Leven der clochards in Parijs
is zo romantisch niet...
Italiaanse monnik vond het
dubbelboekhonden uit
Wachter, wat is er van de nacht?
MEER DAN VIJF EEUWEN GELEDEN......
Ook gezinnen onder de
duizenden zwervenden
BITTERE ELLENDE KENMERKT BESTAAN DER DAKLOZEN
Duitse bezem
Dagrooster
Met de kinderwagen
Bij de Hallen
Hopeloos verloren
Koning der clochards
Vroeger kerfstok
en telraam
Gemeente Philippine
4
DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 7 JANUARI 1963
4
TE KOOP
WOONHUIS
NET DAGMEISJE
Pacioli
Ook buiten Europa
Ook in jonge landen
BEKENDMAKING
ARAM EN DE GULDEN STEEN
(Van onze Parijse correspondent)
De Franse hoofdstad staat niet
alleen bekend om zijn monumen
ten en brede boulevards, om zijn
terrassen en typische restaurants,
maar ook oin z(jn clochards. De
buitenlandse toerist, die de binnen
stad vooral 's avonds kris en kras
doorwandelt, kan hen overal vin
den: langs de oevers van de Seine,
onder de bruggen, bfj de Hallen,
op de banken in de parken en zelfs
midden op de trottoirs.
De Parijzenaar neemt van hen
zo goed als geen notitie. Zjj zijn al
leen maar aantrekkelijk voor de
buitenlandse toerist, die Parijs
zich niet kan voorstellen zonder
de schilderachtige clochards. Hoe
veel zijn het er in Parijs? In de
volkstelling komen zij niet voor,
want geen van hen heeft een vaste
woonplaats. Maar mag men de
schattingen van de politie, van het
Leger des Heils of van andere lief
dadige instellingen geloven, dan
zijn het er tussen de tien- en twin
tigduizend.
Men onderscheidt drie soorten van
clochards. Daar zijn in de eerste plaats
de pechvogels, wie in het lever alles,
maar dan ook alles tegenloopt. Het on
geluk, dat hen als een wrede duivel
achtervolgt, heeft hen aan lager wal ge
bracht. In het clochard-milieu voelen
zij zich niet thuis. Zij zouden te reclas-
seren zijn, als het Leger des Heils hen
maar bijtijds vond. Maar meestal blijft
de reddingsboei zo lang uit, dat de on-
gelukkigen hoe langer hoe dieper in het
moeras zakken en clochard blijven. Tot
de tweede groep behoren de delinquen
ten, meestal jongere elementen, die we
gens een of ander vergrijp door de po
litie gezocht worden en die hopen door
een kraak vandaag of morgen en goede
slag te slaan. Lukt dat niet en worden
ze gegrepen en veroordeeld, dan is
meestal het zwerversleven de enige uit
weg. Beide groepen, vooral bij het ouder
worden, komen dan geleidelijk in de
derde groep terecht, in de groep van de
zogenaamde filosofen, die trots zijn op
hun bestaan, voor geen goud meer een
ander leven zouden willen beginnen
en bij hoog en bij laag zweren, dat ze
tot hun dood clochard willen blijven.
Meestal loopt het daar dan ook wel op
uit.
De oorlog heeft hun aantal sterk doen
inkrimpen. De Duitse bezetters haalden
hen van de straat en voerden hen weg.
Waarheen? Van de weggevoerden is er
niet één teruggekomen. Het Parijse pu
bliek zag het zonder veel medelijden na.
In 1949 is het aantal clochards weer sterk
toegenomen. Hun leger is versterkt door
de zieken, gebrekkigen, ouden van da
gen en vooral door de daklozen, door vaak
fatsoenlijke lieden, die wel de prijs voor
een hotelkamer konden betalen, maar
er geen vonden, zeker niet met kleine
kinderen.
Als clochard staat hij of zij geboekt,
die geen domicile, geen vaste inkomsten
en geen geld op zak heeft (minstens 300
frank), ongeveer een Nederlands kwar
tje). De ideale clochard is hij, die werkt,
noch steelt, noch bedelt. Hij leeft van
wat hü vindt: fruit aan de bomen, afval
op straat of etensresten In de vuilnis
bakken. Van honger hoeft in heel Parijs
geen clochard om te komen.
