Merlyn: eerste nummer van
nieuw literair tijdschrift
als een vorstin
in Amerika begroet
dio
o
sterom
Couperus
198.-
198.-
538.-
Levend
Kerstleysen
Kenmerken
O, CORYDON,
NEEMT
Intimiteit1
shmc
Mijn ei en ik
:n, feesten
s Plano,
de over-
achtige,
ijkdom.
Uitge-
Er zijn
f 538.-.
x 23 a
dagblad de stem van zaterdag 22 december 1962
x 12 a
c 14 a
JZE
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
Het 'ls gebeurd op een winterdag
Des nachts om twalef uren
Jan van Gilse-
prijs toegekend
DE
JUSTUS DE HARDUYN
1582-1630.
Ook Russische literatuur destaliniseert
uit de KUNST
schieting zon. 23 dec.
de Block, Heikant. Beg.
11304
schieting zat. 22 dec.
de Bakker, Kemzeke-
Tooruit 1150 fr. pL 300
tis. Beg. 3 uur. 11309
toonstellingen zon. 23
.d. liefh. F. Kroes, C.
in en Em. Verheijden
Baart, Station, Hulst
'-13 uur.. Grote borrel
clare of cognac 45 ct.
Daniël Visser, dus goed.
tentoonstelling le Kerst-
het lokaal van J. van
d. Hulst voor alle liefh.
per stand. Inbrengen
van 7-9 uur. 18750
N
N ook bezorgd f 2.
LEFOON 01140-2294
beste adres.
bod
]~\IT ZIJN DE eerste regels van
een gedicht van Anton van
Duinkerken. Hij heeft dit gedicht
getiteld: „Kerstlied". Een titel,
welke roept om muziek. Deze roep
werd verstaan door en componist,
hij verklankte de tekst en wij zijn
opnieuw verrijkt met een kerst
lied, ontstaan in samenwerking
van twee kunstenaars, de dichter
Anton van Duinkerken, de com
ponist Louis Toebosch. Beiden
werden geïnspireerd door het mys
terie van de eerste kerstnacht,
eeuwen geleden, maar niet ver
bleekt. Integendeel, de kracht van
de lichtbron in die nacht ontsto
ken, lijkt sterker te worden naar
mate zij meer mensen moet van
gen in haar straling.
Altijd zijn er kunstenaars geïspireerd
door het kerstgebeuren. Ontelbaar zijn
de scheppingen, die hieruit zijn ont
staan. Maar het is niet alleen deze
kleine kring van begenadigden, die in
een meditatie over dit mysterieuze
geboortefeest een sublimering vinden
van hun creativiteit. Ook de eenvou
digste mens wordt ontroerd als hij
staat voor de kribbe. Als alle com
merciële franje wordt uitgebannen
en we terugkeren tot het sobere kerst
verhaal, zoals wij het vinder' in het
evangelie, ondergaan we die zuivere
ontroering zoals de herders die hebben
gevoeld, die het eerst bij de stal wa
ren en er óók niet van begrepen.
Het zijn deze trillingen van het senti
ment, welke de vele prachtige kerst
gedichten en kerstliederen hebben doen
ontstaan, zowel als oorspronkelijke
schepping van de enkele kunstenaar,
als voortgekomen uit het directer, een
voudiger, minder geschakeerd ziele-
leven van de eenvoudige mens. De
tijdgeest is mede bepalend voor het ge
halte van deze liederen. Dit is niet in
alle eeuwen even hoog, maar wij be
schikken in ons taalgebied over zo een
veelheid van schone kerstliederen, dat
we met enige trots en vreugde kunnen
zeggen dat in geen land ter wereld, het
kerstlied zo gebloeid heeft als in onze
Nederlandse gewesten.
Natuurlijk moet zo'n lied dan aan vele
eisen voldoen. Het moet een afspiege
ling zijn van het gehele eigen leven
van een volksgemeenschap; de steeds
terugkerende gebeurtenissen welke
nauw verbonden zijn met het dagelijkse
leven van een grote gemeenschap moe
ten erin tot uiting komen. Alles wat
het volk lief en heilig is, in werkelijk
heid of fantasie, zal erin bezongen
zijn.
Het moet een echt lied in de -volks
toon zijn, dat wil zeggen: ongekunsteld
wat betreft woordkeus, melodie en rit
me. Dat wil niet zeggen dat er niet
steeds een wisselwerking zal bestaan
tussen het volkslied en het kunstlied.
