00
ANTOON COOLEN STIERF
JAAR GELEDEN
Verteller van de
ware eenvoud
Kunst en Kleur
MONUMENTALITEIT
EN DE PRAKTIJK
35.-
Geen ijdele schrijver j
Vijf grote schilders
del
Verguizing
Provincialisme
Journalist
Hoogtepunt
Laatste werken
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
.overal
glad te
scheer-
eds het
haartje
typen
Vruchtbaar en
populair
Ter herdenking
The Beggars Opera
in Tilburgse
stadsschouwburg
Uit de KUNST
Degas
Cézanne
Van Gogh.
Picasso
Chagall
13
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 3 NOVEMBER 1962
13
mobel
uw omgeving:
iting
i.
straat 42-44
inginrichting n.v.
iting
:n
1
hting eigen haard
lat 5
E8REIDE DANSK-STH.-M0BEL-
GEEFT U - DEELS IN KLEUREN
OVERZICHT VAN 'S WERELDS
ZITMEUBELKOUEKTJE. Bij
F 1.-.
CE CASSETTE
ïOOFDEN
ILISHAVE
iJNDEUSE
f. 7.50
Men mag veilig aannemen, dat Antoon Coolen zich na „Stad
aan de Maas" voorgenomen heeft zijn vijfenzestigste verjaar
dag met een belangwekkende roman te vieren. Coolen is vrij onver
wachts gestorven in de herfst van verleden jaar. Met menselijke be
rekeningen pleegt de dood nu eenmaal geen rekening te houden, dus
ook niet met ideeën, die een auteur in al zijn bezieling zou willen
verwerken. Geboorte en dood, begin en einde van het leven, hebben
in de werken van de Brabantse verteller steeds een centrale plaats
ingenomen. Wat er tussenin ligt is het broze, kwetsbare leven, dat
Antoon Coolen benaderde met een in de moderne roman vaak verge
ten eerbied. Ge moet van de mensen houden, omdat ge hun getuige en
deelgenoot zijt, zegt hij in „Herberg in 't Misverstand". Het aardse
leven is niet volmaakt, maar het is het aardse leven.
ntoon Coolen staat bekend als een
bijzonder succesvol auteur- Hij is
een vruchtbaar schrijver geweest en
heeft in de loop van de jaren een grote
kring van lezers om zich opgebouwd. In
het najaar van 1955 werden van de
Antoon Coolen-ommnibus liefst 150.000
exemplaren verkocht. Op de overigens
niet alles zeggende lijst van de meest
gelezen Nederlandse auteurs neemt hij
een zeer hoge plaats in.
Enige van zijn werken, zoals „Kinde
ren van ons Volk" en het verfilmde
..Dorp aan de Rivier" zijn al enige tien
tallen keren herdrukt, wat eveneens ge
beurd is met twee novellen, namelijk
„Jantje de Schoenlapper en zijn Wiensch
Kiendje" en het magistrale ,,De man
met het Janklaassenspel". Van zijn wer
ken werden vijfenvijftig vertalingen ge
maakt voor dertien Europese landen.
Lea van den Berghe en Joris Taels pro
moveerden op proefschriften, die een
aspect van Coolens schrijverschap be
handelden. In 1931 werd hem de Van der
Hoogtprijs van de maatschappij der Ne
derlandse Letteren toegekend. In 1940
verwierf hij de gouden erepenning van
het provinciaal genootschap voor kun
sten en wetenschappen in Noordbrabant.
En in 1954 leverde zijn roman ,,De
Vrouw met de zes Slapers" de Brand-
van Gendt-prijs op, wat wel een bijzon
der verrassend succes was vanwege het
feit, dat men hem na vijftien jaar stil
zwijgen eigenlijk zo'n beetje als afge
daan ging beschouwen. Deze veronder
stelling heeft de auteur op knappe wijze
gelogenstraft in zijn twee laatste ro
mans „De grote Voltige" en „Stad aan
de Maas".
Op vrydag negen november a.s.
is het een jaar geleden, dat de Bra
bantse schrijver Antoon Coolen
overleed. Ter herdenking van dit
feit schreef onze medewerker Adri-
aan Maas bijgaand artikel. We kun
nen het illustreren met een twee
tal foto's, die de weduwe van de
betreurde auteur, mevrouw Coolen-
De Jong, ons welwillend afstond.
