nmnn Kostelijke inventarisatie van de moderne kunst Gastenboek van Singel 262 O jaar TONEEL OP DE PLAAT TERS Musea in noord- en zuid-Nederland (EN, HUTTER fISTRATElIR etselaar en :rman mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen Architect Broek HET GROTE CONCILIEBOEK un de KUNST' Interessante bloemlezing uit f nog niet gepubliceerd werk Lectuur over het Concilie renfabriek Wit-Gele Kruis" IDIfiE KRACHT D1 Bijdragen van 31 schrijvers Fantasie Oorlog De Humor Poëzie Essays Haagse Comedie bestaat 15 jaar anbouu) njnde voorzieningen. |iï. v. Assche v/h ir tot 9 uur. ix, R. Dieleman uur. assadeur", Een- 8.15 uur. dschap", Hoog- 4 jrant de Bruyn, s van 7.30 uur 2. LEERLING RREIER NDVLAKBREISTERS TTELAARSTER. NIEU W-N AMEN Sluis. Tel. 01178.300-290 iensttrcding nten. Gewenst: boekhoud- ..-niveau. - en f 10.600,—. week na het verschijnen tariaat AAGD tc St. Jansteen. Walle-Biesbroeck en Zn. 1140 - 3023 - 3053 - Hulst anen's Scheepvaart uur My., Terncuzen ifdeling of Mulo en praktijkdiploma vereist. id en ervaring. orden gaarne ingewacht. tor geestelijk gehandicap- tkele g. Kinderbescherming of ibeveling. leeftijd, opleiding en 200.— tot f 400.— per oning wordt f 65.per verdere studie geboden, kosten volgens bestaande lirektie van Kinderinter- weg 40, Veldhoven (poet 13 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 17 NOVEMBER 1962 13 ONDER de titel „Bouwen voor een open samenleving" is in het Rotterdamse museum Boy- mans-van Beuningen een merk waardige expositie ingericht. Het is een tentoonstelling van het werk van de architecten- duo Van de Broek en Bakema en dat van hun voorgangers in hetzelfde bureau, vader en zoon Brinkman en L. van der Vlugt. De architectuur is in levensgroot formaat en in zijn volle plastici teit niet in een museum binnen te brengen. Zij staat in het volle leven en timmert uit haar aard voortdurend aan de weg. Daar om is het moeilijk om uit een tentoonstelling als deze direct volkomen wijs te worden, wan neer men niet speciaal in het onderwerp geïnteresseerd is. Maar gaandeweg zal ook de arge loze bezoeker ontdekken, wat er gaan de is met het werk van van den Broek en Bakema, dat met de jaarlijkse prijs van de kritiek van de Nederlandse af deling der A-I.C.A., de internationale organisatie van kunstcritici is bekroond. Aan de hand van tekeningen, foto's en maquettes, die w wat erg opeenge drongen geëtaleerd zijn, ontwikkelt zich een beeld, dat nauwkeurig valt onder de omschrijving, die de com missie' voor de prijstoekenning in zijn rapport geeft. Zij stelde een groep de bekroning te willen toekennen in de kring van de nieuwe tendens in de bouwkunst een groep die op zoek is naar de expressie van een mense lijker bewogenheid dan tot nu toe over het algemeen in de moderne architec tuur werd gedemonstreerd en de na druk te leggen op de relatie tussen de mensen enerzijds en de mogelijkheid tot persoonlijke vrijheid en „intimiteit" an derzijds. Uitgangspunt moest echter het werk blijven en niet de geschreven theorie. En dat is nu juist waaraan het ontzagwekkende oeuvre van Van den Broek en Bakema voldoet. bewogenheid daarvan begint bij de mens zelf in zijn samenhang met anderen, in zijn wisselspel tussen open baarheid van zijn bestaan en zijn af zondering in persoonlijke intimiteit. Alles begint voor deze architecten oij de functie van het gebouw, maar die wordt dan heel wat ruimer gezien dan het gebruik van dit woord op het eer