Leven der clochards in Parijs is zo romantisch niet... Italiaanse monnik vond het dubbelboekhonden uit Wachter, wat is er van de nacht? MEER DAN VIJF EEUWEN GELEDEN...... Ook gezinnen onder de duizenden zwervenden BITTERE ELLENDE KENMERKT BESTAAN DER DAKLOZEN Duitse bezem Dagrooster Met de kinderwagen Bij de Hallen Hopeloos verloren Koning der clochards Vroeger kerfstok en telraam Gemeente Philippine 4 DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 7 JANUARI 1963 4 TE KOOP WOONHUIS NET DAGMEISJE Pacioli Ook buiten Europa Ook in jonge landen BEKENDMAKING ARAM EN DE GULDEN STEEN (Van onze Parijse correspondent) De Franse hoofdstad staat niet alleen bekend om zijn monumen ten en brede boulevards, om zijn terrassen en typische restaurants, maar ook oin z(jn clochards. De buitenlandse toerist, die de binnen stad vooral 's avonds kris en kras doorwandelt, kan hen overal vin den: langs de oevers van de Seine, onder de bruggen, bfj de Hallen, op de banken in de parken en zelfs midden op de trottoirs. De Parijzenaar neemt van hen zo goed als geen notitie. Zjj zijn al leen maar aantrekkelijk voor de buitenlandse toerist, die Parijs zich niet kan voorstellen zonder de schilderachtige clochards. Hoe veel zijn het er in Parijs? In de volkstelling komen zij niet voor, want geen van hen heeft een vaste woonplaats. Maar mag men de schattingen van de politie, van het Leger des Heils of van andere lief dadige instellingen geloven, dan zijn het er tussen de tien- en twin tigduizend. Men onderscheidt drie soorten van clochards. Daar zijn in de eerste plaats de pechvogels, wie in het lever alles, maar dan ook alles tegenloopt. Het on geluk, dat hen als een wrede duivel achtervolgt, heeft hen aan lager wal ge bracht. In het clochard-milieu voelen zij zich niet thuis. Zij zouden te reclas- seren zijn, als het Leger des Heils hen maar bijtijds vond. Maar meestal blijft de reddingsboei zo lang uit, dat de on- gelukkigen hoe langer hoe dieper in het moeras zakken en clochard blijven. Tot de tweede groep behoren de delinquen ten, meestal jongere elementen, die we gens een of ander vergrijp door de po litie gezocht worden en die hopen door een kraak vandaag of morgen en goede slag te slaan. Lukt dat niet en worden ze gegrepen en veroordeeld, dan is meestal het zwerversleven de enige uit weg. Beide groepen, vooral bij het ouder worden, komen dan geleidelijk in de derde groep terecht, in de groep van de zogenaamde filosofen, die trots zijn op hun bestaan, voor geen goud meer een ander leven zouden willen beginnen en bij hoog en bij laag zweren, dat ze tot hun dood clochard willen blijven. Meestal loopt het daar dan ook wel op uit. De oorlog heeft hun aantal sterk doen inkrimpen. De Duitse bezetters haalden hen van de straat en voerden hen weg. Waarheen? Van de weggevoerden is er niet één teruggekomen. Het Parijse pu bliek zag het zonder veel medelijden na. In 1949 is het aantal clochards weer sterk toegenomen. Hun leger is versterkt door de zieken, gebrekkigen, ouden van da gen en vooral door de daklozen, door vaak fatsoenlijke lieden, die wel de prijs voor een hotelkamer konden betalen, maar er geen vonden, zeker niet met kleine kinderen. Als clochard staat hij of zij geboekt, die geen domicile, geen vaste inkomsten en geen geld op zak heeft (minstens 300 frank), ongeveer een Nederlands kwar tje). De ideale clochard is hij, die werkt, noch steelt, noch bedelt. Hij leeft van wat hü vindt: fruit aan de bomen, afval op straat of etensresten In de vuilnis bakken. Van honger hoeft in heel Parijs geen clochard om te komen. Er zijn in Parijs genoeg derderangs cafés, waar een clochards voor een hab- bekrats een dragelijke portie eten kan krijgen. Lukt dat niet, dan kan de clochard terecht bij bepaalde restaurants, ziekenhuizen, kazernes of liefdadige in stellingen, die in de ton het overgeble ven eten bewaren. Bij de Hallen ligt