Er zijn in Parijs genoeg derderangs
cafés, waar een clochards voor een hab-
bekrats een dragelijke portie eten kan
krijgen. Lukt dat niet, dan kan de
clochard terecht bij bepaalde restaurants,
ziekenhuizen, kazernes of liefdadige in
stellingen, die in de ton het overgeble
ven eten bewaren. Bij de Hallen ligt het
afval van fruit en groenten voor het
grijpen. Wat bereid moet worden koken
de clochards op een houtvuurtje langs
de oevers van de Seine of op een verla
ten, onbewoond terrein, waar zij niemand
kwaad doen. Stelen valt moeilijk te bewij
zen. Want waar begint de diefstal? La
gen de druiven of tomaten, waar de clo
chard zich gedeeltelijk mee voedt, op
de weg voor het grijpen of hingen ze
nog aan de struik? Zijn de pakken bank
biljetten of juwelen, die de clochards
bij uitzondering in vuilnisbakken vin
den, verloren voorwerpen, die zij mo
gen houden? Stonden de nieuwe schoe
nen, die de clochard soms draagt, in de
devanture van de grote magazijnen of
lagen ze op de straatstenen, klaar om
mee te nemen?
Méér dan men zou denken werkt de
clochard, mits op bepaalde voorwaarden:
dat hij 's avonds zijn geld krijgt en kan
ophouden, wanneer het hem zint. In dat
opzicht vervult hij een weliswaar be
scheiden, maar toch nog een economische
functie. Vooral op het land, wanneer
men bij het binnenhalen van de oogst
van alle kanten werkvolk aantrekt.
Hoe brengen clochards hun dag door?
Sommigen hebben een vaste tijd van
opstaan: winter en zomer 's morgens om
vijf uur. Zij slapen op een bank, op
straat, in een portiek, ergens bij de
spoorwegen, in huizen in aanbouw, op
verlaten terreinen onder vodden en
kranten, op de warme roosters van de
metro, in de buurt van een centrale ver
warming of in een asiel. Ze worden uit
hun slaap gehaald door de politie, door
voorbijgangers, door een concierge of
vaak ook door een gevoel van plicht om
de ronde te beginnen langs de vuilnis
bakken. Oude kranten, papier en vodden
worden meegenomen in een grote zak en
verkocht. De opbrengst wordt geschat
op een paar honderd frank, voldoende
voor het ontbijt van elf uur, bestaande
uit stokbrood, kaas en een fles wijn.
Vaak gaat de clochard op zijn rond
gang 's morgens vloeg langs bakkers, die
oud brood weggeven. Vrijwel het enige,
dat betaald moet worden, is de wijn.
Er z|jn clochards, die bescheiden drin
ken: twee flessen per dag, maar er zijn
er ook, die aan vijf liter dagelijks niet
genoeg hebben. Overigens komt dat laat
ste ook bij niet-clochards voor. Wie dat
niet gelooft, moet zijn licht maar eens
opsteken bij Parijse medici.
Van 's morgens elf tot 's middags vijf
wordt geslapen, meestal daar, waar de
politie niet zoekt. Sommigen brengen
een ganse middag in het achtervertrek
van een café door. diep ronkend achter
één of géén glas consumptie. Slapen
hoort er niet bij, als de clochard ergens
een paar vaste klanten heeft, voor wie
hij op geregelde dagen kolen schept,
tegelvloeren of latrines schoonmaakt,
vodden of partijen lege flessen weghaalt.
Dat gebeurt met kinderwagens, die de
meeste clochards wel bezitten. Wie er
geen heeft leent er een van zijn maat.
Na vijven zoekt hij de grote boulevards
op van de Champs Elysées van Montmartre
of Montparnasse in de hoop dat hij daar
wat krijgt. Als regel zal hij niet bede
len uit vrees, wegens bedelarij door de
politie te worden opgepakt. Doorgaans
houdt hij er ook niet van, met uitzonde
ring van de beroepsbedelaar, die in dat
vak een artiest is en er behoorlijk mee
weet op te halen, 's Nachts, na twaalven,
vindt men vele clochards bij de uitgan
gen van de nachtcabarets, waar de op
gehouden hand bedragen kan verdienen
tussen de 300 en 3000 frank. Na twee uur
's nachts wordt het tijd van slapen. Bui
ten Parijs vindt men de clochards vaak
in keldergaten. Zolang de zwerver daar
geen kwaad doet laat de eigenaar hem
met rust.