ste gezicht zou doen veronderstellen. De functie, dat is de typisch-menselijke betekenis van het samenzijn in de ar beid of het afgezonderd zijn van een toch voelbare gemeenschap. Een goed stuk van deze menselijkheidstendens in het nieuwe bouwen sprong al in het oog in de fabriek van van Nelle ie Rotterdam, waarin de architecten Brinkman en Van der Vlugt de huma nisering van het industriële bedrijf als het ware tot een architectonisch pro gramma maakten. Het oude wat theo retische denken over esthica werd met één greep overboord gezet, het isole ment waarin de bouwkunst ten op zichte van de levenswerkelijkheid leek gekomen te zijn werd met een bevrij dend gebaar doorbroken. Hier is de industrie plotseling ver af van het oude paleisje spelen door de vorige eeuwse patroon, van het hanteren van een vormentaal die bij de moderne technische en maatschappelijke evolu tie eenvoudigweg niet meer paste. T\E architectuur was bij deze ontwik keling achterop geraakt, zoals ook de beeldende kunsten in academismen en stijlimitaties waren blijven steken, voor zover zij zich manifesteerden bui ten de revolutionaire sfeer van de sa lons waar vanaf het impressionisme de vernieuwingen zich achtereenvolgens nebben aangekondigd Van den Broek en Bakema hebben de lijn van Brinkman en Van der Vlugt op vruchtbare wijze doorgetrokken, zoals al vroeg duidelijk werd in diverse Rotterdamse woningblokken. Daarin mikten de architecter via een U-vor- mige aanleg rond binnenhoven op in timiteit en eigenheid zonder dat het zicht op de wijdere ruimte van de sa menleving verloren ging. En in steeds rijkere combinaties is het bureau sedert dien deze grondgedachten gaan uit werken. De emotionaliteit vindt zijn grondslagen in het contrast tussen de beslotenheid rond groepen van mensen in hun verschillende samenwerkings- Van Nicea I tot Vaticanum II strekt zich een afstand van 637 jaren uit, maar het is toch de ene Kerk, die zich in alle 21 concilies manifesteert, vergaderend, discussiërend, polemiserend, besluiten vormend. De ene Kerk met haar boven menselijke opdracht en tevens haar men selijke verschijning. Dr. A. Henze heeft ons in zijn ,,Das grosse Konzilienbuch" het panorama willen tonen van deze hoogtepunten in het kerkelijk bestaan, somige omwolkt door staatkundige twisten en menselijke rivaliteiten, an- ere in het stralende licht van een lou- hiirf0e^en ^Tar waarheid en het wèlbe- H®ren in hun totaliteit ge tuigend van het onwrikbare woord: „Ik den"11 U Z1Jn t0t aan het einde der tij" nze is,eei? .g°ede gids, die verkla- ioSnPre£ j een reeks van meer aan 180 afbeeldingen over de hele pagi na' ^er+endeels van kunstwerken, die ons Je gestalten uit de kerkhistorie Ho \7ojf0n ro.ePen eh de plaatsen, waar W' irs zi verzamelden voor hun beraadslagingen. Starend op die afbeel dingen kan men iets bevroeden van de Justinianus deel van mozaïek in Ravenna. karakters, die aan de beraadslagingen leiding gaven, van de indrukwekkende taferelen die het samenzijn der Vaders opleverden, van het staatkundig rumoer, dat daarom en helaas ook wel daarin raasde Dit groot Concilieboek is echt een boek voor deze tijd, dat velen met graagte ter hand zullen nemen om de lijn te volgen, die van de vroege Chris tenheid af werd getrokken naar de bij eenkomst. die nu aller belangstelling heeft. Het verhaalt de historie en licht de af beeldingen toe in een boeiende wissel werking. Prof. van der Meer schreef een inleiding