het afval van fruit en groenten voor het grijpen. Wat bereid moet worden koken de clochards op een houtvuurtje langs de oevers van de Seine of op een verla ten, onbewoond terrein, waar zij niemand kwaad doen. Stelen valt moeilijk te bewij zen. Want waar begint de diefstal? La gen de druiven of tomaten, waar de clo chard zich gedeeltelijk mee voedt, op de weg voor het grijpen of hingen ze nog aan de struik? Zijn de pakken bank biljetten of juwelen, die de clochards bij uitzondering in vuilnisbakken vin den, verloren voorwerpen, die zij mo gen houden? Stonden de nieuwe schoe nen, die de clochard soms draagt, in de devanture van de grote magazijnen of lagen ze op de straatstenen, klaar om mee te nemen? Méér dan men zou denken werkt de clochard, mits op bepaalde voorwaarden: dat hij 's avonds zijn geld krijgt en kan ophouden, wanneer het hem zint. In dat opzicht vervult hij een weliswaar be scheiden, maar toch nog een economische functie. Vooral op het land, wanneer men bij het binnenhalen van de oogst van alle kanten werkvolk aantrekt. Hoe brengen clochards hun dag door? Sommigen hebben een vaste tijd van opstaan: winter en zomer 's morgens om vijf uur. Zij slapen op een bank, op straat, in een portiek, ergens bij de spoorwegen, in huizen in aanbouw, op verlaten terreinen onder vodden en kranten, op de warme roosters van de metro, in de buurt van een centrale ver warming of in een asiel. Ze worden uit hun slaap gehaald door de politie, door voorbijgangers, door een concierge of vaak ook door een gevoel van plicht om de ronde te beginnen langs de vuilnis bakken. Oude kranten, papier en vodden worden meegenomen in een grote zak en verkocht. De opbrengst wordt geschat op een paar honderd frank, voldoende voor het ontbijt van elf uur, bestaande uit stokbrood, kaas en een fles wijn. Vaak gaat de clochard op zijn rond gang 's morgens vloeg langs bakkers, die oud brood weggeven. Vrijwel het enige, dat betaald moet worden, is de wijn. Er z|jn clochards, die bescheiden drin ken: twee flessen per dag, maar er zijn er ook, die aan vijf liter dagelijks niet genoeg hebben. Overigens komt dat laat ste ook bij niet-clochards voor. Wie dat niet gelooft, moet zijn licht maar eens opsteken bij Parijse medici. Van 's morgens elf tot 's middags vijf wordt geslapen, meestal daar, waar de politie niet zoekt. Sommigen brengen een ganse middag in het achtervertrek van een café door. diep ronkend achter één of géén glas consumptie. Slapen hoort er niet bij, als de clochard ergens een paar vaste klanten heeft, voor wie hij op geregelde dagen kolen schept, tegelvloeren of latrines schoonmaakt, vodden of partijen lege flessen weghaalt. Dat gebeurt met kinderwagens, die de meeste clochards wel bezitten. Wie er geen heeft leent er een van zijn maat. Na vijven zoekt hij de grote boulevards op van de Champs Elysées van Montmartre of Montparnasse in de hoop dat hij daar wat krijgt. Als regel zal hij niet bede len uit vrees, wegens bedelarij door de politie te worden opgepakt. Doorgaans houdt hij er ook niet van, met uitzonde ring van de beroepsbedelaar, die in dat vak een artiest is en er behoorlijk mee weet op te halen, 's Nachts, na twaalven, vindt men vele clochards bij de uitgan gen van de nachtcabarets, waar de op gehouden hand bedragen kan verdienen tussen de 300 en 3000 frank. Na twee uur 's nachts wordt het tijd van slapen. Bui ten Parijs vindt men de clochards vaak in keldergaten. Zolang de zwerver daar geen kwaad doet laat de eigenaar hem met rust. Werken bij de Hallen maakt het nood zakelijk dat de clochard tegen midder nacht op zijn post is. Hij moet zich aanmelden voor werk, dat tegen vier uur begint: kisten en kratten versjou wen of opladen, waar hij 400 tot 600 frank mee verdient en wat groenten en fruit. Overdag hebben de clochards hun vaste adressen, meestal in cafés, waar zij onderling gegevens uitwisselen: hier