MEYER HAMEL
Geluk bestaat niet
wel hard
Beyerd - Breda wordt te
klein
CARMINA BURANA EN
première van Hadrianus
EERSTE SPEELFILM VAN
VITTORIO DE SETA
OEN!
Experiment van een documentarist
Drukker
kunstenaar
samen in
één boek
Nederlands Dans Theater:
MOW I
V
nsten in
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
tien
BAhORIC BELIZAR
Vorm II
;omfort. Z
60 m2) Voor: Z
ihardstraat 19, J
R. Notschaele, J
)1158 - 302. J
vENSKERKE
in de haven van
29 november a.s.
Li dag 30 november
(langer of korter
van de steiger in
|iddensluis aldaar,
lienst geen auto's
DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 26 NOVEMBER 1962
-I
M;
.choen die
s comfort
bovenleer
ut schoen
garantie,
g naar Fut
renschoen.
ikende Fut
jin f. 24,90.
N N.BR.
Breda
Aram, terwijl
an het werk ging.
tijd had hij het
iig gevild. Hij
d in twee stukken
het inmiddels
leeuwen, waren ze
leugd over deze
e sneeuw viel in
lelheden en met
dat ze nog geen
reeds tot de en-
onken.
DE WEG ALLEEN
JA, IK DOE de leiding van de Hoofdstadoperette thans
geheel alleenaldus de grijze en vitale heer Meyer Hamel
zittend achter drie telefoontoestellen en „omlijst" doo>
met kleurige operette-affiches beplakte wanden. Ziji
nieuwste succes, dat avond aan avond in „De klein
Komedie" te Amsterdam uitverkochte zalen trekt, (er
waarmee men in de loop van dit weer 250 voorstellingei
tellende seizoen ongeveer alle steden van ons land za
bezoeken) heet: „In einer kleinen Konditorei'.
Natuurlijk hebben we in het di
rectiekantoor aan de Leidsekade
met het schrijfmachinegeratel
van enkele tikjuffrouwen op de
achtergrond lange tijd over
dit „geheel alleen" gesproken. En
daarmede kregen we weer de
twee andere figuren voor ogen,
die meerdere jaren met Meyer
Hamel een onafscheidelijk drie
manschap vormden. De namen
van deze twee doorgewinterde
Oostenrijkse operettekomieken
staan bij wijze van een daad van
piëteit nog aan de buitendeur.
Het zijn Fritz Steiner, die 3 jaar
geleden om gezondheidsredenen
heenging en Otto Aurich, die vo
rig jaar maart overleed.
Beiden lieten zowel op de planken
als in de nuchtere sfeer van de
dagelijkse leiding een schijnbaar niet
te vullen hiaat achter. Zonder de ver
beten vechter, die Meyer Hamel van
nature is, zou het gezelschap misschien
een terugslag gekregen hebben, maar
hij begon dadelijk jacht te maken op
nieuw talent en spande zich in om
het onvervalste Ween se klimaat nog
sprankelender en tastbaarder uit zijn
voorstellingen te laten spreken
,,Het publiek is wreed en meedogen
loos je moet iets zeer goeds blij
ven brengen
Hoe dan ook de strijd is gewonnen.
Het is gelukt, het peil zodanig op te
trekken, dat het verlies ruimschoots
vergoed werd. Maar één ding is Meyer
Hamel totnogtoe niet gelukt: hij slaag
zijde gestaan door de ,,oude getrouwe'
Claire Clairy de lachers vaak op
zijn hand krijgt.
,TTet lijkt misschien wat merkwaar-
J-J dig, dat Oostenrijk de baker
mat der operette een artiesten-
arsenaal heeft, waaruit voortdurend
te putten valt. Maar de mensen, die
in de provincie spelen, komen graag
naar ons land, omdat ze hier meer
kunnen verdienen. Toen ik voor mijn
Dreimaderlhaus een Schubert nodig
had, Tiet mijn agent te Wenen mij vijf
Schuberts voorzingenen zo kon ik
Hans Taube eruit halen, die niet slechts
een mooie stem heeft, maar ook qua
uiterlijk zeer geschikt was. Deze man
is trouwens nog bij mijn gezelschap.
Dit alles wil niet zéggen, dat mogelijk
talent van eigen bodem bij mij geen
kans heeft zo heb ik onlangs een
meisje laten voorzingen, dat zojuist
van het conservatorium kwam.... die
heeft thans in de huidige voorstelling
een eerste rol gekregen.