bij de Nederlandse verta ling door J. Meyknecht-Grossouw en door Uitgeverij Helmond royaal en luis terrijk uitgegeven. De omslag vertoont een prachtige »*eproduktie van een wand schildering van Spinello te Siena, voor stellend de intocht van Paus Alexander III in Rome. verbanden en hun openheid naar het geheel, waarin deze groepen een plaats en een functie hebben. Het zijn ook contrasten in geluid en in sfeer. Denken we maar eens aan het grandioze Lijnbaancomplex in Rot terdam, waartussen het geraas van het verkeer en de stilte van de hoven tus sen de flatblokken en de trippelparade van de winkelende voetgangers een eigen en levendig domein vol variatie heeft gekregen. "LTET werk van Van den Broek en Bake ma heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd tot het ontstaan van een wer kelijke democratische bouwkunst, waarin de mens in zijn verbanden tot zijn omgeving en tot de hele samen leving centraal staat. En in het denken van Bakema, de ziener uit het duo, gaat de tendens van deze architectuur nog verder. Zij reikt als het ware tot de totale ruimte, waarin alles is en wordt". Een ietwat profetische beschou wingswijze, die echter deze waarde in zich bergt, dat schotjesgeest en hok jeszetterij, zo schadelijk voor een waar achtig maatschappelijke architectuur, er grondig en radicaal door worden bestreden. v. R. Ingevolge eenstemmig advies van de ju ry, gevormd door de heren Ad den Besten, Pierre H. Dubois en prof. dr. P. Minderaa, heeft het bestuur van de „Henriette Roland Holst stichting" be. sloten de gelijknamige prijs voor 1962 toe te kennen aan de dichter Maurits Mok voor zijn gehele werk en in het bijzonder voor zijn bundel „gedenk de mens". De prijsuitreiking zal geschie den op maandagavond 19 november aan het einde van de Henriette Ro land Holstherdenking in het „Singer museum" te Laren. O De Romanprijs van de Académie Fran gaise is donderdag toegekend aan Mi chel Mohrt voor zijn werk „La prison maritime". Mohrt, die nu 48 jaar is, kwam in de tweede wereldoorlog in het uitgevers vak. Na de oorlog ging hij naar de j V.S.; waar hij college heeft gegeven aan de Yale-universiteit en andere I instellingen voor hoger onderwijs Sinds 1952 leidt hij de vertaalafdeling van de „nouvelle revue Frangaise". Voor zijn thans bekroonde roman schreef hij o.a. „Mon royaume pour un cheval" en „Le serviteur fidéle". O De Zweedse actrice Ingrid Bergman zal met ingang van 1 december weer op het Parijse toneel verschijnen in de titelrol van Ibsens dramatische stuk „Hedda Gabler". Ibsens werk wordt opgevoerd door het Parijse theatergezelschap „Montpar- nasse Gaston Baty" onder leiding van Raymond Rouleau. Ingrid Bergman vervult in „Hedda Gabler" de rol van een harteloze vrouw. Zes jaar geleden speelde zij in Cowards „Tea and sympathy", waarin zij een zachtmoedige vrouw uitbeeldde, O De regeling, dat particulieren bij aan koop van een kunstwerk van een le vende Nederlandse kunstenaar op 'n daarvoor aangewezen tentoonstelling een subsidie van het rijk kunnen ver krijgen zal ook in 1963 blijven gelden. In de periode 1 oktober 1960 tot en met april 1962 werden met behulp van deze regeling 1771 werken ver kocht. Geschat wordt, dat tot 1 mei van dit jaar met behulp van de sub sidieregeling voor ongeveer 450.000 is omgezet. Het ministerie van O. K. en W. heeft meegedeeld, dat de regeling over het algemeen tot bevrediging van kopers kunstenaars en organisatoren van tentoonstellingen heeft gewerkt. O In de Bredase Sacramentskerk wordt woensdag 21 november a.s. om 20.30 het tweede orgelconcert gegeven. Dit maal is Gabriël Verschraegen uit Gent de kunstenaar, die het instru ment bespelen zal. Zijn programma luidt: 1 Preludium en fuga, van den Kerckhoven. 