lauw idee
(Zelf) kiezen uit doolhof
van wel 5000 beroepen
Jonge boeren kiezen
een ander
Geen „helderzienden"
I geld
WEB-toernooi
te Zevenbergen
Uitstalling van beroepen
in Amsterdam trekt jeugd
en ouders heel sterk aan
Studeren kost i
1 14
apzakken,
Vapa -
inparasols
Rondweg
unarkt.
g voorlichten.
DAGBLAD DE STEM
1/MEI 1902
F
Dit is Ben, een van de 100.000 jonge
Nederlanders die binnenkort de
school verlaten. Na jaren lang met
volgepropte boekentassen school-
waarts te zijn gegaan ,,zo lang
dat ik me nauwelijks kan voorstellen
hoe het leven er uitziet zonder alge
brasommen en moeilijke werkwoor
den", zegt Ben rijst voor hem en
zijn duizenden lotgenoten de vraag:
Wat nu? Voor sommigen is net ant
woord eenvoudig. Voor Joost bijvoor
beeld, die notaris wil worden en
daarom rechten gaat studeren in
Nijmegen. En voor Peter die bij zijn
vader in de zaak komt. Voor Ben is
het moeilijk. Hij behoort tot de vele,
vele jongeren die bij het verlaten van
de school geen flauw idee hebben
welke studierichting of welk beroep
ze zullen kiezen.
"Tr zijn zo'n slordige 5000 beroepen
en daarin weer meer dan 20.000
specialisaties. Maak daar maar een
keuze uit...! In deze weken voor het
eindexamen heeft Ben niet veel tijd
om er diep over na te denken. Hij 'is
van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat druk doende om zich te prepa
reren op de benauwde uurtjes in het
zweetkamertje waar de geleerden
zullen uitmaken of hij het HBS A-
diploma waard is of niet. Toch zal
hij over enkele maanden moeten be
slissen.
De laatste weken heeft hij tiental
len folders en boekjes over oplei
dingen en beroepen thuis gestuurd
gekregen. Hij heeft ook de pagina's
personeelsadvertenties in de kranten
doorgebladerd. Het enige resultaat
is dat hij het nu helemaal niet meer
weet. Hij heeft niet alleen ontdekt
dat er honderden en honderden mo
gelijkheden voor hem zijn, maar ook
dat hij van tal van beroepen te
weinig weet om een keuze te kunnen
maken.
Voor menigeen ligt de zaak natuur
lijk anders dan voor Ben. Heel wat
jongens en meisjes kunnen zich laten
leiden door een uitgesproken belang
stelling. Zij hebben een leidraad. Zij
zoeken bijvoorbeeld een baan op het
vlak van de techniek en voor hen is
het probleem alleen: zal nou dit werk
mij bevallen of dat, en biedt deze
baan meer toekomstkansen dan die?
Of je hebt interesse in het sociale.
De vraag is dan: maatschappelijk
werker of socioloog? Dikwijls zijn
er factoren die dwingen tot die of
die keuze. Je bent geen studiehoofd
en dus moet je niet beginnen aan
een lange studie aan een universiteit.
Dan kies je dus binnen je belang
stellingssfeer een beroep waarvoor
minder studie wordt gevergd. Of mis
schien ben je met twaalf jaar op
een technische school verzeild ge
raakt. Je zult dan wel een werkkring
of een studie zoeken op het tech
nische vlak.
Ben behoort niet tot degenen die
zo'n leidraad hebben. ,,Voor mij
is alles duister", zegt hij zelf. Hij
kan alles worden. Beroepsofficier of
journalist, archivaris of handelsrei
ziger. En nog duizend-en-één andere
dingen. Tast hi.i dan helemaal in het
duister? Dat niet. Hij zoekt een
baan. Achter het studeren zet hij na
de middelbare school dus definitief
een punt. Nou ja, definitief.Mis
schien zal hij straks nog wat avond
cursussen volgen, maar hij gaat in
ieder geval niet naar een universi
teit. Die beslissing schakelt al heel
wat mogelijkheden uit.
