Eenzijdig bezeten van wit en zwart Nederlandse letterkunde in de Franse taal Boeiende sociale film van Engelsman Tony Richardson KUNST Uit de „A TASTE OF HONEY" mensen en muzen - mensen en muzen- mensen en muzen Beknopt overzicht door prof. Pierre Brachin Professor aan de Sorbonne Pionierswerk Beknopt Franse titels Overtuigend Meer diepte Datspreekt vooral duidelijk bij het, scheppen van de sociale atmosfeer en de tekening van de karakters. Dat werkt óók door in het decor: op het toneel een naturalistische achtergrond, die maar weinig mogelijkheden biedt ook essentieel „mee te spelen", in de film een eveneens naturalistisch decor, dat, echter door het onbetwiste vak manschap van regisseur en camera man volledig en wezenlijk deel uit gaat maken van het drama. Menselijk Literaire vondst in China van de inmiddels „bekeerde" John Osborne. Allengs echter heeft hg die eenzgdige „trap-maar-raak "-methode gelaten voor wat ze is en heeft hy zich met een zekere gemoedelijkheid op de sociale film geconcentreerd, zonder daarbij zyn kritische instelling prys te geven. Integendeel, maar hij bekijkt de zaken nu kennelijk vanuit een bredere visie, meer ervaren en bovenalmenselij ker. Dat mogen we tenminste uit „A taste of honey" afleiden. De twee hoofdpersonen uit de film Rita Tushingham (Jo) en Murray Mel vin (Geoffry. Maar de geest behoort deze film tot de groep, waarin we ook de al genoem de „Look back in anger" en „The angry silence" van Guy Green kunnen onderbrengen. Naar de vorm wijken de werkstukken wel van elkaar af. De laatste twee hebben bijna een Ameri- kaanse inslag, „A taste of honey' daar entegen is doortrokken van een uitge sproken Engelse sfeer. Alle samen ech- JEAN CAS SOU, hoofdconservator van het Nationaal Museum voor moderne kunst te Parijsdie het werk van Adam al meer dan dertig jaar op de voet volgt, heeft aan deze kunstenaar de woorden gewijd die wij hieronder afdrukken: Ik zou de eerste gravures van Georges Adam niet kunnen vergeten, waarbij ik een inleiding schreef voor een expositie in 1935. Het waren vreselijk sarcastische beelden, die spraken van alle wrede verschrikking, waartoe de morele en sociale conventies, hun onooglijkheid, hun on recht, hun wanordelijkheid uiteindelijk, een van nature opstandig hart kunnen inspireren. Dezelfde geestkracht, heeft het werk van Adam steeds bezield. Zelfs als men er niet zo'n rake spot in hoort, zelfs als men er niet meer die juiste verbeeldingen in leest. Zijn geestkracht heeft een wijds terrein van activiteiten geopend en gaat op in die van de vitale principes, van d,e kosmische krachten. Evenals zijn plastische taal, die niet meer die van de satire is, maakt hij zichzelf gelijk aan de elementen. De primaire kracht van Adam, waarvan de neerslag in zijn expressie aanwezig is, schijnt er des te sterker om. Het zijn simpele vormen, die juist door hun eenvoud grote dimensies vereisen: lijnen, die hun intentie bevestigen; volumes, die rijpen naar hun uiterste volheid; plannen, die onderling niet combineren dan aan het eind van een volkomen ontwikkeling; combinaties tenslotte, composities en montages, die ons hun evidente, ongehoorde betekenis opleggen. De curven worden voltooid, de hoeken snijden., de massa's drukken zwaar hun gewicht, de pieken dreigen en dit alles is een monu ment, dat zijn monumentale'functie vervult en het toppunt van monumen taliteit bereikt. Het is een monument waarvan de tegenwoordigheid on middellijk zijn naam onthult, die aarde is, nacht, kruik, vogel of vrouw, en tenslotte steeds natuur, altijd weer natuur.' En men begrijpt, dat Adam verkozen werd om in Le Havre een monument op te richten, dat waardig was zich te confronteren met de ruimtelijkheid van de zee. Het was nodig voor die machtige