Zwitsers beroepssoldaat Legler
Axel
woonde in
Eetgewoonten veranderden,
boer moet zich aanpassen
Onderwater-scooter
BOEKENPLANK
van het legendarische „Berezinalied
(de sanger
VeftJtcuJe
Melk, sprekend voorbeeld
Tal van vragen
Niets meer te
achterhalen
Het menselijke
begin
a
n
n
Sporttoernooi van
studenten begint
Hamoud Ameur
2e in Sao Paulo
zacht-bros beschuit
Zonen van Sinbad
Etruskische en
Romeinse schilderkunst
Smeulende wereld,
voortgaande opbouw
Misdaad?
Bijbelovers
Bill Nieder wil
weer veranderen
VALORISATIE VAN LANDBOUWPRODUKTEN
Wordt wel de
gewenste kwaliteit
geleverd
f stond een hele generatie
DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 7 JANUARI 1963
(Advertentie)
JJ j) ji i i ji jij.; j
(Van een medewerker)
Op 28 november 1962 was het honderd vijftig jaar geleden dat kei
zer Napoleon Bonaparte bij de Berezina zijn veldtocht naar Rusland
in een smadelijke nederlaag zag eindigen.
In september van het iaar 1812 neemt Napoleon Moskou in met de
bedoeling hier zijn winterkwartieren op te slaan. De Russen steken
hun hoofdstad in brand en de grande armée' is kort daarop gedwon
gen de terugtocht te aanvaarden.
In de barre Russische winter, voortdurend aangevallen door de
kozakkenhorden, ontaardt deze terugtocht in een vlucht. De eens
zo glorierijke legers raken in ontbinding en vallen ten prooi aan
een verschrikkelijke ellende door kou en honger.
werd gevergd keert Legler behouden
terug. Wegens zijn dapper gedrag wordt
hij benoemd tot Ridder in het Legioen
van Eer en in 1813 tot kapitein bevor
derd.
In maart 1814 wordt Napoleon gedwon
gen afstand te doen van de Franse troon
en naar het eiland Elba verbannen.
Legler keert naar zijn geboorteland te
rug en wordt bij het le Bataljon Kan
ton Glarus bevorderd tot luitenant-kolo
nel. Begin 1815 neemt Legler ontslag bij
het Kantonnale Onderdeel en treedt we
derom in Franse dienst ditmaal onder
Lodewijk XVIII, die zijn broer koning
Lodewijk XVI (terechtgesteld met de
guillotine tijdens de Franse revolutie)
heeft opgevolgd na de tussenperiode van
keizer Napoleon Bonaparte. Na de ver
rassende landing van Bonaparte in Zuid-
Frankrijk en zijn opmars naar Parijs,
waar hij het bewind weer in handen
neemt, blijft Legler koning Lodewijk
trouw, neemt ontslag uit de Franse
dienst en keert naar Zwitserland terug.
Voor deze geste ontvangt hij de medaille
voor Trouw en Eer.
Unser Le- ben cjlekht der Reé - se ei-nes Wandrers üi dcr^adit
i j) i ,t M j|jJ i
jc-dcr luc aup set-non Glet-sc er-was das
ihm Lum-nier rtuchr feum-nicr madic.
Deze volkomen debacle was begonnen
bij de overtocht over de Berezina, een
zijrivier van de Dnjepper. In wanhopige
pogingen trachtte de legerleiding deze
betrekkelijk kleine stroom op nog enigs
zins geordende wijze over te trekken.
Bij een afdeling Zwitsers, aangewe
zen om de overtocht in de rug te dekken
had het in de lucht hangende onheil een
ondraaglijke spanning teweeggebracht.
Men wist dat de opdracht stand te hou
den op de oostelijke oever, gelijk stond
met algehele vernietiging.
Op het meest kritieke moment weet
luitenant Thomas Legler het moreel te
redden door een in Zwitserland zeer ge
liefd lied aan te heffen. Het wordt door
anderen overgenomen en de woorden en
klanken van deze zang geven de Zwit
sers en, door hun voorbeeld ook neven
afdelingen, de moed en de kracht terug
de strijd voort te zetten.
Het is hierdoor dat velen bij de ramp
zalige overtocht over de Berezina, het
vege lijf nog konden redden.
Het lied kreeg in Zwitserland een on
gekende populariteit. Nog steeds wordt
het daar gezongen en op de scholen on
derwezen.
Thomas Legler, die zich in verschil
lende veldslagen al had onderscheiden
en voor zijn daden o.m. het „Legion
d'honneur" ontving, leeft door zijn mili
taire prestaties niet zo zeer voort in de
geschiedenis van zijn land doch is uit
gegroeid tot een nationale figuur bij de
Zwitsers door het boven geschetste op
treden bij een gebeurtenis in de wereld
historie.
Hier volgen de tekst en de melodie
van het Berezinalied, waarvan, zoals u
zult zien de inhoud geen betrekking
heeft op de slag bij de Berezina zelf.
Aanvankelijk had het lied tot titel
..Lied vom Mut" ook nog „Der Lebe-
mann" en. sinds de studie van te Base-
Ier arts Max Wetterwald over de ver
schrikkelijke dag aan de Berezina, leeft
het voor als „Het Berezinalied".
