Merlyn: eerste nummer van nieuw literair tijdschrift als een vorstin in Amerika begroet dio o sterom Couperus 198.- 198.- 538.- Levend Kerstleysen Kenmerken O, CORYDON, NEEMT Intimiteit1 shmc Mijn ei en ik :n, feesten s Plano, de over- achtige, ijkdom. Uitge- Er zijn f 538.-. x 23 a dagblad de stem van zaterdag 22 december 1962 x 12 a c 14 a JZE mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen Het 'ls gebeurd op een winterdag Des nachts om twalef uren Jan van Gilse- prijs toegekend DE JUSTUS DE HARDUYN 1582-1630. Ook Russische literatuur destaliniseert uit de KUNST schieting zon. 23 dec. de Block, Heikant. Beg. 11304 schieting zat. 22 dec. de Bakker, Kemzeke- Tooruit 1150 fr. pL 300 tis. Beg. 3 uur. 11309 toonstellingen zon. 23 .d. liefh. F. Kroes, C. in en Em. Verheijden Baart, Station, Hulst '-13 uur.. Grote borrel clare of cognac 45 ct. Daniël Visser, dus goed. tentoonstelling le Kerst- het lokaal van J. van d. Hulst voor alle liefh. per stand. Inbrengen van 7-9 uur. 18750 N N ook bezorgd f 2. LEFOON 01140-2294 beste adres. bod ]~\IT ZIJN DE eerste regels van een gedicht van Anton van Duinkerken. Hij heeft dit gedicht getiteld: „Kerstlied". Een titel, welke roept om muziek. Deze roep werd verstaan door en componist, hij verklankte de tekst en wij zijn opnieuw verrijkt met een kerst lied, ontstaan in samenwerking van twee kunstenaars, de dichter Anton van Duinkerken, de com ponist Louis Toebosch. Beiden werden geïnspireerd door het mys terie van de eerste kerstnacht, eeuwen geleden, maar niet ver bleekt. Integendeel, de kracht van de lichtbron in die nacht ontsto ken, lijkt sterker te worden naar mate zij meer mensen moet van gen in haar straling. Altijd zijn er kunstenaars geïspireerd door het kerstgebeuren. Ontelbaar zijn de scheppingen, die hieruit zijn ont staan. Maar het is niet alleen deze kleine kring van begenadigden, die in een meditatie over dit mysterieuze geboortefeest een sublimering vinden van hun creativiteit. Ook de eenvou digste mens wordt ontroerd als hij staat voor de kribbe. Als alle com merciële franje wordt uitgebannen en we terugkeren tot het sobere kerst verhaal, zoals wij het vinder' in het evangelie, ondergaan we die zuivere ontroering zoals de herders die hebben gevoeld, die het eerst bij de stal wa ren en er óók niet van begrepen. Het zijn deze trillingen van het senti ment, welke de vele prachtige kerst gedichten en kerstliederen hebben doen ontstaan, zowel als oorspronkelijke schepping van de enkele kunstenaar, als voortgekomen uit het directer, een voudiger, minder geschakeerd ziele- leven van de eenvoudige mens. De tijdgeest is mede bepalend voor het ge halte van deze liederen. Dit is niet in alle eeuwen even hoog, maar wij be schikken in ons taalgebied over zo een veelheid van schone kerstliederen, dat we met enige trots en vreugde kunnen zeggen dat in geen land ter wereld, het kerstlied zo gebloeid heeft als in onze Nederlandse gewesten. Natuurlijk moet zo'n lied dan aan vele eisen voldoen. Het moet een afspiege ling zijn van het gehele eigen leven van een volksgemeenschap; de steeds terugkerende gebeurtenissen welke nauw verbonden zijn met het dagelijkse leven van een grote gemeenschap moe ten erin tot uiting komen. Alles wat het volk lief en heilig is, in werkelijk heid of fantasie, zal erin bezongen zijn. Het moet een echt lied in de -volks toon zijn, dat wil zeggen: ongekunsteld wat betreft woordkeus, melodie en rit me. Dat wil niet zeggen dat er niet steeds een wisselwerking zal bestaan tussen het volkslied en het kunstlied. Het volkslied voedt de muziek van een hogere cultuurlaag, houdt