Ook zyn we dank verschuldigd aan
Anton van Duinkerken, die zo be
reidwillig was een korte karakte
ristiek van zijn gestorven vriend te
verstrekken.
buurman H- N. Ouwerling, Wouter Lut-
kie, met wie Coolen correspondeerde, en
de schrijvers Herman Maas (Het Goud
van de Peel) en uiteraard Hendrik
Conscience, Stijn Streuvels, over wie
Coolen gaarne een biografie had vol
tooid, en de Sniedersen. In het jaar, dat
dr. H. W. E.. Moller het maandblad Roe
ping sticht, schrijft hij nog een toneel
stuk, dat evenwel nooit is uitgegeven.
Dit spel heette „Exodus" en wat de
probleemstelling betreft heeft Coolen,
als zovele pasbeginnende schrijvers, be
slist te hoog gegrepen. Van de uitgave
van „Lentebloesem" heeft hij nader
hand spijt gekregen, vooral toen het
door de uitgeverij werd herdrukt wat
zeer tegen de zin van Coolen was, maar
waaraan hij door het verkopen van de
auteursrechten voor een overigens ge
ring bedrag niets kon veranderen. In
1924 wordt de schrijver redacteur van
de Gooise Post in Hilversum, waar hij
ook ging wonen. Als hij in 1932 ontslag
neemt, is de basis voor een vruchtbaar
schrijverschap gelegd. In deze tijd zien
namelijk „Peerke, dat Manneke" (later
..Peerke den Haas" genoemd), „De rau
we Grond", „Hun grond verwaait",
„Jantje de Schoenlapper en zijn Wiensch
Kiendje", „Kinderen van ons Volk",
„Het donkere Licht" en „Peelwerkers"
het licht.
"pen boek, dat Coolen in 1931 schrijft
en dat we nog niet genoemd heb
ben is „De goede Moordenaar". Lange
tijd heeft Coolen dit werk als zijn beste
beschouwd, zoals hij schrijft in dat pret
tig vertelde „Hoe ik ertoe kwam", het
geschenk voor 1942. Coolen vertelt daar.
in ook hoe hij aangegrepen werd door
de boeken van de Vlaamse schrijvers,
hoe hij van Streuvels leerde, dat het
wonderrijk der verhalen de onmiddel
lijke dorpsomgeving is. Coolen zegt boe
hij als jongeman zelf schetsjes ging
schrijven en hoe daarbij Brabant lang
zaamaan toch op de achtergrond begon
te geraken, wat de heer Ouwerling uit
de aard van de zaak niet beviel-
Schrijf toch over Brabant, over ons volk
uit de Peel, de boeren en de Peelbe-
werkers, voegde de geschiedkundige de
jonge Coolen vaak toe. Toen deze zich
in het Gooi vestigde, bleek het heimwee
naar het Brabantse land sterk genoeg
om met de veronderstelling, dat pro
vincialisme minderwaardig is, te bre-
Als verteller heeft Antoon Coolen duizenden mensen geboeid met ver- 2
halen die zich grotendeels afspelen in de provincie Noordbrabant. Hier-
"l/Taar betekent dit nu, dat Antoon Coo-
len van begin af aan zoveel erken
ning heeft gehad? En bestaat er mo
menteel nog niet een groep letterkunde-
minnenden, die weigeren hem tot de
vooraanstaande schrijvers van ons taal
gebied te rekenen? Gezegd kan worden,
dat Coolen meermalen verguisd is.
Marsman zei, dat hij zich verveelde bij
het lezen van het werk van deze auteur.
