MEYER HAMEL Geluk bestaat niet wel hard Beyerd - Breda wordt te klein CARMINA BURANA EN première van Hadrianus EERSTE SPEELFILM VAN VITTORIO DE SETA OEN! Experiment van een documentarist Drukker kunstenaar samen in één boek Nederlands Dans Theater: MOW I V nsten in mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen tien BAhORIC BELIZAR Vorm II ;omfort. Z 60 m2) Voor: Z ihardstraat 19, J R. Notschaele, J )1158 - 302. J vENSKERKE in de haven van 29 november a.s. Li dag 30 november (langer of korter van de steiger in |iddensluis aldaar, lienst geen auto's DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 26 NOVEMBER 1962 -I M; .choen die s comfort bovenleer ut schoen garantie, g naar Fut renschoen. ikende Fut jin f. 24,90. N N.BR. Breda Aram, terwijl an het werk ging. tijd had hij het iig gevild. Hij d in twee stukken het inmiddels leeuwen, waren ze leugd over deze e sneeuw viel in lelheden en met dat ze nog geen reeds tot de en- onken. DE WEG ALLEEN JA, IK DOE de leiding van de Hoofdstadoperette thans geheel alleenaldus de grijze en vitale heer Meyer Hamel zittend achter drie telefoontoestellen en „omlijst" doo> met kleurige operette-affiches beplakte wanden. Ziji nieuwste succes, dat avond aan avond in „De klein Komedie" te Amsterdam uitverkochte zalen trekt, (er waarmee men in de loop van dit weer 250 voorstellingei tellende seizoen ongeveer alle steden van ons land za bezoeken) heet: „In einer kleinen Konditorei'. Natuurlijk hebben we in het di rectiekantoor aan de Leidsekade met het schrijfmachinegeratel van enkele tikjuffrouwen op de achtergrond lange tijd over dit „geheel alleen" gesproken. En daarmede kregen we weer de twee andere figuren voor ogen, die meerdere jaren met Meyer Hamel een onafscheidelijk drie manschap vormden. De namen van deze twee doorgewinterde Oostenrijkse operettekomieken staan bij wijze van een daad van piëteit nog aan de buitendeur. Het zijn Fritz Steiner, die 3 jaar geleden om gezondheidsredenen heenging en Otto Aurich, die vo rig jaar maart overleed. Beiden lieten zowel op de planken als in de nuchtere sfeer van de dagelijkse leiding een schijnbaar niet te vullen hiaat achter. Zonder de ver beten vechter, die Meyer Hamel van nature is, zou het gezelschap misschien een terugslag gekregen hebben, maar hij begon dadelijk jacht te maken op nieuw talent en spande zich in om het onvervalste Ween se klimaat nog sprankelender en tastbaarder uit zijn voorstellingen te laten spreken ,,Het publiek is wreed en meedogen loos je moet iets zeer goeds blij ven brengen Hoe dan ook de strijd is gewonnen. Het is gelukt, het peil zodanig op te trekken, dat het verlies ruimschoots vergoed werd. Maar één ding is Meyer Hamel totnogtoe niet gelukt: hij slaag zijde gestaan door de ,,oude getrouwe' Claire Clairy de lachers vaak op zijn hand krijgt. ,TTet lijkt misschien wat merkwaar- J-J dig, dat Oostenrijk de baker mat der operette een artiesten- arsenaal heeft, waaruit voortdurend te putten valt. Maar de mensen, die in de provincie spelen, komen graag naar ons land, omdat ze hier meer kunnen verdienen. Toen ik voor mijn Dreimaderlhaus een Schubert nodig had, Tiet mijn agent te Wenen mij vijf Schuberts voorzingenen zo kon ik Hans Taube eruit halen, die niet slechts een mooie stem heeft, maar ook qua uiterlijk zeer geschikt was. Deze man is trouwens nog bij mijn gezelschap. Dit alles wil niet zéggen, dat mogelijk talent van eigen bodem bij mij geen kans heeft zo heb ik onlangs een meisje laten voorzingen, dat zojuist van het conservatorium kwam.... die heeft thans in de huidige voorstelling een eerste rol gekregen. De kosten van aankleding en