Een werkkring dus. Maar welke?
In ieder geval zegt Ben, zoek ik een
baan die me bevalt, waarin ik geluk
kig kan zijn. Dat is een goed uit
gangspunt. Als je niet van kinderen
houdt, moet je geen onderwijzer
worden. Het is verschrikkelijk om
elke dag met loden schreden naar je
werk te moeten gaan. De voldoening
die de arbeid schenkt, moet een be-
De Zevenbergse gemeente-armbtena-
ren zijn momenteel druk bezig met de
organisatie van een voetbaltoernooi dat
sinds 1960 in het kader van de stichting
„Welvaartsbevordering Groot West-Bra
bant" bij de Westbrabantse gemeenten
bekend staat als het z.g. W.E.B.-toernooi.
In 1960 werd dit toernooi georganiseerd
te Oudenbosch, in 1961 te Halsteren.
Aan het toernooi, dat nu te Zevenber
gen gehouden wordt op zaterdag 16 juni
zullen 17 gemeenten deelnemen.
Na afloop van het toernooi volgt er
nog een gezellig samenzijn.
De Westbrabantse gemeente-ambtena
ren zullen op die dag de ambtelijke sfeen
eens flink loslaten.
langrijke overweging zijn bij de keu
ze.
En het geld dan? Natuurlijk wil Ben
geld verdienen. En liefst een be
hoorlijk sommetje. Per slot van re
kening is de arbeid, is een baan een
middel om de kost te verdienen en
een beetje te kunnen léven wat
je daar dan ook onder verstaat. Het
geld is voor Ben echter en terecht
niet de enige factor die telt. Hij
zoekt werk dat hem persoonlijk be
vredigt, dat toekomstmogelijkheden
biedt en waarmee hij het geld ver
dient waarvan hij leven kan.
Deze drie „normen", hoe funda
menteel ook, maken het voor Ben
evenwel nog niet gemakkelijk. Heel
wat van de 5000 beroepen voldoen
er immers aan. Wie verzekert Ben
dat hij als kok minder gelukkig zal
zijn dan als mode-ontwerper? Wie
zegt hem dat hij als reclame-teke
naar minder toekomstmogelijkheden
heeft dan als archivaris? Wie garan
deert hem een hoger inkomen als
politieman dan als straaljagerpi
loot? ,,Je streeft natuurlijk naar een
optimum", zegt Ben met een term
uit zijn economie-boek. Je zoekt een
beroep, dat zoveel mogelijk beant
woordt aan je eisen. Zoveel moge
lijk, want de ideale baan bestaat
waarschijnlijk niet
Het vervelende is voor Ben dat hij
zich zelf te weinig kent om te
weten waar zijn belangstelling het
sterkst naar uitgaat. ,,Ik vind alles
interessant", zegt hij. Bovendien
schort het hem, en hem niet alleen,
aan de kennis, wat voor soort werk
nu eigenlijk verborgen is achter al
die deftige naambordjes als „typo
graaf" en „arbeidsanalist". Het is
moeilijk om je eigen mogelijkheden
te kennen, en ook moeilijk om een
overzicht te krijgen van de mogelijk
heden die zoveel beroepen bieden.
Het is waarachtig niet zo simpel om
te achterhalen of dit beroep jou, met
je eigen capaciteiten, voldoende ont
plooiingskansen geeft. Gelukkig zijn
er deskundige bureaus die de jongen
of het meisje met beroeps- of studie
keuzeproblemen helpen.
Natuurlijk heeft Ben gelijk, als hij
zegt: „Wat ik ook kies, het blijft
een gok". Allicht, want het leven
blijft onberekenbaar en een avontuur.