2 Andante, Fiocco. 3 Pre ludium en fuga; van den Gheijn. 4 Toccata, adagio, fuga, Bach. 5 Cho ral voorspelen, Verschraegen. 6 Tocca ta, Verschraegen, 7 Variatie's, Alain 8 le deel Passion Symph, Dupré. O Programma Kon. Vlaamse Opera: zon dag 18 november, Zwarte viooltjes (E Chopin en L. Fob) Op dezelfde da tum Carmina Burana en De Slimme (C. Orff)- 17 - 22 - 25 november opera Tosca van Puccini - 24 november Pelleas en Melisande van Claude De bussy. O Programma Tilburgse Schouwburg: za terdag 24 november Toneelgroep Cen trum met 3 x Koekoek (la bagatelle), zondag 25 november; Toneelgroep Centrum met Maribel. r FR is een grote Phoenix-pocket 1 verschenen (no. 78) van de hand van Charles Wentinck, Zijn onderwerp is moderne kunst in noord- en zuid-Nederlandse musea. Wentinck is een man van gezag. Hij is redacteur voor beel dende kunst van Elseviers Week blad, waarin hij wekelijks zijn essays schrijft. Nog maar en kele jaren geleden werd hem de internationale prijs voor kunst critici door de stad Venetië toe gekend. Hij heeft zich zeer spe ciaal op het gebied van de mo derne kunst ontwikkeld en van hem is de uitspraak, dat wij met onze schilderkunst thans op het absolute nulpunt staan. LJij deelt die mening met René Huyghe met wie hij het ook eens is als hij te kennen geeft, dat „het einde van de negatieve periode in zicht is". De tijd van het tot doel in zichzelf ver heven experiment is voorbij; alle we zenlijke ontdekkingen van de moderne kunst werden tenminste dertig jaar geleden gedaan. Maar het nulpunt moest bereikt worden, wilde een nieu we creativiteit haar vormen kunnen vinden. Wentinck schrijft dit in zijn boekje „Geschiedenis van de moderne kunst", waaraan wij eveneens nog aan dacht zullen besteden. In datzelfde boekje poneert hij, dat de bewust gezochte abstractie van van daag synthetisch is in die zin dat zij uitkomst is van een bewust zoeken van brein en wil veeleer dan van hart en ziel. Deze opvatting is niet zo pessimistisch als zij op het eerste gezicht lijkt; in haar ondertoon meent men iets van geloof te vinden aan een hernieuwing, aan een nieuwe expressiemogelijkheid, die waarachtiger zal blijken te zijn dan het zoeken van nu menigmaal is. VPVellicht ingegeven door deze gedachten- gang is Charles Wentinck begonnen aan een soort „inventaris-lijst" van wat de musea in noord- en zuid- Nederland aan moderne kunst te bie den hebben. Hij schreef dit boekje (ruim van plaatwerk voorzien) met een tweeledig doel: als gids om het bezoek aan deze musea te stimuleren maar tevens als bewijs van erkentelijk heid jegens degenen, die bijdroegen tot het bijeenbrengen van deze verzame lingen. Het gaat hem niet zozeer om een be redeneerde catalogus dan wel om een indruk te geven van wat kort bij de hand aan kunst der 19e en 20e eeuw bij elkaar is gebracht. Daarbij heeft Wentinck slechts de hoogtepunten ge- TIET is langzamerhand traditie geworden, dat er elk jaar een Sin- 1 gelboekje verschijnt. De beide firma's, die het statige huis Singel 262 in het centrum van Amsterdam bewonen, Em. Querido's Uitge verij N.V en de N.V. Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij, zijn er in 1948 mee begonnen. Als we het goed zien is dus met de jongste uitgave het derde lustrum afgesloten. J^at eerste deeltje was een kostelijke verzameling novellen, gedichten, romanfragmenten, alles geïllustreerd met foto's, tekeningen en handschriften. Later kwamen er bundels met biografietjes, met jeugdherinneringen enz. en vorig jaar waren het proza en de poëzie zelfs gelardeerd met puzzels en citaten. Deze keer heeft de tweeling-uitgeverij het over een andere boeg gegooid. Ze heeft nu eens niet in het verleden ge zocht, maar naar de toekomst gekeken. Een aantal auteurs uit het fonds werd om iets uit hun eigenlijke werk verzocht, dat nog niet in boekvorm is verschenen. Hun bijdragen vormen alle tezamen een interessante, rijk gevarieerde bloem lezing, die „Gastenboek" gedoopt werd. De 33 auteurs, die een geschrift inzon den, zijn alfabetisch geplaatst, zodat van enig naar voren schuiven van deze of gene geen sprake is. Voor de compositie van het werkje, met name voor de af wisseling van gebonden en ongebonden stijl, was een andere indeling misschien toch verkieslijker geweest. DEN DOOLAARD Merkwaardig is, dat zovele auteurs hur fantasie de vrije loop hebben ge laten. Neem nu „De minnaar*' van J Bernlef, die de rij opent. Het verhaa is als een sprookje, waarin een man zijn geliefde steeds kleiner ziet worden tot tenslotte een lucifersdoosje met wat ten haar tot ledikant dient! Niet minder fantastisch is het relaas van een rechts zaak, die A. den Doolaard in het jaar 2062 laat spelen. De erepalm in dit genre verdient Jacoba van Velde met een boeiend om niet te zeggen fascinerend vertelsel, dat bovendien de verdienste heeft een afgerond geheel te vormen. Hetzelfde kan trouwens gezegd worden van „De portretten" van Aar van de Werfhorst, ook een knap verhaal. e gruwelen van de oorlog bieden tal van schrijvers nog stof. De Vlaming Louis Hermans herinnert in een prach tige vertelling aan het leed, dat de joden is aangedaan. In een beschrijving van de bezetting van Indonesië door de Japanners doet Paul Frische ons onweer staanbaar denken aan eigen ervaringen in 1940. Noemen we in dit verband ook nog een ontroerende schets „De akten» tas" van Jeanette Gunzel-Lubbers. Even min mag onvermeld blijven een knap geschreven, diep-menselijk verhaal van Beb Vuyk over een reis op Java E. Breton de Nijs verwijlt uiteraard ook in onze voormalige kolonie. Hij denkt met dankbaarheid en weemoed terug aan de oude baboe Nènèh Tidjah, die hem als kind verzorgde. Tpussen al deze ernst zorgen enkele stuk jes humor voor een prettige afwis seling. H. J. Friedericy schrijft geestig over de dwingelandij van de televisie. Gerrit Krol geeft in „De kazerne" een fiëerlijke persiflage op het militair gedoe in deze trant: Ook al waren de soldaten al lang aan het wrijvende ruiten, de ruite- ivissers en de koplampen, dan kon den de korporaals, vooral die ene, nog best in hun nest liggen en zo gebeurde het ook op zekere morgen dat die ene korporaal zich voor het raam stond te scheren, elektrisch. Want ondanks alle gebreken ze hadden elektriciteit genoeg. De kazerne, om aan de voorkant niet meteen aan de straat te grenzen en aan de achterkant niet in de tuintjes te staan van de burgers, was dus omgeven door een sloot. Maar wat is een sloot. Aan de ach terzijde, in het gras, liep een vrouw met een boek te zoeken naar een lekker plekje om te liggen en ze legde zich neer, om te lezen. Maar ondertussen. Ze