montage van een operette zijn er niet minder op geworden en schommelen zo om en nabij de 60.000,- a 70.000,-. Maar Mey'er Hamel werkt nog steeds zonder één cent subsidie, welk feit hem de dwingende verplichting oplegt, steeds volle zalen te trekken. Indien ik onder de 80% bezet ben ik herinner me de tijd nog, dat ik van 40 a 50% kon spreken moet er geld bij. U moet in dit verband niet vergeten, dat goede artiesten niet goedkoop zijn. Voor een gewone rol betaal ik ongeveer 1000,- per maand, terwijl de topsterren, zo als Jan Handerson en Lizzi Schöffmann die zijn overigens al meerdere jaren bij mij en hebben alle buitenlandse aanbiedingen afgewezen zelfs boven de 2000,. uitkomen PUBLIEK HEEFT GOED GEHEUGEN H j begon zijn carrière als diamant- IVTaar opnieuw gordde hij het zwaard slijper, die volgers zijn eigen woor- -Lui de er nl. niet in, de man of de vrouw TVTooit wordt er bij de aankleding van te vinden, die hij gaarne tegenover li een operette teruggegrepen on on- zich aan het bureau had willen zien zitten. „Er komt toch voor mij immers ook eens de dag dat ik het vaandel moet overgeven, hoewel ik voorlopig nog geen behoefte aan rust heb,... De kleine grijze vechtjas, die meer dan 40 jaar in het showvak zit, heeft dus weer eens op eigen kracht (het is wel meer gebeurd in zijn leven) een gevecht gewonnen. „Het was hard werken.... heel hard werken zelfs. Jk geloof niet aan geluk en reken er daarom ook nooit op slechts capaciteiten en vechten kunnen een mens of een zaak redden. Hierna vertelde hij ons, dat hij voor deze voorstelling op zoek ging naar een regisseur, die de Weense sfeer „in de vingertoppen voelde tintelen" en deze vond in Walter Kochner. Reeds eerder ontdekte hij in Herman Valsner 'n karakterkomiek die in dit stuk als „rijke worstfabrikant" daprbij ter een operette teruggegrepen op op geslagen materiaal van vroegere uit voeringen, omdat Meyer Hamel de ervaring opgedaan heeft, dat het ge heugen van net publiek voor buitenis sige kostuums en bepaalde decors heel behoorlijk is. Indien hij dus af en toe schlagers uit het klassieke operette repertoire opnieuw gaat brengen, volgt weer een geheel andere opzet. De Hoofdstadoperette werkt dus thans met haar gezelschap van 42 personen bij wijze van spreken „tegen het pla fond", aangezien op zijn minst bijna uitverkochte zalen nodig zijn om de kosten te dekken. „De tijd, dat je in dit vak rijk werd, is voorgoed voorbijdat kon een Henri ter Hall nog of een Louis Bouw meester jr En deze uitspraak bracht ons op het vlak der herinneringen, waarvan we iets willen belichten om het portret van de doorbijter Meyer Hamel af te ronden. den ,,af en toe zwart zag var de hon ger", waarna hij op een goede dag als zanger van zelfgeschreven liedjes het toneel beklom. Zo ontwikkelde hij zich ook tot conferencier en praatte b.v. destijds in het Haagse Scalatheater (waar genoemde Bouwmeester jr. toentertijd directeur was) het pro gramma van de „grote" telepaat Ma- lowitz aan elkaar. Vaak zag men hem ook in de rol van een verdienstelijk vulnummer, doch altijd naast „ster ren" als Kees Pruis, Willy Derby, enz. Maar reeds toen maakte hij zijn le vensdevies „geluk bestaat niet het komt slechts op capaciteiten aan" vol ledig waar. Zo vocht hij eens verbeten voor een plaats in het cabaret Pschorr van de heer Reese te Rotterdam, maar op ieder schriftelijk aanbod volgde een beleefd, doch koel „neen". Totdat de deuren voor hem opengingen na het schrijven van het volgende briefje: „Geachte heer Reese. Bijgaand mijn driemaandelijkse offerte.... in afwach ting van uw driemaandelijkse weige ring enz.". In de dertiger jaren trad hij de