nmnn
Kostelijke inventarisatie
van de moderne kunst
Gastenboek van Singel 262
O jaar
TONEEL OP DE PLAAT
TERS
Musea in noord- en zuid-Nederland
(EN,
HUTTER
fISTRATElIR
etselaar en
:rman
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
Architect
Broek
HET GROTE
CONCILIEBOEK
un de KUNST'
Interessante bloemlezing uit f
nog niet gepubliceerd werk
Lectuur over
het Concilie
renfabriek
Wit-Gele Kruis"
IDIfiE KRACHT
D1
Bijdragen van
31 schrijvers
Fantasie
Oorlog
De
Humor
Poëzie
Essays
Haagse Comedie
bestaat 15 jaar
anbouu) njnde
voorzieningen.
|iï. v. Assche v/h
ir tot 9 uur.
ix, R. Dieleman
uur.
assadeur", Een-
8.15 uur.
dschap", Hoog-
4
jrant de Bruyn,
s van 7.30 uur
2.
LEERLING RREIER
NDVLAKBREISTERS
TTELAARSTER.
NIEU W-N AMEN
Sluis. Tel. 01178.300-290
iensttrcding
nten. Gewenst: boekhoud-
..-niveau.
- en f 10.600,—.
week na het verschijnen
tariaat
AAGD
tc St. Jansteen.
Walle-Biesbroeck en Zn.
1140 - 3023 - 3053 - Hulst
anen's Scheepvaart
uur My., Terncuzen
ifdeling
of Mulo en praktijkdiploma
vereist.
id en ervaring.
orden gaarne ingewacht.
tor geestelijk gehandicap-
tkele
g. Kinderbescherming of
ibeveling.
leeftijd, opleiding en
200.— tot f 400.— per
oning wordt f 65.per
verdere studie geboden,
kosten volgens bestaande
lirektie van Kinderinter-
weg 40, Veldhoven (poet
13
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 17 NOVEMBER 1962
13
ONDER de titel „Bouwen voor
een open samenleving" is in
het Rotterdamse museum Boy-
mans-van Beuningen een merk
waardige expositie ingericht.
Het is een tentoonstelling van
het werk van de architecten-
duo Van de Broek en Bakema
en dat van hun voorgangers in
hetzelfde bureau, vader en zoon
Brinkman en L. van der Vlugt.
De architectuur is in levensgroot
formaat en in zijn volle plastici
teit niet in een museum binnen
te brengen. Zij staat in het volle
leven en timmert uit haar aard
voortdurend aan de weg. Daar
om is het moeilijk om uit een
tentoonstelling als deze direct
volkomen wijs te worden, wan
neer men niet speciaal in het
onderwerp geïnteresseerd is.
Maar gaandeweg zal ook de arge
loze bezoeker ontdekken, wat er gaan
de is met het werk van van den Broek
en Bakema, dat met de jaarlijkse prijs
van de kritiek van de Nederlandse af
deling der A-I.C.A., de internationale
organisatie van kunstcritici is bekroond.
Aan de hand van tekeningen, foto's en
maquettes, die w wat erg opeenge
drongen geëtaleerd zijn, ontwikkelt
zich een beeld, dat nauwkeurig valt
onder de omschrijving, die de com
missie' voor de prijstoekenning in zijn
rapport geeft. Zij stelde een groep de
bekroning te willen toekennen in de
kring van de nieuwe tendens in de
bouwkunst een groep die op zoek
is naar de expressie van een mense
lijker bewogenheid dan tot nu toe over
het algemeen in de moderne architec
tuur werd gedemonstreerd en de na
druk te leggen op de relatie tussen de
mensen enerzijds en de mogelijkheid tot
persoonlijke vrijheid en „intimiteit" an
derzijds. Uitgangspunt moest echter het
werk blijven en niet de geschreven
theorie. En dat is nu juist waaraan
het ontzagwekkende oeuvre van Van
den Broek en Bakema voldoet.
bewogenheid daarvan begint bij de
mens zelf in zijn samenhang met
anderen, in zijn wisselspel tussen open
baarheid van zijn bestaan en zijn af
zondering in persoonlijke intimiteit.