Maar dan een serieus avontuur, een
gokspel met je geluk als inzet. Het
is de moeite waard om, desnoods
met behulp van deskundigen, je kan
sen te berekenen. En heb je eenmaal
gekozen, dan kan best blijken dat de
kaarten even anders vallen dan je
had gedacht. Veel beroepen bieden
ook dan nog genoeg mogelijkheden
tot variatie. We zijn gelukkig niet
zomaar aan ons werk „getrouwd"
zeker niet als we jong zijn.
WAT Je tegenwoordig alle
maal kunt worden De
lyst van vakken en be
roepen biedt in onze tijd vele
honderden mogelijkheden en er
worden als het ware dagelijks
nieuwe beroepen „uitgevon
den". Voor wie geen strikt om
lijnde toekomstplannen heeft
(en de meeste jongens en meis
jes die voor het einde van hun
schooltijd staan hebben die nog
niet) is de maatschappij in dit
opzicht haast een doolhof.
„Jan heeft een uitgesproken
technische aanleg" zeggen de
ouders van een of andere Jan,
en dat wil dan zoveel zeggen
als hij weet wel welke kant
hij uit moet. Goed, Jan met
zijn technische knobbel (overi
gens: is hij getest op de
wérkelijke aanwezigheid van
die knobbel kan het groot
ste deel van de ontstellend
lange lijst van beroepen over-
slaan. Hij zoekt het de tech
nische kant uit.
Maar weet Jan, weten zijn
ouders, welk een ontzaglijk uit
gestrekt gebied de techniek
nog altijd omvat Juist de
technische beroepen worden
met de dag talrijker, meer ge
specialiseerd. De snelle ont
wikkeling die wij in deze tijd
meemaken uit zich het sterkst
in de techniek.
Die technische wereld is een
complete doolhof op zichzelf,
waar steeds nieuwe kronkel
gangen bij gemaakt worden. Je
kunt het echt allemaal niet
meer weten. Ook de onder
wijzer en het schoolhoofd, bij
wie zo vaak om raad wordt
aangeklopt, zullen onmogelijk
kunnen weten wat er in die
wereld van nijverheid en tech
niek (waartoe ook de chemie
behoort) te koop is.
Tj^EN beroep kiezen is niet
-*-J alléén een kwestie van een
in een bepaalde richting
gaande belangstelling. Men
moet het toekomstige werk
terrein een beetje kennen, met
al zijn nevengebieden. Men
moet ook van andere dingen
iets gezien hebben, om dan met
des te meer overtuiging het
eigen ideaal trouw te blijven.
of om, misschien, toch een
ander idee te krijgen.
Men kan zich niet interes
seren voor dingen die men niet
kent, geen „feeling" hebben
voor een vak waarvan men het
bestaan niet eens vermoedde.
Het kan zijn dat de kennis
making met een volkomen
nieuw terrein plotseling uit
groeit tot een „liefde op het
eerste gezicht".
Maar hoe komt men tot dat
eerste rendez-vous
De gelegenheid daartoe is er.
In Amsterdam bestaat het
„Nederlands Instituut voor
Nijverheid en Techniek", de
hypermoderne voortzetting van
het vroegere „arbeldsmuseum".
Het is gehuisvest in een voor
malig schoolgebouw aan de
Rozengracht, dat aan de buiten
zijde weinig aantrekkelijks of
imponerends heeft, maar dat
van binnen een wondere
wereld herbergt.
Een wereld die jonge mensen,
jongens zowel als meisjes aan
spreekt en inspireert. Ze kun
nen er met recht kennis maken
met vele takken van de boei
ende techniek, niet in een
saaie expositie, maar in een
reeks afdelingen die ieder voor
zich hun onderwerp tot leven
brengen.
Het instituut wordt vooral
bezocht door schoolklassen en
de jeugd wordt er rondgeleid
door mensen die er enthousiast
over kunnen vertellen.