wereld der revues binnen, die hij zelf schreef, regisseerde en exploiteerde, „Alles, wat op dit terrein destijds ook maar enigszins iets betekende, haalde ik naar mij toealle bekende na men hebben in mijn programma's ge staan. Louis en Heintje Davids, Corry Vonk, Louisette, Harry Boda, Louis de Bree, Lou Bandy....". Na vele jaren van 'succes maakte de oorlog aan alles een einde en bij de bevrijding herinnerde slechts een lege gereedschapskist en een aantal ver fomfaaide kostuums aan een vergane glorieperiode. aan. Hij wenste niet op een snip pertje geluk te wachten. hij zou het geluk dwingen. En zo verzamelde hij de laatste mensen van de uiteen gevallen Fritz Hirsch-operette om zich heen, zoals bv. Dora Paulsen, Claire Clairy, Otto Aurich, Fritz Steiner, enz. Dit betekende het geboorte-uur van de Hoofdstadoperette, die zich thans in het 17e speelseizoen bevindt, waarbij vooral „Ein Walzertraum", Die lustige Witwe" en „Wiener Blut" het meest op het repertoire geprijkt hebben. Maar ongetwijfeld is het luchtige en met vakbekwame hand bereide gebak dat thans in de kleine Konditorei ge serveerd wordt, een hoogtepunt in de keten der bonte en levendige uitvoe ringen. Daarvan zal heel Nederland zich in de loop van dit speelseizoen kunnen over tuigen. JAAP STIGTER In het Cultureel Centrum „De Beyerd" te Breda is de ruimte bijna te klein om de activiteiten nog redelijk onder te brengen. Voor een werkelijk goede pre sentatie schiet de beschikbare ruimte in elk geval te kort, nu er de uitgebreide expositie van publiciteitsgrafiek te zien is, die al op verschillende plaatsen in ons land is vertoond. Het is een bonte vlaggeparade van wat gra fische kunstenaars in Nederland de vraagstukken aan met zo een schuchtere hand, dat zijn uiteenzetting niet helemaal helder werd. Hij signa leert de betekenis van de religieuze kunst als getuigenis bij de oude chris tenheid. De kunst was niet meer ge bonden aan de magie. Het centrum van de ere-dienst was in het christen dom geen cultusbeeld zoals bij de hei denen. In tegenstelling tot de tempel was de christelijke kerk een openbaar gebouw, een huis van God, dat de heerlijkheid des Heren kon weerkaat sen in zijn lichten en in de flonkering van zijn tooi. Het woord was gehoor zaamheid aan God en de kunst kwam in het verlengde daarvan te liggen. De beeldende kunst kon de glans bren gen welke de menselijke stem te kort kwam. weten te brengen op het terrein De kunst werd mededeling in gehoor zaamheid ook aan vaste thema's en van boekverluchting, lay-out, affiches, folders en catalogi. Met een vlaggeparade heeft het ge heel ook zijn bontheid gemeen. En dat is voor een tentoonstel ling in zeker opzicht wel een na deel. Er is te veel van uiteenlo pende aard, om dat alles maar gemakkelijk te verwerken. schema's en daarin lag iets onbehaag lijks: is met al die verheven objectivi teit de kunst ir. dienst van de kerk niet tenslotte gekortwiekt En kort wieken is niet intomen maar vermin ken. In de verdere ontwikkeling ziet prof. Monnich dan een tragedie, een afdalen van de hoge en heldere objec tiviteit van de oude verluchting naar een troebel subjectivismewaarin het geloof tot aandoening, het gebed tot een uiting van een oncontroleerbare emotie, het strenge kerklied tot slechte muziek werd en het werk van de beel dende kunst tot pathetische of senti mentele schijn. In dit rijk gevarieerde milieu springen de rustige boekomslagen met een ver- In onze tijd ziet hij echter een nieuwe (Advertentie) die van Chris Brand er onmiddellijk en aangenaam uit. Publiciteitsgrafiek heeft uiteraard de tendens om de aan dacht te trekken. Maar wanneer we veel bij