Alles begint voor deze architecten oij
de functie van het gebouw, maar die
wordt dan heel wat ruimer gezien dan
het gebruik van dit woord op het eer
ste gezicht zou doen veronderstellen.
De functie, dat is de typisch-menselijke
betekenis van het samenzijn in de ar
beid of het afgezonderd zijn van een
toch voelbare gemeenschap. Een goed
stuk van deze menselijkheidstendens in
het nieuwe bouwen sprong al in het
oog in de fabriek van van Nelle ie
Rotterdam, waarin de architecten
Brinkman en Van der Vlugt de huma
nisering van het industriële bedrijf als
het ware tot een architectonisch pro
gramma maakten. Het oude wat theo
retische denken over esthica werd met
één greep overboord gezet, het isole
ment waarin de bouwkunst ten op
zichte van de levenswerkelijkheid leek
gekomen te zijn werd met een bevrij
dend gebaar doorbroken. Hier is de
industrie plotseling ver af van het
oude paleisje spelen door de vorige
eeuwse patroon, van het hanteren van
een vormentaal die bij de moderne
technische en maatschappelijke evolu
tie eenvoudigweg niet meer paste.
T\E architectuur was bij deze ontwik
keling achterop geraakt, zoals ook
de beeldende kunsten in academismen
en stijlimitaties waren blijven steken,
voor zover zij zich manifesteerden bui
ten de revolutionaire sfeer van de sa
lons waar vanaf het impressionisme de
vernieuwingen zich achtereenvolgens
nebben aangekondigd
Van den Broek en Bakema hebben de
lijn van Brinkman en Van der Vlugt
op vruchtbare wijze doorgetrokken,
zoals al vroeg duidelijk werd in diverse
Rotterdamse woningblokken. Daarin
mikten de architecter via een U-vor-
mige aanleg rond binnenhoven op in
timiteit en eigenheid zonder dat het
zicht op de wijdere ruimte van de sa
menleving verloren ging. En in steeds
rijkere combinaties is het bureau sedert
dien deze grondgedachten gaan uit
werken. De emotionaliteit vindt zijn
grondslagen in het contrast tussen de
beslotenheid rond groepen van mensen
in hun verschillende samenwerkings-
Van Nicea I tot Vaticanum II strekt
zich een afstand van 637 jaren uit, maar
het is toch de ene Kerk, die zich in alle
21 concilies manifesteert, vergaderend,
discussiërend, polemiserend, besluiten
vormend. De ene Kerk met haar boven
menselijke opdracht en tevens haar men
selijke verschijning. Dr. A. Henze heeft
ons in zijn ,,Das grosse Konzilienbuch"
het panorama willen tonen van deze
hoogtepunten in het kerkelijk bestaan,
somige omwolkt door staatkundige
twisten en menselijke rivaliteiten, an-
ere in het stralende licht van een lou-
hiirf0e^en ^Tar waarheid en het wèlbe-
H®ren in hun totaliteit ge
tuigend van het onwrikbare woord: „Ik
den"11 U Z1Jn t0t aan het einde der tij"
nze is,eei? .g°ede gids, die verkla-
ioSnPre£ j een reeks van meer
aan 180 afbeeldingen over de hele pagi
na' ^er+endeels van kunstwerken, die ons
Je gestalten uit de kerkhistorie
Ho \7ojf0n ro.ePen eh de plaatsen, waar
W' irs zi verzamelden voor hun
beraadslagingen. Starend op die afbeel
dingen kan men iets bevroeden van de
Justinianus deel van mozaïek in
Ravenna.
karakters, die aan de beraadslagingen
leiding gaven, van de indrukwekkende
taferelen die het samenzijn der Vaders
opleverden, van het staatkundig rumoer,
dat daarom en helaas ook wel daarin
raasde Dit groot Concilieboek is echt
een boek voor deze tijd, dat velen met
graagte ter hand zullen nemen om de
lijn te volgen, die van de vroege Chris
tenheid af werd getrokken naar de bij
eenkomst. die nu aller belangstelling
heeft.