De kosten van aankleding en montage
van een operette zijn er niet minder
op geworden en schommelen zo om en
nabij de 60.000,- a 70.000,-. Maar
Mey'er Hamel werkt nog steeds zonder
één cent subsidie, welk feit hem de
dwingende verplichting oplegt, steeds
volle zalen te trekken. Indien ik onder
de 80% bezet ben ik herinner me
de tijd nog, dat ik van 40 a 50% kon
spreken moet er geld bij. U moet
in dit verband niet vergeten, dat goede
artiesten niet goedkoop zijn. Voor een
gewone rol betaal ik ongeveer 1000,-
per maand, terwijl de topsterren, zo
als Jan Handerson en Lizzi Schöffmann
die zijn overigens al meerdere jaren
bij mij en hebben alle buitenlandse
aanbiedingen afgewezen zelfs boven
de 2000,. uitkomen
PUBLIEK HEEFT
GOED GEHEUGEN
H
j begon zijn carrière als diamant- IVTaar opnieuw gordde hij het zwaard
slijper, die volgers zijn eigen woor- -Lui
de er nl. niet in, de man of de vrouw TVTooit wordt er bij de aankleding van
te vinden, die hij gaarne tegenover li een operette teruggegrepen on on-
zich aan het bureau had willen zien
zitten.
„Er komt toch voor mij immers ook
eens de dag dat ik het vaandel moet
overgeven, hoewel ik voorlopig nog
geen behoefte aan rust heb,...
De kleine grijze vechtjas, die meer
dan 40 jaar in het showvak zit, heeft
dus weer eens op eigen kracht (het
is wel meer gebeurd in zijn leven) een
gevecht gewonnen.
„Het was hard werken.... heel hard
werken zelfs. Jk geloof niet aan geluk
en reken er daarom ook nooit op
slechts capaciteiten en vechten kunnen
een mens of een zaak redden.
Hierna vertelde hij ons, dat hij voor
deze voorstelling op zoek ging naar
een regisseur, die de Weense sfeer
„in de vingertoppen voelde tintelen"
en deze vond in Walter Kochner. Reeds
eerder ontdekte hij in Herman Valsner
'n karakterkomiek die in dit stuk als
„rijke worstfabrikant" daprbij ter
een operette teruggegrepen op op
geslagen materiaal van vroegere uit
voeringen, omdat Meyer Hamel de
ervaring opgedaan heeft, dat het ge
heugen van net publiek voor buitenis
sige kostuums en bepaalde decors heel
behoorlijk is. Indien hij dus af en toe
schlagers uit het klassieke operette
repertoire opnieuw gaat brengen, volgt
weer een geheel andere opzet.
De Hoofdstadoperette werkt dus thans
met haar gezelschap van 42 personen
bij wijze van spreken „tegen het pla
fond", aangezien op zijn minst bijna
uitverkochte zalen nodig zijn om de
kosten te dekken.
„De tijd, dat je in dit vak rijk werd,
is voorgoed voorbijdat kon een
Henri ter Hall nog of een Louis Bouw
meester jr
En deze uitspraak bracht ons op het
vlak der herinneringen, waarvan we
iets willen belichten om het portret
van de doorbijter Meyer Hamel af te
ronden.
den ,,af en toe zwart zag var de hon
ger", waarna hij op een goede dag als
zanger van zelfgeschreven liedjes het
toneel beklom. Zo ontwikkelde hij zich
ook tot conferencier en praatte b.v.
destijds in het Haagse Scalatheater
(waar genoemde Bouwmeester jr.
toentertijd directeur was) het pro
gramma van de „grote" telepaat Ma-
lowitz aan elkaar. Vaak zag men hem
ook in de rol van een verdienstelijk
vulnummer, doch altijd naast „ster
ren" als Kees Pruis, Willy Derby, enz.
Maar reeds toen maakte hij zijn le
vensdevies „geluk bestaat niet het
komt slechts op capaciteiten aan" vol
ledig waar.
Zo vocht hij eens verbeten voor een
plaats in het cabaret Pschorr van de
heer Reese te Rotterdam, maar op
ieder schriftelijk aanbod volgde een
beleefd, doch koel „neen". Totdat de
deuren voor hem opengingen na het
schrijven van het volgende briefje:
„Geachte heer Reese. Bijgaand mijn
driemaandelijkse offerte.... in afwach
ting van uw driemaandelijkse weige
ring enz.".