haar fris en vol vitaliteit. Denken we maar eens aan componisten als Moussorgski, Bartok, Britten, die zich bij het schep pen van hun werk geheel op de eigen volkskunst instellen. HET VOLKSLIED is levend. Het is in beweging en aan verandering onderhevig. De zingende gemeenschap schaaft eraan, past het aan aan haar eigen instelling. Een sprekend voor beeld is het ,,Piet Hein", Het gedicht van Heye begint aldus: ,,Heb je van de zilveren vloot wel gehoord de zilveren vloot van Spanje. Die had er veel Spaanse matten aan boord. Iedereen zingt echter: ,,Heb je wel ge hoord van de zilveren vloot" etc. Deze meer eenvoudige ongekunstelde zins bouw heeft dus blijkbaar de voorkeur van het zingende volk, ook al gaat dit ten koste van het rijm (vloot - boord). Ook melodisch ziin in dit lied wijzi gingen aangebracht op de eerste versie, al zingende. Natuurlijk beperkte deze volksliedkunst zich niet enkel tot het wereldlijke lied, al is dit wel het oudste. Aan deze be kende melodieën werden soms andere, geestelijke teksten toegevoegd en zó werd een lied verwerkt tot geestelijk lied. Naast deze werkwijze ontstonden gelukkig ook vele oorspronkelijke gees telijke liederen, welke jarenlang wer den overgeleverd en tenslotto opge tekend. Van deze geestelijke volkslie deren vormen de kerstliederen een be langrijke groep, zowel wat betreft hun aantal als ook de kwaliteit. HOEWEL de ontwikkeling van het volkslied vele eeuwen bestrijkt en er zeker ook in de eerste eeuwen van onze jaartelling een volksliedkunst heeft bestaan, hebben wij toch pa echt houvast vanaf ongeveer de veertiende eeuw. Vanuit die tijd dateren de oudste handschriften. De gedrukte liedboeken zijn van nog latere datum. Zo zijn bij voorbeeld enkele belangrijke liedboe ken: „Een devoot ende profitelijck Boecxken" uit 1539 en „Het Antwerp- sche liedboek" uit 1544. Een latere ver zameling van betekenis is „Nederland- schfc Gedenck-clanck" uit 1626 en ge drukt te Haarlem. Dit boek is nu nog bekend onder de titel Valerius Ge denck-clanck". Het dankt deze naam aan Adriaen Valerius. Deze was nota ris te Veere rond het jaar 1575, Hij beschreef hierin de belangrijkste ge beurtenissen uit de vaderlandse ge schiedenis ,,'t sedert den aenvang der inlandsche beroerten ende troublen tot den jare 1625" Hij voegde hier als illustratie een groot aantal liederen bij, voorzien van melodie en tabulatuur voor luit en citer. Het moment echtei waarop leze volks liederen worden opgetekend, is niet het ontstaan ervan. Tot de kenmerken van het volkslied behoort o.a. het dikwijls onbekend zijn van dichter en compo nist. Het zijn 'iedcTen, welke leven in het volk. Eens door een enkeling ge maakt werden ze opgenomen door het gehele volk en tot zijn bezit gemaakt. UIT HET bovenstaande valt al af te leiden dat de oudste kèrstliederen moeten gezocht worden rond de veer tiende eeuw. Dit zijn er dan nog zeer weinig. Vooral in de vijftiende en zes tiende eeuw bloeit het kerstlied als nooit tevoren en ook nimmer meer daarna. Een rijke verzameling kerstleysen (zo genoemd omdat vele ervan het Kyrie Eleison tot refrein hadden, bijvoorbeeld het Nu sijt wellecome) is ons in die jaren geschonken. We kunnen met ze kerheid aannemen dat hun aantal gro ter is geweest dan wij nu kennen. Zeker niet alle liederen zijn opgete kend. Juist omdat het volkslied zo levend is „zwerft" het ook. Een be paald lied verdwijnt soms voor eeuwen in het onbekende om dan ineens weer op te duiken in een geheel ander ge west. Het blijkt dan niet zelden door eer kleine gemeenschap of zelfs één familie in mondelinge overlevering be waard te zijn gebleven en kon zo door actieve musicologen voor een totale vergetelheid worden behoed. Dit is o.a. 