Men riep om Europees peil in de vader
landse literatuur, en niet om het grauwe j j_r v
streekverhaal, waarvan men Coolen be- openbaai de hij de verborgenheden van dit gewest aan talloze le^
schuldigde. En hoe smadelijk kon Albert zefp, maar haalde hij zich ook weieens bij de literaire kritiek het ver- 2
Kuyle zich over hem uitlaten. Henri wijt op de hals, als zouden zijn verzinsels buitengewoon beperkt zijn S
Bruins zei, dat hij zich schaamde, om- Ze werden tot de streekromans gerekend. Dit is provinciale literatuur J
dekken2 als "e auteur van 3e™ bakten of TerlZlZn hÏÏSZ dJl be*waar l
van ons Volk"- En in het algemeen kan erha>al+{d%n' hehbeJl werkelijke grootheid van de schrijver
men zeggen, dat lezend Nederland Coo- •Antoon Coolen niet doorgiond. Zij vereenzelvigden de lokale kleur met
len teveel vastgeklonken heeft aan de geest van zijn werk.
streek, waarin hij woonde en waarover Toch is die geest lang niet zo simpel als dit soort beoordelaars dacht Te-
hij schreef. Dit is ook door terzake des- gen een diepe en rijk geschakeerde achtergrond van weemoed om de i
kundiger» gebeurd. Vlak voor de tweede vergankelijkheid van alle dingen plaatst Antoon Coolen in zijn vertellin- 2
so^dikltorlferard Blorm°die^,Herbergehï j V»
't Misverstand" tot de grond toe af- zlJn weinW blijvende dingen op aarde. Alles wordt oudverliest z'n kracht
breekt. Kritiek, waarvan men achteraf vergaat. Hiertegen is geen kruid gewassen. Maar alles vernieuwt zich
alleen maar kan zeggen: Wat een mis mmm I Hf
verstand!
ïraf ntc/ocyeri ib yeen Kruia, gewassen, maar alles vernieuwt zich
nis- ook. De lente komt ieder jaar terug. En worden kinderen geboren. In
de cirkelgang van het lot zocht Antoon Coolen geduldig en aandachtig J
naar het middelpunt. Hij scheepte zijn lezers niet af met een gemakke-
lijk herhaalbaar axioma, maar hij dwong hen, zich in geweten heel ern- 2
stig te beraden over de vraag naar de mogelijkheid van het geluk Dit I
was voor hem de vraag naar de zin van het leven. Hij overschatte de t
april mensen niet- geloofde nochtans, dat ze goed kunnen zijn. Zijn over- S
tuiging was, dat ze het geluk konden bereiken en het aan anderen kon-
den meedelen door goed te zijn. Deze overtuiging heeft hij in zijn ver-
I tellingen met grote beeldkracht aanschouivelijk gemaakt. Wie zich be-i
slist niet wil laten ontroeren door de gedachte, dat het leven ergens 2
Antoon Coolen is geboren op 17
1897 in het Limburgse plaatsje
Wylre. In 1900 verhuisde het gezin Coo
len naar Zevenbergen en in 1903 ves
tigde het zich in Deurne. Na een oplei
ding aan het Norbertijnen-gymnasium in toe dient, kan bij Antoon Coolen misschien niet terecht.
Heeswijk ging hij in de journalistiek waar kan z0 iemand wel terecht dan bij zijn eigen ijdelheid? De groot
verben, .Lentebloesem"' ^naamd"^! heM V™ Antoon Coolen bestaat hierin, dat hij geen ijdele schrijver is
was in 1921. Als figuren, die op de jonge 2 geweest.
auteur invloed zouden hebben uitgeoe- J ANTON VAN DUINKERKEN 2
fend, staan onder anderen bekend: zijn
ken. Over het provincialisme ontstond
in die dagen een nationaal debat, waar
bij de polemiek vooral gevoerd werd
door Anton van Duinkerken en Mars
man. Antoon Coolen heeft nooit veel ge
voeld voor polemiek. Dit lag niet zozeer
in zijn aard, al is van hem bekend,
dat hij als het erop aankwam de spijket
nauwkeurig op de kop wist te slaan.