moeten strooibiljetten worden uitgedeeld of onder de ruitewissers van auto's wor den gestopt, ergens wordt een sandwich man gevraagd, daar is een straatveger nodig of er is een nieuw adres voor warme soep. De zondag breekt de sleur, want dan staan er geen vuilnisemmers op straat. Sommigen gaan naar een vroege mis van zeven uur, omdat daar brood wordt uitgedeeld. Anderen staan bij de deuren van de kerk en speculeren op de zondagse liefdadigheid en de christelijke barmhartigheid. Weer anderen gaan naar speciale markten, waar verkocht of ge ruild wordt, wat in de afgelopen week werd gevonden: oud speelgoed, beeldjes, brillenkokers, afgedankte jachtgeweren, ansichtkaarten, speelkaarten, boeken, vazen, asbakken, kleren, schoenen, hoe den, portretten, schilderijen en de hemel mag weten wat nog meer. Met 1000 frank gaan de meesten dan wel schuiven. Onder de bruggen van de wereldstad Parijs en op honderden andere plaat sen leven de clochards hun erbarme lijk bestaan. Niet allemaal zijn ze fi losofendie niet meer terug zouden willen in de normale maatschappij Over het gehele jaar is ieder seizoen anders. De meeste clochards zoeken in de winter de grote stad op en proberen onderdak te vinden in een asiel. Het asiel van Nanterre kan er 8000 bergen en zit tjjdens de wintermaanden vol. In de provincie, waar soortgelijke inrichtin gen niet bestaan, laten vele clochards zich wegens een of ander vergrijp voor de wintermaanden opsluiten in de ge vangenis, waar zij een warme stal heb ben en licht werk doen. Een zachte win ter is mild, een harde winter hardvoch tig en onbarmhartig voor de clochards. En voor de clochards niet alleen. Ook voor de daklozen. Wij herinneren ons een van die barre winters in Parijs, met 20 graden onder nul, toen Abbé Pierre per radio de automobilisten mobiliseerde „om clochards en daklozen te rapen' Zijn oproep vond weerklank. Tientallen wagens reden achter geleide-auto's van de abbé aan, haalden de ongelukkigen, die niet meer lopen of staan konden, van de straat en brachten hen naar de grote zaal van de Mutualité of naar de verwarmde tenten met stro langs de openbare weg. De haren rezen ten berge bij het aanschouwen van zoveel menselijk leed. Men zag goed geklede daklozen binnenbrengen met bevroren ledematen, die langzaam en uitermate voorzichtig moesten worden ontdooid, eerst met kou de, geleidelijk met warmere dekens of met langzaam op temperatuur gebracht water. Het waren niet alleen alleen staanden, maar ook echtparen met kin deren, die nergens een hotelkamer kon den vinden, ofschoon zij voldoende geld op zak hadden om een kamer te kunnen betalen. Er zijn hoteleigenaars, die wel één kamer willen verhuren aan acht Al gerijnen, van wie er vier dag- en vier nachtdienst hebben, maar niet aan echt paren met huilende kinderen, voor wie op de kamer moet worden gewassen en gekookt. Dat grote leger van daklozen is het voorportaal voor de latere clo chards, die eenmaal in dat moeras aan geland hoe langer hoe dieper wegzinken. Lente en zomer openen voor de meeste clochards een breed perspectief. De Pa rijse clochards verlaten de binnenstad en trekken naar de buitenwijken om als seizoenarbeiders werk te zoeken. Sommigen hebben bij boeren hun vaste klanten. Peulvruchten plukken wordt per kilo, aardappelen rooien per hectare betaald. Zij slapen, de clochards, wat men in Frankrijk noemt ,,a la belle étoile", in de open lucht: op het veld, op banken, in schuren, verlaten huizen of in aanbouw zijnde woningen. Zij doen er niemand overlast aan. Niemand neemt van hen enige notitie. In de herfst be gint de grote trek terug naar de stad, die geen politiemacht kan tegenhouden. Men heeft het herhaaldelijk, maar tevergeefs geprobeerd. Politiewagens pakken de clochards op en brengen hen ver buiten de poorten van Parijs, maar daar nemen zft een taxi in zeer goede staat. CANISVLIETSTRAAT A 9, WESTDORPE. Te bevragen