't geval geweest met 't geliefde kerst lied: ,,De herdertjes lagen bij nachte". Dit werd het eerst opgetekend door Alberdingk Thijm in zijn bundel „Oude en nieuwere kerstliederen" in 1852. Hij schrijft erbij: „het werd te Utrecht langs de straten gezongen en, vooi een gedeelte, met de wijze in haar geheel, opgetekend door een godvruchtige en smaakrijke kunstenaresse". Hij zal zeker aan dit lied geschaafd hebben en getracht hebben het te ver beteren, maar toch hebben zowel tekst als melodie zoveel van hun oorspronke lijke frisheid behouden dat niemand het zou willen missen. EEN MOEILIJKE tijd voor het kerst lied als volkskunst brak aan toen de reformatie haar invloed liet gelden. De volgelingen van Luther benutten de bekende liederen nog wel, maar bij de Calvinisten werden de oude ,Paepsche' kerstliederen enkele eeuwen lang be slist geweerd. Ook de tijd der Rederijkers betekende een donkere schaduw voor het volks lied. Het dor, gezocht en gekunsteld rijmgeknutsel van deze diagrampuzzel- dichters verstikte de frisse, spontane oorspronkelijkheid waaruit de echte volkskunst kon opbloeien. Met de con tra-reformatie echter bereikt het gees telijke lied, en dus ook het kerstlied, een geheel nieuwe bloei. Men bezint zich weer op de eenvoudige volkslyriek der middeleeuwen zonder de moedwil lige artisticiteit der Rederijkers. F)E TWEEDE helft der zeventiende en op een enkele uitzondering na, ook de gehele achttiende en negentien de eeuw, mist de eerlijke inspiratie en de zuivere instelling ten opzichte van de volkskunst. In deze tijd zijn goede geestelijke volksliederen zeld zaam. Een kerstlied, ontstaan rond achttienhondèrd en nu nog steeds be horend tot het geliefde repertoire van kerstliederen is: „Herders, hoe ont waakt gij niet". Ook dit gaat al be denkelijk veel lijken op de holle bom bast waaraan de gehele dichtkunst in deze periode mank gaat. Het kan als kerstlied nog nét, ook al omdat het hoewel niet vlekkeloos, toch niet zo duidelijk de sporen van de tijd draagt. Het is echter helemaal niet nodig dat we onze keus richten op dergelijke liederen. Het aantal goede kerstliede ren, ontstaan in enkele eeuwen en be waard gebleven in al hun dichterlijke en melodieuze rijkdom, is zo groot, dat iedereen uit de schat kan puren wat hem het beste dunkt. BUNDELS waaruit wij onze kerst liederen gewoonlijk zongen, vermel den er maar enkele. Het zijn steeds weer dezelfde liederen welke wij zin gen. Ais u iets wilt proeven van de diepe ontroering, welke het kerstfeest lossloeg bij volk en dichters, in een tijd welke vruchtbaar was voor de volkskunst, dan moet u eens verder gaan dan de parochiebundel. Er zijn prachtige verzamelingen oude kerst liederen in elke goede boek- en muziek handel verkrijgbaar. U zult verwonderd de zuivere schoonheid proeven van de dichterlijke teksten van Stalpart van der Wielen, Justus de Harduijn er vele anderen en onbekenden. Het zijn lie deren van ons volk, we zijn verplicht ze levend te houden en het is zo de moeite waard. Zoals dit uit negen 9?u" pletten bestaande kerstlied bewijst, waarvan de tekst gedicht werd door Justus de Harduijn (1582-1630) en de melodie werd gevonden in het boekje Den Singende Zwaan uit 1654. De com ponist is onbekend. W. H. KOCH Het bestuur van de stichting Neder landse Muziekbelangen te Amsterdam heeft besloten de Jan van Gilse-prijs toe te kennen aan de heren André Jurres, directeur van de stichting Donemus, en H. J. R. Schaffers, ad junct-directeur van Buma en Stemra. Dit is de tweede keer dat de Jan van