Het volkslied voedt de muziek van een
hogere cultuurlaag, houdt haar fris en
vol vitaliteit. Denken we maar eens
aan componisten als Moussorgski,
Bartok, Britten, die zich bij het schep
pen van hun werk geheel op de eigen
volkskunst instellen.
HET VOLKSLIED is levend. Het is
in beweging en aan verandering
onderhevig. De zingende gemeenschap
schaaft eraan, past het aan aan haar
eigen instelling. Een sprekend voor
beeld is het ,,Piet Hein", Het gedicht
van Heye begint aldus:
,,Heb je van de zilveren vloot wel
gehoord
de zilveren vloot van Spanje.
Die had er veel Spaanse matten
aan boord.
Iedereen zingt echter: ,,Heb je wel ge
hoord van de zilveren vloot" etc. Deze
meer eenvoudige ongekunstelde zins
bouw heeft dus blijkbaar de voorkeur
van het zingende volk, ook al gaat dit
ten koste van het rijm (vloot - boord).
Ook melodisch ziin in dit lied wijzi
gingen aangebracht op de eerste versie,
al zingende.
Natuurlijk beperkte deze volksliedkunst
zich niet enkel tot het wereldlijke lied,
al is dit wel het oudste. Aan deze be
kende melodieën werden soms andere,
geestelijke teksten toegevoegd en zó
werd een lied verwerkt tot geestelijk
lied. Naast deze werkwijze ontstonden
gelukkig ook vele oorspronkelijke gees
telijke liederen, welke jarenlang wer
den overgeleverd en tenslotto opge
tekend. Van deze geestelijke volkslie
deren vormen de kerstliederen een be
langrijke groep, zowel wat betreft hun
aantal als ook de kwaliteit.
HOEWEL de ontwikkeling van het
volkslied vele eeuwen bestrijkt en
er zeker ook in de eerste eeuwen van
onze jaartelling een volksliedkunst
heeft bestaan, hebben wij toch pa echt
houvast vanaf ongeveer de veertiende
eeuw. Vanuit die tijd dateren de oudste
handschriften. De gedrukte liedboeken
zijn van nog latere datum. Zo zijn bij
voorbeeld enkele belangrijke liedboe
ken: „Een devoot ende profitelijck
Boecxken" uit 1539 en „Het Antwerp-
sche liedboek" uit 1544. Een latere ver
zameling van betekenis is „Nederland-
schfc Gedenck-clanck" uit 1626 en ge
drukt te Haarlem. Dit boek is nu nog
bekend onder de titel Valerius Ge
denck-clanck". Het dankt deze naam
aan Adriaen Valerius. Deze was nota
ris te Veere rond het jaar 1575, Hij
beschreef hierin de belangrijkste ge
beurtenissen uit de vaderlandse ge
schiedenis ,,'t sedert den aenvang der
inlandsche beroerten ende troublen tot
den jare 1625" Hij voegde hier als
illustratie een groot aantal liederen bij,
voorzien van melodie en tabulatuur
voor luit en citer.
Het moment echtei waarop leze volks
liederen worden opgetekend, is niet het
ontstaan ervan. Tot de kenmerken van
het volkslied behoort o.a. het dikwijls
onbekend zijn van dichter en compo
nist. Het zijn 'iedcTen, welke leven in
het volk. Eens door een enkeling ge
maakt werden ze opgenomen door het
gehele volk en tot zijn bezit gemaakt.
UIT HET bovenstaande valt al af te
leiden dat de oudste kèrstliederen
moeten gezocht worden rond de veer
tiende eeuw. Dit zijn er dan nog zeer
weinig. Vooral in de vijftiende en zes
tiende eeuw bloeit het kerstlied als
nooit tevoren en ook nimmer meer
daarna.
Een rijke verzameling kerstleysen (zo
genoemd omdat vele ervan het Kyrie
Eleison tot refrein hadden, bijvoorbeeld
het Nu sijt wellecome) is ons in die
jaren geschonken. We kunnen met ze
kerheid aannemen dat hun aantal gro
ter is geweest dan wij nu kennen.