geestesontwikkeling, die het genie van Adam uitmaakt, dat hij er zich op toelegde alle technieken te benutten alsook de bronnen van iedere techniek. Slechts één techniek is hem vreemd gebleven, die van de kleur, het schilderen. Hij had deze niet nodig. Het zwart en wit zijn hem voldoende. Geboren graveur is hij van de ets Uitgegaan om de wereld te veroveren. Zijn gravures winnen steeds aan kunde en vaardigheid en de buitenge wone grootsheid aan vakmanschap, die hier uit spreekt, wordt gemak kelijk de vrije teugel gelaten in het domein van de beeldhouwkunst. Daar heeft hij zich ontpopt als een meester, die in zijn begintijd heeft kunnen werken in gezelschap van een Picasso. Met een dergelijk heers zuchtig en grillig genie en nochtans even schrander als deze heeft hij met hem oplossingen kunnen bespreken, die de grote plastische proble men vereisen; problemen die op het eerste gezicht eenvoudig lijken, maar die in werkelijkheid ontzaglijk moeilijk zijn. Het is zonder meer duidelijk, dat Adam behoort tot het slag dat zich slechts interesseert voor het wezenlijke der dingen. Later vermengen zich zijn kundigheid als etser en zijn bekwaamheid als beeldhouwer in werkstukken van gegraveerde beeldhouwkunst. Maar op slot van rekeningheeft de zin in het lijnenspel zich steeds bij hem gemanifesteerd en een vakantie aan de kust in Bretagne heeft hem tot een verbazingwekkende serie gravures geïnspireerd getiteld ..Dalen, zand en water", waarin zich wonderlijk getransponeerd het creatieve spel af tekent van de getijden op de rotsen en stranden. Behalve etser, beeldhouwer en tekenaar is Adam ook een buitengewoon tapijtontwerper. Daar vindt nogmaals en op een tegenstrijdige manier zijn eenzijdige bezetenheid voor zwart cn wit uitdrukking. Het zwart en het wit zijn voor hem genoeg om aan de wol verscheidene schake ringen te ontlenen, waarvan de contrasten en harmonieën het muurvlak verlevendigen en er de broze en voorname eenheid van uitmaken. Adam levert het voorbeeld van een wil, die zich koppig heeft beperkt, naarmate zij won aan volheid en edele voornaamheid. Zich strikt hou dend aan het mineraal is hij begrensd in zijn middelen, die hem niette min veroorloven zich met alle gebieden van de natuur te verstaan en met de mysterieuze levensgeest, waarvan de verschijning Faust ont stelde. Hij is een van de krachten van de hedendaagse kunst, omdat hij voeling heeft met de geheime universele machten. ADAMS MONUMENT TE LE HAVRE, DAT EEN SYMFONIE VORMT MET DE ZEE Henri Georges Adam, een naam die niet meer uit de geschiedenis van het Cultureel Centrum „De Beyerd" te Breda valt weg te poetsen. Want even diep als deze kunstenaar zijn gravures sneed, snijdt de expositie, die gisteren in De Beyerd geopend werd. in het hart, als huis van herinneringen. Drs. Th. van Velzen, onze Beyerd-directeur, die de verdienste op zijn naam kan schrijven voor het eerst in Nederland Adam te laten zien in zijn indrukwekkende veelzijdigheid en Jean Cassou, hoofdconservator van het Musce National d'Art Moderne te Parijs, hebben ook in onze kolommen al hun gedachten over Adam zien weergegeven.Bovendien is in dit blad al een afbeelding gepubli ceerd van het grandioze tapijt, dat De Beyerd zich door een op dracht aan deze Parijse grootmeester wist te verwerven. iets op dat wel tot ontwikkeling kan komen maar niet van zijn geaardheid kan worden afgeslagen. Bij Adam geen onzekerheid al is hij nog in groei. Zijn ontembare fantasie, die voorlopig nog in de anekdotische vormgeving van zijn etsen blijft steken, in het smalle gebied van een sociaal protest, groeit niet in een volkomen geleide lijkheid maar plotseling in haar ont wikkeling versneld door zijn verblijf in een militair hospitaal in de aan vang van de