In de dertiger jaren trad hij de wereld
der revues binnen, die hij zelf schreef,
regisseerde en exploiteerde,
„Alles, wat op dit terrein destijds ook
maar enigszins iets betekende, haalde
ik naar mij toealle bekende na
men hebben in mijn programma's ge
staan. Louis en Heintje Davids, Corry
Vonk, Louisette, Harry Boda, Louis de
Bree, Lou Bandy....".
Na vele jaren van 'succes maakte de
oorlog aan alles een einde en bij de
bevrijding herinnerde slechts een lege
gereedschapskist en een aantal ver
fomfaaide kostuums aan een vergane
glorieperiode.
aan. Hij wenste niet op een snip
pertje geluk te wachten. hij zou
het geluk dwingen. En zo verzamelde
hij de laatste mensen van de uiteen
gevallen Fritz Hirsch-operette om zich
heen, zoals bv. Dora Paulsen, Claire
Clairy, Otto Aurich, Fritz Steiner, enz.
Dit betekende het geboorte-uur van
de Hoofdstadoperette, die zich thans
in het 17e speelseizoen bevindt, waarbij
vooral „Ein Walzertraum", Die lustige
Witwe" en „Wiener Blut" het meest
op het repertoire geprijkt hebben.
Maar ongetwijfeld is het luchtige en
met vakbekwame hand bereide gebak
dat thans in de kleine Konditorei ge
serveerd wordt, een hoogtepunt in de
keten der bonte en levendige uitvoe
ringen.
Daarvan zal heel Nederland zich in de
loop van dit speelseizoen kunnen over
tuigen.
JAAP STIGTER
In het Cultureel Centrum „De
Beyerd" te Breda is de ruimte
bijna te klein om de activiteiten
nog redelijk onder te brengen.
Voor een werkelijk goede pre
sentatie schiet de beschikbare
ruimte in elk geval te kort, nu
er de uitgebreide expositie van
publiciteitsgrafiek te zien is, die
al op verschillende plaatsen in
ons land is vertoond. Het is een
bonte vlaggeparade van wat gra
fische kunstenaars in Nederland
de vraagstukken aan met zo een
schuchtere hand, dat zijn uiteenzetting
niet helemaal helder werd. Hij signa
leert de betekenis van de religieuze
kunst als getuigenis bij de oude chris
tenheid. De kunst was niet meer ge
bonden aan de magie. Het centrum
van de ere-dienst was in het christen
dom geen cultusbeeld zoals bij de hei
denen. In tegenstelling tot de tempel
was de christelijke kerk een openbaar
gebouw, een huis van God, dat de
heerlijkheid des Heren kon weerkaat
sen in zijn lichten en in de flonkering
van zijn tooi. Het woord was gehoor
zaamheid aan God en de kunst kwam
in het verlengde daarvan te liggen.
De beeldende kunst kon de glans bren
gen welke de menselijke stem te kort
kwam.
weten te brengen op het terrein De kunst werd mededeling in gehoor
zaamheid ook aan vaste thema's en
van boekverluchting, lay-out,
affiches, folders en catalogi. Met
een vlaggeparade heeft het ge
heel ook zijn bontheid gemeen.
En dat is voor een tentoonstel
ling in zeker opzicht wel een na
deel. Er is te veel van uiteenlo
pende aard, om dat alles maar
gemakkelijk te verwerken.
schema's en daarin lag iets onbehaag
lijks: is met al die verheven objectivi
teit de kunst ir. dienst van de kerk
niet tenslotte gekortwiekt En kort
wieken is niet intomen maar vermin
ken. In de verdere ontwikkeling ziet
prof. Monnich dan een tragedie, een
afdalen van de hoge en heldere objec
tiviteit van de oude verluchting naar
een troebel subjectivismewaarin het
geloof tot aandoening, het gebed tot
een uiting van een oncontroleerbare
emotie, het strenge kerklied tot slechte
muziek werd en het werk van de beel
dende kunst tot pathetische of senti
mentele schijn.