Zeker niet alle liederen zijn opgete
kend. Juist omdat het volkslied zo
levend is „zwerft" het ook. Een be
paald lied verdwijnt soms voor eeuwen
in het onbekende om dan ineens weer
op te duiken in een geheel ander ge
west. Het blijkt dan niet zelden door
eer kleine gemeenschap of zelfs één
familie in mondelinge overlevering be
waard te zijn gebleven en kon zo door
actieve musicologen voor een totale
vergetelheid worden behoed. Dit is o.a.
't geval geweest met 't geliefde kerst
lied: ,,De herdertjes lagen bij nachte".
Dit werd het eerst opgetekend door
Alberdingk Thijm in zijn bundel „Oude
en nieuwere kerstliederen" in 1852. Hij
schrijft erbij: „het werd te Utrecht
langs de straten gezongen en, vooi een
gedeelte, met de wijze in haar geheel,
opgetekend door een godvruchtige en
smaakrijke kunstenaresse".
Hij zal zeker aan dit lied geschaafd
hebben en getracht hebben het te ver
beteren, maar toch hebben zowel tekst
als melodie zoveel van hun oorspronke
lijke frisheid behouden dat niemand
het zou willen missen.
EEN MOEILIJKE tijd voor het kerst
lied als volkskunst brak aan toen
de reformatie haar invloed liet gelden.
De volgelingen van Luther benutten de
bekende liederen nog wel, maar bij de
Calvinisten werden de oude ,Paepsche'
kerstliederen enkele eeuwen lang be
slist geweerd.
Ook de tijd der Rederijkers betekende
een donkere schaduw voor het volks
lied. Het dor, gezocht en gekunsteld
rijmgeknutsel van deze diagrampuzzel-
dichters verstikte de frisse, spontane
oorspronkelijkheid waaruit de echte
volkskunst kon opbloeien. Met de con
tra-reformatie echter bereikt het gees
telijke lied, en dus ook het kerstlied,
een geheel nieuwe bloei. Men bezint
zich weer op de eenvoudige volkslyriek
der middeleeuwen zonder de moedwil
lige artisticiteit der Rederijkers.
F)E TWEEDE helft der zeventiende
en op een enkele uitzondering na,
ook de gehele achttiende en negentien
de eeuw, mist de eerlijke inspiratie
en de zuivere instelling ten opzichte
van de volkskunst. In deze tijd zijn
goede geestelijke volksliederen zeld
zaam. Een kerstlied, ontstaan rond
achttienhondèrd en nu nog steeds be
horend tot het geliefde repertoire van
kerstliederen is: „Herders, hoe ont
waakt gij niet". Ook dit gaat al be
denkelijk veel lijken op de holle bom
bast waaraan de gehele dichtkunst in
deze periode mank gaat. Het kan als
kerstlied nog nét, ook al omdat het
hoewel niet vlekkeloos, toch niet zo
duidelijk de sporen van de tijd draagt.
Het is echter helemaal niet nodig dat
we onze keus richten op dergelijke
liederen. Het aantal goede kerstliede
ren, ontstaan in enkele eeuwen en be
waard gebleven in al hun dichterlijke
en melodieuze rijkdom, is zo groot,
dat iedereen uit de schat kan puren
wat hem het beste dunkt.
BUNDELS waaruit wij onze kerst
liederen gewoonlijk zongen, vermel
den er maar enkele. Het zijn steeds
weer dezelfde liederen welke wij zin
gen. Ais u iets wilt proeven van de
diepe ontroering, welke het kerstfeest
lossloeg bij volk en dichters, in een
tijd welke vruchtbaar was voor de
volkskunst, dan moet u eens verder
gaan dan de parochiebundel. Er zijn
prachtige verzamelingen oude kerst
liederen in elke goede boek- en muziek
handel verkrijgbaar. U zult verwonderd
de zuivere schoonheid proeven van de
dichterlijke teksten van Stalpart van
der Wielen, Justus de Harduijn er vele
anderen en onbekenden. Het zijn lie
deren van ons volk, we zijn verplicht
ze levend te houden en het is zo de
moeite waard. Zoals dit uit negen 9?u"
pletten bestaande kerstlied bewijst,
waarvan de tekst gedicht werd door
Justus de Harduijn (1582-1630) en de
melodie werd gevonden in het boekje
Den Singende Zwaan uit 1654. De com
ponist is onbekend.
W. H. KOCH
Het bestuur van de stichting Neder
landse Muziekbelangen te Amsterdam
heeft besloten de Jan van Gilse-prijs
toe te kennen aan de heren André
Jurres, directeur van de stichting
Donemus, en H. J. R. Schaffers, ad
junct-directeur van Buma en Stemra.