tweede wereldoorlog uit tot een doorleving van het meest elementaire. Maar intussen is er die tentoonstelling in Breda's Cultureel Centrum, een expositie die tot 20 augustus zal duren en de aandacht van iedereen ver dient, die zijn vermogens tot het on dergaan van de gevoelservaringen, die elementair zijn en zuiver uitgedrukt werden, niet heeft ingeruild voor een schabloon, een confectie-opvatting over wat kunst zou moeten zijn. Het merk waardige van Adam's werk is juist, dat hij zich voortdurend onttrekt aan de rubrieken, waarbinnen hij zou in te delen zijn. Al richt zijn werk zich steeds sterker op het architectonische en komen de grafische en beeldhouw- kundige kanten ervan in eikaars ver lengde te liggen. Adam is niet bij de gothiek in te delen of bij de Barok. Wat bij hem zo persoonlijk lijkt is juist dat algemene, wat. gemeenschap pelijk is aan het menselijk ervaren. Adam laat zich noch in een kunsthis torische rubriek, noch in een be paalde stiel indelen. Hij mag dan geen colorist zijn, als graveur, beeldhouwer en tapijtontwerper heeft hij aan de taal van lijnen, tonen en massa's voldoende om een oeuvre op te bou wen dat zichzelf in thematiek en grond patroon gelijk blijft. De ontmoeting van ambacht en kunst, de verkenning van materiaal en innerlijk zien: tot samenhang gekomen in Adam's sculp turen, grafieken en tapijten leverde r\e ets wordt ingeruild voor de gra U vure, die diepgestoken en met de volle kracht van hart en hand tot grootheid wordt gebracht. Het is een vloeiend doorlopende evolutie: Adam handhaaft zijn onderschrif tenmaar ze zijn minder nodig. De bewogenheid over het uitgebreid voorgedragen mensenlot, maakt plaats voor de deelname aan het zijn, van dingen en mensen in hun oer-natuur. Er is versterking van de vorm en verruiming van de idee vanaf Adam's tekeningen uit 1940. En zijn grafi sche inslag, die al zoveel plastische kwaliteiten had vertoond wordt, niet afgezworen als hij in 1945 als beeld houwer gaat werken. Voorlopig is er misschien een afremming, een poging de sculpturale vormen in hun groot heid zuiver te stellen. yijn „slapende vrouw" in gips en in brons blijkt al aanstonds geboren uit een bijna volmaakte invoeling van de mogelijkheden, die het spel van hol en vol open laat. Maar gaandeweg komt er dat wonderlijke oeuvre tot ontwikkeling, dat een spanning tussen oppervlakte-structuur en massa's tot harmonie weet op te lossen. De gra fisch aandoende belijningen ondersteu nen nog juist de werking der volumes, maar ontkomen telkens aan het gevaar de massa's in een decoratief oppervlakte- spel op te lossen. De grootheid van de plastische vormen vindt zijn extra klemtoon in de gevoelige bewerking der bovenlagen. En juist daardoor komt Adam tot een expressie, die de natuur door elk uitwending stramien heendrukt in zijn oerkracht. Het is een ervaringswonder, de vlak ken van Adams sculpturen te vol gen in hun ogenschijnlijk eenvoudige opzet en dan de buigingen te volgen, die niet volgens een abstract plan, vol gens de „minerale" uitgangspunten ver lopen. Een spel van rondingen kan „De Boot" heten of „De Golf", maar tel kens bevrijdt zich de vorm uit wetma tigheid naar een vrijheid, die toch niet buiten de orde van hetzelfde „mi nerale" ligt. Het is eenvoudigweg de verrassing van de combinatie aan plas tische mogelijkheden die ons boeit, om dat rondingen en kantige partijen tot een natuurlijk en niet bedacht even wicht zijn samengesmolten. Bij Adam heeft alles structuur, maar nooit is het die van de ingenieur of de tekenplank. De vorm lijkt gevon den in het zand bij de zee en bij de rotsen van Bretagne. Maar het is Adams eigen kracht, die deze vormen tot leven brengt in de algemeenheid van zijn ervaren, dat van alle tijden is, maar in