Gilse-prijs, bestaande uit een bedrag aan geld en een bronzen beeldje, wordt toegekend. De eerste keer, in 1961, werd de prijs uitgereikt aan dr Jos Wouters, hoofd van de afdeling muziek van Radio Nederland Wereldomroep en de heer D. Wagemans, hoofd van de af deling muziek en dans van het minis terie van O. K. en W. De Jan van Gilse-prijs wordt toege kend aan die personen, die zich naar de mening van de stichting Nederland se Muziekbelangen op bijzondere wijze voor het Nederlandse muziekleven ver dienstelijk hebben gemaakt. Begin 1963 zal de prijs aan de beide winnaars officieel worden uitgereikt. VAN HET onlangs aangekondigde tweemaandelijkse literaire tijd schrift Merlyn is bij de uitgeverij Polak en Van Gennep te Amster dam het eerste nummer versche nen. Het ziet er goed verzorgd uit, buiten de steken, die de cor rector heeft laten vallen. (Mau- ghan, alles dat, enz.). Jacques Janssen Gkf zal wel verantwoor delijk zijn voor de speels buiten de rooilijn vallende y van Mer lyn. SCHOOL VAN SIENNA 14e eeuw (Museum d'Aix-en-Provence) Tijter: OCorytlon. noemt acht. En is 'f niet middernacht? Corydon: Ja - 't. Tijteren 'f schijnt dag te zijn. En daar n loni)t geen maan In 's hemels blauwe baan t Is anders als het placht te zijn. Ziet wat een wonder licht, Dat hier in ons gezicht Uit 'f Onsten aan komt ztvieren O Corydon ik ga: O Tijtere, 't is scha Te laten staan ons dieren. (Engel) O. herderltens blijft staan. Ik ben noch zon. noch maan. Uit mij iets nieuws te horen is: lit deze donkere nacht Den Heiland lang vernacht Tot uw geluk geboren is. In 'f Rethlemijtse stal Is Cod. den lleer van al. In Innrkens teer gewonden; De kribbe is Zijn troon, Daarin leit Codes Zoon Als 't armste kind gebonden. In het kader van de aan de gang zijn de destalinisatie in Rusland hebben vier belangrijke redacteuren van een van de twee meest vooraanstaande literaire uitgaven hun post neergelegd. Het gaat hier om het tijdschrift „Lite ratuur en leven" dat om de twee weken verschijnt en tot voor kort een stalinis tische koers heeft gevolgd. De 4 re dacteuren zijn onder Stalin naar hun ho ge posities opgeklommen. Babaefski, de eerste redacteur, is de winnaar van drie Stalinprijzen voor boeken die hij na de tweede wereld oorlog geschreven heeft. DymShits is merkwaardigerwijs dezelf de man die onlangs een prijzende kritiek schreef over een gedicht, dat tegen Stalin gericht was. Wellicht heeft hij zijn baan door een grote ommezwaai willen redden. Ook een zekere Permitin stond bekend om zijn stalinistische inzichten, alhoewel hij eigenlijk nooit bij opzienbarende me ningsverschillen betrokken is geweest. Starikof was een uitgesproken tegen stander van de anti-stalinistische dichter Jefgeni Jeftoesjenko. Vorig jaar lan ceerde hij nog een aanval op de'dich ter, omdat deze het gedicht „Babi Jar" (Advertentie) 4J Gedenkwaardige gebeurtenissen en Gladstone Kinderogen, weerspiegeld in kleurig glas. Kaarsen, weerspiegeld in kin derogen. In een stoel, met zorgvul dig gekozen boek: vader. Heen en weer vliegend tussen keuken en huiskamer: moeder. Roerend in pannen, redderend met servetten, rammelend met bestek. Verleidelij ke geuren. „Een vrouw uit duizen den", denkt vader, snuivend. „Ze heeft deze dag tot een echt feest ge maakt!" Een vredig feest, in de in timiteit van het gezin. Aan tafel, met geheven glas, zegt hij het. Een beetje plechtiger en daardoor ook wat onhandiger. Dan steken zij alle bei dankbaar een Gladstone op en verstaan elkaar zwijgend. Want Gladstone, met of zonder filter, is de sigaret die iedereen voldoening schenkt. ZO ZACHT ZUIVER had gepubliceerd, waarin het