Eenzijdig bezeten
van wit en zwart
Nederlandse letterkunde
in de Franse taal
Boeiende sociale film van
Engelsman Tony Richardson
KUNST
Uit de
„A TASTE
OF HONEY"
mensen en muzen - mensen en muzen- mensen en muzen
Beknopt overzicht door
prof. Pierre Brachin
Professor aan
de Sorbonne
Pionierswerk
Beknopt
Franse titels
Overtuigend
Meer diepte
Datspreekt vooral duidelijk bij het,
scheppen van de sociale atmosfeer
en de tekening van de karakters. Dat
werkt óók door in het decor: op het
toneel een naturalistische achtergrond,
die maar weinig mogelijkheden biedt
ook essentieel „mee te spelen", in de
film een eveneens naturalistisch decor,
dat, echter door het onbetwiste vak
manschap van regisseur en camera
man volledig en wezenlijk deel uit gaat
maken van het drama.
Menselijk
Literaire vondst
in China
van de inmiddels „bekeerde" John
Osborne. Allengs echter heeft hg die
eenzgdige „trap-maar-raak "-methode
gelaten voor wat ze is en heeft hy zich
met een zekere gemoedelijkheid op de
sociale film geconcentreerd, zonder
daarbij zyn kritische instelling prys te
geven.
Integendeel, maar hij bekijkt de zaken
nu kennelijk vanuit een bredere visie,
meer ervaren en bovenalmenselij
ker. Dat mogen we tenminste uit „A
taste of honey" afleiden.
De twee hoofdpersonen uit de film
Rita Tushingham (Jo) en Murray
Mel vin (Geoffry.
Maar de geest behoort deze film tot de
groep, waarin we ook de al genoem
de „Look back in anger" en „The
angry silence" van Guy Green kunnen
onderbrengen. Naar de vorm wijken
de werkstukken wel van elkaar af. De
laatste twee hebben bijna een Ameri-
kaanse inslag, „A taste of honey' daar
entegen is doortrokken van een uitge
sproken Engelse sfeer. Alle samen ech-
JEAN CAS SOU, hoofdconservator van het Nationaal
Museum voor moderne kunst te Parijsdie het werk
van Adam al meer dan dertig jaar op de voet volgt,
heeft aan deze kunstenaar de woorden gewijd die wij
hieronder afdrukken:
Ik zou de eerste gravures van Georges Adam niet kunnen vergeten,
waarbij ik een inleiding schreef voor een expositie in 1935. Het waren
vreselijk sarcastische beelden, die spraken van alle wrede verschrikking,
waartoe de morele en sociale conventies, hun onooglijkheid, hun on
recht, hun wanordelijkheid uiteindelijk, een van nature opstandig hart
kunnen inspireren. Dezelfde geestkracht, heeft het werk van Adam steeds
bezield. Zelfs als men er niet zo'n rake spot in hoort, zelfs als men er
niet meer die juiste verbeeldingen in leest. Zijn geestkracht heeft een
wijds terrein van activiteiten geopend en gaat op in die van de vitale
principes, van d,e kosmische krachten.
Evenals zijn plastische taal, die niet meer die van de satire is, maakt
hij zichzelf gelijk aan de elementen. De primaire kracht van Adam,
waarvan de neerslag in zijn expressie aanwezig is, schijnt er des te
sterker om. Het zijn simpele vormen, die juist door hun eenvoud grote
dimensies vereisen: lijnen, die hun intentie bevestigen; volumes, die
rijpen naar hun uiterste volheid; plannen, die onderling niet combineren
dan aan het eind van een volkomen ontwikkeling; combinaties tenslotte,
composities en montages, die ons hun evidente, ongehoorde betekenis
opleggen. De curven worden voltooid, de hoeken snijden., de massa's
drukken zwaar hun gewicht, de pieken dreigen en dit alles is een monu
ment, dat zijn monumentale'functie vervult en het toppunt van monumen
taliteit bereikt. Het is een monument waarvan de tegenwoordigheid on
middellijk zijn naam onthult, die aarde is, nacht, kruik, vogel of vrouw,
en tenslotte steeds natuur, altijd weer natuur.' En men begrijpt, dat
Adam verkozen werd om in Le Havre een monument op te richten,
dat waardig was zich te confronteren met de ruimtelijkheid van de zee.