Dit is de tweede keer dat de Jan van
Gilse-prijs, bestaande uit een bedrag
aan geld en een bronzen beeldje, wordt
toegekend. De eerste keer, in 1961,
werd de prijs uitgereikt aan dr Jos
Wouters, hoofd van de afdeling muziek
van Radio Nederland Wereldomroep en
de heer D. Wagemans, hoofd van de af
deling muziek en dans van het minis
terie van O. K. en W.
De Jan van Gilse-prijs wordt toege
kend aan die personen, die zich naar
de mening van de stichting Nederland
se Muziekbelangen op bijzondere wijze
voor het Nederlandse muziekleven ver
dienstelijk hebben gemaakt.
Begin 1963 zal de prijs aan de beide
winnaars officieel worden uitgereikt.
VAN HET onlangs aangekondigde
tweemaandelijkse literaire tijd
schrift Merlyn is bij de uitgeverij
Polak en Van Gennep te Amster
dam het eerste nummer versche
nen. Het ziet er goed verzorgd
uit, buiten de steken, die de cor
rector heeft laten vallen. (Mau-
ghan, alles dat, enz.). Jacques
Janssen Gkf zal wel verantwoor
delijk zijn voor de speels buiten
de rooilijn vallende y van Mer
lyn.
SCHOOL VAN SIENNA
14e eeuw
(Museum d'Aix-en-Provence)
Tijter: OCorytlon. noemt acht.
En is 'f niet middernacht?
Corydon: Ja - 't. Tijteren 'f schijnt dag te zijn.
En daar n loni)t geen maan
In 's hemels blauwe baan
t Is anders als het placht te zijn.
Ziet wat een wonder licht,
Dat hier in ons gezicht
Uit 'f Onsten aan komt ztvieren
O Corydon ik ga:
O Tijtere, 't is scha
Te laten staan ons dieren.
(Engel) O. herderltens blijft staan.
Ik ben noch zon. noch maan.
Uit mij iets nieuws te horen is:
lit deze donkere nacht
Den Heiland lang vernacht
Tot uw geluk geboren is.
In 'f Rethlemijtse stal
Is Cod. den lleer van al.
In Innrkens teer gewonden;
De kribbe is Zijn troon,
Daarin leit Codes Zoon
Als 't armste kind gebonden.
In het kader van de aan de gang zijn
de destalinisatie in Rusland hebben vier
belangrijke redacteuren van een van
de twee meest vooraanstaande literaire
uitgaven hun post neergelegd.
Het gaat hier om het tijdschrift „Lite
ratuur en leven" dat om de twee weken
verschijnt en tot voor kort een stalinis
tische koers heeft gevolgd. De 4 re
dacteuren zijn onder Stalin naar hun ho
ge posities opgeklommen.
Babaefski, de eerste redacteur, is de
winnaar van drie Stalinprijzen voor
boeken die hij na de tweede wereld
oorlog geschreven heeft.
DymShits is merkwaardigerwijs dezelf
de man die onlangs een prijzende
kritiek schreef over een gedicht, dat
tegen Stalin gericht was. Wellicht heeft
hij zijn baan door een grote ommezwaai
willen redden.
Ook een zekere Permitin stond bekend
om zijn stalinistische inzichten, alhoewel
hij eigenlijk nooit bij opzienbarende me
ningsverschillen betrokken is geweest.
Starikof was een uitgesproken tegen
stander van de anti-stalinistische dichter
Jefgeni Jeftoesjenko. Vorig jaar lan
ceerde hij nog een aanval op de'dich
ter, omdat deze het gedicht „Babi Jar"
(Advertentie)
4J Gedenkwaardige gebeurtenissen en Gladstone
Kinderogen, weerspiegeld in kleurig
glas. Kaarsen, weerspiegeld in kin
derogen. In een stoel, met zorgvul
dig gekozen boek: vader. Heen en
weer vliegend tussen keuken en
huiskamer: moeder. Roerend in
pannen, redderend met servetten,
rammelend met bestek. Verleidelij
ke geuren. „Een vrouw uit duizen
den", denkt vader, snuivend. „Ze
heeft deze dag tot een echt feest ge
maakt!" Een vredig feest, in de in
timiteit van het gezin. Aan tafel,
met geheven glas, zegt hij het. Een
beetje plechtiger en daardoor ook
wat onhandiger. Dan steken zij alle
bei dankbaar een Gladstone op en
verstaan elkaar zwijgend. Want
Gladstone, met of zonder filter, is de
sigaret die iedereen voldoening
schenkt.