1. Unser Leben gleicht der Reise
eines Wandrers in der Nacht;
jeder hat auf seinem Gleise etwas,
das ihm Kummer macht.
2. Aber unerwartet schwindet vor uns
Nacht und Dunkeïheit,
und der schwer Gedrückte findet
Linderung in seinem Leid.
3 Darum lasst uns weiter gehen;
weichet nicht verzagt zuriick!
hinter jenen fernen Höhen wartet
unser noch ein Glück.
4. Mutig, mutig! liebe Brüder,
gebt das bange S or gen auf;
morgen steigt die Sonne wieder
freundlich an dem Himmel auf.
Vry vertaald aldus:
1. Ons leven gelijkt op de gang
van een slaapwandelaar;
ieder heeft wel iets op zijn levensweg
waarover hij tobt.
2. Maar onverwacht verdwijnen
nacht en duisternis,
en de zwaar onder zorgen gebukt
gaande mens zal zijn leed
zien verlicht.
3. Daarom dapper voorwaarts gegaan
en niet moedeloos teruggeweken!
achter gindse verre hoogten
wacht ons toch het geluk.
4. Houdt moed, lieve broeders, houdt
moedweg met die bange zorgen;
morgen komt de zon weer vriendelijk
aan de hemel op.
Wie was Legler?
Luitenant-kolonel Thomas Legler werd
op 21 febr. 1782 geboren in de gemeente
Diesbach-Dornhaus, kanton Glarus,
Zwitserland.
Reeds op tweejarige leeftijd verloor
hij zijn vader. Op zijn zeventiende jaar
trad hij al in militaire dienst. Het be
roep van huursoldaat dateert in Zwit
serland al uit de 15e eeuw. De toewij
zing was echter streng gereglementeerd.
Er werden alleen gehele afdelingen te
gelijk, behoorlijk georganiseerd, ter be
schikking gesteld van de landen die
huurtroepen nodig hadden.
Op deze wijze had zich in Zwitserland
een soldatenberoep ontwikkeld dat tot
het beste van Europa behoorde.
Veel jongelieden kozen zij het vaak
noodgedwongen door de geringe levens
mogelijkheden in eigen land dit
avontuurlijke vak. ,,Geen geld, geen
Zwitsers" is nog steeds een bekend ge
zegde. Het Vaticaan heeft nog altijd een
aantal Zwitsers als lijfwacht voor de
Paus in dienst.
Uit de lange en eervolle staat van
dienst van Legler nemen we hier enkele
episoden.
Op 7 maart 1799 neemt Legler dienst
bij de 3e Halve Brigade Zwitsers waar
hij spoedig tweede-luitenant wordt.
De brigade wordt ter beschikking ge
steld van het Franse leger. Strijd aan
de Donau onder Schauenburg.
Terug in Zwitserland wordt hij op ne
gentienjarige leeftijd eerste-luitenant,
ingedeeld bij het 2e Bataljon Infanterie
de Ligne. Gevechten in Zwitserland on
der Massena. Met de 3e Halve Brigade
Zwitsers gaat Legler in 1803 weer over
in Franse Dienst.
Periode 1803-1812, deelname aan de
veldtochten van Napoleon naar Corsica,
Elba en Napels.
Het is van Italië uit nl. van Reggio,
aan de straat van Messina, dat zijn
Regt. Zwitsers op 14 juli 1811 afmar
cheert naar Rusland. De tocht gaat over
Napels, Rome, Florence, Modena, Par
ma, Piacenze, Milaan, Simplon Sitten,
Genève Besancon Straatsburg Würzburg
Halle, Brandenburg, Berlijn naar Stet
tin, waar de 4 Zwitserse Regimenten sa
menkwamen. Van daar naar Mariën-
burg, Gumbinnen, Kowno tot aan de
rivier de Duna, tegenover Dünaburg,
waar het de 13e juli aankwam en de
linker oever van de Düna volgde, op
waarts tot Polotz. Afgelegde weg onge
veer 12.00 uur marcheren.
Van deze veldtocht hier wat uitvoe
riger aangegeven om een indruk te ge
ven van hetgeen van Napoleons troepen
In Nederlandse dienst
Ons land heeft tot ver in de 19e eeuw
Zwitserse troepen in dienst gehouden.
In de geschiedenis van onze belangrijke
vestingen zal men ze overal terugvinden.
Na de definitieve verbanning van Na
poleon naar St..Helena op 18 juni 1815,
neemt koning Willem I voor zijn verenigd
Koninkrijk Nederland-België, Zwitserse
huurtroepen in dienst.
Zo komt Thomas Legler, thans weer
als kapitein, op 1 maart 1816, met het
regiment Zwitsers nr. 31 in ons land.
In 1820 ligt hij te Vlissingen in garni
zoen, in 1823 te Antwerpen.
In 1828 werden de Zwitserse huurtroe
pen door koning Willem afgedankt. Veel
officieren en verder kader gingen een
verbintenis aan bij het Nederlandse Le
ger, zo ook Legler.