Dit blijkt als Coolen in 1933 tot redac
teur va n„De Gemeenschap" wordt be
noemd.
poolen schrijft na het enorme succes
van „Kinderen van ons Volk" op dit
verhaal een vervolg „De schoone Vol
einding". De titel van dit werk wordt
misschien onbewust bestreden door An
ton van Duinkerken en door Piet Oomes,
die beiden over Antoon Coolen een
boekje schreven. Piet Oomes zegt in een
beschouwing na de dood van de schrij
ver, dat hij de titel gehaald heeft uit
een gedicht van Henriëtte Roland Holst-
van der Schalk, terwijl Anton van Duin
kerken in zijn boek over zijn vriend Coo
len zegt, dat de titel pntleend is aan
'n gedicht van hèm.Vaststaat in ieder ge
val dat de titels „De rauwe Grond".
„Hun grond verwaait" en „Kinderen van
ons Volk", wèl uit het gedicht „Het lied
van Brabant" van Van Duinkerken zijn
genomen. In 1934 verschijnt ..Dorp aan
de Rivier", hoog geprezen door Pieter
van der Meer de Walcheren, gekraakt
door Albert Kuyle. Dan, in 1938. schrijft
de Brabantse auteur „Herberg in 't
Misverstand". In augustus 1961 verze
kerde Antoon Coolen ons nog, dat hij dit
als zijn beste werk beschouwde. Niet
dus meer „De goede Moordenaar",
maar „Herberg in 't Misverstand" heeft
zijn voorkeur. Vestdijk zegt naar aan
leiding van dit werk: Coolens grootste
deugden, ook de stilistische, zijn die van
een modern schrijver. „Herberg in 't
Misverstand" is inderdaad eon hoogte
punt in zijn oeuvre.
'l/'ijftien jaar zijn geen romans van
Coolen verschenen. Wel schrijft hij
sprookjes, toneelstukken en wat korte
verhalen, maar de romancier Coolen
zwijgt als een graf- In 1947 vertelt hij
,.De Ontmoeting", een oorlogsnovelle als
geschenk ter gelegenheid van de Ne
derlandse Boekenweek. In 1950 wint hij
de korte verhalen-prijsvraag 1950, uit
geschreven door de Volkskrant. In het
aardige boekje ..Op schrijversvoeten
door Nederland" lezen we, dat Coolen
door het lezen van werken van bijvoor
beeld Graham Greene voor zichzelf tot
dc conclusie is gekomen, dat zijn werk
niet meer in deze tijd zou passen Zijn
uitgever brengt hem ertoe om dan toch
maar een poging te wagen. En het re
sultaat? Een magnifieke, bekroonde ro
man!
Zo nadert Coolen het schrijven van
zijn, misschien niet het beste, maar dan
toch wel indrukwekkendste boek Dat is
het boek, waarin verteld wordt, hoe zich
uit het oude Brabant van bossen en
heidevelden het nieuwe Brabant van
bouwgrond en industrie heeft ontwik
keld. Coolen kende Brabant, zowel wat
het volksleven als het volkskarakter en
de ontwikkeling van het gewest betreft.
Dit boek geeft een omwenteling, het is
„De grote Voltige". Dit werk maakt in
druk door een verbazend mooie com
positie, door een bijzonder boeiende in
houd, waarachter men de ontwikkeling
van Brabant zich volledig ziet voltrek
ken. Het laatste werk van Antoon Coo
len is „Stad aan de Maas", een roman,
die alleen wat de titel betreft op „Dorp
aan de Rivier" lijkt. Dit boek is de
vrucht van een veelzijdig ontwikkeld
schrijverschap. Het speelt in Grave en
het doet veelal denken aan ..Herberg in
't Misverstand". Hier wordt weer een
volkomen echt beeld van de mensen ge
geven, die wel in een kleine stad wonen,
maar die zijn zoals de mensen op heel
die wentelende aarde. De tijden zijn
veranderd maar de mensen zijn dat
niet. Coolen ziet die mensen: hij is een
zeldzaam goed observator- Coolen loopt
niet met de psychologie te koop Cn heeft
er geen behoefte aan om met boeken
wijsheid te pronken. Coolen ontleedt
niet allerlei geweldig diepzittende com
plexen tot op de draad, maar Coolen
heeft naar de mensen gekeken zoals ze
in werkelijkheid waren. Daardoor raakt
hij wat wezenlijk van de mens is, zodat
wat hij geschreven heeft een zeer voor
name diepgang heeft.
ADRIAAN MAAS.