had hem al lang gezien en hij haar ook. Hij floot, schoor zich zoals een sportieve kor poraal dat kan: met de kin omhoog VICTOR E. VAN VRIESLAND in de zon en langs die kin keek hij naar beneden, naar haar die daar omgekeerd in het gras lag en zij stak de hand op en hij stak de hand op, het waren mieterse momenten. Niet minder grappig is Willem van Toorns geschiedenis van een Duitser, die een woning binnendringt en er niet meer is weg te slaan. P}e dichterlijke bijdragen worden in- gezet door Anthonie Donker met een klein maar fijn vers „De merel". Ook de gedichten van C. O. Jellema en Elisabeth de Jong-Keesing en Ellen War mond zijn zeer lezenswaardig. Moeilijker, want meer experimenteel, zijn de verzen van Gerrit Kouwenaar, Cees Nooteboom en Leo Ross. Natuurlijk staat niet alles op dezelfde hoogte. Een vers als „De leeuwen" van K. Schippers met deze slotstrofe: Och mocht je Afrika nog zien en de woestijnen bovendien breng dan de leeuwen mijne groeten want die gaan ook maar waar zij moeten. is niet meer dan wat rijmelarij. "yéVi slotte ontbreekt ook het essay niet. Adriaan van der Veen wijst op het heimwee bij Leo Vroman. Hij verstrekt weinig bekende biografische gegevens en zijn studie wordt voortreffelijk geïllu streerd door een opstel van Vroman zelf, die geestig en origineel verslag uitbrengt van een ontmoeting met Robert Frosch. Hij noemt het „een groots ogenblik in mijn leven'\ Gerrit Achterberg, „een van de grootste dichters die wij ooit gehad hebben," wordt door Victor E van Vriesland herdacht en hogelijk ge prezen. Uit bovenstaande, niet volledige, op somming zal de lezer al begrepen heb ben, dat dit Singelboekje niet voor zijn voorgangers onderdoet. In één opzicht stelt het wat teleur: het is namelijk niet geïllustreerd. Enkele levensbijzonderhe den over de in opkomst zijnde auteurs zouden ook zeer welkom geweest zijn Vanzelfsprekend behoudt een publi- katie als deze iets onbevredigends. De fragmenten zijn als stukjes voorfilm in de bioscoop, die je nieuwsgierig maken naar wat er de volgende week vertoond zal worden. Ze smaken naar meer en beantwoorden aldus in elk geval wel aan de bedoeling van de uitgevers! WILLEM v. d. VELDEN kozen en deze dusdanig bijeengebracht dat zij een min of meer sluitend over zicht bieden van de ontwikkeling. Het begin ligt bij de impressionistische in zet van Jongkind en Boudin; het sluit stuk vormt het naoorlogse- expressio nisme van Asger Jorn, een van de leden van fle Cobra-groep. De inter pretatie van het werk bedoelt de ene maal het werk te plaatsen tegen de achtergrond van de tijd, waarin het ontstond, een ander maal is het een confrontatie met het werk op zichzelf, Wentinck constateert dat de verschil lende verzamelingen in Noord en Zuid elkaar soms op „onvermoed-gunstige" wijze aanvullen. Zodoende is men in staat een goede indruk te krijgen van wat in Frankrijk, Duitsland, Vlaan deren en Nederland gebeurde tussen 3850 en 1950. T~)e schrijver licht dan de doopceel van een groot aantal musea in Nederland en België. Achtereenvolgens worden behandeld het stedelijk museum te Am sterdam, het Kröller-Müller museum De Hoge Veluwe te Otterloo; het Haagse gemeentemuseum; het museum Boymans te Rotterdam; het stedelijk Van Abbe museum te Eindhoven; het gemeentemuseum te Arnhem; het Gro ninger museum voor stad en lande; museum Kasteel Nijenhuis te Heino; de koninklijke musea voor Schone kun sten te Brussel, te Antwerpen