elkaar zien, dat in volle kleu righeid probeert dit doel na te stre ven, dan krijgt plotseling de rustige verfijning een aparte kans. En dat geldt trouwens ook wel enigszins voor de ruimte op de bureaus van menige intellectueel of manager, waar het drukwerk zich per dag opstapelt. Er wordt naar onze smaak wel wat al te veel gegoocheld en gefiguurzaagd met grafische grapjes en trucages, in plaats van een presentatie in propere en be heerste stijl. Het sterkst spreekt dat nog bij de briefhoofden, waaraan soms meer 'dan een kwart van het blad wordt prijsgegeven, zodat de tekst van het schrijven wei onder moet gaan in het bonte zelf-adverteren van de schrijver. Joegoslavische schilders Een tentoonstelling, die door de pu- bliciteitsexpositie pijnlijk uiteen wordt gescheurd is die van de Joego slavische schilders, verenigd in de groep ,,Mart". Deze groep is ontstaan rond de fantasie-rijke schilder Krsto Hegedusic. Zeventien leden van deze groep uit Zagreb tonen hun werk, dat nogal uiteenlopend van aard en kwali teit is. Het verbindende element lijkt ons de argeloze vrijheid, waarmee de ze kunstenaars zich meester maken van nieuwe vormen en werkwijzen, die zich in Joegoslavië zonder eigen voor geschiedenis en abrupter aandienen dan in West-Europa. Het werk mist in het algemeen dan ook de gespannen intensiteit waarmee het non-figuratieve van enige klasse in ons cultuurklimaat wordt geladen. Woord, en wederwoord Tenslotte willen wij niet nalaten enke le afscheidswoorden te wijden aan de tentoonstelling „Woord en Tegen- woord'^ die al te kort en al te beschei den huisvesting heeft gekregen boven De Beyerd. Het gaat om een expositie van religieuze motieven in de heden daagse Nederlandse kunst. Het is een expositie geworden met problematiek. Werken van volkomen tegenstrijdige aard markeren de tegenstellingen, die zich rond het religieuze in de kunst steeds scherper aftekenen. Prof. dr. C. W. Monnich schreef de inleiding op de catalogus en raakte groei. Er kwam iets aan het licht dat lang in het duister was gebleven, dat nl. ook de meest dienende mens zijn eigen authentieke antwoord heeft te geven op de vragen, die het bestaan hem stelt. Ook de kunstenaar zal een antwoord zoeken te geven op de vraag van zijn God. Het kan een twistend antwoord zijn: ook het twistgesprek van de mens met God kan een legitie me vorm van gebed zijn. Onze tijd vraagt niet meer om een objectieve uitbeelding van de heilige verhalen; de mensen hebben leren le zen, de kerken hebben dat stuk illu stratie niet meer nodig. Maar wat zij wel nodig hebben is de glans, die van de menselijke echtheid uitgaat. Tot zover prof. Monnich. Hij pleit dus tenslotte voor authenticiteit vanuit de kunstenaar en dat betekent zeker voor onze cultuurperiode sub jectiviteit. Dit lijkt in tegenspraak met zijn klacht over het troebel sub jectivisme uit de voorbije eeuwen. Wij geloven dat de schijnbare tegenstellin gen in zijn betoog voortkomen uit het gebruik van deze term „troebel sub jectivisme". Het conflict in voorbije perioden ligt o.i. juist hierin, dat een al te dogmatische houding tegenover de kunst in de kerkelijke sfeer de groeiende subjectiviteit van de kunste naar ervan weerhield zich waarachtig te uiten. Het werd een gebonden sub jectivisme, dat vooral in de barok holle pathetiek en exaltatie wist op te roepen. De perioden van objectieve stijlen, van menselijke ontmoetingen louter in afgesproken vormen, in con venties, ligt voorgoed achter ons. In onze wereld neigt de menselijke ont moeting naar het a-conventionele, het intieme en persoonlijke. Dit moet zijn weerslag hebben op de kunst en op het antwoord, het