Werken bij de Hallen maakt het nood
zakelijk dat de clochard tegen midder
nacht op zijn post is. Hij moet zich
aanmelden voor werk, dat tegen vier
uur begint: kisten en kratten versjou
wen of opladen, waar hij 400 tot 600
frank mee verdient en wat groenten en
fruit. Overdag hebben de clochards hun
vaste adressen, meestal in cafés, waar
zij onderling gegevens uitwisselen: hier
moeten strooibiljetten worden uitgedeeld
of onder de ruitewissers van auto's wor
den gestopt, ergens wordt een sandwich
man gevraagd, daar is een straatveger
nodig of er is een nieuw adres voor
warme soep. De zondag breekt de sleur,
want dan staan er geen vuilnisemmers op
straat. Sommigen gaan naar een vroege
mis van zeven uur, omdat daar brood
wordt uitgedeeld. Anderen staan bij de
deuren van de kerk en speculeren op de
zondagse liefdadigheid en de christelijke
barmhartigheid. Weer anderen gaan naar
speciale markten, waar verkocht of ge
ruild wordt, wat in de afgelopen week
werd gevonden: oud speelgoed, beeldjes,
brillenkokers, afgedankte jachtgeweren,
ansichtkaarten, speelkaarten, boeken,
vazen, asbakken, kleren, schoenen, hoe
den, portretten, schilderijen en de hemel
mag weten wat nog meer. Met 1000 frank
gaan de meesten dan wel schuiven.
Onder de bruggen van de wereldstad
Parijs en op honderden andere plaat
sen leven de clochards hun erbarme
lijk bestaan. Niet allemaal zijn ze fi
losofendie niet meer terug zouden
willen in de normale maatschappij
Over het gehele jaar is ieder seizoen
anders. De meeste clochards zoeken in
de winter de grote stad op en proberen
onderdak te vinden in een asiel. Het
asiel van Nanterre kan er 8000 bergen
en zit tjjdens de wintermaanden vol. In
de provincie, waar soortgelijke inrichtin
gen niet bestaan, laten vele clochards
zich wegens een of ander vergrijp voor
de wintermaanden opsluiten in de ge
vangenis, waar zij een warme stal heb
ben en licht werk doen. Een zachte win
ter is mild, een harde winter hardvoch
tig en onbarmhartig voor de clochards.
En voor de clochards niet alleen. Ook
voor de daklozen. Wij herinneren ons
een van die barre winters in Parijs, met
20 graden onder nul, toen Abbé Pierre
per radio de automobilisten mobiliseerde
„om clochards en daklozen te rapen'
Zijn oproep vond weerklank. Tientallen
wagens reden achter geleide-auto's van
de abbé aan, haalden de ongelukkigen,
die niet meer lopen of staan konden,
van de straat en brachten hen naar de
grote zaal van de Mutualité of naar de
verwarmde tenten met stro langs de
openbare weg. De haren rezen ten berge
bij het aanschouwen van zoveel menselijk
leed. Men zag goed geklede daklozen
binnenbrengen met bevroren ledematen,
die langzaam en uitermate voorzichtig
moesten worden ontdooid, eerst met kou
de, geleidelijk met warmere dekens of
met langzaam op temperatuur gebracht
water. Het waren niet alleen alleen
staanden, maar ook echtparen met kin
deren, die nergens een hotelkamer kon
den vinden, ofschoon zij voldoende geld
op zak hadden om een kamer te kunnen
betalen. Er zijn hoteleigenaars, die wel
één kamer willen verhuren aan acht Al
gerijnen, van wie er vier dag- en vier
nachtdienst hebben, maar niet aan echt
paren met huilende kinderen, voor wie
op de kamer moet worden gewassen
en gekookt. Dat grote leger van daklozen
is het voorportaal voor de latere clo
chards, die eenmaal in dat moeras aan
geland hoe langer hoe dieper wegzinken.
Lente en zomer openen voor de meeste
clochards een breed perspectief. De Pa
rijse clochards verlaten de binnenstad
en trekken naar de buitenwijken om
als seizoenarbeiders werk te zoeken.
Sommigen hebben bij boeren hun vaste
klanten. Peulvruchten plukken wordt
per kilo, aardappelen rooien per hectare
betaald. Zij slapen, de clochards, wat
men in Frankrijk noemt ,,a la belle
étoile", in de open lucht: op het veld,
op banken, in schuren, verlaten huizen
of in aanbouw zijnde woningen. Zij doen
er niemand overlast aan. Niemand neemt
van hen enige notitie. In de herfst be
gint de grote trek terug naar de stad, die
geen politiemacht kan tegenhouden. Men
heeft het herhaaldelijk, maar tevergeefs
geprobeerd.
Politiewagens pakken de clochards op
en brengen hen ver buiten de poorten
van Parijs, maar daar nemen zft een taxi
in zeer goede staat.
CANISVLIETSTRAAT A 9,
WESTDORPE.