en te Luik. Wentinck geeft een idee van het ontstaan van ieder van deze musea, in haar beknoptheid dikwijls een inte ressant stukje cultuurgeschiedenis, waaruit soms blijkt dat het rijk der particuliere Maecenassen nog geen einde heeft genomen, al is het tegen woordig wel de staat, die dit rijk beheerst. Het is voor Brabanders bijvoorbeeld toch wel interessant te weten, dat het Van Abbe-museum te Eindhoven te danken is aan de industrieel H. van Abbe, die Eindhoven in 1936 een nieuw museumgebouw schonk, dat werd ont worpen door de architect Kropholler. Tot 1945 vertoonde de er onderge brachte collectie weinig samenhang; zij was beperkt van omvang en miste historische representativiteit. Het is te danken aan de tegenwoordige museum directeur mr. E. J. J. de Wilde, dat het museum een wijdere betekenis kreeg. Hij nam namelijk het besluit geen andere kunst aan te kopen dan die van deze eeuw. Wentinck noemt dit een inderdaad verstandige beper king, omdat de zogenaamde „oude meesters" toch niet meer tegen rede lijke prijzen te bemachtigen zijn. F)e collectie van het ogenblik omvat een basis-verzameling, die de kunst der eerste decennia van deze eeuw omvat met daarnaast de kunst van de eigen tijd. De collectie begint met Sluy- ters, Campendonck, Kandinsky, Ko- koschka. Het kubisme wordt gedocu menteerd met een aantal schilderijen, dat allerlei facetten dezer beweging tot hun recht doet komen. Er is werk bij van Braque, Picasso, Chagall, De- launay en Leo Gestel. Van der Leek en Mondriaan vertegenwoordigen de Stijl-groep. Van de Europese kunst tussen de beide wereldoorlogen bezit Eindhoven een even veelzijdige als kwalitatief hoogstaande collectie, schrijft Wentinck en hij noemt de namen van Beckmann, Permeke, Kruy- der, De Smet, Wiegers en Zadkine. Willink, Hynckes en Schuhmacher ver tegenwoordigen er de magische realis ten. De na-veertigers bestaan uit Pi casso, Léger, Duffy. Namen als die van Soutine, Rouault en Matisse bijvoor beeld ontbreken echter. Maar, vergoe lijkt Wentinck, de bezoeker zal zich realiseren dat de prijzen, die voor deze meesters gevraagd worden, stilaan het budget van ieder Nederlands museum (Advertentie) te boven gaan. Dit gemis wordt echter gecompenseerd door een rijk en ge varieerd overzicht van de generatie na 1945 en de naoorlogse kunst in Neder land. Deze omvat het werk van Har- tung, Poliakoff, Bissière, Bazaine, Ma- nessier, Geer van Velde en Mirö. De collectie Nederlandse schilders van deze periode omvat o.a. de doeken van Appel, Corneille, Benner, Diederen en Wagemaker. LJet leek ons doelmatig de inhoud van het Van Abbe-museum zij het vluch tig, te analyseren aan de hand van Wentincks opgave. Er blijkt uit, dat dit provinciale huis der muzen schatten bevat, die misschien niet ieder Bra bantse liefhebber er gedacht zou heb ben. De opgave wint aan waarde om dat Wentinck een aantal van deze werken uitvoerig bespreekt. Zo kan men zich over ieder van de hierboven genoemde musea oriënteren en dit kan een bezoek alleen maar stimuleren. Zodoende kan dit boekje, fiat men een beredeneerd naslagwerk zou willen noemen, uitstekend werk verrichten. Het opent voor velen wellicht een nieuwe wereld; het is een handleiding bij een eventueel bezoek, geschreven door iemand, wiens opzet het o.m. was moderne kunst te leren zien. J. M. De Haagsche Comedie is opgericht in 1947 en bestaat dus thans vijftien jaar. Het bestuur van de Haagse Kunststich ting meent