In dit rijk gevarieerde milieu springen
de rustige boekomslagen met een ver-
In onze tijd ziet hij echter een nieuwe
(Advertentie)
die van Chris Brand er onmiddellijk
en aangenaam uit. Publiciteitsgrafiek
heeft uiteraard de tendens om de aan
dacht te trekken. Maar wanneer we
veel bij elkaar zien, dat in volle kleu
righeid probeert dit doel na te stre
ven, dan krijgt plotseling de rustige
verfijning een aparte kans. En dat
geldt trouwens ook wel enigszins voor
de ruimte op de bureaus van menige
intellectueel of manager, waar het
drukwerk zich per dag opstapelt. Er
wordt naar onze smaak wel wat al te
veel gegoocheld en gefiguurzaagd met
grafische grapjes en trucages, in plaats
van een presentatie in propere en be
heerste stijl. Het sterkst spreekt dat
nog bij de briefhoofden, waaraan soms
meer 'dan een kwart van het blad
wordt prijsgegeven, zodat de tekst van
het schrijven wei onder moet gaan in
het bonte zelf-adverteren van de
schrijver.
Joegoslavische schilders
Een tentoonstelling, die door de pu-
bliciteitsexpositie pijnlijk uiteen
wordt gescheurd is die van de Joego
slavische schilders, verenigd in de
groep ,,Mart". Deze groep is ontstaan
rond de fantasie-rijke schilder Krsto
Hegedusic. Zeventien leden van deze
groep uit Zagreb tonen hun werk, dat
nogal uiteenlopend van aard en kwali
teit is. Het verbindende element lijkt
ons de argeloze vrijheid, waarmee de
ze kunstenaars zich meester maken
van nieuwe vormen en werkwijzen, die
zich in Joegoslavië zonder eigen voor
geschiedenis en abrupter aandienen
dan in West-Europa.
Het werk mist in het algemeen dan
ook de gespannen intensiteit waarmee
het non-figuratieve van enige klasse
in ons cultuurklimaat wordt geladen.
Woord, en wederwoord
Tenslotte willen wij niet nalaten enke
le afscheidswoorden te wijden aan
de tentoonstelling „Woord en Tegen-
woord'^ die al te kort en al te beschei
den huisvesting heeft gekregen boven
De Beyerd. Het gaat om een expositie
van religieuze motieven in de heden
daagse Nederlandse kunst. Het is een
expositie geworden met problematiek.
Werken van volkomen tegenstrijdige
aard markeren de tegenstellingen, die
zich rond het religieuze in de kunst
steeds scherper aftekenen.
Prof. dr. C. W. Monnich schreef de
inleiding op de catalogus en raakte
groei. Er kwam iets aan het licht dat
lang in het duister was gebleven, dat
nl. ook de meest dienende mens zijn
eigen authentieke antwoord heeft te
geven op de vragen, die het bestaan
hem stelt. Ook de kunstenaar zal een
antwoord zoeken te geven op de vraag
van zijn God. Het kan een twistend
antwoord zijn: ook het twistgesprek
van de mens met God kan een legitie
me vorm van gebed zijn.
Onze tijd vraagt niet meer om een
objectieve uitbeelding van de heilige
verhalen; de mensen hebben leren le
zen, de kerken hebben dat stuk illu
stratie niet meer nodig. Maar wat zij
wel nodig hebben is de glans, die van
de menselijke echtheid uitgaat.
Tot zover prof. Monnich. Hij pleit
dus tenslotte voor authenticiteit
vanuit de kunstenaar en dat betekent
zeker voor onze cultuurperiode sub
jectiviteit. Dit lijkt in tegenspraak
met zijn klacht over het troebel sub
jectivisme uit de voorbije eeuwen. Wij
geloven dat de schijnbare tegenstellin
gen in zijn betoog voortkomen uit het
gebruik van deze term „troebel sub
jectivisme". Het conflict in voorbije
perioden ligt o.i. juist hierin, dat een
al te dogmatische houding tegenover
de kunst in de kerkelijke sfeer de
groeiende subjectiviteit van de kunste
naar ervan weerhield zich waarachtig
te uiten. Het werd een gebonden sub
jectivisme, dat vooral in de barok
holle pathetiek en exaltatie wist op te
roepen. De perioden van objectieve
stijlen, van menselijke ontmoetingen
louter in afgesproken vormen, in con
venties, ligt voorgoed achter ons. In
onze wereld neigt de menselijke ont
moeting naar het a-conventionele, het
intieme en persoonlijke. Dit moet zijn
weerslag hebben op de kunst en op
het antwoord, het tegenwoord van de
kunstenaar op het woord van God.
