maar ook vermoeiend. En ook nu weer vraag men zich af, of in de aandacht van Zischka het economische niet een dergelijk primaat heeft verwor ven, dat we hier toch wel een sterk een zijdig wereldbeeld krijgen voorgehangen. Echte liefhebbers van detectivestories zijn er huiverig van als schrijvers aan het „experimenteren" gaan, als er weer eens iemand is die origineel wil zijn en van het aloude en beproefde stramien afwijkt. Rico Bulthuis heeft dit met zijn „Misdaad van Richard Ross" (Misdaad en mysterie-pocket van Leopold Den Haag) toch min of meer gedaan en zeker niet zonder succes want het is een spam nend verhaal geworden waarbij de le zer intensief mag meespeuren. Het verhaal speelt voornamelijk in een pension waar de atmosfeer vergiftigd wordt door chantage. Alle bewoners blij ken er bij betrokken te zijn, hetgeen de taak van inspecteur Richard Ross niet eenvoudiger maakt als hij een gifmoor denaar moet vinden. Hij gaat voortvarend aan het werk en ontplooit een reeks ech te Holmes-activiteiten. Scherven, een fles je sigarepeuken, stof en meer van dit soort zaken doen hem de oplossing aan de hand. Zijn misdaad is dan rechtvaar digheid over recht te doen zegevieren. Hij laat de moordenaar maar lopen en houdt het op zelfmoord. In de serie „Bijbel overuitge geven bij Romen en Zoon, verschenen weer twee deeltjes. Dr. L. Sibum speurt het thema „licht" na, in Oud en Nieuw Testament. Vooral in het N. Test. speelt het licht een grote rol, Christus zelf noemt zich „het Licht der wereld". De derde algemene vergadering van de We reldraad van Kerken te New Delhi heeft in 1961 deze zelf benaming van Christus als hoofdthema van haar besprekingen gekozen. De s. is zich bewust dat hij ons voor een enigszins vermoeiende tocht stelt. Vermoeiend in die zin dat, wil men het werkje met vrucht lezen, men de ge citeerde teksten en dat zijn er vele moet naslaan. O.i. zou het boekje aan leesbaarheid gewonnen hebben, als de voornaamste citaten afgedrukt waren. De tweede Bijbelover behandelt een probleem waarmee vroeg of laat iedere mens geconfronteerd wordt: wat is toch wel de zin van het lijden, waar komt het vandaan? Kan men God een Vader noe men, Die zoveel leed over zijn kinderen uitstort? Een rationeel bevredigend antwoord zal hij in de Bijbel niet vinden. Wel zal hij er door de gewijde Boeken toe ge bracht worden het lijden te beschouwen als een door de zonde in het leven ge roepen staat van wanorde, geen wraak neming Gods. Altijd is het lijden zinvol, dank zij het lijden van Christus. De uitstekende behandeling van prof. Bertrangs is vooral daarom zo duidelijk en boeiend omdat ze behalve citaten ook grote gedeelten van de aangevoerde teksten (Job, psalmen, enz) geeft. Naar mijn smaak een model van een Bijbel- overtje. J. H. Bill Nieder, de Olympische kampioen kogelstoten wiens poging op het beroeps- boksen over te schakelen geen volle ronde duurde, wil proberen weer als amateuratleet te worden aanvaard. Jim Terrill, organisator van de atle tiekwedstrijden die op 15 februari in het Cow Palace in San Francisco zul len worden gehouden, zei dat Nieder zal deelnemen indien de atletiekbond toestemming geeft. Nieder won in 1960 te Rome de Olympische titel kogelstoten. Hij wilde beroepsbokser worden en in mei 1961 had hij zijn eerste partij. Jim Wiley sloeg hem k.o. in de eerste ronde. Hiermee werd gelijk een streep gezet onder de bokscarrière van de reus. Volgens Terrill heeft Nieder verklaard dat hij slechts voldoende heeft ontvan gen uit zijn bokspartij om de onkosten te dekken. Nieder is momenteel in (atletiek-) training in Los Angeles. NEGENENZESTIG landen, waaronder Nederland, hebben tot dusver inge schreven voor het Olympisch Voetbal toernooi 1964. Slechts zestien daar van kunnen worden toegelaten tot het eindtoernooi. Onder de inschrijvers be vinden zich op voetbalgebied weinig