tegenwoord van de kunstenaar op het woord van God. Slechts wanneer dit onverkort wordt erkend kunnen de religieuze motieven op authentieke wijze door onze gene ratie en door onze kunstenaars worden beleefd. Mr. A. J. J. VAN ROOIJ Op maandag 26 november a.s. geeft het Nederlands Dans Theater in de Til- burgse Stadsschouwburg een grote balletvoorstelling, waarvan het pro gramma twee produkties van de Ame rikaanse choreograaf John Butler ver meldt: de Carmina Burana en de première van een ballet dat Butler speciaal voor het Nederlands Dans Theater heeft ontworpen, getiteld Ha drianus. John Butler wordt in Amerika tot de belangrijkste choreografen van de ze generatie gerekend. Met zün eigen gezelschap heeft hij vanaf 1955 een groot aantal balletten gecreëerd waar van hg tijdens verschillende Europese tournee's, ook in Nederland, getuige nis heeft afgelegd. in 1959 verwekte John Butler veel op zien met zijn integrale uitvoering van «e Carmina Burana by the New York City Opera, waarbij koor en orkest ge dirigeerd werden door Leopold Sto- kowsky. Sindsdien werd dit szenisch- oratorium elk jaar in New York in deze produktie van Butler herhaald. Zo staan in het voorjaar 1963 weer een serie uitvoeringen van dit werk gepland. Het Nederlands Dans Theater heef onlangs deze Carmina Burana in de mstudering van John Butler, die reeds van medio augustus j.l. bij het gezel schap als gast-choreograaf werkzaam Js, op haar repertoire genomen. De eerste voorstellingenreeks van de C B heeft allerwegen veel stof doen op waaien. Het is een szenisch-oratorium, dal jn 1937 door Car] Orff werd gecompo neerd. Uitgangspunt voor de compo- ?ono is een manuscript geweest, dat in 1803 in het Beierse klooster Benedikt Deuren werd gevonden en dat liederen Vjt de 12de eeuw bleek te bevatten, die in 1847 voor het eerst werden gepubli ceerd als „Codex Buranus". Het is een ^erzameling drink- en speelliederen, minnezangen, hekeldichten op kerk en staat en enige geestelijke spelen, die voor het merendeel geschreven zijn in het middeleeuwse Latijn. Orff heeft het vroege stadium, waarin de Europese muzikale ontwikkeling zich ten tijde van het ontstaan dezer teksten bevond, in zijn partituur ka rakteristiek vorm gegeven door ener zijds elementen van de Gregoriaanse kerkmuziek en anderzijds heel sim pele volkse melodietjes als thematisch basismateriaal te gebruiken. Om de associatie met de middeleeuwen nog te versterken heeft Orff doelbewust pri- mitivismen in zijn schrijftrant toege- motiefherhalingen (een magisch De twee herders delen hun karige maal töd. Het is de tragiek van menige do cumentairefilmer, dat zijn naam normaliter nooit zo'n be kende klank zal krijgen als die van zijn evenknieën uit de speel filmkunst. Het lijkt ons daarom niet ondenkbaar, dat de Italiaan Vittorio de Seta zich uit mis noegen hierover, na een aantal geslaagde documentaire films ge maakt te hebben, op een speel film heeft geworpen. Spijtig ge noeg is zijn Banditi a Orgosolo (Bandieten in Orgosolo) echter geen den. haar schakeringen, kan hij zijn liefde voor ruige landschappen, eindeloze ver ten. wolkenpartijen enz. enz. niet ver loochenen. Hij ziet de mens nu een maal altijd tegen de achtergrond van de geweldige natuur, waarmee hij in het gunstigste geval voor een deel kan vergroeien, maar die hem toch steeds zal herinneren aan zijn eigen nietigheid. Die verhouding domineert en ze is er bovenal schuld aan, dat tegenstel lingen in het zuiver menselijke vlak niet uitgediept worden. Wereldberoem de documentaire filmers als Robert Flaherty en Arne Sucksdorff hebben een enkele keer getracht in hun films de synthese, tussen