In de rang van maj'oor maakt hij de
Tiendaagse Veldtocht tegen het oproeri
ge België mee (augustus 1813). Hij krijgt
het Metalen Kruis. Na het zelfstandig
worden van het koninkrijk België, be
hoort hij tot de bezetting van Staats-
Vlaandcren, ons tegenwoordige Z.-Vlaan
deren. Hij verblijft hier van 1831 totJL835.
Op 4 september 1835 sterft hjj te Axel,
getroffen door een beroerte.
Huis verdwenen
Uit de gegevens, verstrekt door de
burgemeester van Axel en de stads-ar-
chivaris. blijkt dat de Zwitserse staats
burger luitenant-kolonel Thomas Legler
te Axel heeft gewoond in het huis A 126
en aldaar is overleden op 4 sept. 1835
in de leeftijd van 53 jaar.
In de overlijdensakte is vermeld dat
hij gehuwd was met Catharina Kündert
en van beroep groot-majoor was bij het
garnizoen van de 17e Afd. Infanterie.
De overledene noch zijn echtgenote
waren te Axel ingeschreven, waaruit ge
concludeerd moet worden dat zijn gezin
daar slechts tijdelijk verblijf heeft ge
houden.
Een graf is te Axel niet aanwezig en
uit niets blijkt dat hij daar is begraven.
Het huis waar hij gestorven is, bestaat
niet meer.
Nasporingen in het bevolkingsregister
ten aanzien van zijn nakomelingen zijn
zonder resultaat gebleven, zodat moet
worden aangenomen dat te Axel geen
nakomelingen hebben gewoond.
Aangezien Legler in Axel in garnizoen
lag is daar waarschijnlijk niets gere.
gistreerd over hem of zijn familie. Er
zijn ook geen voorwerpen bekend die hij
heeft achtergelaten waaruit nog een of
ander zou zijn na te gaan.
De Gemeinde-prasident van Diesbach-
Dornhaus uit het Kanton Glarus ver
schafte nog enkele aanvullende bijzon
derheden. Thomas Legler had twee zo
nen waarvan de oudste genaamd Tho
mas, in 1820 is geboren en te Glarus
werd gedoopt. Hij stierf in 1836. De jon
gere zoon Gottlieb Heinrich, geb. 1823 te
Antwerpen, huwde op 27 april 1851 en
stierf kinderloos in 1897.
Er zijn ook in Zwitserland geen directe
nakomelingen of verwanten bekend van
wie men nog iets te weten zou kunnen
komen. Ook in het gemeente-archief van
Glarus is niets te vinden over zijn be
grafenis.
De kerkregisters bevatten wel boven
genoemde gegevens van geboorte, huwe
lijk en overlijden maar ook geen aante
kening waar Legler is begraven.
Gelet op het ambulante bestaan van
de toenmalige officieren moet wel wor
den aangenomen dat hij hier geen vaste
woonplaats had en zijn vrouw hem in
tijdelijke woningen volgde.
Het moet wel haast zeker zijn dat hij
te Axel is begraven, doch mogelijk als
militair niet in de registers werd ver
meld.
Thomas Legler heeft wel een geschrift
nagelaten dat hij noemde „Denkwürdig-
keiten aus dem russischen Feldzuge vom
Jahr 1812". Deze zijn in 1868 door zijn
zoon Gottlieb gepubliceerd in het „Jahr.
buch des historischen Vereins des Kan
tons Glarus".
Op heel bescheiden wijze vermeldt
Legler het beroemde voorval met het
lied: „Op 18 nov. 's morgens viel er wat
sneeuw. Het was ongeveer half acht
toen ik op de straatweg aan de zijde van
commandant Blattmann op en neer wan
delde.
Deze herinnerde mij aan het lied „Un
ser Leben gleicht der Reise" dat vroe
ger veel had gezongen en dat mijn lie
velingslied was. Hij verzocht mij het nog
eens te zingen.
Ik begon direct en aan het eind merk
te hij in een lange zucht op: „Ja, ja,
Legler, het zijn toch werkelijk heerlijke
woorden".
Spoedig kwamen nog andere officieren
zich bij ons voegen en deze morgenstond
ging onder gezang en gesprek voorbij."
Zeer laconiek vertelt hij verder dat er
plotseling op deze morgen een kanons
kogel rakelings langs hem en zijn com
mandant vloog.
Een anekdote tot slot dient nog ver
meld omdat dit voorval op die lugubere
dag nog een verlengstuk in ons land
kreeg.
De enige mogelijkheid om de tot een
aanval gereed staande Russen te verhin
deren hen te vernietigen was ze vóór te
zijn. Hij verzamelde een groep soldaten,
greep een aarzelende tamboer in zijn
kraag om de stormaanval te slaan, ver
raste de Russen en redde zodoende zijn
stelling.
Dat ook deze tamboer een Zwitser was
bemerkte hij pas in 1816 te Doesburg
toen hij hem daar, bij hetzelfde regiment
Zwitsers ingedeeld, herkende. Hij had de
kogel nog in zijn kinnebak zitten die er
bij het volbrengen van zijn taak als tam
boer was ingeschoten.
Verzoek
In het Landsmuseau Glarus te Nafels
is een aparte afdeling aan Thomas
Legler gewijd. Daar zijn verschillende
afbeeldingen en attributen tentoonge
steld o.a. het uniform van zijn Neder
lands Regiment met degen en ereteke
nen. Ook is er een olieverfschilderij als
luitenant in Franse dienst.