dat aan deze langdurige bespeling van de Koninklijke Schouw burg door éénzelfde gezelschap niet zonder meer voorbijgegaan kan wor den. In overleg met de directeur Paul Steenbergen is dan ook besloten dit vijftienjarig bestaan te herdenken, zij het in bescheiden vorm, en wel op 1 januari a.s. Op die datum zal „Venus Bespied", van Christopher Fry, wor den opgevoerd. De keuze van dit stuk is bepaald door de overweging dat het mag worden aangemerkt als een der representatieve voorstellingen uit het repertoire rond het tijdstip dat het in Den Haag zijn continentale premiè re beleefde, nl. op 10 maart 1951. Tevens wordt met deze opvoering be oogd hommage te bewijzen aan Cees Laseur, de' man die samen met de te genwoordige directeur zo lang en suc cesvol De Haagsche Comedie heeft ge leid, en die destijds van „Venus Be spied" de regie voerde. Het Stichtings bestuur heeft opdracht gegeven tot het samenstellen van een boek, dat een overzicht geeft van de werkzaamhe den van De Haagsche Comedie in deze vijftien jaar. Tn het televisieprogramma van de KRO op zaterdagmiddag (17 november) om 15.00 uur zal een op film vastgelegde korte oriëntatie over de lectuur, die is verschenen ter inleiding van het twee de Vaticaanse concilie worden ver toond. Manus van de Kamp tekende voor de regie en samenstelling van dit programma. Goede tapijten zijn nu gekeurd. Met Intertest. Vóór duurzaam heid en levenslange fleur. tapijten: Tegen kevers en motten. - Hangt er een Intertest- kaartje aan? Goed. Kopen! Mevrouw Luisa Treves, die al zo'n jaar of tien het Nederlands Theater-jaarboek uitgeeftheeft een nieuw initiatief ontplooid. Zij gaat voortaan ieder seizoen 4 voorstellingen op de plaat vast leggen, die dan uitgegeven worden in de ..Houvast-serie" Ensemble was het gezelschap, waar de eerste opnamen werden gemaakt. De voorstelling van „As you like it" in Tilburg was de eer ste die ervoor in aanmerking kwamEr werden life-opnamen vastgelegd, die bij elkaar gevoegd werden tot vier plaatjes, die sa men byna een uur tekst opleveren. De resultaten zijn verrassend. Het is een genot naar deze opvoe ring te luisteren. Voor wide voor stelling heeft bijgewoond, zijn de plaatjes nog interessanter. Passa ges die wellicht ten dele voor de bezoeker verloren gingen of ge deelten die hem bijzonder hebben geimponeerd. liggen voor goed voor hem vast en hij kan er van nagenieten. In zekere zin kan hij zich volkomen en zonder afgeleid te worden, concentreren op het woord- Dat heeft zijn grote voor delen, speciaal bij deze Shake- speare-opvoering. Te veel gaat bij een voorstelling dikwijls voor de bezoeker verloren omdat de tekst te flitsend is om haar volledig in zich op te nemen. Dat gemis wordt nu volledig gecompenseerd. De opnamen worden tydens de opvoering gemaakt- Dit heeft het nadeel, dat soms het geluid wat wegzakt, zodra de speler iets te ver van de microfoon- af is. Daartegenover staat dat de tekst in volledige concentratie over komt, terwijl de reacties van het publiek het luisteren stimuleren. Er is weinig verbeelding voor no dig zich in een schouwburg te weten. De plaatjes komen niet in de han del; zij worden verkocht in de schouwburgen, waar het betref fende stuk wordt opgevoerd. Het initiatief is door de regisseur van Ensemble Paul Guttmann uitste kend ontvangen hy roemde by- voorbeeld de uitstekende kwaliteit van het geluid.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1962 | | pagina 7