Het was nodig voor die machtige geestesontwikkeling, die het genie
van Adam uitmaakt, dat hij er zich op toelegde alle technieken te
benutten alsook de bronnen van iedere techniek. Slechts één techniek
is hem vreemd gebleven, die van de kleur, het schilderen. Hij had deze
niet nodig. Het zwart en wit zijn hem voldoende.
Geboren graveur is hij van de ets Uitgegaan om de wereld te veroveren.
Zijn gravures winnen steeds aan kunde en vaardigheid en de buitenge
wone grootsheid aan vakmanschap, die hier uit spreekt, wordt gemak
kelijk de vrije teugel gelaten in het domein van de beeldhouwkunst.
Daar heeft hij zich ontpopt als een meester, die in zijn begintijd heeft
kunnen werken in gezelschap van een Picasso. Met een dergelijk heers
zuchtig en grillig genie en nochtans even schrander als deze heeft hij
met hem oplossingen kunnen bespreken, die de grote plastische proble
men vereisen; problemen die op het eerste gezicht eenvoudig lijken,
maar die in werkelijkheid ontzaglijk moeilijk zijn. Het is zonder meer
duidelijk, dat Adam behoort tot het slag dat zich slechts interesseert
voor het wezenlijke der dingen.
Later vermengen zich zijn kundigheid als etser en zijn bekwaamheid als
beeldhouwer in werkstukken van gegraveerde beeldhouwkunst. Maar op
slot van rekeningheeft de zin in het lijnenspel zich steeds bij hem
gemanifesteerd en een vakantie aan de kust in Bretagne heeft hem tot
een verbazingwekkende serie gravures geïnspireerd getiteld ..Dalen, zand
en water", waarin zich wonderlijk getransponeerd het creatieve spel af
tekent van de getijden op de rotsen en stranden.
Behalve etser, beeldhouwer en tekenaar is Adam ook een buitengewoon
tapijtontwerper. Daar vindt nogmaals en op een tegenstrijdige manier
zijn eenzijdige bezetenheid voor zwart cn wit uitdrukking. Het zwart
en het wit zijn voor hem genoeg om aan de wol verscheidene schake
ringen te ontlenen, waarvan de contrasten en harmonieën het muurvlak
verlevendigen en er de broze en voorname eenheid van uitmaken.
Adam levert het voorbeeld van een wil, die zich koppig heeft beperkt,
naarmate zij won aan volheid en edele voornaamheid. Zich strikt hou
dend aan het mineraal is hij begrensd in zijn middelen, die hem niette
min veroorloven zich met alle gebieden van de natuur te verstaan en
met de mysterieuze levensgeest, waarvan de verschijning Faust ont
stelde. Hij is een van de krachten van de hedendaagse kunst, omdat
hij voeling heeft met de geheime universele machten.
ADAMS MONUMENT TE LE HAVRE, DAT EEN SYMFONIE
VORMT MET DE ZEE
Henri Georges Adam, een naam die niet meer uit de geschiedenis
van het Cultureel Centrum „De Beyerd" te Breda valt weg
te poetsen. Want even diep als deze kunstenaar zijn gravures
sneed, snijdt de expositie, die gisteren in De Beyerd geopend werd.
in het hart, als huis van herinneringen.
Drs. Th. van Velzen, onze Beyerd-directeur, die de verdienste op
zijn naam kan schrijven voor het eerst in Nederland Adam te
laten zien in zijn indrukwekkende veelzijdigheid en Jean Cassou,
hoofdconservator van het Musce National d'Art Moderne te Parijs,
hebben ook in onze kolommen al hun gedachten over Adam zien
weergegeven.Bovendien is in dit blad al een afbeelding gepubli
ceerd van het grandioze tapijt, dat De Beyerd zich door een op
dracht aan deze Parijse grootmeester wist te verwerven.
iets op dat wel tot ontwikkeling kan
komen maar niet van zijn geaardheid
kan worden afgeslagen. Bij Adam geen
onzekerheid al is hij nog in groei.
Zijn ontembare fantasie, die voorlopig
nog in de anekdotische vormgeving
van zijn etsen blijft steken, in het
smalle gebied van een sociaal protest,
groeit niet in een volkomen geleide
lijkheid maar plotseling in haar ont
wikkeling versneld door zijn verblijf
in een militair hospitaal in de aan
vang van de tweede wereldoorlog
uit tot een doorleving van het meest
elementaire.