Het houten huisje in zijn tuin te
Waalre, dat Antoon Coolen gele
genheid bood ver van het rumoer
der buitenwereld aan zijn boeken
te werken.
Twee belangrijke feesten vinden onder
dak in de Stadsschouwburg. Op 3 en 10
november wordt het 50-jarig bestaan
gevierd van de r--k. Leergangen. In
het kader hiervan vindt de Neder
landse première plaats van „The Beg
gars Opera" door docenten, studen
ten en oud-studenten onder regie van
dr. Jan Starink (die tevens de verta
ling verzorgde), dirigent is Willem
Goedhart. De opvoering van een stu
dentencabaret onder regie van Antoi
nette de Visser en van „L'histoire du
soldat" behoren eveneens tot de fees
telijkheden. Bij de ingebruikneming
van het nieuwe Hogeschoolgebouw der
r.-k. Economische Hogeschool vinden
in de schouwburg feestelijke voorstel
lingen plaats op 13 november (Ballet
du XXième Siècle), 15 november (her
haling van ,,The Beggars Opera") en
16 november (Radio-Kamerkoor en
-orkest)
Tocht naar het duister (Long day'^
journey into night) van Eugène
O'Neill zal zondagmiddag 11 novem
ber a.s. in première gaan bij de Haag
se Comedie.
algehumor van Jack C. Richardson
vT zal, in de vertaling van Ab Visser
zondag 11 november a.s. de première
beleven in het Studio-Theater van de
Stadsschouwburg in Tilburg.
Toni Lander, de Deense ballerina, stu
deert momenteel het ballet „La
Sylphide" in bij het Nationale (Ballet.
Ons ballet zal in januari optreden in
het totaal nieuwe Grand Théatre te Ge
neve.
Enige leden van het Dagelijks Bestuur
van de Stichting Exploitatie Tilburg
se Schouwburg en de directeur van de
Stadsschouwburg-Tilburg hebben een
vierdaags bezoek aan Wenen gebracht
Zij hebben besprekingen gevoerd met
de directies van Toneel- en Opera
huizen en met de directie van het rei
zende gezelschap, dat op 6 november
in Tilburg Wagners „Tristan und Isol
de" komt opvoeren.
Verdere belangrijke opvoeringen in
Tilburg zijn: zondag 4 november,
Jeugdproces door de groep Studio,
maandag 5 november de Nederlandse
Comedie met De lankmoedige minnaar
Tolstois „Oorlog en vrede" wordt vrij
dag 9 november gebracht door Thea
ter.
Vaii 17 tot en met 22 november draait
iedere avond in de serie-bespeling de
Musical „My fair lady".
De uitgeverij A. W. Sijthoff te Leiden, steeds rijk aan initiatieven, is
begonnen met een serie boeken over grote schilders, waarvan zij in
klein bestek een zo volledig mogelijk beeld geven. Kunsthistorici van
naam verzorgden de' tekst. Beknopt, maar toch diepgaand, geven zij
een beeld van de ontwikkelingsgang der kunstenaars en het karakter
en de plaats van hun werk in de moderne schilderkunst. Zoals de titel
van de reeks „Kunst en Kleur" al aangeeft, is ook aan de reprodukties
veel aandacht besteed. Elk boek is met 36 platen in kleur geïllustreerd.
Deze zijn chronologisch gerangschikt.
Van Gogh onuitputtelijk en vanuitesthe-
Het eerste deeltje betreft Edgar
Degas. Het is van de hand van Georges
Charensol en werd in het Nederlands
vertaald door Johan V/. Schotman.
De schrijver toont aan, dat Degas, die
in onze tijd nog altijd tot de impressio
nisten gerekend wordt, in werkelijk
heid een alleenstaande figuur is, die
een bijzonder origineel oeuvre heeft
voortgebracht. Hij wijst op de invloed
van Italië en Amerika en op de ver
schillende genres, die Degas beoefende,
zoals portret, historie, het moderne le
ven enz.
Uiteraard wordt ook de beeldhouwer
onder de loep genomen. Met name zijn
danseresjes zijn algemeen bekend.
René Huyghe, die in 1936 al een boek
over Cézanne uitgaf, schreef het tweede
deeltje, dat eveneens door Johan W.