een wereld van maatschap pelijke prefabricatie om doorbraak vraagt uit de regels van vandaag en misschien nog van morgen. v. R. t Onder leiding van Paul Montel verschijnt le Parijs de Collection Armand Colin. Een onderdeel hiervan is de reeks „Langues et Littératures", waarin het 362ste deeltje gewijd is aan de Neder landse letterkunde. Samensteller van deze uitzonderlijke litera tuur-geschiedenis is Pierre Brachin. rjeze Fransman is in Nederland geen onbekende. Dat hij onze taal per fect beheerst, heeft hij o.a. bewezen in de „Ontmoeting" met zijn vriend en collega Anton van Duinkerken, een voortreffelijk boekje, dat inmiddels al een herdruk beleefde. Als professor aan de Sorbonne te Parijs heeft hij zich grote verdiensten verworven bij het propageren van onze taal en lette ren in de Frans-sprekende gebieden. Met tal van publikaties heeft, hij de aandacht gevestigd op onze schrijvers en hun werken. We denken aan zijn „Etudes de littérature néerlandaise" van 1954. zijn studies over „Le Cercle de Muiden" van 1957, over het toneel werk van Herman Teirlinck uit 1958 en over Jan van der Noot „patriee d'An vers" van 1959. Van recente da tum is zijn boek over Frans Erens. £)it alles is niet gering als men nagaat, dat er tot nu toe nog maar zeer wei nig over onze letterkunde in het Frans geschreven werd. Een der oudste uit gaven is Alberdingk Thijms „De la littérature néerlandaise". Voorts ver wierf Lya Berger zich enige bekend heid met haar „Les femmes poètes de la Hollande". Als we dan nog her inneren aan enkele publikaties van J. Tielrooy, aan het bekende, goed geïl lustreerde O.K. en W.-boekje „La lit térature" van Pierre H. Dubois en aan Slib en Wolken van mevrouw A. Ro mein-Verschoor, dat onder de titel „Alluvions et nuages" uitkwam, dan hebben we wel zowat het voornaamste opgesomd. Het mag dus niet verwonderen, dal; we het verschijnen van Brachins boek een zeer belangrijke gebeurtenis noe men. Voor het eerst krijgt het Franse publiek nu een overzicht van de Ne derlandse letteren, een overzicht boven dien, dat onze grootste bewondering heeft. De schrijver blijkt uitnemend op de hoogte te zijn, moet enorm veel gelezen hebben en weet alles in een aangename stijl voor te dragen. Dit kan men met recht pionierswerk noe men, hppft hij zich moeten beper ken, ook ai omdat het aantal blad- zijden (200) van te voren was vast gesteld. Toch heeft bij kans gezien de literatuur van Nederland en Vlaande- ren samen te vatten en naar eigen in zicht te beoordelen. Zijn karakteris tieken zijn juist, zijn keuze van schrij vers en hoeken eveneens, terwijl hét geheel toch blijk geeft van een wel dadige objectiviteit. Vrijwel niets is aan de aandacht van de schrijver ont snapt. Misschien had hij bij de-dich ters Pierre Kemp en bij do schrijfsters Marie Koenen nog kunnen vermelden. Daar de Franse lezer meer belang stelling zal hebben voor proza en poezie dan voor toneel, heeft Brachin vermoedelijk met opzet de dramatische werken wat stiefmoederlijk behandeld. Herman Ileyermans wordt met een voetnoot afgedaan, terwiit 'b.v. Jan Fabricius. mevr. Simons-Mees en Wil lem Schürmann er in het geheel niet aan te pas komen. Hier en daar missen we naast de pseudoniemen de ware namen, zoals naast Herman de Man, Albert Helman en Willem Elssehot. :>rof. Brachin heeft de titels der hoe ken in het Frans vertaald, wat hem denkelijk nogal wat moeite bezorgd heeft. Wc kunnen er niet altijd enthou siast over zijn, omdat de gevoelswaar de soms geheel verloren is gegaan. Wie denkt bij „Le petit Jean" aan De Kleine Johannes of bij „Champ de lin" aan De Vlaschaard nf bij „Filasse" aan De Witte? Dirk Costers beroemde bloemlezing heet hier ..Accents nou- veaux". Waarom Potgieters Nalaten schap van een Landjonker