Maar intussen is er die tentoonstelling
in Breda's Cultureel Centrum, een
expositie die tot 20 augustus zal duren
en de aandacht van iedereen ver
dient, die zijn vermogens tot het on
dergaan van de gevoelservaringen, die
elementair zijn en zuiver uitgedrukt
werden, niet heeft ingeruild voor een
schabloon, een confectie-opvatting over
wat kunst zou moeten zijn. Het merk
waardige van Adam's werk is juist,
dat hij zich voortdurend onttrekt aan
de rubrieken, waarbinnen hij zou in te
delen zijn. Al richt zijn werk zich
steeds sterker op het architectonische
en komen de grafische en beeldhouw-
kundige kanten ervan in eikaars ver
lengde te liggen. Adam is niet bij de
gothiek in te delen of bij de Barok.
Wat bij hem zo persoonlijk lijkt is
juist dat algemene, wat. gemeenschap
pelijk is aan het menselijk ervaren.
Adam laat zich noch in een kunsthis
torische rubriek, noch in een be
paalde stiel indelen. Hij mag dan geen
colorist zijn, als graveur, beeldhouwer
en tapijtontwerper heeft hij aan de
taal van lijnen, tonen en massa's
voldoende om een oeuvre op te bou
wen dat zichzelf in thematiek en grond
patroon gelijk blijft. De ontmoeting
van ambacht en kunst, de verkenning
van materiaal en innerlijk zien: tot
samenhang gekomen in Adam's sculp
turen, grafieken en tapijten leverde
r\e ets wordt ingeruild voor de gra
U vure, die diepgestoken en met de
volle kracht van hart en hand tot
grootheid wordt gebracht. Het is
een vloeiend doorlopende evolutie:
Adam handhaaft zijn onderschrif
tenmaar ze zijn minder nodig.
De bewogenheid over het uitgebreid
voorgedragen mensenlot, maakt plaats
voor de deelname aan het zijn, van
dingen en mensen in hun oer-natuur.
Er is versterking van de vorm en
verruiming van de idee vanaf Adam's
tekeningen uit 1940. En zijn grafi
sche inslag, die al zoveel plastische
kwaliteiten had vertoond wordt, niet
afgezworen als hij in 1945 als beeld
houwer gaat werken. Voorlopig is er
misschien een afremming, een poging
de sculpturale vormen in hun groot
heid zuiver te stellen.
yijn „slapende vrouw" in gips en in
brons blijkt al aanstonds geboren uit
een bijna volmaakte invoeling van de
mogelijkheden, die het spel van
hol en vol open laat. Maar gaandeweg
komt er dat wonderlijke oeuvre tot
ontwikkeling, dat een spanning tussen
oppervlakte-structuur en massa's tot
harmonie weet op te lossen. De gra
fisch aandoende belijningen ondersteu
nen nog juist de werking der volumes,
maar ontkomen telkens aan het gevaar
de massa's in een decoratief oppervlakte-
spel op te lossen. De grootheid van de
plastische vormen vindt zijn extra
klemtoon in de gevoelige bewerking
der bovenlagen. En juist daardoor
komt Adam tot een expressie, die de
natuur door elk uitwending stramien
heendrukt in zijn oerkracht.
Het is een ervaringswonder, de vlak
ken van Adams sculpturen te vol
gen in hun ogenschijnlijk eenvoudige
opzet en dan de buigingen te volgen,
die niet volgens een abstract plan, vol
gens de „minerale" uitgangspunten ver
lopen.
Een spel van rondingen kan „De
Boot" heten of „De Golf", maar tel
kens bevrijdt zich de vorm uit wetma
tigheid naar een vrijheid, die toch niet
buiten de orde van hetzelfde „mi
nerale" ligt. Het is eenvoudigweg de
verrassing van de combinatie aan plas
tische mogelijkheden die ons boeit, om
dat rondingen en kantige partijen tot
een natuurlijk en niet bedacht even
wicht zijn samengesmolten.