ZO ZACHT
ZUIVER
had gepubliceerd, waarin het anti-se-
mitisme in de Sovjet Unie over de hekel
werd gehaald.
De vier redacteuren zijn inmiddels
door jongere mensen vervangen. Het
zijn minder bekende journalisten, die
geacht worden de thans gevolgde ideo
logische beleidslijn in Rusland te huldi
gen. Een van hen is een vrouw, Lydia
Fomenko. Zij heeft enige anti-stalinis
tische artikelen op haar naam staan,
De andere twee zijn N. B. Leikin en
G. A. Marygin.
Verder is aangekondigd dat „Litera
tuur en leven" binnenkort als week
blad gaat verschijnen onder een andere
naam. In januari 1963 zal het gaan ver
schijnen onder de naam „Literair Rus
land".
Het andere vooraanstaande literaire
blad, „Literaire Gazet", heeft met zijn
anti-stalinistische artikelen de laatste
jaren met „Literatuur en leven" in on
min geleefd. De Gazet is zeer onlangs
door hoge regeringsautoriteiten om zijn
inzichten geprezen.
DE enige tijd geleden opgerichte stich
ting Ballet en Theater zal in januari
beginnen met het uitgeven van een
maandblad „Ballet en Theater". De
stichting is daartoe in staat gesteld door
een aanmoedigingssubsidie van het
Prins-Bernhardfonds en door mede
werking en steun van particuliere zij
de.
In-de expositiezalen van Galerie d'Eendt
N.V.. Spuistraat 272 te Amsterdam
wordt van 17 december 1962 tot 12
januari 1963 een tentoonstelling ge
houden van de beeldhouwer Franco
Garelli, Torino, Italia en de schilder
Aligi Sassu, Milano, Italia.
De tentoonstelling „Hoogtepunten uit
het Groninger expressionisme", die
door de gemeentelijke tentoonstellings
dienst van 's-Hertogenbosch is inge
richt in het Centraal N.-Brabants Mu-
s.um en 26 december zou eindigen,
wordt wegens een staag toenemende
belangstelling verlengd tot 7 januari
1963.
Op de tentoonstelling is een band
apparaat aanwezig, waardoor het pu
bliek in de gelegenheid is de inleiding
in gespreksvorm van Johan Dijkstra
te beluisteren.
In het prentenkabinet van het Museum
Boymans-van E'euningen wordt van 22
december tot 17 februari een tentoon
stelling gehouden met de titel: „Het
Nieuwe Testament in de Prentkunst II"
Deze bevat, een honderdtal XVIe en
XVIIe-eeuwse prenten uit eigen bezit,
vanzelfsprekend andere dan die,
waaruit de expositie van dezelfde
naam in 1955-1956 bestond.
Men vindt er prenten van Lucas van
Leyden, van leerlingen van Goltzius,
de Rotterdamse graveurs Nic. de
Bruyn en Jan van Londerseel, Rem
brandt en zijn school, graveurs naar
Rubens, van Schongauer, Dürer, Lucas
Cranach en de Fransman Jacques
Bellange.
Van 20 december 1962 tot 1 februari
1963 wordt in Dordrechts Museum de
tentoonstelling „Moderne Grafiek" ge
houden.
Deze tentoonstelling omvattende ca. ze
ventig bladen van hedendaagse kunste
naars werd samengesteld door het Bu
reau van de Rijksinspecteur voor roe
rende monumenten te 's-Gravenhage.
In het Prinsenhof wordt thans een ex-,
positie gehouden van oude Oosterse
tapijten uit de verzameling van Robert
de Calatchi te Parijs.
LJet woord „Ter inleiding", waarmee
de aflevering opent, kenden we al uit
het prospectus. We lezen er in, dat de
redactie zal uitgaan van het principe,
dat het behandelde object het einddoel
dient te zijn voor de beschouwer, niet
het toevallige startpunt van weinig
ter zake doende betogen. Als de critici
zich in het verleden aan deze stelregel
hadden gehouden, zouden we thans
heel wat superieur proza missen.