Het Zwitserse geïllustreerde weekblad
„Er und Sie" wijdde in mei 1962 een
uitgebreid dichterlijk gestemd artikel
aan Thomas Legler, onder de titel: „Ein
Lied wird zum Denkmal" met P°rtret
en foto van zijn geboortehuis in Dorn.
haus-Diesbach.
Ten gemeentehuize van Axel bevindt
zich in het archief een Zwitsers kalen
derblaadje, toegezonden in maart 1949
dat vermeldt .,1782: Thomas Legler,
Dichter des Beresina-liedes. geboren 23
Februar".
Intussen is wel achterhaald dat hij niet
de dichter van het Beresinalied is, maar
de zanger die het lied beroemd maakte.
In 1961 ontving de burgemeester van
Axel van de Consul-Generaal van Zwit
serland te Rotterdam het verzoek „na
dere gegevens te verstrekken betreffen
de „de op 4 september 1835 te Axel over
leden Zwitserse staatsburger luitenant-
Deze onderwater-scooter, welke wordt
aangedreven door een accu van twaalf
volt, is een van de bezienswaardig
heden op de internationale watersport
tentoonstelling, welke woensdag in
Earls Court in Londen is geopend.
Het vervoermiddel kan worden ge
bruikt voor langdurige waarnemingen
onder water. De tentoonstelling wordt
gehouden door de Engelse nationale
federatie van scheeps- en boten
bouwers.
kolonel Thomas Legler...." Dit verzoek
werd gedaan ten behoeve van een histo
rische reportage over Legler.
(Voor de verstrekking van inlichtingen,
gegevens, inzage van bronnen e.d. breng ik
gaarne dank aan: de burgemeesters van
Axel en Diesbach-Dornhaus: de ambassa
deur van Zwitserland te 's-Gravenhage; de
archivaris van het Landes-Archif Glarus:
de Directeur van het Krijgsgeschiedkundig
Archief van de Generale Staf te 's-Graven
hage, dhr. Eykelenhoff, wetensch. ambt.
aan de Bibl. van de r.-k. Universiteit te
Nijmegen: dhr. M. P. de Bruin, weten
schappelijk ambtenaar a.d. Prov. Biblio
theek van Zeeland, ook voor diens bemid
deling (verstrekking gegevens uit het Do
cumentatiecentrum Zeeuws Deltagebied)
gegevens afkomstig van dhr. P. J. van der
Feen; dhr. de Jonghe stadsarchivaris van
Axel, de gemeentesecretaris dhr. van den
Bossche van Axel en ten slotte aan dhr.
Oggel te Axel die de aandacht op he* Be
resinalied vestigde.
J. H.W. KOEVOETS
Luit.-kol. b.d.
In Delft is het jaarlijks internationale
studenten sporttoernooi begonnen. Hier
aan nemen behalve Nederland deel- Su
riname, Antillen, Hongarije en een ploeg
„internationalen".
De uitslagen van de verschillende on
derdelen luiden:
Volleybal: Nederland-Internationalen
2-0, Nederland-Antillen 0-2. Basketbal:
Nederland-Internationalen 37-27. Zaal
voetbal: Hongarije-Nederland 1-4, Suri-
name-Nederland 5-1. Schaken: Neder-
land.Suriname 1,5-1,5, Antillen-Neder-
land 0-3.
Dezelfde bonte menigte atleten, die ty
dens de jaarwisseling door de straten van
Sao Paulo snelde in de traditionele Syl-
vesterloop is in het Pacaembu-stadion
van dezelfde stad verschenen om deel ie
nemen aan een drietal wedstrijden.
De 1500 m-Ioop werd gewonnen door
de Fin Olav Salonen in 3 min. 55 sec,
Hij had een voorsprong van 3/10 seconde
op de Spanjaard Fernando Aguilar Ca-
macho. De wedstrijd over 10.000 meter
leverde een overwinning op voor de Ar
gentijn Oswaldo Oares, die werd gevolgd
door de Fransman Hamoud Hameur, win
naar van de Sylvesterloop. Op de 5000
meter tenslotte zegevierde de Portugees
Manuel de Oliveira, tweede in de Syl
vesterloop.
(Advertentie)
Kloek, typografisch fraai verzorgd en
rijk geïllustreerd is het boeiende reisver
haal dat Alan Villiers onder de titel „De
zonen van Sinbad" heeft geschreven en
dat bij Broekman en de Meris N.V. in
Amsterdam is uitgegeven. Alan Villiers,
bekend door zijn avontuurlijke en verre
reizen per zeilschip vertelt in dit boek
over zijn ervaringen aan boord van de
zeilscheepjes van de Arabieren met wie
hij bevriend raakte en die hem meenamen
op hun reizen door de Rode Zee en langs
de kusten van vele landen in het midden
oosten.
Het is een bijzonder beeldend relaas,
rijk aan bijzonderheden over de streken
die Villiers met de zonen van Sinbad de
zeeman, een figuur uit 1001 nacht, be
zocht, en kwistig gelardeerd met humo-
ritische of menselijke anekdotes.