bovenstaand dres. gevraagd, 's Zaterdags middags en 's zondags vrij. LUCTOR Tivoliweg 63 Hulst tel. 01140-2461 tn laten zich terugbrengen naar het cen trum. De taxichauffeur kan naar zijn centen fluiten, want de clochards ver ontschuldigen zich met het argument, dat zij om hun verplaatsing niet hebben gevraagd. Jonge clochards behoren tot de uit zonderingen. De losse werkman sleept zich zo lang mogelijk voort als straat veger, ongeschoolde fabrieksarbeider, bordenwasser, schoonmaker of loop knecht. Hij werkt onregelmatig, de pe rioden van werkloosheid worden hoe langer hoe groter, de verdiensten zijn te laag om geld opzij te leggen, boven dien ligt het sparen hem niet, zijn kleren verslijten, hij wordt hoe langer hoe meer onrepresentabel, werkgevers willen hem niet meer, zelfs niet voor een ,,coup de main", hoe moet gaan werken ver be neden het bestaansminimum, raakt hoe langer hoe meer op drift en verzeilt ten slotte bij de asiels, onder de bruggen of op de warme roosters van de onder grondse. Voor reclassering komt hij niet meer in aanmerking. Hij is hopeloos verloren. De vitaliteit van de oudere clochards is verbazingwekkend. Onder alle weers omstandigheden houden zij het zo lang mogelijk uit in de open lucht. Slechts zelden melden zij zich aan in een zieken huis, waar zij als regel zeer snel uit doven en sterven. Van hun dood langs de openbare weg geeft de pers met een paar regels kennis. Voorbeelden: ,,In Rouaan heeft men het lijk gevonden van een werkloze zonder domicilie, Charles Menache, vijftig jaar, die zich toegedekt had met takken om de nacht door te brengen. Gestorven van kou". „In Evreux is door longontsteking plotseling overle den Eugène Suebic, die leefde in een grot". „In Montlucon is de bekende clo chard A., 71 jaar, dood gevonden op een bank. Gestorven van kou". De oudere filosofen onder de clochards beschouwen zich als „koning der clo chards". Bekend is het geval van Marcel Jacquet, die zich een afstammeling waan de van de Rothschilds en een „comité de la misère" had opgericht, waarvan alleen maar zij lid mochten worden, die bewijzen konden in geen drie jaar te hebben gewerkt. Alle redacties liep hij af voor abonnementen op zijn denkbeel dige krant, die in zijn fantasie gelezen werd door de koning van Irak, koningin Wilhelmina van Nederland, de koning van Egypte, Francois Mauriac enzo voorts. Het redactie-adres van zijn krant op 22 Rue Bayard bleek een studio te zijn van Radio-Luxemburg. Hij werd vervolgd wegens oplichting, maar het proces heeft nimmer plaats gehad. Hij werd geïnterneerd in Villejuif, waar hij zich ontpopte als een voortreffelijk kok. Clochards zullen er zijn zolang Parjjs bestaat. De een, in die miljoenenstad, gaat hard werkend door het leven en wordt, als het einde daar is, begraven met burgerlyke of militaire eer. De an der trekt flierefluitend naar zijn graf en sterft op een bank, tussen krantenpapier, onder takkenbossen, in een greppel langs de kant van de weg. Een Chinese accountant merkte eens op, dat een der beste dingen, die de Engelsen hun vroegere koloniën hebben nagelaten, is: een uit stekend stelsel van boekhouding. Evenals Menzies had die Chinees ge lijk, zij het, dat hij nog meer gelijk had gehad, als hij de Italianen de eer van erflaters had gegeven. De historische waarheid is namelijk, dat de koopheren der Italiaanse stedenrepublieken en een Italiaanse frater Lucca Pacioli heette hij het tegenwoordig in gebruik zijnde boekhoudsysteem hebben ontwikkeld. De boekhouders kregen opdracht - en Heel vroeger kon men in het bedrijfs leven en het bestuursapparaat volstaan met simpele hulpmiddelen: De kerfstok, het telraam en de enkelvoudige boek houding. Later werd dit anders. Toen breidden de bedrijven zich uit. De oor logen werden kostbaarder en moesten gefinancierd worden. De internationale handel werd intensiever en meer om vattend. Vooral gold dit voor