Bij Adam heeft alles structuur,
maar nooit is het die van de ingenieur
of de tekenplank. De vorm lijkt gevon
den in het zand bij de zee en bij de
rotsen van Bretagne. Maar het is
Adams eigen kracht, die deze vormen
tot leven brengt in de algemeenheid
van zijn ervaren, dat van alle tijden
is, maar in een wereld van maatschap
pelijke prefabricatie om doorbraak
vraagt uit de regels van vandaag en
misschien nog van morgen.
v. R.
t
Onder leiding van Paul Montel verschijnt le Parijs de Collection
Armand Colin. Een onderdeel hiervan is de reeks „Langues et
Littératures", waarin het 362ste deeltje gewijd is aan de Neder
landse letterkunde. Samensteller van deze uitzonderlijke litera
tuur-geschiedenis is Pierre Brachin.
rjeze Fransman is in Nederland geen
onbekende. Dat hij onze taal per
fect beheerst, heeft hij o.a. bewezen in
de „Ontmoeting" met zijn vriend en
collega Anton van Duinkerken, een
voortreffelijk boekje, dat inmiddels al
een herdruk beleefde. Als professor
aan de Sorbonne te Parijs heeft hij
zich grote verdiensten verworven bij
het propageren van onze taal en lette
ren in de Frans-sprekende gebieden.
Met tal van publikaties heeft, hij de
aandacht gevestigd op onze schrijvers
en hun werken. We denken aan zijn
„Etudes de littérature néerlandaise"
van 1954. zijn studies over „Le Cercle
de Muiden" van 1957, over het toneel
werk van Herman Teirlinck uit 1958
en over Jan van der Noot „patriee
d'An vers" van 1959. Van recente da
tum is zijn boek over Frans Erens.
£)it alles is niet gering als men nagaat,
dat er tot nu toe nog maar zeer wei
nig over onze letterkunde in het Frans
geschreven werd. Een der oudste uit
gaven is Alberdingk Thijms „De la
littérature néerlandaise". Voorts ver
wierf Lya Berger zich enige bekend
heid met haar „Les femmes poètes
de la Hollande". Als we dan nog her
inneren aan enkele publikaties van J.
Tielrooy, aan het bekende, goed geïl
lustreerde O.K. en W.-boekje „La lit
térature" van Pierre H. Dubois en aan
Slib en Wolken van mevrouw A. Ro
mein-Verschoor, dat onder de titel
„Alluvions et nuages" uitkwam, dan
hebben we wel zowat het voornaamste
opgesomd.
Het mag dus niet verwonderen, dal;
we het verschijnen van Brachins boek
een zeer belangrijke gebeurtenis noe
men. Voor het eerst krijgt het Franse
publiek nu een overzicht van de Ne
derlandse letteren, een overzicht boven
dien, dat onze grootste bewondering
heeft. De schrijver blijkt uitnemend
op de hoogte te zijn, moet enorm veel
gelezen hebben en weet alles in een
aangename stijl voor te dragen. Dit
kan men met recht pionierswerk noe
men,
hppft hij zich moeten beper
ken, ook ai omdat het aantal blad-
zijden (200) van te voren was vast
gesteld. Toch heeft bij kans gezien de
literatuur van Nederland en Vlaande-
ren samen te vatten en naar eigen in
zicht te beoordelen. Zijn karakteris
tieken zijn juist, zijn keuze van schrij
vers en hoeken eveneens, terwijl hét
geheel toch blijk geeft van een wel
dadige objectiviteit. Vrijwel niets is
aan de aandacht van de schrijver ont
snapt. Misschien had hij bij de-dich
ters Pierre Kemp en bij do schrijfsters
Marie Koenen nog kunnen vermelden.
Daar de Franse lezer meer belang
stelling zal hebben voor proza en
poezie dan voor toneel, heeft Brachin
vermoedelijk met opzet de dramatische
werken wat stiefmoederlijk behandeld.
Herman Ileyermans wordt met een
voetnoot afgedaan, terwiit 'b.v. Jan
Fabricius. mevr. Simons-Mees en Wil
lem Schürmann er in het geheel niet
aan te pas komen. Hier en daar missen
we naast de pseudoniemen de ware
namen, zoals naast Herman de Man,
Albert Helman en Willem Elssehot.