Het verhaalt de historie en licht de af
beeldingen toe in een boeiende wissel
werking. Prof. van der Meer schreef
een inleiding bij de Nederlandse verta
ling door J. Meyknecht-Grossouw en
door Uitgeverij Helmond royaal en luis
terrijk uitgegeven. De omslag vertoont
een prachtige »*eproduktie van een wand
schildering van Spinello te Siena, voor
stellend de intocht van Paus Alexander
III in Rome.
verbanden en hun openheid naar het
geheel, waarin deze groepen een plaats
en een functie hebben.
Het zijn ook contrasten in geluid en
in sfeer. Denken we maar eens aan
het grandioze Lijnbaancomplex in Rot
terdam, waartussen het geraas van het
verkeer en de stilte van de hoven tus
sen de flatblokken en de trippelparade
van de winkelende voetgangers een
eigen en levendig domein vol variatie
heeft gekregen.
"LTET werk van Van den Broek en Bake
ma heeft een aanzienlijke bijdrage
geleverd tot het ontstaan van een wer
kelijke democratische bouwkunst,
waarin de mens in zijn verbanden tot
zijn omgeving en tot de hele samen
leving centraal staat. En in het denken
van Bakema, de ziener uit het duo,
gaat de tendens van deze architectuur
nog verder. Zij reikt als het ware tot
de totale ruimte, waarin alles is en
wordt". Een ietwat profetische beschou
wingswijze, die echter deze waarde in
zich bergt, dat schotjesgeest en hok
jeszetterij, zo schadelijk voor een waar
achtig maatschappelijke architectuur,
er grondig en radicaal door worden
bestreden.
v. R.
Ingevolge eenstemmig advies van de ju
ry, gevormd door de heren Ad den
Besten, Pierre H. Dubois en prof. dr.
P. Minderaa, heeft het bestuur van de
„Henriette Roland Holst stichting" be.
sloten de gelijknamige prijs voor 1962
toe te kennen aan de dichter Maurits
Mok voor zijn gehele werk en in het
bijzonder voor zijn bundel „gedenk de
mens". De prijsuitreiking zal geschie
den op maandagavond 19 november
aan het einde van de Henriette Ro
land Holstherdenking in het „Singer
museum" te Laren.
O
De Romanprijs van de Académie Fran
gaise is donderdag toegekend aan Mi
chel Mohrt voor zijn werk „La prison
maritime".
Mohrt, die nu 48 jaar is, kwam in de
tweede wereldoorlog in het uitgevers
vak. Na de oorlog ging hij naar de
j V.S.; waar hij college heeft gegeven
aan de Yale-universiteit en andere
I instellingen voor hoger onderwijs Sinds
1952 leidt hij de vertaalafdeling van
de „nouvelle revue Frangaise".
Voor zijn thans bekroonde roman
schreef hij o.a. „Mon royaume pour
un cheval" en „Le serviteur fidéle".
O
De Zweedse actrice Ingrid Bergman zal
met ingang van 1 december weer op
het Parijse toneel verschijnen in de
titelrol van Ibsens dramatische stuk
„Hedda Gabler".
Ibsens werk wordt opgevoerd door het
Parijse theatergezelschap „Montpar-
nasse Gaston Baty" onder leiding van
Raymond Rouleau.
Ingrid Bergman vervult in „Hedda
Gabler" de rol van een harteloze
vrouw. Zes jaar geleden speelde zij in
Cowards „Tea and sympathy", waarin
zij een zachtmoedige vrouw uitbeeldde,
O
De regeling, dat particulieren bij aan
koop van een kunstwerk van een le
vende Nederlandse kunstenaar op 'n
daarvoor aangewezen tentoonstelling
een subsidie van het rijk kunnen ver
krijgen zal ook in 1963 blijven gelden.
In de periode 1 oktober 1960 tot en
met april 1962 werden met behulp
van deze regeling 1771 werken ver
kocht. Geschat wordt, dat tot 1 mei
van dit jaar met behulp van de sub
sidieregeling voor ongeveer 450.000
is omgezet.
Het ministerie van O. K. en W. heeft
meegedeeld, dat de regeling over het
algemeen tot bevrediging van kopers
kunstenaars en organisatoren van
tentoonstellingen heeft gewerkt.