De schijver voorzag het boek van tal
rijke prachtige foto's. Behalve een span
nend en interessant relaas is de „zonen
van Sinbad" ook een boek dat onze ken
nis van die fascinerende gebieden van
het midden-oosten op een directe manier
verrijkt. De liefhebber van reisverhalen
zal er vele uren van genieten!
In de Meulenhof-kunstgeschiedenis, die
wij reeds uitvoerig hebben aangekondigd,
is thans het derde deel verschenen, Het
zullen er in het geheel twaalf moeten
worden. Het voor ons liggende boekwerk
bespreekt de Etruskische en Romeinse
schilderkunst, de tekst is van Arturo
Stenico, docent aan de universiteit van
Milaan.
De uiterlijke verzorging doet in niets
onder voor de twee voorgangers. Prachtig
is het illustratiemateriaal, uitstekend de
tekst. Voor de liefhebber der antieke
kunst is het een genot geïntroduceerd te
worden in dit voor velen onbetreden ge
bied, dat het beeld der klassieke oudheid
aanvult met een kennis, die bij onder
wijs en studie soms zelfs zo zeer ver
waarloosd wordt, dat kennismaking met
deze kunstuiting voor velen een open
baring is.
Het boek, uitgegeven in royaal-formaat
pocket, is een aanwinst, omdat het een
hiaat vult met meer dan genoeg materi
aal om zich een uitstekend idee van het
totaal te vormen. M.
Er wird nicht nur gerüstet, dat is de
oorspronkelijke titel, welke Anton Zisch-
ka meegeeft aan zijn nieuwste reeks re
portages over de grote ontwikkelingswer
ken en gevarenzones in Oost en West.
„Er wordt niet alleen maar bewapend",
dit is kernachtiger dan het opschrift van
de Nederlandse vertaling, welke thans
ook weer bij het Nederlands Boekhuis
verscheen. Het geeft ook beter de strek
king weer, welke Zischka in al zijn boe
ken van de laatste tijd wil leggen. Hij is
onvermoeid in het betogen, dat deze we
reld toch zulke onmetelijke rijkdommen
onontgonnen liet en dat alle inspanningen
en plannen ver beneden de maat van net
mogelijke liggen. Hij voert ons thans
mee naar het Russische Midden-Azië, naar
Laos en Ghana en Egypte, naar West-
Europa, Turkije. Armenië, Koerdistan,
Perzië, Afghanistan, Korea, Peru en Zuid-
Afrika. En overal overstelpt hij ons met
gigantische plannen en statistieken, met
apodictische politieke uitspraken en aan
klachten, Het is uitermate belangwek
kend, maar ook vermoeiend. En ook nu
weer vraag men zich af, of in de
aandacht van Zischka het economische
niet een dergelijk primaat heeft verwor
ven, dat we hier toch wel een sterk een
zijdig wereldbeeld krijgen voorgehangen.
Echte liefhebbers van detectivestories
zijn er huiverig van als schrijvers aan
het „experimenteren" gaan, als er weer
eens iemand is die origineel wil zijn en
van het aloude en beproefde stramien
afwijkt. Rico Bulthuis heeft dit met zijn
„Misdaad van Richard Ross" (Misdaad
en mysterie-pocket van Leopold Den
Haag) toch min of meer gedaan en zeker
niet zonder succes want het is een spam
nend verhaal geworden waarbij de le
zer intensief mag meespeuren.
Het verhaal speelt voornamelijk in een
pension waar de atmosfeer vergiftigd
wordt door chantage. Alle bewoners blij
ken er bij betrokken te zijn, hetgeen de
taak van inspecteur Richard Ross niet
eenvoudiger maakt als hij een gifmoor
denaar moet vinden. Hij gaat voortvarend
aan het werk en ontplooit een reeks ech
te Holmes-activiteiten. Scherven, een fles
je sigarepeuken, stof en meer van dit
soort zaken doen hem de oplossing aan
de hand. Zijn misdaad is dan rechtvaar
digheid over recht te doen zegevieren.
Hij laat de moordenaar maar lopen en
houdt het op zelfmoord.
In de serie „Bijbel overuitge
geven bij Romen en Zoon, verschenen
weer twee deeltjes. Dr. L. Sibum speurt
het thema „licht" na, in Oud en Nieuw
Testament. Vooral in het N. Test. speelt
het licht een grote rol, Christus zelf
noemt zich „het Licht der wereld". De
derde algemene vergadering van de We
reldraad van Kerken te New Delhi heeft
in 1961 deze zelf benaming van Christus
als hoofdthema van haar besprekingen
gekozen. De s. is zich bewust dat hij
ons voor een enigszins vermoeiende tocht
stelt. Vermoeiend in die zin dat, wil men
het werkje met vrucht lezen, men de ge
citeerde teksten en dat zijn er vele
moet naslaan. O.i. zou het boekje aan
leesbaarheid gewonnen hebben, als de
voornaamste citaten afgedrukt waren.
De tweede Bijbelover behandelt een
probleem waarmee vroeg of laat iedere
mens geconfronteerd wordt: wat is toch
wel de zin van het lijden, waar komt het
vandaan? Kan men God een Vader noe
men, Die zoveel leed over zijn kinderen
uitstort?