:>rof. Brachin heeft de titels der hoe
ken in het Frans vertaald, wat hem
denkelijk nogal wat moeite bezorgd
heeft. Wc kunnen er niet altijd enthou
siast over zijn, omdat de gevoelswaar
de soms geheel verloren is gegaan. Wie
denkt bij „Le petit Jean" aan De
Kleine Johannes of bij „Champ de lin"
aan De Vlaschaard nf bij „Filasse"
aan De Witte? Dirk Costers beroemde
bloemlezing heet hier ..Accents nou-
veaux". Waarom Potgieters Nalaten
schap van een Landjonker hier „oeuvre
fictive d'un landjonker" genoemd
wordt, is niet duidelijk, daar „hobe-
reau" hier toch volkomen op zijn
plaats zou zijn. Het is te begrijpen,
dat de schrijver met. Jan van Nijlens
„Dauwtrapper" geen raad wist. Dit
typisch Nederlands begrip is in een
enkel Frans woord niet te vangen. On
nodig lijkt ons het verwisselen van
woorden, zoals in..iyion ménestrel et
moi" voor Ik en mijn Speelman, „Pu-
ritains et pirates" voor Piraten en
puriteinen, „Dieu et les Hommes" voor
Mensen en God.
Natuurlijk zijn dit slechts kleinig
heden, die niets afdoen aan de grote
verdiensten van dit boek. Vermelden
we nog, dat de Utrechtse hoogleraar
W.AP. Smil de auteur terzijde stond
en dat een uitgebreide bibliografie en
een lijst van namen zijn toegevoegd
Wc kunnen slechts hopen, dat „La lit
térature néerlandaise" een ruime ver
spreiding zal mogen genieten, opdat
een belangrijk onderdeel van de Ne
derlandse en Vlaamse cultuur zal kun
nen doordringen tot Frankrijk en het
Frans-sprekende gedeelte van België
WILLEM v. d. VELDEN
Charlotte Kohier zal toch de „prijs
schouwburgdirecties" aanvaarden De
overhandiging van de plaquette zal op
nader vast to stellen tijdstip geschieden,
waarschijnlijk in Amsterdam.
Charlotte Kohier en de heer H. Deinum
oud-voorzitter van de vereniging van
Schouwburg- en Concertgebouwdirecties
in Nederland, hebben medegedeeld dat
do controverse over de door de vereni
ging aan mevrouw Kohier aangeboden
plaquette op een misverstand berustte,
uat is nu uit de weg geruimd.
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 23 JUNI 1962
ter zijn ze toch te herkennen als voort
brengselen van die typische realisti
sche beweging, waarin met name Ri
chard Attcnborough zo'n belangrijke
plaats inneemt.
Ye geschiedenis van „A taste of honey"
J (in Nederland: De smaak van honing)
is gesitueerd in het Engelse .Manches
ter. Jo (Rita Tushingham), een een
zaam en verwaarloosd meisje uit een
achterbuurt, ontbeert alle genegenheid,
omdat haar naar plezier en luxe ha
kende moeder geen tijd voor haar heeft.
Zij komt in contact met een gekleurde
zeeman, wat voor Jo niet zonder ge
volgen blijft. Haar moeder zoekt haar
toevlucht bij een verlopen vrouwenver
leider, waarna Jo verplicht is de ban
ken van de middelbare school te ver
ruilen voor een baantje. Ze richt een
kamer in en wacht op de dingen, die
komen gaan. Dat is allereerst de ho
mofiele student Geoffry, die zich haar
lot aantrekt en als een „oudere zus"
voor haar zorgt. Zijn abnormale aard
leeft hij uit door het meisje in be
scherming te nemen. Maar met de te
rugkeer van de moeder, die door haar
zoveelste „echtgenoot" is weggejaagd,
neemt, de zaak een keer en verdwijnt
Geoffry van het toneel.
F)e karakters in deze trieste geschiede-
nis. met name die van het meisje Jo
en de student Geoffry zijn buitenge
woon goed getekend. Op overtuigende
wijze weet regisseur Richardson de
tere, poëtische natuur van het meisje
te verbeelden in al haar hang naar een
beetje, geluk en met alle angst voor
het, komende kind. Indringend ook
komt haar verhouding tot de student
uit de verf, die hoe delicaat ook
tot, het uiterste fijngevoelig uitgeba
lanceerd blijkt te zijn.
Een bijzondere vermelding verdient
zeker ook het, camerawerk, dat zeer
bijdraagt tot de aantrekkelijke vorm
van deze boeiende film. Tony Ri
chardson heeft van „A taste of honey"
een prachtig werkstuk gemaakt, dat bij
ons een diepe indruk heeft achter ge
laten. We willen deze film dan ook
van harte aanbevelen.
BERT VAN OOSTERHOUT
In het stedelijk museum ,,Hans Koek
koek" te Kleve (D.) wordt een expositie
gehouden van de Nederlandse schilder
Barend Cornelius Koekkoek, die honderd
jaar geleden te Kleve stierf.