Redacteur H.U. Jessurun d'Oliveira
toont al iets van het „eigen gezicht" in
zijn behandeling van Leo Vromans
..Ballade". Het opstel, dat eigenlijk
niet meer is dan een uitvoerige para
frase, begint met deze constatering:
„Het lange gedicht Ballade van Leo
Vroman is verdeeld in zes afdelingen
die ieder weer in twee secties uiteen
vallen". Bepaald niet opzienbarend
voor een lezer, die zelf tellen kan. We
vragen ons trouwens af voor welk soort
publiek een uiteenrafeling als deze be
stemd is. Het handjevol belangstellen
den, dat zich op een duur tijdschrift
als het onderhavige abonneert, is zelf
wel in staat een gedicht zorgvuldig te
lezen
Jessurun d'Oliveira noemt het kunst
werk autonoom. Curieuze anekdotische
feiten maken het gedicht niet mooier
of lelijker. Maar wel begrijpelijker,
zouden we hieraan willen toevoegen.
Wie b.v. weet, dat Van Genderen Stort
blind was, zal diens proza heel anders
ondergaan dan iemand, die dat niet
weet. Wanneer de dichter Bert Voeten
schrijft over een paard op het nonnen-
veld is dat voor de lezer een volko
men raadsel, tenzij hij weet, dat het
nonnen veld in Voetens gebooi'testad
een plein is, dat jaarlijks de kermis
herbergt. In het werk van onze grote
schrijvers zou heel veel duister zijn
gebleven als er niet „curieuze anekdo
tische feiten" voorhanden waren ge
weest. "Jessurun d'Oliveira spreekt over
verscheidene interpretatieproblemen.
Deze zouden wellicht niet zo veelvuldig
zijn als hij ook de schrijver in zijn on
derzoek betrok. Hij geeft trouwens zelf
toe, dat hij er niet komt met zich zui
ver aan de tekst te houden: „Ik ken
te weinig oosterse talen om te weten
wat Su Lin beduidt". Hij gaat zich
dan aan veronderstellingen wagen, ter
wijl een briefkaartje aan Vroman veel
doeltreffender zou zijn.
l/" ees Fens, eveneens lid van de redactie,
geeft kanttekeningen bij de na-oor-
logse romans onder de titel „Mijn ei
en ik". Ook hier vragen we ons af
voor wie een dergelijk overzicht be
stemd kan zijn. Zou het ook maar
iemand van de Merlyn-lezers ontgaan
zijn, dat er tegenwoordig vele romans
in de ik-vorm geschreven worden? Of
dat een groot aantal debutanten nooit
meer iets van zich laat horen? Mis
schien is het feit, dat we Tijd-Maasbode-
lezer zijn, er schuld aan, dat we in
deze kanttekeningen weinig nieuws
aantroffen.
Van meer waarde achten we een bij
drage van P.H. van Huizen, die enige
aspecten bespreekt van het werk van
de Engelse criticus F.R. Leavis. Ze
heeft in elk geval de verdienste, dat ze
de aandacht vestigt op een veelomstre
den figuur en de lezer opwekt nader
met diens werken kennis te maken.
r^e derde redacteur, J.J. Oversteegen,
neemt twee boeken over Couperus
onder de loep. namelijk „Verhaal en
lezer" van dr. W. Blok en „Louis Cou
perus. een verkenning" van dr. H.W.
van Tricht. Het eerste noemt hij drie
kwart raak, het tweede helemaal mis.
Wij kunnen het met zijn betoog eens
zijn. maar hebben ons geërgerd aan
apodictische en soms generaliserende
uitlatingen. Zo schrijft hij, dat het
uitgaan van de leessituatie in de Ne
derlandse literatuur-beschouwing nog
veel te weinig gebeurt; onze dagblad
critici weten zelfs nog niet eens dat
het kan. Dat mag Kees Fens zich voor
gezegd houden!
De dissertatie van dr. F. W. van
Heerikhuizen wordt botweg „een ont
stellend stuk warhoofderij" genoemd.
Als de schrijver beweert, dat nog nie
mand het de moeite waard gevonden
heeft om de curieuze compositie van
de Max TIavelaar grondig te analyse
ren, blijkt hij slecht op de hoogte. Op
19 maart 1959 heeft prof. dr. J.C.
Brandt Co^stius een voordracht gehou
den over de bouw van de Max Have-
laar. De heer Oversteegen kan ze aan
treffen in de „Essays over Multatuli",
waaraan hij nota bene zelf een bijdrage
heeft geleverd.