bekende staten als Togo, Dahomey, Mauritius, Senegal en Tsaad. (Van onze landbouwmedewerker) Het woord valorisatie" is in landbouwkringen in korte tijd een modewoord geworden. „Valo riseren" betekent „tot waarde brengen, een waarde aan iets ge ven". Als de landbouw spreekt over het probleem der valorisatie heeft hij het over de vraag, hoe de produkten van de boerderij tot ho ger waarde gebracht kunnen wor den; hoe de boer meer kan ver dienen; hoe de boer meer onafhan kelijk kan worden van de over heid; hoe de boer een groter deel kan krijgen van de zogenaamde consumentengulden. Het begrip „consumentengulden" is naar ons overgewaaid uit de Verenigde Staten, waar al lang onderzoekingen worden verricht naar het aandeel van de boer in de consumersdollar. Een con sument kan voor een gulden een zekere hoeveelheid voedsel kopen, bijvoorbeeld vlees in blik. Van die gulden is een deel voor de boer, een deel voor de verwer kende fabriek, een deel voor de blik- fabrikant, een deel voor de handel. Hoe liggen deze verhoudingen Krijgt de boer zijn redelijk deel Als hij zijn re delijk deel niet krijgt, waaraan ligt dit dan Het ligt voor de hand, dat deze ver houding voor elk produkt anders is. Als de boer een wintervoorraad aardappelen brengt naar de kelder van de consument, zoals dat vroeger meestal gebeurde, krijgt hij vrijwel 100 pet. van de con- sumentengulden. Maar de boer, die sui kerbieten verbouwt of brouwgerst, kan onmogelijk 100 pet. krijgen. Naarmate het produkt meer bewerkt en veredeld wordt, zal het aandeel van de boer da len. De vraag is dan ook nog niet zozeer, hoe groot het aandeel is van de boer, maar veel meer of dit aandeel recht vaardig is; en of zijn inkomen groot ge noeg is om zijn bedrijf in stand te hou den en in zijn levensonderhoud te voor zien. Wat kan de boer doen om zijn deel van de consumentengulden te vergroten Een van de moeilijkheden van de land bouw is, dat er veel boeren zijn, die hun produkten te koop aanbieden. In zeker opzicht hebben zij hun aantal al ver kleind, omdat een deel der boeren in coöperaties samenwerkt. De verhouding van coöperatieve en niet-coöperatieve boeren blijft echter de laatste tijd vrij wel gelijk. Daarenboven ziet men dan nog, dat de coöperaties elkaar becon curreren. Aan de andere kant ziet men juist dat de kopers zich sterk verenigen. Er heerst in het boerenkamp altijd meer verdeeldheid dan bij handel en industrie. Moet de boer zich nog met zijn produkt bemoeien als het zijn bedrijf verlaten heeft, of is hij dan van alle zorgen af Het kan gebeuren, dat de kwaliteit van het produkt achteruit gaat tijdens de ver werking. De melk is hiervan een spre kend voorbeeld. Een aantal boeren levert melk van goede kwaliteit; een aantal andere levert slechte kwaliteit In de fabriek wordt dit alles door elkaar ge husseld met het gevolg dat het zeer moeilijk zo nie^ onmogelijk wordt om eerste kwaliteit zuivelprodukten te maken. Kan de boer hier iets aan doen? Coöpereren helpt niet, want net als in dertijd in Ilium wordt er binnen en bui ten de muren van de coöperatie even hard gezondigd. Als men tegenwoordig in landbouw kringen spreekt over valorisatie, betrekt men daarbij meestal ook de aard en de kwaliteit van het produkt zoals het van het bedrijf komt. Welke produkten bren gen het meeste op en waaraan kan de boer het meest verdienen Het is bekend, dat de eetgewoonten van de Nederlanders sterk veranderd zijn gedurende de laatste vijftien jaren. Er is meer welvaart gekomen. Daar om vraagt de consument meer ver. fijnde produkten. Minder aardappelen, minder vet, minder brood, minder gro ve groenten; meer eieren, meer vlees, meer fijne groenten en fruit. Past de boer zich voldoende aan Of ziet men hier een tegenstelling De tegenstel ling namelijk dat de consument ande re produkten vraagt, maar dat de boer vasthoudt aan het traditionele