Te bevragen bovenstaand
dres.
gevraagd, 's Zaterdags
middags en 's zondags
vrij.
LUCTOR Tivoliweg 63
Hulst tel. 01140-2461
tn laten zich terugbrengen naar het cen
trum. De taxichauffeur kan naar zijn
centen fluiten, want de clochards ver
ontschuldigen zich met het argument,
dat zij om hun verplaatsing niet hebben
gevraagd.
Jonge clochards behoren tot de uit
zonderingen. De losse werkman sleept
zich zo lang mogelijk voort als straat
veger, ongeschoolde fabrieksarbeider,
bordenwasser, schoonmaker of loop
knecht. Hij werkt onregelmatig, de pe
rioden van werkloosheid worden hoe
langer hoe groter, de verdiensten zijn
te laag om geld opzij te leggen, boven
dien ligt het sparen hem niet, zijn kleren
verslijten, hij wordt hoe langer hoe meer
onrepresentabel, werkgevers willen hem
niet meer, zelfs niet voor een ,,coup de
main", hoe moet gaan werken ver be
neden het bestaansminimum, raakt hoe
langer hoe meer op drift en verzeilt ten
slotte bij de asiels, onder de bruggen of
op de warme roosters van de onder
grondse. Voor reclassering komt hij niet
meer in aanmerking. Hij is hopeloos
verloren.
De vitaliteit van de oudere clochards
is verbazingwekkend. Onder alle weers
omstandigheden houden zij het zo lang
mogelijk uit in de open lucht. Slechts
zelden melden zij zich aan in een zieken
huis, waar zij als regel zeer snel uit
doven en sterven. Van hun dood langs
de openbare weg geeft de pers met een
paar regels kennis. Voorbeelden: ,,In
Rouaan heeft men het lijk gevonden van
een werkloze zonder domicilie, Charles
Menache, vijftig jaar, die zich toegedekt
had met takken om de nacht door te
brengen. Gestorven van kou". „In Evreux
is door longontsteking plotseling overle
den Eugène Suebic, die leefde in een
grot". „In Montlucon is de bekende clo
chard A., 71 jaar, dood gevonden op
een bank. Gestorven van kou".
De oudere filosofen onder de clochards
beschouwen zich als „koning der clo
chards". Bekend is het geval van Marcel
Jacquet, die zich een afstammeling waan
de van de Rothschilds en een „comité
de la misère" had opgericht, waarvan
alleen maar zij lid mochten worden, die
bewijzen konden in geen drie jaar te
hebben gewerkt. Alle redacties liep hij
af voor abonnementen op zijn denkbeel
dige krant, die in zijn fantasie gelezen
werd door de koning van Irak, koningin
Wilhelmina van Nederland, de koning
van Egypte, Francois Mauriac enzo
voorts. Het redactie-adres van zijn krant
op 22 Rue Bayard bleek een studio te
zijn van Radio-Luxemburg. Hij werd
vervolgd wegens oplichting, maar het
proces heeft nimmer plaats gehad. Hij
werd geïnterneerd in Villejuif, waar hij
zich ontpopte als een voortreffelijk kok.
Clochards zullen er zijn zolang Parjjs
bestaat. De een, in die miljoenenstad,
gaat hard werkend door het leven en
wordt, als het einde daar is, begraven
met burgerlyke of militaire eer. De an
der trekt flierefluitend naar zijn graf en
sterft op een bank, tussen krantenpapier,
onder takkenbossen, in een greppel langs
de kant van de weg.
Een Chinese accountant merkte eens op, dat een der beste dingen,
die de Engelsen hun vroegere koloniën hebben nagelaten, is: een uit
stekend stelsel van boekhouding. Evenals Menzies had die Chinees ge
lijk, zij het, dat hij nog meer gelijk had gehad, als hij de Italianen de
eer van erflaters had gegeven. De historische waarheid is namelijk,
dat de koopheren der Italiaanse stedenrepublieken en een Italiaanse
frater Lucca Pacioli heette hij het tegenwoordig in gebruik zijnde
boekhoudsysteem hebben ontwikkeld.
De boekhouders kregen opdracht - en
Heel vroeger kon men in het bedrijfs
leven en het bestuursapparaat volstaan
met simpele hulpmiddelen: De kerfstok,
het telraam en de enkelvoudige boek
houding. Later werd dit anders. Toen
breidden de bedrijven zich uit. De oor
logen werden kostbaarder en moesten
gefinancierd worden. De internationale
handel werd intensiever en meer om
vattend. Vooral gold dit voor de Itali
aanse koopsteden Amalfi, Pisa, Flo
rence, Genua en Venetië alsmede voor
andere Italiaanse staatjes. De Italianen
beheersten immers van ongeveer 1100 tot
1500 de handel in oosterse waren. Man
nen als Marco Polo moesten niet slechts
beschikken over durf, ondernemingslust
en goede schepen, maar ook over een
deugdelijke administratieve kennis. Oor
logjes en revoluties maakten de vijftien
de eeuw in Italië tot een bewogen tijd.