Met open monden kan men
er een groep jongens en meis
jes zien luisteren naar de uitleg
over de telefoon waaruit ineens
duidelijk wordt wat er allemaal
gebeurt als je van de ene plaats
in Nederland naar de andere
opbelt. Het drukke geratel van
de relais, zoals die bij duizen
den in ingewikkelde kasten in
de telefooncentrales zijn opge
borgen, maakt iets duidelijk
van het welhaast onbegrijpelijk
ingenieuze dat dit stukje van
onze technische wereld ken-»
merkt.
Ook de scheepvaart hoort er
bij en de afdeling die hieraan
is gewijd bevat onder andere
een heuse „brug", met een roer,
een telegraaf, sextant, logboek,
en alle andere attributen,
waaronder vanzelfsprekend ook
de scheepsbel. En er staan
nergens bordjes „verboden de
voorwerpen aan te raken".
Integendeel, de jeugd mag alles
wat werken of bewegen kan
zelf bedienen. Ze kan filmpjes
en dia's (in de scheepvaart
afdeling een reeks prachtige
stereo-dia's bekijken door op
knopjes te drukken en waar
alleen een aantal grote foto's
voorhanden is om iets duidelijk
te maken, daar zijn ook knop
jes om lichtjes te laten branden
precies te zien is hoe een huis
nu eigenlijk „in elkaar zit". Er
komt ook zelfs een expositie die
geheel gewijd is aan de kern
energie, hetgeen des te duide
lijker demonstreert dat het
instituut volkomen bij de tijd
blijft.
Dat blijkt ook uit de brede
opzet van de plasticafdeling,
die niet alleen wat summière
die corresponderen met ge
schreven verklaringen.
Het leeft dus allemaal echt
en dat is voor de jeugd, die
immers graag alles zelf doet en
ontdekt, bijzonder aantrekke
lijk. Maar ook de geschilderde
schema's zijn zo aantrekkelijk
mogelijk gemaakt.
OVERZICHTELIJK gerang
schikt bevat het instituut
exposities over aardolie,
metaal, elektrotechniek, hout,
papier, grafische techniek, glas
en keramiek, rubber, plastics,
textiel, scheepvaart en haven,
en op het ogenblik wordt hard
gewerkt aan een afdeling
bouwbedrijf.
Leerlingen van een tech
nische school zetten in een
afzonderlijke hal van het
instituut een huisje neer, dat
juist zo ver afgewerkt is dat
aanduidingen geeft, maar die
echt duidelijk maakt welke be
langrijke rol de kunststoffen in
onze maatschappij zijn gaan
spelen en welke soorten plastics
men in de afgelopen twintig
jaren in de laboratoria heeft
ontwikkeld. De gelegenheid tot
zelfwerkzaamheid is ook hier
aanwezig met een eenvoudig
machientje kunnen de jongelui
zelf plastic lassen.
Deze regelrechte benadering
van de jeugd spreekt in alle
afdelingen van het instituut.
Het is daarom geen dorre op
somming van mogelijkheden en
kansen, maar een voorportaal
van de werkelijke maatschappij.
DE duizenden jongelui die er
geweest zijn zullen zeker
een beter begrip hebben
gekregen van alles wat er op
technisch en nijverheidsgebied
in de maatschappij te doen is.
Velen zullen ongetwijfeld Iets
hebben leren begrijpen van het
beroep waarvoor ze, vagelijk
mischien zelfs nog, belangstel
ling koesterden. En anderen
zullen door de realistische
confrontatie met deze aantrek
kelijke uitstalling van toe
komstmogelijkheden misschien
het vraagteken, die zij aan het
eind van hun schooltijd wisten,
hebben zien veranderen in een
duidelijke richtingaanwijzer.