produk- tieplan. Enkele symptomen zouden erop kun nen wijzen. De tüinbouw levert één voor beeld. Niemand eet tegenwoordig meer, gewone kool. Die is te zwaar voor de maag, omdat we met z'n allen last heb ben van zenuwen en maagzweren. Toch is er een gebied in Noord-Holland waar de kool nog hoofdteelt is. Het is dan ook het enige tuinbouwgebied, waar steun gegeven moet worden. Ook in de landbouw doemen vragen op. Leveren de boeren werkelijk goede kwaliteit vleesvarkens of zijn onze var kens nog te vet Hebben we bezwaar tegen stempeling van eieren, omdat we niet willen dat de consument in het bui tenland de kwaliteit van onze eieren kan vergelijken met die uit andere landen Doen we er nog goed aan de melk te betalen naar vetgehalte Hebben we nog steeds de gewoonte de koeien leeg te melken jaren aan een stuk om ze dan te gaan mesten voor vlees De pluim veehouderij heeft al lang ontdekt, dat een uitgelegde soepkip nooit een braad kip kan worden. Misschien zijn er nog meer dergelijke vragen te stellen over de kwaliteit en de aard der landbouw- produkten. Er zijn in dit artikel meer vragen ge steld dan positieve beweringen geuit. Wisten we het antwoord, dan zouden we de landbouw veel geld en moeite kunnen besparen. Het Landbouwschap immers gaat een onderzoek instellen om het ant woord te vinden op deze en tal van an dere vragen. Het heeft een ..valorisatie commissie" ingesteld, die zal nagaan hoe de produkten van de boer tot hoger waarde kunnen worden gebracht en hoe de boer meer aan zijn produkten kan verdienen. Zij zal zich ook bezig houden met de weg, die het produkt volgt van het boerenerf tot in de keuken van de consument. De commissie telt onder haar leden een aantal personen, die niet uit de landbouw voortkomen. Het is een groot voordeel, dat de landbouw inziet niet zelf alles alleen te weten, maar dat hij te rade gaat bij lieden, die bewezen hebben bepaald wel te weten hoe ze za ken moeten doen. Er zit iemand in, die werkzaam is bij een „gloeilampenfabriek in het zuiden des lands" en iemand van een grootwinkelbedrijf. Wellicht vindt de commissie een weg om de landbouw minder afhankelijk te maken van de overheid. Helemaal los van de overheid kan de landbouw nooit worden, want elk volk moet een premie betalen om zijn voedselvoorziening veilig te stellen. Maar dat is natuurlijk heel iets anders dan steun betalen aan de landbouw. Als ik een van de theo- rieën van Teilhard de w Chardin goed begrijp, zijn Ly wij ongeveer als volgt fv begonnen. Op een gege ven ogenblik in de ge schiedenis richtte een van onze dierlijke voor ouders zich op, merkte dat hij op zijn achterpoten in evenwicht kon blijven T en besloot, met een em- bryonale glimlach om de fj lippen, het daarbij i/ voortaan te houden. Na- f tuurlijk hadden ook an- 1' dere aap-achtigen dit vroeger al geprobeerd, m maar zij waren gevallen Iri. en met een lichte hoofd- I pijn op vier poten naar huis gewandeld. Toen het echter bij die ene ging, was de evolutie niet meer te keren. Er ont- van op de achterpoten lopende bijna-mensen. /Deze konden nu de voor poten voor de verdedi ging gaan gebruiken, met het gevolg, dat ze daar voor hun tanden niet meer zo nodig hadden. De kaken werden kleiner en omdat er aldus meer mogelijkheden voor de kop ontstonden om in de hoogte te groeien, kwamen de hersens tot ontwikkeling. Op een bepaald mo ment stortte de Schepper in twee van deze wezens een ziel en onze eerste voorouders waren er. Vermoedelijk heb ik niet de nauw keurigheid betracht die ten aanzien van wetenschappelijke zaken vereist is Ik hoop echter globaal de gedach- tengang van de beroemde jezuïet te hebben weergegeven. Als hij gelijk heeft, vallen enkele zaken op. Vooreerst staat het natuurlijk vast, dat het moment, ujaarop de voormens een ziel kreeg en daardoor mens werd, hét belangrijkste is geweest. Ik zou er echter ook