Zij kostten bovendien veel geld. De
Aakhuizen waren gevuld met zijde en
'voor, met kostbaar hout en dure tapij
ten, met edelstenen en geurige specerij
en uit de oosterse landen. Die interna
tionale handel, die pracht en die strijd
moesten gefinancierd worden. Schatrij
ke kooplieden traden op als bankiers.
Zij stonden in rekening-courant met
vorsten, beroepsofficieren en avontuur
lijke zeevaarders. Zij sloten transacties
af met elkaar en met kooplieden uit
verre landen. Dat alles boekten zij in
de dubbele kolommen van hun in kalfs
leder gebonden koopmansboeken. Zij wa
ren de eersten, die een dubbele boek
houding hadden.
Voorzover thans vaststaat, komt de
eigenlijke primeur aan Genua toe, want
reeds in 1340 bedienden de massari
(administrateurs) zich daar van dubbe
le boekhouding. Sommige historici zijn
van mening, dat de Italianen het sys
teem uit India geïmporteerd hebben.
Hoe dit zij, de dubbele boekhouding was
al spoedig onmisbaar, want zij stelde
de kooplieden en bestuurders m staat
om hun gecompliceerde transacties en
financiële operaties in de hand te hou
den, iedere wijziging in hun positie
snel te ontdekken en bedrog (diefstal,
verduistering) af te remmen, althans
spoedig te doorzien.
In wezen is het stelsel heel eenvou
dig. Toch zijn de - in de praktijk ge
dane - „ontdekkingen", waarop het be
rust, nog jong. Die ontdekkingen waren:
1. Telt men iemands activa (eigendom,
vorderingen) bij elkaar op, dan krijgt
men hetzelfde eindbedrag als bij optel
ling van de passiva (schulden) en het
verschil tussen de activa en de passiva:
2. Iedere transactie brengt een wijziging
in twee posten, die echter het even
wicht niet verstoort.
die hebben zij nog steeds om te zor
gen, dat de principaal snel uit de boe
ken kon zien, ,hoe hij erbij stond'. Toen
het beginsel eenmaal was vastgelegd,
kwam het dus aan op een zo praktisch
mogelijke uitwerking.
Het was de grote verdienste van een
ascetische frater, Lucca Pacioli gehe
ten, dat hij een doordacht boekhoudsys
teem op schrift stelde. Dat was in 1494.
In dat jaar verscheen namelijk in Ve
netië zijn beroemde boek „Summa da
Arithmetica, Geometria. Proportion] et
Proportionalita". Hierin vindt men de
eerste gefundeerde verhandeling over
boekhouden, over de .Kunst van Debet
en Credit'. Het boek verscheen, toen
het einde van Italiës bloeitijd in zicht
kwam, want vier jaar later (1498) vond
Vasco di Gama de weg om Kaap de
Goede Hoop naar Azië. Die ontdekking
bracht de oosterse waren binnen het
(directe) bereik van de Portugese. Ne
derlandse en Engelse kooplieden. De
Italiaanse koopsteden gingen dientenge
volge in de zestiende eeuw hollend ach
teruit. Maar de methode van dubbel
boekhouden, de Italiaanse .Kunst van
Debet en Credit', bleef en veroverde
de gehele wereld.
Pacioli was een typische Renaïssance-
figuur. Hij was een veelzijdig man. Hij
noemde zich soms „Doctor in de Theo
logie en de Filosofie". Ook diende
hij zich aan als „Magister Lucas Pacio-
lus, Professor in de Theologie". Hij
doceerde aan de universiteiten van Pe
rugia, Florence, Pisa en Bologna. Zijn
faam drong door tot Ludovico Sforza,
hertog van Milaan en beschermer van
Leonardo da Vinei. De hertog liet Pa
cioli aan zijn hof komen. Pacioli kwam
en bewoog zich met een mengsel van
bescheidenheid en trots temidden der
edellieden en elegante hofdames. Mis
schien besefte hij, dat de door hem
onderwezen manier van boekhouden en
zaken doen belangrijker was voor de
vooruitgang der mensheid dan de hel
dendaden der ridders en de schoonheid
der vrouwen.