de Itali aanse koopsteden Amalfi, Pisa, Flo rence, Genua en Venetië alsmede voor andere Italiaanse staatjes. De Italianen beheersten immers van ongeveer 1100 tot 1500 de handel in oosterse waren. Man nen als Marco Polo moesten niet slechts beschikken over durf, ondernemingslust en goede schepen, maar ook over een deugdelijke administratieve kennis. Oor logjes en revoluties maakten de vijftien de eeuw in Italië tot een bewogen tijd. Zij kostten bovendien veel geld. De Aakhuizen waren gevuld met zijde en 'voor, met kostbaar hout en dure tapij ten, met edelstenen en geurige specerij en uit de oosterse landen. Die interna tionale handel, die pracht en die strijd moesten gefinancierd worden. Schatrij ke kooplieden traden op als bankiers. Zij stonden in rekening-courant met vorsten, beroepsofficieren en avontuur lijke zeevaarders. Zij sloten transacties af met elkaar en met kooplieden uit verre landen. Dat alles boekten zij in de dubbele kolommen van hun in kalfs leder gebonden koopmansboeken. Zij wa ren de eersten, die een dubbele boek houding hadden. Voorzover thans vaststaat, komt de eigenlijke primeur aan Genua toe, want reeds in 1340 bedienden de massari (administrateurs) zich daar van dubbe le boekhouding. Sommige historici zijn van mening, dat de Italianen het sys teem uit India geïmporteerd hebben. Hoe dit zij, de dubbele boekhouding was al spoedig onmisbaar, want zij stelde de kooplieden en bestuurders m staat om hun gecompliceerde transacties en financiële operaties in de hand te hou den, iedere wijziging in hun positie snel te ontdekken en bedrog (diefstal, verduistering) af te remmen, althans spoedig te doorzien. In wezen is het stelsel heel eenvou dig. Toch zijn de - in de praktijk ge dane - „ontdekkingen", waarop het be rust, nog jong. Die ontdekkingen waren: 1. Telt men iemands activa (eigendom, vorderingen) bij elkaar op, dan krijgt men hetzelfde eindbedrag als bij optel ling van de passiva (schulden) en het verschil tussen de activa en de passiva: 2. Iedere transactie brengt een wijziging in twee posten, die echter het even wicht niet verstoort. die hebben zij nog steeds om te zor gen, dat de principaal snel uit de boe ken kon zien, ,hoe hij erbij stond'. Toen het beginsel eenmaal was vastgelegd, kwam het dus aan op een zo praktisch mogelijke uitwerking. Het was de grote verdienste van een ascetische frater, Lucca Pacioli gehe ten, dat hij een doordacht boekhoudsys teem op schrift stelde. Dat was in 1494. In dat jaar verscheen namelijk in Ve netië zijn beroemde boek „Summa da Arithmetica, Geometria. Proportion] et Proportionalita". Hierin vindt men de eerste gefundeerde verhandeling over boekhouden, over de .Kunst van Debet en Credit'. Het boek verscheen, toen het einde van Italiës bloeitijd in zicht kwam, want vier jaar later (1498) vond Vasco di Gama de weg om Kaap de Goede Hoop naar Azië. Die ontdekking bracht de oosterse waren binnen het (directe) bereik van de Portugese. Ne derlandse en Engelse kooplieden. De Italiaanse koopsteden gingen dientenge volge in de zestiende eeuw hollend ach teruit. Maar de methode van dubbel boekhouden, de Italiaanse .Kunst van Debet en Credit', bleef en veroverde de gehele wereld. Pacioli was een typische Renaïssance- figuur. Hij was een veelzijdig man. Hij noemde zich soms „Doctor in de Theo logie en de Filosofie". Ook diende hij zich aan als „Magister Lucas Pacio- lus, Professor in de Theologie". Hij doceerde aan de universiteiten van Pe rugia, Florence, Pisa en Bologna. Zijn faam drong door tot Ludovico Sforza, hertog van Milaan en beschermer van Leonardo da Vinei. De hertog liet Pa cioli aan zijn hof komen. Pacioli kwam en bewoog zich met een mengsel van bescheidenheid en trots temidden der edellieden en elegante hofdames. Mis schien besefte hij, dat de door hem onderwezen manier van boekhouden en zaken doen belangrijker was voor de vooruitgang der