op willen wijzen, dat het ogenblik waarop het op twee po ten lopen bleek te lukken, niet van belang ontbloot is. Biologisch gezien was het in elk geval een ommekeer. Het maakte de ontwikkeling van de hersens mogelijk en al is het onmis kenbaar, dat velen van ons dat be langrijke orgaan nog steeds niet of nauwelijks gebruiken, zónder hersens zouden wij niet zijn wat we zijn. De vreugde van de staande aap moet on beschrijfelijk geweest zijn. Hij wist echter niet, dat zijn houding ten grond slag zou liggen aan alle wetenschap en kunst, aan de televisie, de paperclips, de bromfiets en de viering van oud jaar, waarop ik dit schrijf omdat de oliebollen toch nog niet geheel voor consumptie gereed zijn. Een vraag die zich nu onmiddellijk opdringt is deze: of ik de vorenom- schreven theorie van Teilhard de Char din geloof. Het antwoord is ja. Dit zal de wetenschappelijke onderzoekers die zich met zijn werk bezighouden vol komen koud laten. Toch is het zo. Ik grond deze instemming met de ziens wijze van de grote antropoloog op een recent bezoek aan de dierentuin. W; hebben daar de apen bezien. Ik bekoel daaraan nauwelijks iets toe te voegen maar schrijflust verleidt mij tot een kleine schildering. Eén van de apen zat zich eenzaam in zijn hok te ver velen. Hij had de hand onder het hoofd en keek de bezoekers aan met een ontzettende verachting. Van tijd tot tijd stond hij op, veegde het hok wat bij en ging weer zitten. Ik verdenk hem er sterk uan, onder zijn bed een pijp en een tabakspot te hebben weg geborgen welke hij 's avonds als het paviljoen gesloten is gebruikt. Op zulke plaatsen kan ik (Darwin en) Teilhard begrijpen. Veel dichter bij de aanvaarding van zijn stelling brachten mij echter twee orang-oetans in een nabijgelegen hok. Deze waren toen ik er aankwam aan de maaltijd. Ze hadden elk een banaan in de hand en aten deze traag op. Dat wil zeggen: zolang en zover ze er zin in hadden. Toen namelijk de banaan van de moe der voor driekwart op was, gaf ze het resterende gedeelte aan de vader. Die voegde zijn overgebleven stuk daarbij en ging toen op tafel staan. In het pla fond bleek zich een geheime holte te bevinden, waar hij de beide stukken verborg. Kennelijk ging het hier om het misleiden van de bewaker. Na het eten stonden de beide apen op, legden de armen om elkaar heen en begonnen te dansen. Dit gebeurde met een zo danig gevoel voor ritme en een zo grote juistheid van bewegingen, dat alle toeschouwers wisten: hier ont breekt alleen de muziek. De afwezig heid van hersens bleek nauwelijks; hetgeen men trouwens ook van som mige dansmanifestaties op de teevee kan zeggen. Soms keken de apen over hun schouder naar het publiek, met een blik van: bemoei je er niet mee. Vermoedelijk zou iemand van de kij kers het vreemd gevonden hebben, als een van hen het GEZEGD had. De ver wondering zou later gekomen zijn; op het moment zelf was het gebeuren vat een zodanige menselijkheid, dat alles mogelijk leek. Sinds deze belevenis geloof ik dus Teilhard de Chardin. Wat wij echter wél bezighoudt is dit: als het vroeger kon, zou het nu ook wel eens kunnen. Natuurlijk: mits de Schepper daarmee instemt. Wij weten echter niet, of Hij dat niet doet. Het lijkt niet waarschijn lijk, want het mensdom is in behoor lijke mate aanwezig. Maar het zóu kunnen. Ik meen niet, dat wij daarvan in de nabije omgeving getuige zullen zijn; dat bijvoorbeeld een sterk-geëvo- lueerde aap in de Antwerpse dieren tuin ooit tot bewaker gepromoveerd zou kunnen worden. Het verhaal ech ter van een missiepater die mij vroe ger naak bezocht en uolgens welke een bepaalde aap in Afrika daar elke donderdag uanuit het bos naar de markt kwam. stemt tot nadenken. Het lijkt mij van belang, dat de wetenschap dergelijke figuren goed in het oog houdt. YORICK

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1963 | | pagina 8