Slechts wanneer dit onverkort wordt
erkend kunnen de religieuze motieven
op authentieke wijze door onze gene
ratie en door onze kunstenaars worden
beleefd.
Mr. A. J. J. VAN ROOIJ
Op maandag 26 november a.s. geeft het
Nederlands Dans Theater in de Til-
burgse Stadsschouwburg een grote
balletvoorstelling, waarvan het pro
gramma twee produkties van de Ame
rikaanse choreograaf John Butler ver
meldt: de Carmina Burana en de
première van een ballet dat Butler
speciaal voor het Nederlands Dans
Theater heeft ontworpen, getiteld Ha
drianus.
John Butler wordt in Amerika tot
de belangrijkste choreografen van de
ze generatie gerekend. Met zün eigen
gezelschap heeft hij vanaf 1955 een
groot aantal balletten gecreëerd waar
van hg tijdens verschillende Europese
tournee's, ook in Nederland, getuige
nis heeft afgelegd.
in 1959 verwekte John Butler veel op
zien met zijn integrale uitvoering van
«e Carmina Burana by the New York
City Opera, waarbij koor en orkest ge
dirigeerd werden door Leopold Sto-
kowsky. Sindsdien werd dit szenisch-
oratorium elk jaar in New York in
deze produktie van Butler herhaald.
Zo staan in het voorjaar 1963 weer
een serie uitvoeringen van dit werk
gepland.
Het Nederlands Dans Theater heef
onlangs deze Carmina Burana in de
mstudering van John Butler, die reeds
van medio augustus j.l. bij het gezel
schap als gast-choreograaf werkzaam
Js, op haar repertoire genomen. De
eerste voorstellingenreeks van de C
B heeft allerwegen veel stof doen op
waaien.
Het is een szenisch-oratorium, dal
jn 1937 door Car] Orff werd gecompo
neerd. Uitgangspunt voor de compo-
?ono is een manuscript geweest, dat in
1803 in het Beierse klooster Benedikt
Deuren werd gevonden en dat liederen
Vjt de 12de eeuw bleek te bevatten, die
in 1847 voor het eerst werden gepubli
ceerd als „Codex Buranus". Het is een
^erzameling drink- en speelliederen,
minnezangen, hekeldichten op kerk en
staat en enige geestelijke spelen, die
voor het merendeel geschreven zijn in
het middeleeuwse Latijn.
Orff heeft het vroege stadium, waarin
de Europese muzikale ontwikkeling
zich ten tijde van het ontstaan dezer
teksten bevond, in zijn partituur ka
rakteristiek vorm gegeven door ener
zijds elementen van de Gregoriaanse
kerkmuziek en anderzijds heel sim
pele volkse melodietjes als thematisch
basismateriaal te gebruiken. Om de
associatie met de middeleeuwen nog te
versterken heeft Orff doelbewust pri-
mitivismen in zijn schrijftrant toege-
motiefherhalingen (een magisch
De twee herders delen hun karige maal
töd.
Het is de tragiek van menige do
cumentairefilmer, dat zijn
naam normaliter nooit zo'n be
kende klank zal krijgen als die
van zijn evenknieën uit de speel
filmkunst. Het lijkt ons daarom
niet ondenkbaar, dat de Italiaan
Vittorio de Seta zich uit mis
noegen hierover, na een aantal
geslaagde documentaire films ge
maakt te hebben, op een speel
film heeft geworpen. Spijtig ge
noeg is zijn Banditi a Orgosolo
(Bandieten in Orgosolo) echter
geen
den.
haar schakeringen, kan hij zijn liefde
voor ruige landschappen, eindeloze ver
ten. wolkenpartijen enz. enz. niet ver
loochenen. Hij ziet de mens nu een
maal altijd tegen de achtergrond van
de geweldige natuur, waarmee hij in
het gunstigste geval voor een deel kan
vergroeien, maar die hem toch steeds
zal herinneren aan zijn eigen nietigheid.