Toch had hij begrip voor de eisen,
die het hofleven stelde. Zo berekende
hij voor Leonardo da Vinei, hoeveel
brons deze kunstenaar nodig zou hebben
voor een groot ruiterstandbeeld van her
tog Ludovico. Ter ere van deze vorst
schreef hij een „Tractaat over de God
delijke Proportie", dat bedoeld was -
zeide hij - als „specerij" bij zijn ver
handeling over boekhouden. Ik schrijf
het boek (zei hij tot de hertog) als een
blijk van waardering voor de belang
stelling, die Uwe Hoogheid aan de dag
legt voor de wiskunde en de weten
schap, als een weldaad voor uw onder
danen en als aanvulling van uw prach
tige bibliotheek. Uit deze woorden blijkt,
dat de strenge, ernstige geestelijke de
hoofse stijl der Renaissance voldoende
beheerste om aan het hof van de Sfor
za's persona grata te kunnen zijn.
Het dubbel boekhouden - ook wel
Italiaans boekhouden genoemd - vero
verde geheel Europa. De beide Ameri-
ka's verwelkomden het eveneens. Het
vond zijn weg naar alle andere gebie
den, die na 1500 onder Europees be
stuur kwamen. Geen wonder, want als
een der fundamenten van handel, be
drijf en bestuur is het tot nu toe niet
verbeterd. Toen Japan kort na 1850 zijn
poorten opende voor de westerlingen en
met volle zeilen de grote wereld binnen-
stevende, besloot het vrijwel direct om
.Italiaans boekhouden' in te voeren.
Wel bevonden zich de Nederlanders
waren de enigen geweest, die van 1640
tot 1850 in Japan mochten zijn om han
del te drijven - in de bibliotheken daar
een paar Nederlandse handleidingen
voor boekhouden, maar zij waren niet
gebruikt. Na 1854 wierpen zich honder
den. ja. duizenden Japanners op de
studie van het boekhouden. In 1872
droeg de Japanse regering de Engels
man Alexander Allan Shand op om een
handleiding te maken voor de boekhou
ding der nieuwe (Japanse) banken. Het
boek wordt nog heden ten dage gebruikt.
Andere westerlingen, die Japan voort
hielpen op het ,Pad van Pacioli', wa
ren bijvoorbeeld William Gogswell
Whitney en Vincente B. Braga, respec
tievelijk Amerikaans burger en Portu
gees onderdaan.
In onze eeuw zijn veel vroegere kolo
niale gebieden en protectoraten onaf
hankelijk geworden. Stuk voor stuk heb
ben zij de Italiaanse manier van dubbel
boekhouden overgenomen. Dit bleek op
nieuw op het boekhoudkundig congres
in Canberra, waar niet minder dan
acht na de tweede wereldoorlog gebo
ren staten vertegenwoordigd waren.
De boekhouder der twintigste eeuw
is .gemechaniseerd'. Machines hebben
ook op het terrein der boekhouding veel
werk van de mens overgenomen. Maar
ook de .mechanische boekhouding' moet
voldoen aan de eis, die de Italiaanse
koopheren en frater Lucca Pacioli on
geveer vijf eeuwen geleden formuleer
den: De boeken en rekeningen moeten
voldoende gedétailleerd en overzichte
lijk zijn om de principalen - ongeacht
op zij .captains of commerce and in
dustry' dan wel regenten zijn - in staat
te stellen, snel te overzien, hoe hun
positie is of populair gezegd hoe
de zaken ervoor staan.
Zonder Italiaans boekhouden zou dat
onmogelijk zijn en zouden de moderne
bestuursapparaten en het hedendaagse
bedrijfsleven stokken.
'VOEN er onlangs in de krant een advertentie
■*- stond waarin een nachtwaker werd ge
vraagd voor toezicht op een in uitvoering zijnd
kabelwerk, besloot mijn reeds bejaarde vader
terstond tot het schrijven van een sollicitatie
brief. Hij redeneerde daarbij aldus: als AOW-
trekker heb ik geen dagtaak meer; als AOW-er
behoef ik mij niet bevreesd te voelen dat men
tijdens mijn afwezigheid des nachts mijn vrouw
zal schaken of mijn bezit zal roven, aangezien
vrouwen van AOW-ers zelfs voor Kongolezen niet
interessant zijn en aangezien voorts mijn bezit
zo gering is, dat een eventuele dief uit louter
medelijden een tientje in mijn lege geldkist zou
achterlaten. Alzoals ik dan van mijzelf zo wei
nig heb dat het bewaken waard is, laat ik mij
dan tot de behoeder van andermans bezit aan
stellen.