mensheid dan de hel dendaden der ridders en de schoonheid der vrouwen. Toch had hij begrip voor de eisen, die het hofleven stelde. Zo berekende hij voor Leonardo da Vinei, hoeveel brons deze kunstenaar nodig zou hebben voor een groot ruiterstandbeeld van her tog Ludovico. Ter ere van deze vorst schreef hij een „Tractaat over de God delijke Proportie", dat bedoeld was - zeide hij - als „specerij" bij zijn ver handeling over boekhouden. Ik schrijf het boek (zei hij tot de hertog) als een blijk van waardering voor de belang stelling, die Uwe Hoogheid aan de dag legt voor de wiskunde en de weten schap, als een weldaad voor uw onder danen en als aanvulling van uw prach tige bibliotheek. Uit deze woorden blijkt, dat de strenge, ernstige geestelijke de hoofse stijl der Renaissance voldoende beheerste om aan het hof van de Sfor za's persona grata te kunnen zijn. Het dubbel boekhouden - ook wel Italiaans boekhouden genoemd - vero verde geheel Europa. De beide Ameri- ka's verwelkomden het eveneens. Het vond zijn weg naar alle andere gebie den, die na 1500 onder Europees be stuur kwamen. Geen wonder, want als een der fundamenten van handel, be drijf en bestuur is het tot nu toe niet verbeterd. Toen Japan kort na 1850 zijn poorten opende voor de westerlingen en met volle zeilen de grote wereld binnen- stevende, besloot het vrijwel direct om .Italiaans boekhouden' in te voeren. Wel bevonden zich de Nederlanders waren de enigen geweest, die van 1640 tot 1850 in Japan mochten zijn om han del te drijven - in de bibliotheken daar een paar Nederlandse handleidingen voor boekhouden, maar zij waren niet gebruikt. Na 1854 wierpen zich honder den. ja. duizenden Japanners op de studie van het boekhouden. In 1872 droeg de Japanse regering de Engels man Alexander Allan Shand op om een handleiding te maken voor de boekhou ding der nieuwe (Japanse) banken. Het boek wordt nog heden ten dage gebruikt. Andere westerlingen, die Japan voort hielpen op het ,Pad van Pacioli', wa ren bijvoorbeeld William Gogswell Whitney en Vincente B. Braga, respec tievelijk Amerikaans burger en Portu gees onderdaan. In onze eeuw zijn veel vroegere kolo niale gebieden en protectoraten onaf hankelijk geworden. Stuk voor stuk heb ben zij de Italiaanse manier van dubbel boekhouden overgenomen. Dit bleek op nieuw op het boekhoudkundig congres in Canberra, waar niet minder dan acht na de tweede wereldoorlog gebo ren staten vertegenwoordigd waren. De boekhouder der twintigste eeuw is .gemechaniseerd'. Machines hebben ook op het terrein der boekhouding veel werk van de mens overgenomen. Maar ook de .mechanische boekhouding' moet voldoen aan de eis, die de Italiaanse koopheren en frater Lucca Pacioli on geveer vijf eeuwen geleden formuleer den: De boeken en rekeningen moeten voldoende gedétailleerd en overzichte lijk zijn om de principalen - ongeacht op zij .captains of commerce and in dustry' dan wel regenten zijn - in staat te stellen, snel te overzien, hoe hun positie is of populair gezegd hoe de zaken ervoor staan. Zonder Italiaans boekhouden zou dat onmogelijk zijn en zouden de moderne bestuursapparaten en het hedendaagse bedrijfsleven stokken. 'VOEN er onlangs in de krant een advertentie ■*- stond waarin een nachtwaker werd ge vraagd voor toezicht op een in uitvoering zijnd kabelwerk, besloot mijn reeds bejaarde vader terstond tot het schrijven van een sollicitatie brief. Hij redeneerde daarbij aldus: als AOW- trekker heb ik geen dagtaak meer; als AOW-er behoef ik mij niet bevreesd te voelen dat men tijdens mijn afwezigheid des nachts mijn vrouw zal schaken of mijn bezit zal roven, aangezien vrouwen van AOW-ers zelfs voor Kongolezen niet interessant zijn en aangezien voorts mijn bezit zo gering is, dat een eventuele dief uit louter medelijden een tientje in mijn lege geldkist zou achterlaten. Alzoals ik dan van mijzelf zo wei nig heb dat het bewaken