Een rationeel bevredigend antwoord
zal hij in de Bijbel niet vinden. Wel zal
hij er door de gewijde Boeken toe ge
bracht worden het lijden te beschouwen
als een door de zonde in het leven ge
roepen staat van wanorde, geen wraak
neming Gods. Altijd is het lijden zinvol,
dank zij het lijden van Christus.
De uitstekende behandeling van prof.
Bertrangs is vooral daarom zo duidelijk
en boeiend omdat ze behalve citaten ook
grote gedeelten van de aangevoerde
teksten (Job, psalmen, enz) geeft. Naar
mijn smaak een model van een Bijbel-
overtje.
J. H.
Bill Nieder, de Olympische kampioen
kogelstoten wiens poging op het beroeps-
boksen over te schakelen geen volle
ronde duurde, wil proberen weer als
amateuratleet te worden aanvaard.
Jim Terrill, organisator van de atle
tiekwedstrijden die op 15 februari in
het Cow Palace in San Francisco zul
len worden gehouden, zei dat Nieder
zal deelnemen indien de atletiekbond
toestemming geeft.
Nieder won in 1960 te Rome de
Olympische titel kogelstoten. Hij wilde
beroepsbokser worden en in mei 1961
had hij zijn eerste partij. Jim Wiley
sloeg hem k.o. in de eerste ronde.
Hiermee werd gelijk een streep gezet
onder de bokscarrière van de reus.
Volgens Terrill heeft Nieder verklaard
dat hij slechts voldoende heeft ontvan
gen uit zijn bokspartij om de onkosten
te dekken. Nieder is momenteel in
(atletiek-) training in Los Angeles.
NEGENENZESTIG landen, waaronder
Nederland, hebben tot dusver inge
schreven voor het Olympisch Voetbal
toernooi 1964. Slechts zestien daar
van kunnen worden toegelaten tot het
eindtoernooi. Onder de inschrijvers be
vinden zich op voetbalgebied weinig
bekende staten als Togo, Dahomey,
Mauritius, Senegal en Tsaad.
(Van onze landbouwmedewerker)
Het woord valorisatie" is in
landbouwkringen in korte tijd
een modewoord geworden. „Valo
riseren" betekent „tot waarde
brengen, een waarde aan iets ge
ven". Als de landbouw spreekt
over het probleem der valorisatie
heeft hij het over de vraag, hoe de
produkten van de boerderij tot ho
ger waarde gebracht kunnen wor
den; hoe de boer meer kan ver
dienen; hoe de boer meer onafhan
kelijk kan worden van de over
heid; hoe de boer een groter deel
kan krijgen van de zogenaamde
consumentengulden.
Het begrip „consumentengulden" is
naar ons overgewaaid uit de Verenigde
Staten, waar al lang onderzoekingen
worden verricht naar het aandeel van
de boer in de consumersdollar. Een con
sument kan voor een gulden een zekere
hoeveelheid voedsel kopen, bijvoorbeeld
vlees in blik. Van die gulden is een deel
voor de boer, een deel voor de verwer
kende fabriek, een deel voor de blik-
fabrikant, een deel voor de handel. Hoe
liggen deze verhoudingen Krijgt de
boer zijn redelijk deel Als hij zijn re
delijk deel niet krijgt, waaraan ligt dit
dan
Het ligt voor de hand, dat deze ver
houding voor elk produkt anders is. Als
de boer een wintervoorraad aardappelen
brengt naar de kelder van de consument,
zoals dat vroeger meestal gebeurde,
krijgt hij vrijwel 100 pet. van de con-
sumentengulden. Maar de boer, die sui
kerbieten verbouwt of brouwgerst, kan
onmogelijk 100 pet. krijgen. Naarmate
het produkt meer bewerkt en veredeld
wordt, zal het aandeel van de boer da
len. De vraag is dan ook nog niet zozeer,
hoe groot het aandeel is van de boer,
maar veel meer of dit aandeel recht
vaardig is; en of zijn inkomen groot ge
noeg is om zijn bedrijf in stand te hou
den en in zijn levensonderhoud te voor
zien.
Wat kan de boer doen om zijn deel van
de consumentengulden te vergroten
Een van de moeilijkheden van de land
bouw is, dat er veel boeren zijn, die hun
produkten te koop aanbieden. In zeker
opzicht hebben zij hun aantal al ver
kleind, omdat een deel der boeren in
coöperaties samenwerkt. De verhouding
van coöperatieve en niet-coöperatieve
boeren blijft echter de laatste tijd vrij
wel gelijk. Daarenboven ziet men dan
nog, dat de coöperaties elkaar becon
curreren. Aan de andere kant ziet men
juist dat de kopers zich sterk verenigen.
Er heerst in het boerenkamp altijd meer
verdeeldheid dan bij handel en industrie.
Moet de boer zich nog met zijn produkt
bemoeien als het zijn bedrijf verlaten
heeft, of is hij dan van alle zorgen af
Het kan gebeuren, dat de kwaliteit van
het produkt achteruit gaat tijdens de ver
werking. De melk is hiervan een spre
kend voorbeeld. Een aantal boeren levert
melk van goede kwaliteit; een aantal
andere levert slechte kwaliteit In de
fabriek wordt dit alles door elkaar ge
husseld met het gevolg dat het zeer
moeilijk zo nie^ onmogelijk wordt
om eerste kwaliteit zuivelprodukten te
maken. Kan de boer hier iets aan doen?