hier „oeuvre fictive d'un landjonker" genoemd wordt, is niet duidelijk, daar „hobe- reau" hier toch volkomen op zijn plaats zou zijn. Het is te begrijpen, dat de schrijver met. Jan van Nijlens „Dauwtrapper" geen raad wist. Dit typisch Nederlands begrip is in een enkel Frans woord niet te vangen. On nodig lijkt ons het verwisselen van woorden, zoals in..iyion ménestrel et moi" voor Ik en mijn Speelman, „Pu- ritains et pirates" voor Piraten en puriteinen, „Dieu et les Hommes" voor Mensen en God. Natuurlijk zijn dit slechts kleinig heden, die niets afdoen aan de grote verdiensten van dit boek. Vermelden we nog, dat de Utrechtse hoogleraar W.AP. Smil de auteur terzijde stond en dat een uitgebreide bibliografie en een lijst van namen zijn toegevoegd Wc kunnen slechts hopen, dat „La lit térature néerlandaise" een ruime ver spreiding zal mogen genieten, opdat een belangrijk onderdeel van de Ne derlandse en Vlaamse cultuur zal kun nen doordringen tot Frankrijk en het Frans-sprekende gedeelte van België WILLEM v. d. VELDEN Charlotte Kohier zal toch de „prijs schouwburgdirecties" aanvaarden De overhandiging van de plaquette zal op nader vast to stellen tijdstip geschieden, waarschijnlijk in Amsterdam. Charlotte Kohier en de heer H. Deinum oud-voorzitter van de vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties in Nederland, hebben medegedeeld dat do controverse over de door de vereni ging aan mevrouw Kohier aangeboden plaquette op een misverstand berustte, uat is nu uit de weg geruimd. DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 23 JUNI 1962 ter zijn ze toch te herkennen als voort brengselen van die typische realisti sche beweging, waarin met name Ri chard Attcnborough zo'n belangrijke plaats inneemt. Ye geschiedenis van „A taste of honey" J (in Nederland: De smaak van honing) is gesitueerd in het Engelse .Manches ter. Jo (Rita Tushingham), een een zaam en verwaarloosd meisje uit een achterbuurt, ontbeert alle genegenheid, omdat haar naar plezier en luxe ha kende moeder geen tijd voor haar heeft. Zij komt in contact met een gekleurde zeeman, wat voor Jo niet zonder ge volgen blijft. Haar moeder zoekt haar toevlucht bij een verlopen vrouwenver leider, waarna Jo verplicht is de ban ken van de middelbare school te ver ruilen voor een baantje. Ze richt een kamer in en wacht op de dingen, die komen gaan. Dat is allereerst de ho mofiele student Geoffry, die zich haar lot aantrekt en als een „oudere zus" voor haar zorgt. Zijn abnormale aard leeft hij uit door het meisje in be scherming te nemen. Maar met de te rugkeer van de moeder, die door haar zoveelste „echtgenoot" is weggejaagd, neemt, de zaak een keer en verdwijnt Geoffry van het toneel. F)e karakters in deze trieste geschiede- nis. met name die van het meisje Jo en de student Geoffry zijn buitenge woon goed getekend. Op overtuigende wijze weet regisseur Richardson de tere, poëtische natuur van het meisje te verbeelden in al haar hang naar een beetje, geluk en met alle angst voor het, komende kind. Indringend ook komt haar verhouding tot de student uit de verf, die hoe delicaat ook tot, het uiterste fijngevoelig uitgeba lanceerd blijkt te zijn. Een bijzondere vermelding verdient zeker ook het, camerawerk, dat zeer bijdraagt tot de aantrekkelijke vorm van deze boeiende film. Tony Ri chardson heeft van „A taste of honey" een prachtig werkstuk gemaakt, dat bij ons een diepe indruk heeft achter ge laten. We willen deze film dan ook van harte aanbevelen. BERT VAN OOSTERHOUT In het stedelijk museum ,,Hans Koek koek" te Kleve (D.) wordt een expositie gehouden van de Nederlandse schilder Barend Cornelius Koekkoek, die honderd jaar geleden te Kleve stierf. Het bezoekersaantal bij de voorstellin gen van het