Het bezoekersaantal bij de voorstellin
gen van het Rotterdams Toneel stijgt
ieder jaar aanzienlijk. De redactie van
Repertoire", een uitgave van de direc
tie van de stichting ..Het Rotterdams
Toneel" vermeldt in haar laatste num
mer dat gedurende het huidige speel
seizoen reeds bijna 80.000 mensen de
voorstellingen bijwoonden. In het vorige
seizoen bedroeg het aantal 67.000.
De Engelse tenor Murray Dickie, die
verbonden is aan de Weense staats-
opera zal Anton Dermota als Tamino
in alle voorstellingen van Die Zauber-
fiöte 111 het Holland Festival vervangen.
De voorstellingen zullen plaatshebben
op 25 juni en 2 juli te Amsterdam en
op 15 juli in Den Haag.
In het prentenkabinet van het Rijks
museum te Amsterdam wordt tot 15
september de expositie „Meesterwerken
uit het prentenkabinet" gehouden. Er
worden prenten, tekeningen en etsen ge
toond van o.a. Schongauer, Dürer, Lucas
van Leyden, Rembrandt, Goya en Tie-
polo, Watteau, Boucher, Fragonard, In
gres en Delacroix,
In New York zullen tweehonderd voor
beelden van primitieve kunst op Neder
lands Nieuw-Guinea uit het bezit van
de daar spoorloos verdwenen Michael
Rockefeller, zoon van de gouverneur
van New York, in september in het
museum voor primitieve kunst tentoon
gesteld worden.
De film „A TASTE OF HONEY"
van de jonge Engelse regis
seur Tony Richardson, is na
„Look back in anger" e.a. op
nieuw een bewijs van de sociale
bewogbeheid, die deze kunste
naar aanzet om films te maken.
Het werk toont tevens aan, dat
Richardson er steeds beter in
slaagt een persoonlijke vorm te
ontwikkelen; een soort huise
lijk drama, met het leven van
het individu of de kleine groen
als spil waar alles om draait.
yelf voortgekomen uit de onvermogen
de Engelse arbeiders-klasse, slaagt
Tony Richardson er in een scherpe
analyse te geven van het milieu, dat
eens het zijne was en waarvan hij de
sfeer door en door kent.
„A Taste of honey" is een filmische
bewerking van het ongetwijfeld met,
veel talent, geschreven, maar toch iet
wat onrijpe toneelstuk van de jeugdige
Engelse Shelagh Delaney. Richardson
heeft het stuk voor de film zeker op
oen hoger plao gebracht door het meer
diepte te geven dan het oorspronkelijk
had. De zuiver filmische mogelijkhe
den, die hij in tegenstelling tot de
schrijfster van het toneelspel kon
gebruiken, hebben er voor gezorgd, dat
het drama boeiender en soms aangrij
pender zijn beslag heeft gekregen.
rJ1ony Richardson is aanvankelijk naar
voren gekomen ais een soort angry
young man, regelrecht in het kielzog
Gegraveerde vrouw (1949)
voor- en achteraanzicht
Onder handtekening Adam
ontwerp wandtapijt, ge
ïnspireerd op het Neder
landse landschap.
Het Chinese persbureau Nieuw-China
heeft meegedeeld dat in de Chinese
volksrepubliek de langste klassieke no
velle uit de literaire geschiedenis van
het land is gevonden. De novelle be
slaat 360 delen en bevat 4.830.000 woor
den.
De drie geheel met de hand geteken
de copieën dateren uit de negentiende
eeuw en dragen tot titel ,,De droom
van de granaatappelbloesems".
Auteur van de novelle is de Chinese
Li Koeei-Yoe. Ze maakte er haar levens
werk van. De novelle is viermaal zo
lang als de bekende klassieke roman
„De droom van de rode kamer".
Geschreven in versmaat in regels van
zeven karakters en in vloeiende stijl,
behandelt de novelle het verhaal over
de belevenissen van een groep jonge
vrouwen uit de achtste eeuw, toen het
land in oorlog was.
In de korte voorstellingenreeks, welke
de beroemde pantomime-kunstenaar
Marceau in Nederland geeft, is één
rustdag opgenomen en wel op zondag
8 juli. Marceau heeft erin toegestemd
om op deze dag een tweede voorstelling
in Tilburg te geven, zodat hij thans
voor de tweede keer naar Tilburg komt
op zondag 8 juli a.s.