T)EZE argumenten gevoegd bij het feit dat de
arbeidsmarkt krap is, deden het aanne
mersbedrijf dat met het kabelwerk bezig was
besluiten mijn vader aan te stellen. Het was een
continu-bewakingsdienst, werd te verstaan ge
geven. De kabel een ding van vele guldens
per meter waarde moent geen uur van dag
of nacht onbewaakt blijven liggen. Het waarom
werd mijn vader niet duidelijk, want welke dief
heeft er nou plezier in om een kabel te stelen
Maar ja, het was een semi-overheidsklusje en
dan moet je nooit met nuchtere vragen komen
Nu ligt de zaak zo, dat mijn vader vóór hij
gepensioneerd werd zich uitsluitend ter gelegen
heid van de kerstnacht in de kleine uurtjes op
straat placht te wagen. Hij wist zodoende in het
geheel niet hoe mysterieus en macaber de stilte
van een doorwaakte nacht kan zijn. Met andere
woorden: hij was psychologisch niet op het be
waken van een semi-overheidskabel voorbereid
T)IT moest hij voor zichzelf vaststellen toen
U hij de eerste nachtwake aanving. Een uit
voerder van 't kabelwerk loodste hem 'n kleiv
hokje binnen, waarin 'n petroleumkachel brand
de. Door 'n harvormige opening in de deur van 't
hokje kon hij een oogje houden op de lange
sleuf waarin de semi-overheidskabel lag. „Om
vijf uur, morgenochtendkomt uw aflosser I" zei
de uitvoerder laconiek. „Da's ook een AOW-trek
ker. Goeie wachtDe man spoedde zich naar
vrouw en kinders en liet mijn vader in 't vallende
duister alleen, met zijn thermosfles en zes be
smeerde boterhammen.
De kabelgravers waren al eerder verdwenen.
De sleuf met de kabel zag er in de eindeloze
verlatenheid van het polderlandschap als een
loopgraaf uit. Vijandelijke elementen zouden,
onder beschutting van de duisternis, ongezien
door de sleuf kunnen kruipen, tot aan de drem
pel van het wachthuisje feilloos geleid door het
hartvormig lichtpuntjeom aldaar met één
steek van een stiletto 'de nachtwaker te vellen
en daarna de kabel op te rollen. De volgende dag
zou men in de krant lezen: „Oude nachtwaker
neergestoken. Semi-overheidskabel het motief".
7,0 gaan die dingen.
IJET was intussen pikdonker geworden. De
maan reed hoog op de wolken en er stond
'.en venijnige wind op de vlakte. Soms schudde
het wachthuisje even heen en weer en de pe
troleumvlam in het kacheltje wapperde dan als
een middeleeuwse flambouw. En het werd steeds
eenzamer. Mijn vader ging tenslotte denken dat
zijn wachthuisje het enige bewoonde optrekje
op de ganse aarde was. Ruimtevaarders kennen
dat gevoel ook. Maar de astronauten hebben niet
het uitzicht op een duistere sleuf. En zij hoeven
geen semi-overheidskabels te bewaken. Boven-
iien trekken zij nog niet van Drees. Zij zijn
ian ook veel weerbaarder.
Mijn vader vond, naar hij later vertelde, de
zaak dan ook hoogst onguur Hij besefte terdege
Iat hij er met blote handen nooit in zou slagen
een eventuele roofmoordenaar onschadelijk te
maken. Hij moest derhalve een list zien te be
ienken een valkuil of zoiets opstellen. Daar
ond zijn werkzaam brein de oplossing
Op een ogenblik dat de maan even door een
pleet in de wolken gluurde sprong hij uit zijn
xokje. pakte zijn bromfiets die hij buiten had
leergezet en sleepte dit voertuig het huisje in.
Vervolgens stelde hij de bromfiets zó op, dat
degeen die het zou wagen onverhoeds de deur
te openen, de brommer op zijn lijf zou krijgen.
Het loas een heel gehijs, maar een mens doet al
wat als het om zijn hachje gaat. Het werd wel
wat krap in het wachthokje, maar een gevoel van
veiligheid doet de mens veel ongerief vergeten.
NAARMATE de uren verstreken werd mijn
vader slaperiger en op een gegeven moment
liet de natuur zich dan ook gelden. Van dat mo
ment af was er een gelukkig mens méér op de
wereld. De semi-overheidskabel was vergeten, de
vervaarlijke rukwinden deerden mijn vader niet
meer en het sinistere landschap vermocht hem
niet langer te beangstigen. Men zou hem met
huisje en al naar de Galdersehei hebben kunnen
verplaatsen, hij zou het niet gemerkt hebben.