anti-se- mitisme in de Sovjet Unie over de hekel werd gehaald. De vier redacteuren zijn inmiddels door jongere mensen vervangen. Het zijn minder bekende journalisten, die geacht worden de thans gevolgde ideo logische beleidslijn in Rusland te huldi gen. Een van hen is een vrouw, Lydia Fomenko. Zij heeft enige anti-stalinis tische artikelen op haar naam staan, De andere twee zijn N. B. Leikin en G. A. Marygin. Verder is aangekondigd dat „Litera tuur en leven" binnenkort als week blad gaat verschijnen onder een andere naam. In januari 1963 zal het gaan ver schijnen onder de naam „Literair Rus land". Het andere vooraanstaande literaire blad, „Literaire Gazet", heeft met zijn anti-stalinistische artikelen de laatste jaren met „Literatuur en leven" in on min geleefd. De Gazet is zeer onlangs door hoge regeringsautoriteiten om zijn inzichten geprezen. DE enige tijd geleden opgerichte stich ting Ballet en Theater zal in januari beginnen met het uitgeven van een maandblad „Ballet en Theater". De stichting is daartoe in staat gesteld door een aanmoedigingssubsidie van het Prins-Bernhardfonds en door mede werking en steun van particuliere zij de. In-de expositiezalen van Galerie d'Eendt N.V.. Spuistraat 272 te Amsterdam wordt van 17 december 1962 tot 12 januari 1963 een tentoonstelling ge houden van de beeldhouwer Franco Garelli, Torino, Italia en de schilder Aligi Sassu, Milano, Italia. De tentoonstelling „Hoogtepunten uit het Groninger expressionisme", die door de gemeentelijke tentoonstellings dienst van 's-Hertogenbosch is inge richt in het Centraal N.-Brabants Mu- s.um en 26 december zou eindigen, wordt wegens een staag toenemende belangstelling verlengd tot 7 januari 1963. Op de tentoonstelling is een band apparaat aanwezig, waardoor het pu bliek in de gelegenheid is de inleiding in gespreksvorm van Johan Dijkstra te beluisteren. In het prentenkabinet van het Museum Boymans-van E'euningen wordt van 22 december tot 17 februari een tentoon stelling gehouden met de titel: „Het Nieuwe Testament in de Prentkunst II" Deze bevat, een honderdtal XVIe en XVIIe-eeuwse prenten uit eigen bezit, vanzelfsprekend andere dan die, waaruit de expositie van dezelfde naam in 1955-1956 bestond. Men vindt er prenten van Lucas van Leyden, van leerlingen van Goltzius, de Rotterdamse graveurs Nic. de Bruyn en Jan van Londerseel, Rem brandt en zijn school, graveurs naar Rubens, van Schongauer, Dürer, Lucas Cranach en de Fransman Jacques Bellange. Van 20 december 1962 tot 1 februari 1963 wordt in Dordrechts Museum de tentoonstelling „Moderne Grafiek" ge houden. Deze tentoonstelling omvattende ca. ze ventig bladen van hedendaagse kunste naars werd samengesteld door het Bu reau van de Rijksinspecteur voor roe rende monumenten te 's-Gravenhage. In het Prinsenhof wordt thans een ex-, positie gehouden van oude Oosterse tapijten uit de verzameling van Robert de Calatchi te Parijs. LJet woord „Ter inleiding", waarmee de aflevering opent, kenden we al uit het prospectus. We lezen er in, dat de redactie zal uitgaan van het principe, dat het behandelde object het einddoel dient te zijn voor de beschouwer, niet het toevallige startpunt van weinig ter zake doende betogen. Als de critici zich in het verleden aan deze stelregel hadden gehouden, zouden we thans heel wat superieur proza missen. Redacteur H.U. Jessurun d'Oliveira toont al iets van het „eigen gezicht" in zijn behandeling van Leo Vromans ..Ballade". Het opstel, dat eigenlijk niet meer is dan een uitvoerige para frase, begint met deze constatering: „Het lange gedicht Ballade van Leo Vroman is verdeeld in zes afdelingen die