O
In de Bredase Sacramentskerk wordt
woensdag 21 november a.s. om 20.30
het tweede orgelconcert gegeven. Dit
maal is Gabriël Verschraegen uit
Gent de kunstenaar, die het instru
ment bespelen zal. Zijn programma
luidt: 1 Preludium en fuga, van den
Kerckhoven. 2 Andante, Fiocco. 3 Pre
ludium en fuga; van den Gheijn. 4
Toccata, adagio, fuga, Bach. 5 Cho
ral voorspelen, Verschraegen. 6 Tocca
ta, Verschraegen, 7 Variatie's, Alain
8 le deel Passion Symph, Dupré.
O
Programma Kon. Vlaamse Opera: zon
dag 18 november, Zwarte viooltjes (E
Chopin en L. Fob) Op dezelfde da
tum Carmina Burana en De Slimme
(C. Orff)- 17 - 22 - 25 november opera
Tosca van Puccini - 24 november
Pelleas en Melisande van Claude De
bussy.
O
Programma Tilburgse Schouwburg: za
terdag 24 november Toneelgroep Cen
trum met 3 x Koekoek (la bagatelle),
zondag 25 november; Toneelgroep
Centrum met Maribel.
r
FR is een grote Phoenix-pocket
1 verschenen (no. 78) van de
hand van Charles Wentinck,
Zijn onderwerp is moderne kunst
in noord- en zuid-Nederlandse
musea. Wentinck is een man van
gezag. Hij is redacteur voor beel
dende kunst van Elseviers Week
blad, waarin hij wekelijks zijn
essays schrijft. Nog maar en
kele jaren geleden werd hem de
internationale prijs voor kunst
critici door de stad Venetië toe
gekend. Hij heeft zich zeer spe
ciaal op het gebied van de mo
derne kunst ontwikkeld en van
hem is de uitspraak, dat wij met
onze schilderkunst thans op het
absolute nulpunt staan.
LJij deelt die mening met René Huyghe
met wie hij het ook eens is als hij
te kennen geeft, dat „het einde van
de negatieve periode in zicht is". De
tijd van het tot doel in zichzelf ver
heven experiment is voorbij; alle we
zenlijke ontdekkingen van de moderne
kunst werden tenminste dertig jaar
geleden gedaan. Maar het nulpunt
moest bereikt worden, wilde een nieu
we creativiteit haar vormen kunnen
vinden. Wentinck schrijft dit in zijn
boekje „Geschiedenis van de moderne
kunst", waaraan wij eveneens nog aan
dacht zullen besteden.
In datzelfde boekje poneert hij, dat
de bewust gezochte abstractie van van
daag synthetisch is in die zin dat zij
uitkomst is van een bewust zoeken
van brein en wil veeleer dan van
hart en ziel.
Deze opvatting is niet zo pessimistisch
als zij op het eerste gezicht lijkt; in
haar ondertoon meent men iets van
geloof te vinden aan een hernieuwing,
aan een nieuwe expressiemogelijkheid,
die waarachtiger zal blijken te zijn
dan het zoeken van nu menigmaal is.
VPVellicht ingegeven door deze gedachten-
gang is Charles Wentinck begonnen
aan een soort „inventaris-lijst" van
wat de musea in noord- en zuid-
Nederland aan moderne kunst te bie
den hebben. Hij schreef dit boekje
(ruim van plaatwerk voorzien) met
een tweeledig doel: als gids om het
bezoek aan deze musea te stimuleren
maar tevens als bewijs van erkentelijk
heid jegens degenen, die bijdroegen tot
het bijeenbrengen van deze verzame
lingen.
Het gaat hem niet zozeer om een be
redeneerde catalogus dan wel om een
indruk te geven van wat kort bij de
hand aan kunst der 19e en 20e eeuw
bij elkaar is gebracht. Daarbij heeft
Wentinck slechts de hoogtepunten ge-
TIET is langzamerhand traditie geworden, dat er elk jaar een Sin-
1 gelboekje verschijnt. De beide firma's, die het statige huis Singel
262 in het centrum van Amsterdam bewonen, Em. Querido's Uitge
verij N.V en de N.V. Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij,
zijn er in 1948 mee begonnen. Als we het goed zien is dus met de
jongste uitgave het derde lustrum afgesloten.