het leven in de na tuur en het leven los van de natuur, te verbeelden. Zij hebben gefaald, zoals b.v. „De jongen in de boom" van Sucks dorff illustreert. onverdeeld succes gewor- js documentaire filmers van dit ka- 1 ihpr Ha mr»nc in Vmr» „ror-lz- nonv. oerprincipê"van"'de"'muziek)" 'een'na- f")verschakelen van documentaire filme- HniViroiïiiro ritmiok efp?»rppntnpprrl i ^-1 rij naar speelfilm is niet alleen een technisch-organisatorische verandering. drukkelijke ritmiek (geaccentueerd door uitgebreid slagwerk), en een on gecompliceerde harmonie. Een dergelijke simplificatie der uitdruk kingsmiddelen heeft ook John Butler in zijn choreografie toegepast. Van zelfsprekend: de hooggecultiveerde techniek van het klassieke ballet zou in deze archaïserende sfeer geheel uit de toon vallen. Daarbij heeft hij niet getracht de teksten in gedanste ver haaltjes te vertalen zodat men ner gens een doorlopende handeling in zijn ballet moet zoeken maar de ge voelsinhoud geabstraheerd en in plas tische dansvormen gegoten, die van de toeschouwer een meer emotionele ont vankelijkheid, dan een beredeneerde instelling vragen. 'ijdens de Tilburgse uitvoering wordt de première gegeven van een ballet dat John Butler speciaal voor het. Ne derlands Dans Theater in de afgelopen maanden heeft ontworpen en ingestu deerd: Hadrianus. Dit nieuwe werk is geïnspireerd op het leven van de van origine Spaanse Romeinse Kei zer Hadrianus (die leefde van 76-138 na Christus). Butler heeft geen duide lijk verhaal aan zijn ballet ten grond slag gelegd, maar heeft enkele denk beeldige periodes van deze reeds le gendarisch geworden figuur willen uit- 3eelden. De Amerikaanse componist Robert Starer ontwierp de compositie voor Hadrianus. De hoofdrol in beide balletten zal gebracht worden door Glen Tetley de Amerikaanse gastsolist van het Ne derlands Dans Theater. Het vereist op de eerste plaats een ver anderde instelling van de scheppende filmkunstenaar. Bij de documentaire: nauwgezette observatie van mensen, dieren en de natuur. Bij de speelfilm: een even nauwgezette observatie, maar bovenal de gave om met mensen om te gaan, die door hun houding en hande lingen een dramatisch conflict op moe ten roepen. De dramatiek van een do cumentaire film komt spontaner tot stand dan bij een speelfilm; bij de laatste moet door de werkelijkheid van de sprekende en handelende figuren heen het psychische conflict zijn kans krijgen. Bij de documentaire film staat de „realiteit zonder geestelijke achter grond" op het voorste plan. Men hoeft nergens doorheen te kijken. Juist dat vaak onvermoede grote ver schil tussen de visie van een documen tarist en van 'n speelfilmer is naar onze smaak de grote hinderpaal voor beiden om zich met het andere genre te bemoeien. Waarmee de mogelijkheid, dat zoiets op een gegeven moment toch gebeurt en in het verleden met suc ces is gebeurd! nog helemaal niet is uitgesloten. In het algemeen echter mogen we gerust stellen, dat de beoe fenaars van de twee soorten films zich maar zelden met „die andere richting" zullen inlaten. ï^ittorio de Seta niet te verwarren met zijn landgenoot Vittorio de Sica heeft het niettemin gedaan. En zoals gezegd, niet met onverdeeld succes. Ge grepen als htf is door de natuur in al liber de mens in hun werk gaan be trekken, dan heeft het er alles van, dat die mens verdwaald is. Dan schar relt hij doelloos rond in 'n natuur, waar in zich een bepaald proces voltrekt, dat ook hem aangaat, maar waaraan hij toch niet werkelijk deel heeft. „Bandi ti a Orgosolo" is er weer eens het be wijs van. Regisseur de Seta laat de hoofdpersoon in zijn film, de herder Michele, zien