Rotterdams Toneel stijgt ieder jaar aanzienlijk. De redactie van Repertoire", een uitgave van de direc tie van de stichting ..Het Rotterdams Toneel" vermeldt in haar laatste num mer dat gedurende het huidige speel seizoen reeds bijna 80.000 mensen de voorstellingen bijwoonden. In het vorige seizoen bedroeg het aantal 67.000. De Engelse tenor Murray Dickie, die verbonden is aan de Weense staats- opera zal Anton Dermota als Tamino in alle voorstellingen van Die Zauber- fiöte 111 het Holland Festival vervangen. De voorstellingen zullen plaatshebben op 25 juni en 2 juli te Amsterdam en op 15 juli in Den Haag. In het prentenkabinet van het Rijks museum te Amsterdam wordt tot 15 september de expositie „Meesterwerken uit het prentenkabinet" gehouden. Er worden prenten, tekeningen en etsen ge toond van o.a. Schongauer, Dürer, Lucas van Leyden, Rembrandt, Goya en Tie- polo, Watteau, Boucher, Fragonard, In gres en Delacroix, In New York zullen tweehonderd voor beelden van primitieve kunst op Neder lands Nieuw-Guinea uit het bezit van de daar spoorloos verdwenen Michael Rockefeller, zoon van de gouverneur van New York, in september in het museum voor primitieve kunst tentoon gesteld worden. De film „A TASTE OF HONEY" van de jonge Engelse regis seur Tony Richardson, is na „Look back in anger" e.a. op nieuw een bewijs van de sociale bewogbeheid, die deze kunste naar aanzet om films te maken. Het werk toont tevens aan, dat Richardson er steeds beter in slaagt een persoonlijke vorm te ontwikkelen; een soort huise lijk drama, met het leven van het individu of de kleine groen als spil waar alles om draait. yelf voortgekomen uit de onvermogen de Engelse arbeiders-klasse, slaagt Tony Richardson er in een scherpe analyse te geven van het milieu, dat eens het zijne was en waarvan hij de sfeer door en door kent. „A Taste of honey" is een filmische bewerking van het ongetwijfeld met, veel talent, geschreven, maar toch iet wat onrijpe toneelstuk van de jeugdige Engelse Shelagh Delaney. Richardson heeft het stuk voor de film zeker op oen hoger plao gebracht door het meer diepte te geven dan het oorspronkelijk had. De zuiver filmische mogelijkhe den, die hij in tegenstelling tot de schrijfster van het toneelspel kon gebruiken, hebben er voor gezorgd, dat het drama boeiender en soms aangrij pender zijn beslag heeft gekregen. rJ1ony Richardson is aanvankelijk naar voren gekomen ais een soort angry young man, regelrecht in het kielzog Gegraveerde vrouw (1949) voor- en achteraanzicht Onder handtekening Adam ontwerp wandtapijt, ge ïnspireerd op het Neder landse landschap. Het Chinese persbureau Nieuw-China heeft meegedeeld dat in de Chinese volksrepubliek de langste klassieke no velle uit de literaire geschiedenis van het land is gevonden. De novelle be slaat 360 delen en bevat 4.830.000 woor den. De drie geheel met de hand geteken de copieën dateren uit de negentiende eeuw en dragen tot titel ,,De droom van de granaatappelbloesems". Auteur van de novelle is de Chinese Li Koeei-Yoe. Ze maakte er haar levens werk van. De novelle is viermaal zo lang als de bekende klassieke roman „De droom van de rode kamer". Geschreven in versmaat in regels van zeven karakters en in vloeiende stijl, behandelt de novelle het verhaal over de belevenissen van een groep jonge vrouwen uit de achtste eeuw, toen het land in oorlog was. In de korte voorstellingenreeks, welke de beroemde pantomime-kunstenaar Marceau in Nederland geeft, is één rustdag opgenomen en wel op zondag 8 juli. Marceau heeft erin toegestemd om op deze dag een tweede voorstelling in Tilburg te geven, zodat hij thans voor de tweede keer naar Tilburg komt op zondag 8 juli a.s.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1962 | | pagina 9