J^at eerste deeltje was een kostelijke
verzameling novellen, gedichten,
romanfragmenten, alles geïllustreerd met
foto's, tekeningen en handschriften. Later
kwamen er bundels met biografietjes,
met jeugdherinneringen enz. en vorig
jaar waren het proza en de poëzie zelfs
gelardeerd met puzzels en citaten.
Deze keer heeft de tweeling-uitgeverij
het over een andere boeg gegooid. Ze
heeft nu eens niet in het verleden ge
zocht, maar naar de toekomst gekeken.
Een aantal auteurs uit het fonds werd
om iets uit hun eigenlijke werk verzocht,
dat nog niet in boekvorm is verschenen.
Hun bijdragen vormen alle tezamen een
interessante, rijk gevarieerde bloem
lezing, die „Gastenboek" gedoopt werd.
De 33 auteurs, die een geschrift inzon
den, zijn alfabetisch geplaatst, zodat van
enig naar voren schuiven van deze of
gene geen sprake is. Voor de compositie
van het werkje, met name voor de af
wisseling van gebonden en ongebonden
stijl, was een andere indeling misschien
toch verkieslijker geweest.
DEN DOOLAARD
Merkwaardig is, dat zovele auteurs hur
fantasie de vrije loop hebben ge
laten. Neem nu „De minnaar*' van J
Bernlef, die de rij opent. Het verhaa
is als een sprookje, waarin een man
zijn geliefde steeds kleiner ziet worden
tot tenslotte een lucifersdoosje met wat
ten haar tot ledikant dient! Niet minder
fantastisch is het relaas van een rechts
zaak, die A. den Doolaard in het jaar
2062 laat spelen. De erepalm in dit genre
verdient Jacoba van Velde met een
boeiend om niet te zeggen fascinerend
vertelsel, dat bovendien de verdienste
heeft een afgerond geheel te vormen.
Hetzelfde kan trouwens gezegd worden
van „De portretten" van Aar van de
Werfhorst, ook een knap verhaal.
e gruwelen van de oorlog bieden tal
van schrijvers nog stof. De Vlaming
Louis Hermans herinnert in een prach
tige vertelling aan het leed, dat de joden
is aangedaan. In een beschrijving van
de bezetting van Indonesië door de
Japanners doet Paul Frische ons onweer
staanbaar denken aan eigen ervaringen
in 1940. Noemen we in dit verband ook
nog een ontroerende schets „De akten»
tas" van Jeanette Gunzel-Lubbers. Even
min mag onvermeld blijven een knap
geschreven, diep-menselijk verhaal van
Beb Vuyk over een reis op Java E.
Breton de Nijs verwijlt uiteraard ook
in onze voormalige kolonie. Hij denkt
met dankbaarheid en weemoed terug aan
de oude baboe Nènèh Tidjah, die hem
als kind verzorgde.
Tpussen al deze ernst zorgen enkele stuk
jes humor voor een prettige afwis
seling. H. J. Friedericy schrijft geestig
over de dwingelandij van de televisie.
Gerrit Krol geeft in „De kazerne" een
fiëerlijke persiflage op het militair gedoe
in deze trant:
Ook al waren de soldaten al lang
aan het wrijvende ruiten, de ruite-
ivissers en de koplampen, dan kon
den de korporaals, vooral die ene,
nog best in hun nest liggen en zo
gebeurde het ook op zekere morgen
dat die ene korporaal zich voor het
raam stond te scheren, elektrisch.
Want ondanks alle gebreken ze
hadden elektriciteit genoeg.
De kazerne, om aan de voorkant
niet meteen aan de straat te grenzen
en aan de achterkant niet in de
tuintjes te staan van de burgers,
was dus omgeven door een sloot.