Schotman vertaald werd. Cézanne is
een figuur, die eigenlijk tot geen enkele
school behoort, maar waarover de me
ningsverschillen zeer menigvuldig zijn.
Door zijn jeugdvriend Emile Zola werd
hij verguisd, maar na zijn dood werd hij
door de jonge garde der modernen he
melhoog geprezen en als hun voorloper
bestempeld.
Huyghe tekent de curve van deze
verwonderlijke loopbaan, waarin, zoals
hij samenvattend zegt: „een kunstenaar
het ondernam terug te gaan tot op de
zuivere gegevens van zijn kunst om die
met toenemende gecompliceerdheid en
stoutmoedigheid tot een hoogste synthese
op te voeren."
Aan dit boekje is, behalve een lijst
van illustraties, ook nog een bibliografie
toegevoegd, waardoor het zich van de
andere nummers in deze reeks onder
scheidt.
Ook de vertaling van het derde boek
heeft Johan W. Schotman voor zijn re
kening genomen. Het behandelt Vincent
van Gogh en is geschreven door Ray
mond Cogniat. Deze is ervan overtuigd,
dat er aan Vincent al talloze bladzijden
gewijd zijn, maar hij acht het geval-
tisch en gevoelsoogpunt zo rijk, dat het
telkens weer nieuw schijnt en alle vor
men van ontroering bestrijkt. Het is
daarbij moeilijk werk en leven geschei
den te houden.
Cogniat beziet dan achtereenvolgens
de Nederlandse en de Franse periode,
waarna in een slothoofdstuk „Het vlam
mend hart" het drama met Gauguin en
het tragisch einde beschreven worden.
Vnicent komt hier vooral naar voren
als de apostel, die met grote vasthou
dendheid en diepe overtuiging een le
venslange strijd tegen zichzelf en tegen
de maatschappij heeft gevoerd.
In een reeks van de grootsten der
schilderkunst mag uiteraard Picasso
niet ontbreken- Jean Cassou schreef
een studie over hem en dr. H.
van Guldener vertaalde haar. Cas
sou had geen gemakkelijke taak,
want Picasso is nog altijd een van de
meest omstreden kunstenaarsZijn
naam wekt in de gehele wereld een
echo, hetzij van enthousiasme, hetzij
van hoon. Hij laat niemand onverschil
lig. En toch is Picasso voor de schrij
ver van dit werkje de meest eenzame
mens op aarde. In een zeer knap betoog
geeft hij een verklaring van deze visie-
Tenslotte een deeltje over Chagall,
wiens oeuvre een wonderbaarlijke ver
menging van surrealistische droomwe
reld en dagelijkse realiteit is. Willem
Enz.inck zette de tekst van Marcel Brion
in het Nederlands over. De auteur houdt
zich niet bezig met de betekenis van
Chagalls werk. Van meer belang acht
hij wat het is in al zijn kracht, zijn
grootheid, zijn lieflijkheid en schoonheid
van wezen. Hij gaat uit van de eerste
pleisterplaats Witebsk, om vervolgens
hoofdstukjes te wijden aan Parijs (1900-
1913), Berlijn (1914), terugkeer naar
Rusland (1915-1922). Mystiek, mytholo
gie, Bijbel, komen aan de orde en in
een slotbeschouwing benadrukt de
schrijver nog eens de verwantschap
tussen Rembrandt en Chagall. Bij geen
van beiden bestaat er een grens tussen,
het rationele en het wonderbaarlijke.
WILLEM v. d. VELDEN.
Al enkele regels hebben wij vorige week besteed aan het nieuwe
gebouw voor de Tilburgse Economische Hogeschool. Het is een gran
dioos complex geworden van bijzonder monumentaal karakter, zo heb
ben wij al opgemerkt. Maar het gebouw dat half november in vol
gebruik zal zijn, laat ten duidelijkst een bepaalde architectuur-opvat
ting zien, die ons geboeid bezighoudt.