ieder weer in twee secties uiteen vallen". Bepaald niet opzienbarend voor een lezer, die zelf tellen kan. We vragen ons trouwens af voor welk soort publiek een uiteenrafeling als deze be stemd is. Het handjevol belangstellen den, dat zich op een duur tijdschrift als het onderhavige abonneert, is zelf wel in staat een gedicht zorgvuldig te lezen Jessurun d'Oliveira noemt het kunst werk autonoom. Curieuze anekdotische feiten maken het gedicht niet mooier of lelijker. Maar wel begrijpelijker, zouden we hieraan willen toevoegen. Wie b.v. weet, dat Van Genderen Stort blind was, zal diens proza heel anders ondergaan dan iemand, die dat niet weet. Wanneer de dichter Bert Voeten schrijft over een paard op het nonnen- veld is dat voor de lezer een volko men raadsel, tenzij hij weet, dat het nonnen veld in Voetens gebooi'testad een plein is, dat jaarlijks de kermis herbergt. In het werk van onze grote schrijvers zou heel veel duister zijn gebleven als er niet „curieuze anekdo tische feiten" voorhanden waren ge weest. "Jessurun d'Oliveira spreekt over verscheidene interpretatieproblemen. Deze zouden wellicht niet zo veelvuldig zijn als hij ook de schrijver in zijn on derzoek betrok. Hij geeft trouwens zelf toe, dat hij er niet komt met zich zui ver aan de tekst te houden: „Ik ken te weinig oosterse talen om te weten wat Su Lin beduidt". Hij gaat zich dan aan veronderstellingen wagen, ter wijl een briefkaartje aan Vroman veel doeltreffender zou zijn. l/" ees Fens, eveneens lid van de redactie, geeft kanttekeningen bij de na-oor- logse romans onder de titel „Mijn ei en ik". Ook hier vragen we ons af voor wie een dergelijk overzicht be stemd kan zijn. Zou het ook maar iemand van de Merlyn-lezers ontgaan zijn, dat er tegenwoordig vele romans in de ik-vorm geschreven worden? Of dat een groot aantal debutanten nooit meer iets van zich laat horen? Mis schien is het feit, dat we Tijd-Maasbode- lezer zijn, er schuld aan, dat we in deze kanttekeningen weinig nieuws aantroffen. Van meer waarde achten we een bij drage van P.H. van Huizen, die enige aspecten bespreekt van het werk van de Engelse criticus F.R. Leavis. Ze heeft in elk geval de verdienste, dat ze de aandacht vestigt op een veelomstre den figuur en de lezer opwekt nader met diens werken kennis te maken. r^e derde redacteur, J.J. Oversteegen, neemt twee boeken over Couperus onder de loep. namelijk „Verhaal en lezer" van dr. W. Blok en „Louis Cou perus. een verkenning" van dr. H.W. van Tricht. Het eerste noemt hij drie kwart raak, het tweede helemaal mis. Wij kunnen het met zijn betoog eens zijn. maar hebben ons geërgerd aan apodictische en soms generaliserende uitlatingen. Zo schrijft hij, dat het uitgaan van de leessituatie in de Ne derlandse literatuur-beschouwing nog veel te weinig gebeurt; onze dagblad critici weten zelfs nog niet eens dat het kan. Dat mag Kees Fens zich voor gezegd houden! De dissertatie van dr. F. W. van Heerikhuizen wordt botweg „een ont stellend stuk warhoofderij" genoemd. Als de schrijver beweert, dat nog nie mand het de moeite waard gevonden heeft om de curieuze compositie van de Max TIavelaar grondig te analyse ren, blijkt hij slecht op de hoogte. Op 19 maart 1959 heeft prof. dr. J.C. Brandt Co^stius een voordracht gehou den over de bouw van de Max Have- laar. De heer Oversteegen kan ze aan treffen in de „Essays over Multatuli", waaraan hij nota bene zelf een bijdrage heeft geleverd. Dat het scheppend werk in deze afle vering van beter gehalte is dan dat in andere tijdschriften, zouden we niet graag beweren. In „De valkuil" (niets te maken met uil en valk uit het