in een crisis, die wordt voorgesteld als een onontkoombare ket tingreactie van zuiver natuurlijke oor zaken, die de transformatie van herder in bandiet tot gevolg hebben. De herder is lgdend voorwerp zonder kans op verdediging zijnerzijds. Het proces voltrekt zich aan hem, niet in hem. De vanzelfsprekendheid, waarmee de Seta de gang van zaken rechtvaar digt is vals. Het geheel is daardoor te weinig var de grond gekomen. Jammer, want hc verhaal bood dramatische stof genoeg De herder Michele heeft onderdak ver leend aan twee mannen, die achtera veedieven blijken te zijn. die door d politie worden gezocht. Bij de koms van de politie wordt een van de car binieri gedood, waarvoor Michele zie medeplichtig voelt. Hij vlucht met zij kudde schapen naar een ander gedeeH van de streek, maar verliest onderwr zijn kudde door ziekte en ontbering. ^ijn eigen wil totaal ondergeschikt mi kend aan de feitelijke gebeurtenissen besluit hij z'n leven te rekken als vee dief. De transformatie is een feit. Maar Vittorio de Seta heeft deze tragische overgang, die ook een ondergang is, niet aannemelijk verbeeld. De herder krijgt in de film gestalte door de Siciliaan Michele Cossu, die geen beroepsacteur is. Zijn jongere broertje in de film wordt „gespeeld" door de jeugdige Peppeddu Cuccu, die evenmin filmspeler van beroep is. Hoe wel de Seta in enkele scènes toch nog enige artistieke emotionaliteit demon streert, heeft hij met „Bandieten in Orgosolo" bewezen, dat hij vooralsnog géén uitgesproken speelfilmer is. BERT VAN OOSTERHOUT Ieder jaar opnieuw verschijnt een num mer van Drukkersweekblad en Auto lijn, waaraan zeer bijzondere zorg wordt besteed. Het is de etalage-kast, waarin de grafische bedrijven in Ne derland laten zien, waartoe zij in staat zijn. Dan wordt alles op alles gezet om een zo verzorgd en origineel mo gelijk nummer samen te stellen, waar bij de techniek en de artisticiteit wel haast tot perfectie is opgevoerd. Zo'n nummer wordt dan het „visitekaart je" van de Nederlandse grafische pa troons cn de voor hen werkende kun stenaars, een reclamedrukwerk zou men haast zeggen, maar dan van zo bijzonder gehalte, dat het voorvoegsel hier bijna een wrange toon krijgt. Dit jaar werd tot thema gekozen „geen uur zonder drukwerk". Daar mee wil men aantonen, dat op ieder uur van de dag het drukwerk in onze samenleving zijn functie vervult. Het is een bijzonder origineel idee, dat qua tekst en illustratie op verfijnde wijze is uitgewerkt. Die tekst is van Gerrit Kouwenaar; zij dient alleen ter onder steuning van het materiaal, dat erbij wordt afgedrukt. Zij is mijmerend en filosoferend, teruggehouden zou men willen zeggen. Achter die tekst wordt het grafische materiaal gereproduceerd: een foto, die een bepaald uur van de dag be nadrukt en daarachter opnamen van zaken, die op dat uur betrekking heb ben. Het uur negen is vergezeld van opnamen van straatstenen, postzegels, kantoorattributen; het uur 21 geeft een foto van een uitgaansstraat in een verre, vreemde stad en daarachter op namen van toneel-, cabaret- en bios coopaffiches en de uitvoering daar van. Zo gaat het met ieder uur van de dag. Stuk voor stuk zijn de opnamen raak en de reproducties af, waardoor een boekwerk ontstond, dat artistiek en technisch op zeer hoog peil is beland Het is een genot in dit boek te blade ren 59 Grafische bedrijven in Neder land verleencJBi er medewerking aan maar de opzet kon pas volledig slagen door de assistentie van een groot aan tal kunstenaars, die behalve de lay outs ook het foto-materiaal bijeen brachten en verwerkten.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1962 | | pagina 7