Coöpereren helpt niet, want net als in
dertijd in Ilium wordt er binnen en bui
ten de muren van de coöperatie even
hard gezondigd.
Als men tegenwoordig in landbouw
kringen spreekt over valorisatie, betrekt
men daarbij meestal ook de aard en de
kwaliteit van het produkt zoals het van
het bedrijf komt. Welke produkten bren
gen het meeste op en waaraan kan de
boer het meest verdienen
Het is bekend, dat de eetgewoonten
van de Nederlanders sterk veranderd
zijn gedurende de laatste vijftien jaren.
Er is meer welvaart gekomen. Daar
om vraagt de consument meer ver.
fijnde produkten. Minder aardappelen,
minder vet, minder brood, minder gro
ve groenten; meer eieren, meer vlees,
meer fijne groenten en fruit. Past de
boer zich voldoende aan Of ziet men
hier een tegenstelling De tegenstel
ling namelijk dat de consument ande
re produkten vraagt, maar dat de boer
vasthoudt aan het traditionele produk-
tieplan.
Enkele symptomen zouden erop kun
nen wijzen. De tüinbouw levert één voor
beeld. Niemand eet tegenwoordig meer,
gewone kool. Die is te zwaar voor de
maag, omdat we met z'n allen last heb
ben van zenuwen en maagzweren. Toch
is er een gebied in Noord-Holland waar
de kool nog hoofdteelt is. Het is dan ook
het enige tuinbouwgebied, waar steun
gegeven moet worden.
Ook in de landbouw doemen vragen
op. Leveren de boeren werkelijk goede
kwaliteit vleesvarkens of zijn onze var
kens nog te vet Hebben we bezwaar
tegen stempeling van eieren, omdat we
niet willen dat de consument in het bui
tenland de kwaliteit van onze eieren kan
vergelijken met die uit andere landen
Doen we er nog goed aan de melk te
betalen naar vetgehalte Hebben we
nog steeds de gewoonte de koeien leeg
te melken jaren aan een stuk om ze dan
te gaan mesten voor vlees De pluim
veehouderij heeft al lang ontdekt, dat
een uitgelegde soepkip nooit een braad
kip kan worden. Misschien zijn er nog
meer dergelijke vragen te stellen over
de kwaliteit en de aard der landbouw-
produkten.
Er zijn in dit artikel meer vragen ge
steld dan positieve beweringen geuit.
Wisten we het antwoord, dan zouden we
de landbouw veel geld en moeite kunnen
besparen. Het Landbouwschap immers
gaat een onderzoek instellen om het ant
woord te vinden op deze en tal van an
dere vragen. Het heeft een ..valorisatie
commissie" ingesteld, die zal nagaan
hoe de produkten van de boer tot hoger
waarde kunnen worden gebracht en hoe
de boer meer aan zijn produkten kan
verdienen. Zij zal zich ook bezig houden
met de weg, die het produkt volgt van
het boerenerf tot in de keuken van de
consument. De commissie telt onder
haar leden een aantal personen, die niet
uit de landbouw voortkomen. Het is een
groot voordeel, dat de landbouw inziet
niet zelf alles alleen te weten, maar dat
hij te rade gaat bij lieden, die bewezen
hebben bepaald wel te weten hoe ze za
ken moeten doen. Er zit iemand in, die
werkzaam is bij een „gloeilampenfabriek
in het zuiden des lands" en iemand van
een grootwinkelbedrijf.
Wellicht vindt de commissie een weg
om de landbouw minder afhankelijk te
maken van de overheid. Helemaal los
van de overheid kan de landbouw nooit
worden, want elk volk moet een premie
betalen om zijn voedselvoorziening veilig
te stellen. Maar dat is natuurlijk heel
iets anders dan steun betalen aan de
landbouw.
Als ik een van de theo-
rieën van Teilhard de
w Chardin goed begrijp, zijn
Ly wij ongeveer als volgt
fv begonnen. Op een gege
ven ogenblik in de ge
schiedenis richtte een
van onze dierlijke voor
ouders zich op, merkte
dat hij op zijn achterpoten
in evenwicht kon blijven
T en besloot, met een em-
bryonale glimlach om de
fj lippen, het daarbij
i/ voortaan te houden. Na-
f tuurlijk hadden ook an-
1' dere aap-achtigen dit
vroeger al geprobeerd,
m maar zij waren gevallen
Iri. en met een lichte hoofd-
I pijn op vier poten naar
huis gewandeld. Toen
het echter bij die ene
ging, was de evolutie niet
meer te keren. Er ont-
van op de achterpoten
lopende bijna-mensen.
/Deze konden nu de voor
poten voor de verdedi
ging gaan gebruiken, met
het gevolg, dat ze daar
voor hun tanden niet
meer zo nodig hadden.