Het is ontworpen door ir. J. van der
Laan uit Leiden en de Tilburgse archi
tect Jos. Bedaux. Deze namen staan ga
rant voor een dergelijke hechte architec
tuur met een monumentale inslag, die
wij ook in de nieuwbouw van deze
hogeschool mogen ondergaan. Het is dui
delijk een welomschreven stroming, die
in dit gebouw gestalte heeft gekregen:
de stroming, die van de gedachte uit
gaat, dat een bouwkunstige totaalvorm
vooraf gaat aan het geheel van eisen,
waaraan het gebouw terwille van zijn
nuttigheid heeft te voldoen.
Het is een merkwaardig standpunt,
dat voor het gevoel, voor het ondergaan
van architectuur als kunst, als over
brenger van emoties, allerlei waarden in
zich heeft.
Gangen zijn hoog en ruim, plotseling
worden ruimtelijke elementen groter om
uit te monden in grootse trappartijen. En
als wij dan de college-zalen bezoeken,
die binnen het totaal-complex, samen
met binnenhoven en bureau-lokalen zijn
uitgespaard dan overvalt ons toch een
zeker gevoel van teleurstelling.
Er is inderdaad bespaard omwille van
de monumentaliteit van het geheel. Het
nut, de werkpraktijk zoals die gestalte
krijgt in colleges en instituten is pas
op de laatste plaats gekomen, lang na
dat de hoofdvorm is bepaald vanuit een
tevoren gekozen voorkeur. Wij mogen
echt rjiet zeggen, dat dit systeem zonder
meer nadelig is. Al te lang hebben wij
ziekenhuizen, kantoorcomplexen en raad
huizen zien ontstaan als een optelsom
van nodige lokalen en hun verbindin
gen waaromheen dan zo krap
mogelijk een huid werd geplakt. De zo
genaamde functionele stromingen in de
vrije architectuur wilden het zo. De
vorm zou allereerst vanuit de fimctie
van het gebouw bepaald moeten worden.
Het is inmiddels allang gebleken, dat
deze laatste theorie maar zeer beperkt
opgaat. Zelfs al heeft de architect het
hele gebruik van een gebouw in het
achterhoofd, dat neemt niet weg dat er
een bepaalde vormwil is, die tenminste
van invloed is op de manier, waarop het
hele organisme ook van technische ge
bouwen als ziekenhuizen en bedrijven
wordt samengesteld.
De gedachte is dan ook meer een
reactie op de puur monumentale stijl van
paleizen, tempels en kerken, die hun
vorm voornamelijk niet aan de levens
praktijk maar aan een behoefte aan in
drukwekkendheid ontleenden. Naarmate
CONFLICT TUSSEN
MONUMENTALITEIT
EN PRAKTIJK
een gebouw minder technisch van ka
rakter is. kan het trouwens meer speel
ruimte geven aan de eigen voorkeuren
van de bouwmeester. Wij hebben dat
dikwijls gezien bij de kerkenbouw tot
in onze tijd toe. De kerk bleef in eerste
instantie een algemene vorm, waarbin
nen van alles kon gebeuren. Juist in die
algemeenheid van de vorm liet zich het
tijdeloze van de Kerk (met een hoofd
letter) het duidelijkst manifesteren.
Het blijft aan de ene kant iets pret
tigs. dat in het Tilburgse Hogeschool
gebouw iets monumentaals steekt, dat
als het ware de alledaagsheid overstijgt.
Maar het is ook een werk-wereld je,
waaraan tal van praktische eisen gesteld
moeten worden.
En in dit opzicht zijn we niet hele
maal gerust. Het bouw representeert
de wetenschap als een hoge waarde in
onze cultuur. Maar dient het die we
tenschap ook met eindeloze gangen, mo
numentale trappartijen, sonore tinten in
de grotere ruimten, maar klinisch blan
ke college-zalen met een naar onze
smaak wel erg klein oppervlak en een
sfeer, die volkomen tegengesteld is aan
die van de overige ruimte in het zo
tempelachtige bouwwerk? Zelfs aan de
buitenzijde voelen wij het conflict tus
sen monumentaliteit en praktijk, al is dit
conflict dan door de bouwmeesters ge
niaal verheven tot een interessant cn
boeiend moment in het geheel.
MR. A. J. J. VAN ROOIJ