Maar wat is een sloot. Aan de ach
terzijde, in het gras, liep een vrouw
met een boek te zoeken naar een
lekker plekje om te liggen en ze
legde zich neer, om te lezen. Maar
ondertussen. Ze had hem al lang
gezien en hij haar ook. Hij floot,
schoor zich zoals een sportieve kor
poraal dat kan: met de kin omhoog
VICTOR E. VAN VRIESLAND
in de zon en langs die kin keek hij
naar beneden, naar haar die daar
omgekeerd in het gras lag en zij
stak de hand op en hij stak de hand
op, het waren mieterse momenten.
Niet minder grappig is Willem van
Toorns geschiedenis van een Duitser, die
een woning binnendringt en er niet meer
is weg te slaan.
P}e dichterlijke bijdragen worden in-
gezet door Anthonie Donker met een
klein maar fijn vers „De merel". Ook
de gedichten van C. O. Jellema en
Elisabeth de Jong-Keesing en Ellen War
mond zijn zeer lezenswaardig. Moeilijker,
want meer experimenteel, zijn de verzen
van Gerrit Kouwenaar, Cees Nooteboom
en Leo Ross. Natuurlijk staat niet alles
op dezelfde hoogte. Een vers als „De
leeuwen" van K. Schippers met deze
slotstrofe:
Och mocht je Afrika nog zien
en de woestijnen bovendien
breng dan de leeuwen mijne groeten
want die gaan ook maar
waar zij moeten.
is niet meer dan wat rijmelarij.
"yéVi slotte ontbreekt ook het essay niet.
Adriaan van der Veen wijst op het
heimwee bij Leo Vroman. Hij verstrekt
weinig bekende biografische gegevens en
zijn studie wordt voortreffelijk geïllu
streerd door een opstel van Vroman zelf,
die geestig en origineel verslag uitbrengt
van een ontmoeting met Robert Frosch.
Hij noemt het „een groots ogenblik in
mijn leven'\ Gerrit Achterberg, „een
van de grootste dichters die wij ooit
gehad hebben," wordt door Victor E
van Vriesland herdacht en hogelijk ge
prezen.
Uit bovenstaande, niet volledige, op
somming zal de lezer al begrepen heb
ben, dat dit Singelboekje niet voor zijn
voorgangers onderdoet. In één opzicht
stelt het wat teleur: het is namelijk niet
geïllustreerd. Enkele levensbijzonderhe
den over de in opkomst zijnde auteurs
zouden ook zeer welkom geweest zijn
Vanzelfsprekend behoudt een publi-
katie als deze iets onbevredigends. De
fragmenten zijn als stukjes voorfilm in
de bioscoop, die je nieuwsgierig maken
naar wat er de volgende week vertoond
zal worden. Ze smaken naar meer en
beantwoorden aldus in elk geval wel aan
de bedoeling van de uitgevers!
WILLEM v. d. VELDEN
kozen en deze dusdanig bijeengebracht
dat zij een min of meer sluitend over
zicht bieden van de ontwikkeling. Het
begin ligt bij de impressionistische in
zet van Jongkind en Boudin; het sluit
stuk vormt het naoorlogse- expressio
nisme van Asger Jorn, een van de
leden van fle Cobra-groep. De inter
pretatie van het werk bedoelt de ene
maal het werk te plaatsen tegen de
achtergrond van de tijd, waarin het
ontstond, een ander maal is het een
confrontatie met het werk op zichzelf,
Wentinck constateert dat de verschil
lende verzamelingen in Noord en Zuid
elkaar soms op „onvermoed-gunstige"
wijze aanvullen. Zodoende is men in
staat een goede indruk te krijgen van
wat in Frankrijk, Duitsland, Vlaan
deren en Nederland gebeurde tussen
3850 en 1950.
T~)e schrijver licht dan de doopceel van
een groot aantal musea in Nederland
en België. Achtereenvolgens worden
behandeld het stedelijk museum te Am
sterdam, het Kröller-Müller museum
De Hoge Veluwe te Otterloo; het
Haagse gemeentemuseum; het museum
Boymans te Rotterdam; het stedelijk
Van Abbe museum te Eindhoven; het
gemeentemuseum te Arnhem; het Gro
ninger museum voor stad en lande;
museum Kasteel Nijenhuis te Heino;
de koninklijke musea voor Schone kun
sten te Brussel, te Antwerpen en te
Luik. Wentinck geeft een idee van het
ontstaan van ieder van deze musea,
in haar beknoptheid dikwijls een inte
ressant stukje cultuurgeschiedenis,
waaruit soms blijkt dat het rijk der
particuliere Maecenassen nog geen
einde heeft genomen, al is het tegen
woordig wel de staat, die dit rijk
beheerst.