De kaken werden kleiner
en omdat er aldus meer
mogelijkheden voor de
kop ontstonden om in de
hoogte te groeien, kwamen de hersens
tot ontwikkeling. Op een bepaald mo
ment stortte de Schepper in twee van
deze wezens een ziel en onze eerste
voorouders waren er.
Vermoedelijk heb ik niet de nauw
keurigheid betracht die ten aanzien
van wetenschappelijke zaken vereist
is Ik hoop echter globaal de gedach-
tengang van de beroemde jezuïet te
hebben weergegeven. Als hij gelijk
heeft, vallen enkele zaken op.
Vooreerst staat het natuurlijk vast,
dat het moment, ujaarop de voormens
een ziel kreeg en daardoor mens werd,
hét belangrijkste is geweest. Ik zou
er echter ook op willen wijzen, dat
het ogenblik waarop het op twee po
ten lopen bleek te lukken, niet van
belang ontbloot is. Biologisch gezien
was het in elk geval een ommekeer.
Het maakte de ontwikkeling van de
hersens mogelijk en al is het onmis
kenbaar, dat velen van ons dat be
langrijke orgaan nog steeds niet of
nauwelijks gebruiken, zónder hersens
zouden wij niet zijn wat we zijn. De
vreugde van de staande aap moet on
beschrijfelijk geweest zijn. Hij wist
echter niet, dat zijn houding ten grond
slag zou liggen aan alle wetenschap en
kunst, aan de televisie, de paperclips,
de bromfiets en de viering van oud
jaar, waarop ik dit schrijf omdat de
oliebollen toch nog niet geheel voor
consumptie gereed zijn.
Een vraag die zich nu onmiddellijk
opdringt is deze: of ik de vorenom-
schreven theorie van Teilhard de Char
din geloof. Het antwoord is ja. Dit zal
de wetenschappelijke onderzoekers die
zich met zijn werk bezighouden vol
komen koud laten. Toch is het zo. Ik
grond deze instemming met de ziens
wijze van de grote antropoloog op een
recent bezoek aan de dierentuin. W;
hebben daar de apen bezien. Ik bekoel
daaraan nauwelijks iets toe te voegen
maar schrijflust verleidt mij tot een
kleine schildering. Eén van de apen
zat zich eenzaam in zijn hok te ver
velen. Hij had de hand onder het hoofd
en keek de bezoekers aan met een
ontzettende verachting. Van tijd tot
tijd stond hij op, veegde het hok wat
bij en ging weer zitten. Ik verdenk
hem er sterk uan, onder zijn bed een
pijp en een tabakspot te hebben weg
geborgen welke hij 's avonds als het
paviljoen gesloten is gebruikt.
Op zulke plaatsen kan ik (Darwin
en) Teilhard begrijpen. Veel dichter
bij de aanvaarding van zijn stelling
brachten mij echter twee orang-oetans
in een nabijgelegen hok. Deze waren
toen ik er aankwam aan de maaltijd.
Ze hadden elk een banaan in de hand
en aten deze traag op. Dat wil zeggen:
zolang en zover ze er zin in hadden.
Toen namelijk de banaan van de moe
der voor driekwart op was, gaf ze het
resterende gedeelte aan de vader. Die
voegde zijn overgebleven stuk daarbij
en ging toen op tafel staan. In het pla
fond bleek zich een geheime holte te
bevinden, waar hij de beide stukken
verborg. Kennelijk ging het hier om
het misleiden van de bewaker. Na het
eten stonden de beide apen op, legden
de armen om elkaar heen en begonnen
te dansen. Dit gebeurde met een zo
danig gevoel voor ritme en een zo
grote juistheid van bewegingen, dat
alle toeschouwers wisten: hier ont
breekt alleen de muziek. De afwezig
heid van hersens bleek nauwelijks;
hetgeen men trouwens ook van som
mige dansmanifestaties op de teevee
kan zeggen. Soms keken de apen over
hun schouder naar het publiek, met
een blik van: bemoei je er niet mee.
Vermoedelijk zou iemand van de kij
kers het vreemd gevonden hebben, als
een van hen het GEZEGD had. De ver
wondering zou later gekomen zijn; op
het moment zelf was het gebeuren vat
een zodanige menselijkheid, dat alles
mogelijk leek.
Sinds deze belevenis geloof ik dus
Teilhard de Chardin. Wat wij echter
wél bezighoudt is dit: als het vroeger
kon, zou het nu ook wel eens kunnen.
Natuurlijk: mits de Schepper daarmee
instemt. Wij weten echter niet, of Hij
dat niet doet. Het lijkt niet waarschijn
lijk, want het mensdom is in behoor
lijke mate aanwezig. Maar het zóu
kunnen. Ik meen niet, dat wij daarvan
in de nabije omgeving getuige zullen
zijn; dat bijvoorbeeld een sterk-geëvo-
lueerde aap in de Antwerpse dieren
tuin ooit tot bewaker gepromoveerd
zou kunnen worden. Het verhaal ech
ter van een missiepater die mij vroe
ger naak bezocht en uolgens welke
een bepaalde aap in Afrika daar elke
donderdag uanuit het bos naar de
markt kwam. stemt tot nadenken. Het
lijkt mij van belang, dat de wetenschap
dergelijke figuren goed in het oog
houdt.
YORICK