Want hij heeft een gezegende slaap.
Maar plotseling schrok hij toch wakker. En
niet zo zuinig ook. Hij had een hevige schreeuw
gehoord; een schreeuw zoals aanvallende Cu
banen weieens laten horen. Een rauwe primitieve
schreeuw. Een Hitchcock-loeiertje. Een bloedstol-
lertje. Terstond liet mijn vader een alarmkreet
door de duisternis schallen. Maar toen zag hij,
dat de deur van zijn wachthuisje wijdopen stond
en dat de bromfiets, gehoorzamend aan de wet
ten van de zwaartekracht naar buiten was ge
vallen. Op dat ogenblik verfoeide mijn vader zijn
besluit om andermans goed te bewaken hart
grondig. Snel pakte hij de brommer en verliet
met gedoofd licht (om de aandacht van de moor
denaars niet te trekken) het oord van onheil en
"llende.
T)E volgende dag kwam de uitvoerder bij ons
thuis vragen waarom mijn vader, met me-
delokking van zijn aflosser, de semi-overheids
kabel aan zijn lot had overgelaten. Het bleek
toen, dat de Hitchcock-loeier was ontstegen aan
de keel van de tweede AOW-nachtwaker, die
mijn vader voor het ochtendkrieken was komen
aflossen en die ijlings gevlucht was, toen hij in-
plaats van door een vriendelijke oude man te
worden begroet, tegen de vlakte werd geslagen
door een naar buiten ztciepende bromfiets. De
zelfde avond lazen wij in de krant: „Wegens
plotseling vertrek van onze nachtwakers, per
soneel gevraagd voor het verrichten van bewa
kingsdienst bij kabelwerk-in uitvoering Ge
pensioneerden behoeven niet te reflecteren".
TOMASO
Burgemeester en wethouders van PHILIPPINE ma
ken bekend:
dat, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 10,
le lid van de Wegenwet, van 7 januari tot en met
20 januari 1963 op de secretarie dezer gemeente
voor belanghebbenden ter kennisneming is neerge
legd een voorstel aan de Gemeenteraad tot het
onttrekken aan het openbaar verkeer van de vol
gende op de Wegenlegger dezer gemeente voorko
mende weg: „DE POSTHOORNWEG no. 29 VAN DE
WEGENLEGGER".
Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld
van hun voorstel kennis te nemen en eventuele
■oezwaren daartegen schriftelijk aan de Gemeente-
aad in te dienen, uiterlijk tot en met 20 januari 1963.
3HILIPPINE, 3 januari 1963.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
De wethouder, H. C. van den Broek
De burgemeester, P. J L. van Hoek
58-4. „Wanneer wij ons ech
ter aan de macht van Satarin
willen onttrekken," sprak de
Handelaar, nadat hij met
Aram was overeengekomen,
elkaar bij te staan, lijkt het
mij verstandig ons eerst nog
te voorzien van iets meer van
deze overbodige rijkdom' En
nog voordat Aram iets had
kunnen zeggen, had hij enige
krygers gewenkt en hen op
dracht gegeven, zoveel moge
lijk goud te verzamelen en
naar de toren te brengen.
Voor de eerste maal ver
scheen er iets van verzet in
de uitdrukking van de vreem
de krijgers. Zij bleven aarze
lend staan en de Handelaar
herhaalde woedend zijn bevel.
„Scheert u weg, aartsapen en
aoe wat ik u heb opgedragen!"
Hij Wond zich hoe langer hoe
meer op en zag in zijn opwin
ding niet, dat een der aan
voerders zich van het kleine
groepje losmaakte en haastig
binnen de tempel verdween.
Aram echter had het gezien;
hij begreep direct, dat de man
op weg was om Satarin te
waarschuwen, en dat de situ
atie wel eens zeer dreigend
zou kunnen worden, als er
niet spoedig wat gebeurde.
Hij trachtte de Handelaar te
bewegen, van zijn voornemen
af te zien, doch deze wilde
niet naar hem luisteren. „De
ze tocht heeft mij reeds zwaar
genoeg getroffen, mijn vriend,"
sprak hij, „laat mij dus de
kleine vreugde, mij enigszins
schadeloos te stellen!" Doch
nauwelijks had hij deze woor
den gezegd of in de verte zag
Aram de aanvoerder terugke
ren, op de voet gevolgd door
Satarin.