Het is voor Brabanders bijvoorbeeld
toch wel interessant te weten, dat
het Van Abbe-museum te Eindhoven
te danken is aan de industrieel H. van
Abbe, die Eindhoven in 1936 een nieuw
museumgebouw schonk, dat werd ont
worpen door de architect Kropholler.
Tot 1945 vertoonde de er onderge
brachte collectie weinig samenhang;
zij was beperkt van omvang en miste
historische representativiteit. Het is te
danken aan de tegenwoordige museum
directeur mr. E. J. J. de Wilde, dat
het museum een wijdere betekenis
kreeg. Hij nam namelijk het besluit
geen andere kunst aan te kopen dan
die van deze eeuw. Wentinck noemt
dit een inderdaad verstandige beper
king, omdat de zogenaamde „oude
meesters" toch niet meer tegen rede
lijke prijzen te bemachtigen zijn.
F)e collectie van het ogenblik omvat
een basis-verzameling, die de kunst
der eerste decennia van deze eeuw
omvat met daarnaast de kunst van de
eigen tijd. De collectie begint met Sluy-
ters, Campendonck, Kandinsky, Ko-
koschka. Het kubisme wordt gedocu
menteerd met een aantal schilderijen,
dat allerlei facetten dezer beweging
tot hun recht doet komen. Er is werk
bij van Braque, Picasso, Chagall, De-
launay en Leo Gestel. Van der Leek
en Mondriaan vertegenwoordigen de
Stijl-groep. Van de Europese kunst
tussen de beide wereldoorlogen bezit
Eindhoven een even veelzijdige als
kwalitatief hoogstaande collectie,
schrijft Wentinck en hij noemt de
namen van Beckmann, Permeke, Kruy-
der, De Smet, Wiegers en Zadkine.
Willink, Hynckes en Schuhmacher ver
tegenwoordigen er de magische realis
ten. De na-veertigers bestaan uit Pi
casso, Léger, Duffy. Namen als die van
Soutine, Rouault en Matisse bijvoor
beeld ontbreken echter. Maar, vergoe
lijkt Wentinck, de bezoeker zal zich
realiseren dat de prijzen, die voor deze
meesters gevraagd worden, stilaan het
budget van ieder Nederlands museum
(Advertentie)
te boven gaan. Dit gemis wordt echter
gecompenseerd door een rijk en ge
varieerd overzicht van de generatie na
1945 en de naoorlogse kunst in Neder
land. Deze omvat het werk van Har-
tung, Poliakoff, Bissière, Bazaine, Ma-
nessier, Geer van Velde en Mirö. De
collectie Nederlandse schilders van
deze periode omvat o.a. de doeken van
Appel, Corneille, Benner, Diederen en
Wagemaker.
LJet leek ons doelmatig de inhoud van
het Van Abbe-museum zij het vluch
tig, te analyseren aan de hand van
Wentincks opgave. Er blijkt uit, dat
dit provinciale huis der muzen schatten
bevat, die misschien niet ieder Bra
bantse liefhebber er gedacht zou heb
ben. De opgave wint aan waarde om
dat Wentinck een aantal van deze
werken uitvoerig bespreekt. Zo kan
men zich over ieder van de hierboven
genoemde musea oriënteren en dit kan
een bezoek alleen maar stimuleren.
Zodoende kan dit boekje, fiat men een
beredeneerd naslagwerk zou willen
noemen, uitstekend werk verrichten.
Het opent voor velen wellicht een
nieuwe wereld; het is een handleiding
bij een eventueel bezoek, geschreven
door iemand, wiens opzet het o.m. was
moderne kunst te leren zien.