Die verhouding domineert en ze is
er bovenal schuld aan, dat tegenstel
lingen in het zuiver menselijke vlak
niet uitgediept worden. Wereldberoem
de documentaire filmers als Robert
Flaherty en Arne Sucksdorff hebben
een enkele keer getracht in hun films
de synthese, tussen het leven in de na
tuur en het leven los van de natuur, te
verbeelden. Zij hebben gefaald, zoals
b.v. „De jongen in de boom" van Sucks
dorff illustreert.
onverdeeld succes gewor- js documentaire filmers van dit ka-
1 ihpr Ha mr»nc in Vmr» „ror-lz- nonv.
oerprincipê"van"'de"'muziek)" 'een'na- f")verschakelen van documentaire filme-
HniViroiïiiro ritmiok efp?»rppntnpprrl i ^-1 rij naar speelfilm is niet alleen een
technisch-organisatorische verandering.
drukkelijke ritmiek (geaccentueerd
door uitgebreid slagwerk), en een on
gecompliceerde harmonie.
Een dergelijke simplificatie der uitdruk
kingsmiddelen heeft ook John Butler
in zijn choreografie toegepast. Van
zelfsprekend: de hooggecultiveerde
techniek van het klassieke ballet zou
in deze archaïserende sfeer geheel uit
de toon vallen. Daarbij heeft hij niet
getracht de teksten in gedanste ver
haaltjes te vertalen zodat men ner
gens een doorlopende handeling in zijn
ballet moet zoeken maar de ge
voelsinhoud geabstraheerd en in plas
tische dansvormen gegoten, die van de
toeschouwer een meer emotionele ont
vankelijkheid, dan een beredeneerde
instelling vragen.
'ijdens de Tilburgse uitvoering wordt
de première gegeven van een ballet
dat John Butler speciaal voor het. Ne
derlands Dans Theater in de afgelopen
maanden heeft ontworpen en ingestu
deerd: Hadrianus. Dit nieuwe werk is
geïnspireerd op het leven van de
van origine Spaanse Romeinse Kei
zer Hadrianus (die leefde van 76-138
na Christus). Butler heeft geen duide
lijk verhaal aan zijn ballet ten grond
slag gelegd, maar heeft enkele denk
beeldige periodes van deze reeds le
gendarisch geworden figuur willen uit-
3eelden.
De Amerikaanse componist Robert
Starer ontwierp de compositie voor
Hadrianus.
De hoofdrol in beide balletten zal
gebracht worden door Glen Tetley de
Amerikaanse gastsolist van het Ne
derlands Dans Theater.
Het vereist op de eerste plaats een ver
anderde instelling van de scheppende
filmkunstenaar. Bij de documentaire:
nauwgezette observatie van mensen,
dieren en de natuur. Bij de speelfilm:
een even nauwgezette observatie, maar
bovenal de gave om met mensen om te
gaan, die door hun houding en hande
lingen een dramatisch conflict op moe
ten roepen. De dramatiek van een do
cumentaire film komt spontaner tot
stand dan bij een speelfilm; bij de
laatste moet door de werkelijkheid van
de sprekende en handelende figuren
heen het psychische conflict zijn kans
krijgen. Bij de documentaire film staat
de „realiteit zonder geestelijke achter
grond" op het voorste plan. Men hoeft
nergens doorheen te kijken.
Juist dat vaak onvermoede grote ver
schil tussen de visie van een documen
tarist en van 'n speelfilmer is naar
onze smaak de grote hinderpaal voor
beiden om zich met het andere genre
te bemoeien. Waarmee de mogelijkheid,
dat zoiets op een gegeven moment toch
gebeurt en in het verleden met suc
ces is gebeurd! nog helemaal niet
is uitgesloten. In het algemeen echter
mogen we gerust stellen, dat de beoe
fenaars van de twee soorten films zich
maar zelden met „die andere richting"
zullen inlaten.
ï^ittorio de Seta niet te verwarren
met zijn landgenoot Vittorio de Sica
heeft het niettemin gedaan. En zoals
gezegd, niet met onverdeeld succes. Ge
grepen als htf is door de natuur in al
liber de mens in hun werk gaan be
trekken, dan heeft het er alles van,
dat die mens verdwaald is. Dan schar
relt hij doelloos rond in 'n natuur, waar
in zich een bepaald proces voltrekt, dat
ook hem aangaat, maar waaraan hij
toch niet werkelijk deel heeft. „Bandi
ti a Orgosolo" is er weer eens het be
wijs van. Regisseur de Seta laat de
hoofdpersoon in zijn film, de herder
Michele, zien in een crisis, die wordt
voorgesteld als een onontkoombare ket
tingreactie van zuiver natuurlijke oor
zaken, die de transformatie van herder
in bandiet tot gevolg hebben.