Want dat is ten slotte het doel
van het instituut. Het wordt in
stand gehouden door een groot
aantal Nederlandse bedrijven,
in wier belang het mede is dat
elke nieuwe „lichting" jongelui
die in het arbeidsproces wordt
ingeschakeld, een taak kiest die
elk van hen past. Iemand die
zijn leven lang werk moet doen
dat hem eigenlijk niet ligt en
dat hem misschien zelfs tegen
staat en zulke mensen zijn
er meer dan men wellicht
denkt kan niet geheel ge
lukkig leven.
De beroepskeuze is voor een
groot deel een zaak van de
Ouders, die immers moeten lei
den en richting geven.Voor hen
organiseert het instituut dan
ook voorlichtingsavonden, die
druk bezocht worden en die
aanleiding hebben gegeven tot
zeer dankbare reacties van
vaders en móeders.
Het „Instituut voor Nijver
heid en Techniek" vervult een
belangrijke taak, een taak die
groeit naarmate het maat
schappelijk leven zich ontwik
kelt. Voor nog heel veel jonge
lui moge het een tussenstation
zijn op de weg naar een vol
doening gevende toekomst I
„De jongen of het meisje dat een beroep
gaat kiezen, kunnen wij wel helpen bij die
keuze, maar kiezen moeten zij per slot van
rekening zelf." Die uitspraak noteren we
uit de mond van de heer M. Krens, direc
teur van de Interdiocesane Stichting voor
Katholieke Beroepskeuze-voorlichting te
Tilburg (Stationsstraat 15, tel. 30791), in
een gesprek over de vraag hoe de jeugd
wegwijs kan worden gemaakt in de dool
hof van beroepen en opleidingsmogelijk
heden, die kenmerkend is voor onze inge
wikkelde maatschappij. Voor de beroeps
keuze-adviseur heeft die doolhof geen ge
heimen. En b>j staat dagelijks klaar om de
vreemdeling in dat Jeruzalem te gidsen, al
garandeert hij zijn cliënt niet dat de route
die hij uitstippelt, altijd een succesvolle
loopbaan zal worden. Dat hangt teveel af
van de man in kwestie en niet te voorziene
omstandigheden. De beroepskeuze-advi
seur is geen helderziende, maar een man
die zijn wetenschappelijke kennis in
dienst stelt van de jeugd die op een veel-
sprong van wegen staat. „Geen absolute
zekerheid", zegt de heer Krens, „maar de
praktijk wijst uit dat we toch in driekwart
van de gevallen goed zitten..."
De Interdiocesane Stichting
van de heer Krens, die
werkt in de bisdommen Breda
en 's-Hertogenbosch is een van
de ruim 170 beroepskeuzebu
reaus in Nederland. Onze groot
vaders hadden deze bureaus,
waaraan een staf van deskun
digen is verbonden, niet nodig.
Zij werden boer, zoals hun va
der, of kozen een ambacht. En
de keuze was niet zo groot: je
werd smid, timmerman of
Een
beroep dat
vele meisjes sterk
aantrekt.... steivardess!
Maar je ivordt het niet
zo héél erg gemakkelijk....:
schoenmaker. In onze dagen is
dat anders.
De jonge mens kan nu kiezen uit
5000 beroepen en een enorm aantal
scholen. Nu de keuze-mogelijkheden
zoveel groter zijn geworden, wordt
de keuze ook moeilijker.
De enorme toeneming van het
aantal mogelijkheden houdt verband
met de steeds verdergaande specia
lisatie in het bedrijfsleven. Er zijn
veel meer fabrieken dan vroeger
en in die fabrieken gaat het steeds
ingewikkelder toe. De wagenmaker
die in grootvaders tijd in zijn werk
winkel aan het dorpsplein de boe
renkarren maakte,bestaat niet meer.
Hij is vervangen door een groot
aantal vaklieden die in een autofa-
briek ieder een stukje maken van
het eindprodukt: de tractor of aan
hangwagen van de boer van van
daag. En zo is het niet alleen met
boerenwagens,maar ook met radio's
en meubelen en geneesmiddelen en
noem-maar-op.