Dat het scheppend werk in deze afle
vering van beter gehalte is dan dat in
andere tijdschriften, zouden we niet
graag beweren. In „De valkuil" (niets
te maken met uil en valk uit het
spreekwoord!) wordt kritiek op kritiek
gepleegd. We willen onze kritiek in
de derde macht beperken tot de mede
deling, dat Fens het geestiger doet
dan Oversteegen.
Bij lezing van dit eerste nummer
moet men er uiteraard rekening mee
houden, dat alle begin moeilijk is. Als
de redactie in de toekomst even strenge
normen aanlegt voor haar eigen werk
als voor dat van anderen, zal de kwa
liteit van het gebodene zeker nog stij
gen.
WILLEM v. d. VELDEN
MONA LISA
T~^Ve Mona Lisa van Leonardo da
*-^Vinci is in de National Gal
lery of Art te Washington aan
gekomen met alle omslag, die dit
beroemde schilderij overal schijnt
te moeten opeisen.
Het niet te schatten kunstwerk arri
veerde woensdag om 14.40 uur (20.40
uur onze tijd) in het Washingtonse
museum, veilig opgeborgen in een
aluminiumverpakking. Het laatste deel
van de reis van New York naar
Washington werd in een zwarte vracht
wagen van het museum met een snel
heid van 90 km per uur volbracht.
Het werd op een wagentje geplaatst
en naar een luchtgekoelde safe ge
reden, waar het de gehele nacht zou
rusten, zich aanpassend aan de tem
peratuur en vochtigheid van de lucht
van Washington. De dag daarop heb
ben deskundigen de aluminiumdoos ge
opend om te zien of de glimlach van
Mona Lisa nog even ondoorgrondelijk
was als toen zij de reis van het Louvre
naar de National Gallery aanvaardde.
Op 8 januari zal het 456 jaar oude
meesterwerk in het museum voor het
publiek te bezichtigen zijn. Op de eer
ste avond zullen de president en mevr.
Kennedy, die voor een deel verant
woordelijk is voor het overbrengen van
het schilderij, het bezichtigen. Tot dat
tijdstip zal het kunstwerk in het mu
seum bewaard blijven om te acclima
tiseren. De temperatuur zal constant
op 16 graden worden gehouden.
jye Mona Lisa arriveerde woensdag
morgen aan boord van het vlagge-
schip van de Franse koopvaardijvloot,
de „France" en werd ontvangen met
alle eer, een vorstin waardig. Het kost
bare kunstwerk werd uit de staatsie
hut weggehaald terwijl uit de luidspre
kers aan boord de tonen van Mous-
sorgsky's schilderijententoonstelling"
weerklonken.
John Walker, de directeur van de
National Gallery, nam het schilderij
namens president Kennedy in ont
vangst tijdens een plechtigheid die wel
drie kwartier duurde. Hei zij, dat het
verblijf van het schilderij „een diepe
indruk op de geschiedenis van de
Amerikaanse cultuur zal maken. De
Mona Lisa zal de Amerikanen meet*
beroeren dan welk ander kunstwerk
ook dat de oceaan overstak".
Het bracht de functionarissen van
zijn museum en de met de bewaking
van het kunstwerk belaste mannen al
spoedig in beroering. Van het schip
werd het kunstwerk in een kogelvrije,
luchtgekoelde vrachtwagen van het
museum geplaatst, waarna de reis naar
Washington in vijf uur werd onder
nomen.
vrachtwagen werd begeleid door vijf
andere voertuigen. In de vrachtwa
gen zat, behalve de Amerikaanse chauf
feur, een bewaker van het Louvre, die
vergezeld werd door een van de man
nen van de geheime dienst, die door
Kennedy belast zijn met dc bewaking
van bet schilderij gedurende het ver
blijf in Washington en in New York.
Twee tunnels werden voor alle ver
keer gesloten toen de Mona Lisa deze
passeerde. Het konvooi stopte eenmaal
om benzine in te nemen. Bij elke staats
grens namen leden van de staatspolitie
het escorte over van hun collega's uit
de andere staat.
De safe, waar de Mona Lisa tot 8
januari opgeborgen is, zal voortdurend
bewaakt worden door een man van
de geheime dienst. De safe zal boven
dien voortdurend zichtbaar zijn op een
gesloten circuit-televisie.