J. M.
De Haagsche Comedie is opgericht
in 1947 en bestaat dus thans vijftien
jaar.
Het bestuur van de Haagse Kunststich
ting meent dat aan deze langdurige
bespeling van de Koninklijke Schouw
burg door éénzelfde gezelschap niet
zonder meer voorbijgegaan kan wor
den.
In overleg met de directeur Paul
Steenbergen is dan ook besloten dit
vijftienjarig bestaan te herdenken, zij
het in bescheiden vorm, en wel op 1
januari a.s. Op die datum zal „Venus
Bespied", van Christopher Fry, wor
den opgevoerd. De keuze van dit stuk
is bepaald door de overweging dat
het mag worden aangemerkt als een
der representatieve voorstellingen uit
het repertoire rond het tijdstip dat het
in Den Haag zijn continentale premiè
re beleefde, nl. op 10 maart 1951.
Tevens wordt met deze opvoering be
oogd hommage te bewijzen aan Cees
Laseur, de' man die samen met de te
genwoordige directeur zo lang en suc
cesvol De Haagsche Comedie heeft ge
leid, en die destijds van „Venus Be
spied" de regie voerde. Het Stichtings
bestuur heeft opdracht gegeven tot het
samenstellen van een boek, dat een
overzicht geeft van de werkzaamhe
den van De Haagsche Comedie in deze
vijftien jaar.
Tn het televisieprogramma van de KRO
op zaterdagmiddag (17 november) om
15.00 uur zal een op film vastgelegde
korte oriëntatie over de lectuur, die is
verschenen ter inleiding van het twee
de Vaticaanse concilie worden ver
toond. Manus van de Kamp tekende
voor de regie en samenstelling van dit
programma.
Goede tapijten zijn nu gekeurd.
Met Intertest. Vóór duurzaam
heid en levenslange fleur.
tapijten:
Tegen kevers en motten.
- Hangt er een Intertest-
kaartje aan? Goed. Kopen!
Mevrouw Luisa Treves, die al
zo'n jaar of tien het Nederlands
Theater-jaarboek uitgeeftheeft
een nieuw initiatief ontplooid.
Zij gaat voortaan ieder seizoen 4
voorstellingen op de plaat vast
leggen, die dan uitgegeven worden
in de ..Houvast-serie"
Ensemble was het gezelschap,
waar de eerste opnamen werden
gemaakt. De voorstelling van „As
you like it" in Tilburg was de eer
ste die ervoor in aanmerking
kwamEr werden life-opnamen
vastgelegd, die bij elkaar gevoegd
werden tot vier plaatjes, die sa
men byna een uur tekst opleveren.
De resultaten zijn verrassend.
Het is een genot naar deze opvoe
ring te luisteren. Voor wide voor
stelling heeft bijgewoond, zijn de
plaatjes nog interessanter. Passa
ges die wellicht ten dele voor de
bezoeker verloren gingen of ge
deelten die hem bijzonder hebben
geimponeerd. liggen voor goed
voor hem vast en hij kan er van
nagenieten. In zekere zin kan hij
zich volkomen en zonder afgeleid
te worden, concentreren op het
woord- Dat heeft zijn grote voor
delen, speciaal bij deze Shake-
speare-opvoering. Te veel gaat bij
een voorstelling dikwijls voor de
bezoeker verloren omdat de tekst
te flitsend is om haar volledig in
zich op te nemen. Dat gemis wordt
nu volledig gecompenseerd.
De opnamen worden tydens de
opvoering gemaakt- Dit heeft het
nadeel, dat soms het geluid wat
wegzakt, zodra de speler iets te
ver van de microfoon- af is.
Daartegenover staat dat de tekst
in volledige concentratie over
komt, terwijl de reacties van het
publiek het luisteren stimuleren.
Er is weinig verbeelding voor no
dig zich in een schouwburg te
weten.
De plaatjes komen niet in de han
del; zij worden verkocht in de
schouwburgen, waar het betref
fende stuk wordt opgevoerd. Het
initiatief is door de regisseur van
Ensemble Paul Guttmann uitste
kend ontvangen hy roemde by-
voorbeeld de uitstekende kwaliteit
van het geluid.