waard is, laat ik mij dan tot de behoeder van andermans bezit aan stellen. T)EZE argumenten gevoegd bij het feit dat de arbeidsmarkt krap is, deden het aanne mersbedrijf dat met het kabelwerk bezig was besluiten mijn vader aan te stellen. Het was een continu-bewakingsdienst, werd te verstaan ge geven. De kabel een ding van vele guldens per meter waarde moent geen uur van dag of nacht onbewaakt blijven liggen. Het waarom werd mijn vader niet duidelijk, want welke dief heeft er nou plezier in om een kabel te stelen Maar ja, het was een semi-overheidsklusje en dan moet je nooit met nuchtere vragen komen Nu ligt de zaak zo, dat mijn vader vóór hij gepensioneerd werd zich uitsluitend ter gelegen heid van de kerstnacht in de kleine uurtjes op straat placht te wagen. Hij wist zodoende in het geheel niet hoe mysterieus en macaber de stilte van een doorwaakte nacht kan zijn. Met andere woorden: hij was psychologisch niet op het be waken van een semi-overheidskabel voorbereid T)IT moest hij voor zichzelf vaststellen toen U hij de eerste nachtwake aanving. Een uit voerder van 't kabelwerk loodste hem 'n kleiv hokje binnen, waarin 'n petroleumkachel brand de. Door 'n harvormige opening in de deur van 't hokje kon hij een oogje houden op de lange sleuf waarin de semi-overheidskabel lag. „Om vijf uur, morgenochtendkomt uw aflosser I" zei de uitvoerder laconiek. „Da's ook een AOW-trek ker. Goeie wachtDe man spoedde zich naar vrouw en kinders en liet mijn vader in 't vallende duister alleen, met zijn thermosfles en zes be smeerde boterhammen. De kabelgravers waren al eerder verdwenen. De sleuf met de kabel zag er in de eindeloze verlatenheid van het polderlandschap als een loopgraaf uit. Vijandelijke elementen zouden, onder beschutting van de duisternis, ongezien door de sleuf kunnen kruipen, tot aan de drem pel van het wachthuisje feilloos geleid door het hartvormig lichtpuntjeom aldaar met één steek van een stiletto 'de nachtwaker te vellen en daarna de kabel op te rollen. De volgende dag zou men in de krant lezen: „Oude nachtwaker neergestoken. Semi-overheidskabel het motief". 7,0 gaan die dingen. IJET was intussen pikdonker geworden. De maan reed hoog op de wolken en er stond '.en venijnige wind op de vlakte. Soms schudde het wachthuisje even heen en weer en de pe troleumvlam in het kacheltje wapperde dan als een middeleeuwse flambouw. En het werd steeds eenzamer. Mijn vader ging tenslotte denken dat zijn wachthuisje het enige bewoonde optrekje op de ganse aarde was. Ruimtevaarders kennen dat gevoel ook. Maar de astronauten hebben niet het uitzicht op een duistere sleuf. En zij hoeven geen semi-overheidskabels te bewaken. Boven- iien trekken zij nog niet van Drees. Zij zijn ian ook veel weerbaarder. Mijn vader vond, naar hij later vertelde, de zaak dan ook hoogst onguur Hij besefte terdege Iat hij er met blote handen nooit in zou slagen een eventuele roofmoordenaar onschadelijk te maken. Hij moest derhalve een list zien te be ienken een valkuil of zoiets opstellen. Daar ond zijn werkzaam brein de oplossing Op een ogenblik dat de maan even door een pleet in de wolken gluurde sprong hij uit zijn xokje. pakte zijn bromfiets die hij buiten had leergezet en sleepte dit voertuig het huisje in. Vervolgens stelde hij de bromfiets zó op, dat degeen die het zou wagen onverhoeds de deur te openen, de brommer op zijn lijf zou krijgen. Het loas een heel gehijs, maar een mens doet al wat als het om zijn hachje gaat. Het werd wel wat krap in het wachthokje, maar een gevoel van veiligheid doet de mens veel ongerief vergeten. NAARMATE de uren verstreken werd mijn vader slaperiger en op een gegeven moment liet de natuur zich dan ook gelden. Van dat mo ment af was er een gelukkig mens méér op de wereld. De semi-overheidskabel was vergeten, de vervaarlijke rukwinden deerden mijn vader niet meer en het sinistere landschap vermocht hem