De herder is lgdend voorwerp zonder
kans op verdediging zijnerzijds. Het
proces voltrekt zich aan hem, niet in
hem. De vanzelfsprekendheid, waarmee
de Seta de gang van zaken rechtvaar
digt is vals.
Het geheel is daardoor te weinig var
de grond gekomen. Jammer, want hc
verhaal bood dramatische stof genoeg
De herder Michele heeft onderdak ver
leend aan twee mannen, die achtera
veedieven blijken te zijn. die door d
politie worden gezocht. Bij de koms
van de politie wordt een van de car
binieri gedood, waarvoor Michele zie
medeplichtig voelt. Hij vlucht met zij
kudde schapen naar een ander gedeeH
van de streek, maar verliest onderwr
zijn kudde door ziekte en ontbering.
^ijn eigen wil totaal ondergeschikt mi
kend aan de feitelijke gebeurtenissen
besluit hij z'n leven te rekken als vee
dief. De transformatie is een feit. Maar
Vittorio de Seta heeft deze tragische
overgang, die ook een ondergang is,
niet aannemelijk verbeeld.
De herder krijgt in de film gestalte
door de Siciliaan Michele Cossu, die
geen beroepsacteur is. Zijn jongere
broertje in de film wordt „gespeeld"
door de jeugdige Peppeddu Cuccu, die
evenmin filmspeler van beroep is. Hoe
wel de Seta in enkele scènes toch nog
enige artistieke emotionaliteit demon
streert, heeft hij met „Bandieten in
Orgosolo" bewezen, dat hij vooralsnog
géén uitgesproken speelfilmer is.
BERT VAN OOSTERHOUT
Ieder jaar opnieuw verschijnt een num
mer van Drukkersweekblad en Auto
lijn, waaraan zeer bijzondere zorg
wordt besteed. Het is de etalage-kast,
waarin de grafische bedrijven in Ne
derland laten zien, waartoe zij in staat
zijn. Dan wordt alles op alles gezet
om een zo verzorgd en origineel mo
gelijk nummer samen te stellen, waar
bij de techniek en de artisticiteit wel
haast tot perfectie is opgevoerd. Zo'n
nummer wordt dan het „visitekaart
je" van de Nederlandse grafische pa
troons cn de voor hen werkende kun
stenaars, een reclamedrukwerk zou
men haast zeggen, maar dan van zo
bijzonder gehalte, dat het voorvoegsel
hier bijna een wrange toon krijgt.
Dit jaar werd tot thema gekozen
„geen uur zonder drukwerk". Daar
mee wil men aantonen, dat op ieder
uur van de dag het drukwerk in onze
samenleving zijn functie vervult. Het
is een bijzonder origineel idee, dat qua
tekst en illustratie op verfijnde wijze
is uitgewerkt. Die tekst is van Gerrit
Kouwenaar; zij dient alleen ter onder
steuning van het materiaal, dat erbij
wordt afgedrukt. Zij is mijmerend en
filosoferend, teruggehouden zou men
willen zeggen.
Achter die tekst wordt het grafische
materiaal gereproduceerd: een foto,
die een bepaald uur van de dag be
nadrukt en daarachter opnamen van
zaken, die op dat uur betrekking heb
ben. Het uur negen is vergezeld van
opnamen van straatstenen, postzegels,
kantoorattributen; het uur 21 geeft een
foto van een uitgaansstraat in een
verre, vreemde stad en daarachter op
namen van toneel-, cabaret- en bios
coopaffiches en de uitvoering daar
van. Zo gaat het met ieder uur van de
dag.
Stuk voor stuk zijn de opnamen raak
en de reproducties af, waardoor een
boekwerk ontstond, dat artistiek en
technisch op zeer hoog peil is beland
Het is een genot in dit boek te blade
ren 59 Grafische bedrijven in Neder
land verleencJBi er medewerking aan
maar de opzet kon pas volledig slagen
door de assistentie van een groot aan
tal kunstenaars, die behalve de lay
outs ook het foto-materiaal bijeen
brachten en verwerkten.