spreekwoord!) wordt kritiek op kritiek gepleegd. We willen onze kritiek in de derde macht beperken tot de mede deling, dat Fens het geestiger doet dan Oversteegen. Bij lezing van dit eerste nummer moet men er uiteraard rekening mee houden, dat alle begin moeilijk is. Als de redactie in de toekomst even strenge normen aanlegt voor haar eigen werk als voor dat van anderen, zal de kwa liteit van het gebodene zeker nog stij gen. WILLEM v. d. VELDEN MONA LISA T~^Ve Mona Lisa van Leonardo da *-^Vinci is in de National Gal lery of Art te Washington aan gekomen met alle omslag, die dit beroemde schilderij overal schijnt te moeten opeisen. Het niet te schatten kunstwerk arri veerde woensdag om 14.40 uur (20.40 uur onze tijd) in het Washingtonse museum, veilig opgeborgen in een aluminiumverpakking. Het laatste deel van de reis van New York naar Washington werd in een zwarte vracht wagen van het museum met een snel heid van 90 km per uur volbracht. Het werd op een wagentje geplaatst en naar een luchtgekoelde safe ge reden, waar het de gehele nacht zou rusten, zich aanpassend aan de tem peratuur en vochtigheid van de lucht van Washington. De dag daarop heb ben deskundigen de aluminiumdoos ge opend om te zien of de glimlach van Mona Lisa nog even ondoorgrondelijk was als toen zij de reis van het Louvre naar de National Gallery aanvaardde. Op 8 januari zal het 456 jaar oude meesterwerk in het museum voor het publiek te bezichtigen zijn. Op de eer ste avond zullen de president en mevr. Kennedy, die voor een deel verant woordelijk is voor het overbrengen van het schilderij, het bezichtigen. Tot dat tijdstip zal het kunstwerk in het mu seum bewaard blijven om te acclima tiseren. De temperatuur zal constant op 16 graden worden gehouden. jye Mona Lisa arriveerde woensdag morgen aan boord van het vlagge- schip van de Franse koopvaardijvloot, de „France" en werd ontvangen met alle eer, een vorstin waardig. Het kost bare kunstwerk werd uit de staatsie hut weggehaald terwijl uit de luidspre kers aan boord de tonen van Mous- sorgsky's schilderijententoonstelling" weerklonken. John Walker, de directeur van de National Gallery, nam het schilderij namens president Kennedy in ont vangst tijdens een plechtigheid die wel drie kwartier duurde. Hei zij, dat het verblijf van het schilderij „een diepe indruk op de geschiedenis van de Amerikaanse cultuur zal maken. De Mona Lisa zal de Amerikanen meet* beroeren dan welk ander kunstwerk ook dat de oceaan overstak". Het bracht de functionarissen van zijn museum en de met de bewaking van het kunstwerk belaste mannen al spoedig in beroering. Van het schip werd het kunstwerk in een kogelvrije, luchtgekoelde vrachtwagen van het museum geplaatst, waarna de reis naar Washington in vijf uur werd onder nomen. vrachtwagen werd begeleid door vijf andere voertuigen. In de vrachtwa gen zat, behalve de Amerikaanse chauf feur, een bewaker van het Louvre, die vergezeld werd door een van de man nen van de geheime dienst, die door Kennedy belast zijn met dc bewaking van bet schilderij gedurende het ver blijf in Washington en in New York. Twee tunnels werden voor alle ver keer gesloten toen de Mona Lisa deze passeerde. Het konvooi stopte eenmaal om benzine in te nemen. Bij elke staats grens namen leden van de staatspolitie het escorte over van hun collega's uit de andere staat. De safe, waar de Mona Lisa tot 8 januari opgeborgen is, zal voortdurend bewaakt worden door een man van de geheime dienst. De safe zal boven dien voortdurend zichtbaar zijn op een gesloten circuit-televisie.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1962 | | pagina 5