niet langer te beangstigen. Men zou hem met huisje en al naar de Galdersehei hebben kunnen verplaatsen, hij zou het niet gemerkt hebben. Want hij heeft een gezegende slaap. Maar plotseling schrok hij toch wakker. En niet zo zuinig ook. Hij had een hevige schreeuw gehoord; een schreeuw zoals aanvallende Cu banen weieens laten horen. Een rauwe primitieve schreeuw. Een Hitchcock-loeiertje. Een bloedstol- lertje. Terstond liet mijn vader een alarmkreet door de duisternis schallen. Maar toen zag hij, dat de deur van zijn wachthuisje wijdopen stond en dat de bromfiets, gehoorzamend aan de wet ten van de zwaartekracht naar buiten was ge vallen. Op dat ogenblik verfoeide mijn vader zijn besluit om andermans goed te bewaken hart grondig. Snel pakte hij de brommer en verliet met gedoofd licht (om de aandacht van de moor denaars niet te trekken) het oord van onheil en "llende. T)E volgende dag kwam de uitvoerder bij ons thuis vragen waarom mijn vader, met me- delokking van zijn aflosser, de semi-overheids kabel aan zijn lot had overgelaten. Het bleek toen, dat de Hitchcock-loeier was ontstegen aan de keel van de tweede AOW-nachtwaker, die mijn vader voor het ochtendkrieken was komen aflossen en die ijlings gevlucht was, toen hij in- plaats van door een vriendelijke oude man te worden begroet, tegen de vlakte werd geslagen door een naar buiten ztciepende bromfiets. De zelfde avond lazen wij in de krant: „Wegens plotseling vertrek van onze nachtwakers, per soneel gevraagd voor het verrichten van bewa kingsdienst bij kabelwerk-in uitvoering Ge pensioneerden behoeven niet te reflecteren". TOMASO Burgemeester en wethouders van PHILIPPINE ma ken bekend: dat, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 10, le lid van de Wegenwet, van 7 januari tot en met 20 januari 1963 op de secretarie dezer gemeente voor belanghebbenden ter kennisneming is neerge legd een voorstel aan de Gemeenteraad tot het onttrekken aan het openbaar verkeer van de vol gende op de Wegenlegger dezer gemeente voorko mende weg: „DE POSTHOORNWEG no. 29 VAN DE WEGENLEGGER". Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld van hun voorstel kennis te nemen en eventuele ■oezwaren daartegen schriftelijk aan de Gemeente- aad in te dienen, uiterlijk tot en met 20 januari 1963. 3HILIPPINE, 3 januari 1963. Burgemeester en wethouders voornoemd, De wethouder, H. C. van den Broek De burgemeester, P. J L. van Hoek 58-4. „Wanneer wij ons ech ter aan de macht van Satarin willen onttrekken," sprak de Handelaar, nadat hij met Aram was overeengekomen, elkaar bij te staan, lijkt het mij verstandig ons eerst nog te voorzien van iets meer van deze overbodige rijkdom' En nog voordat Aram iets had kunnen zeggen, had hij enige krygers gewenkt en hen op dracht gegeven, zoveel moge lijk goud te verzamelen en naar de toren te brengen. Voor de eerste maal ver scheen er iets van verzet in de uitdrukking van de vreem de krijgers. Zij bleven aarze lend staan en de Handelaar herhaalde woedend zijn bevel. „Scheert u weg, aartsapen en aoe wat ik u heb opgedragen!" Hij Wond zich hoe langer hoe meer op en zag in zijn opwin ding niet, dat een der aan voerders zich van het kleine groepje losmaakte en haastig binnen de tempel verdween. Aram echter had het gezien; hij begreep direct, dat de man op weg was om Satarin te waarschuwen, en dat de situ atie wel eens zeer dreigend zou kunnen worden, als er niet spoedig wat gebeurde. Hij trachtte de Handelaar te bewegen, van zijn voornemen af te zien, doch deze wilde niet naar hem luisteren. „De ze tocht heeft mij reeds zwaar genoeg getroffen, mijn vriend," sprak hij, „laat mij dus de kleine vreugde, mij enigszins schadeloos te stellen!" Doch nauwelijks had hij deze woor den gezegd of in de verte zag Aram de aanvoerder terugke ren, op de voet gevolgd door Satarin.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1963 | | pagina 6