Deze veranderingen hebben zich
ook voorgedaan in Brabant (de pro
vincie waar het aantal arbeidskrach
ten in de industrie het snelst toe
neemt en als gevolg daarvan ook
de niet-industriële beroepen sterk in
beweging zijn) en in Zeeland. Het
bedrijfsleven vraagt dus ook hier
gespecialiseerde vaklieden. Die kun
nen alleen „gemaakt" worden in
scholen - technische scholen, detail
handelsvakscholen, hogescholen en
ga-maar-door. Het beroepskeuze-in
stituut van de heer Krens wil de
wegwijzer zijn naar het beroep of
de opleiding die deze jongen of dat
meisje het beste past.
Hoe dan wel? Het beroepskeuze-
werk, aldus de heer Krens, bestaat
uit algemene voorlichting en indivi
duele adviezen. Wat de voorlichting
betreft de heer Krens en zijn
mannen trekken geregeld naar de
dorpen van Brabant en Zeeland om
de ouders van de kinderen uit de
hoogste klas van de lagere school
een spiegeltje voor te houden van
de vele mogelijkheden die voor hun
zoon of dochter openstaan. „Dat
zijm belangrijke avonden. Ruim 90
procent van de jongens en meisjes
die de lagere school verlaten, gaan
na de augustus-vakantie naar een
andere school. De vraag is dan
maar: welke? Er wordt heel gauw
gezegd: laten we het maar eens
proberen met de ulo of de hbs.
Liefst 48 procent van de ulo-leer
lingen en bijna 50 procent van de
leerlingen aan middelbare scholen
voltooien hun studie niet. Dikwijls
betekent dit teleurstelling by de
ouders en een geestelijke klap voor
het kind."
De heer Krens, op de bres voor
een juiste schoolkeuze, laat dan ook
niet af de ouders op andere moge
lijkheden te wijzen dan de middel
bare school. Op grond van de intel
ligentie is 68 procent van de lagere
schooljeugd het meest geschikt voor
voortgezet lager onderwijs, dat wil
zeggen voor technische scholen,
scholen, huishoudscholen en het ulo-
onderwijs.
Slechts 16 procent is in staat
middelbaar onderwijs te volgen. „Te
veel ouders dromen van een weten
schappelijke carrière voor hun kin
deren. Ze sturen ze naar scholen
waar ze mislukken en niet gelukkig
kunnen zyn. En daar gaat het toch
om?"
De heer Krens weet best dat zijn
statistieken de werkelijkheid niet he
lemaal dekken. Het kan best zijn
dat een kind met een volgens de
statistiek te laag intelligentiege
middelde toch een middelbare school
afloopt. Voor studeren komt immers
meer kijken. Doorzettingsvermogen
en zelfstandigheid bijvoorbeeld. Het
is ook best mogelijk dat deze eigen
schappen zich later ontwikkelen. In
dat geval zijn er voor een leerling
van een technische school om
iets te noemen nog mogelijkhe
den genoeg. Via schakelklassen kan
hij een technische bolleboos worden
op de u.t.s. en eventueel de h.t.s.
„Dit zijn dingen die de ouders
vaak niet weten. Ze denken dikwijls
dat de l.t.s. het absolute eindpunt is
en geen verdere mogelijkheden biedt.
Daarom is voorlichting zo nodig.
Voorlichting de stichting van de
heer Krens is de enige die naast
adviezen ook voorlichting geeft. Zij
werkt in Brabant en Zeeland in die
plaatsen waar geen eigen beroeps
keuze-stichting is (Breda heeft een
eigen instelling die nauw verbonden
is met de „Interdiocesane". Zij
geeft niet alleen voorlichting aan de
ouders, maar ook aan de jongeren
zelf. Op verzoek van de leiding van
de school helpt zij de leerlingen van
de 3e en 4e klas van de ulo en de
5e en 6e van de middelbare scho
len. Meestal organiseert zij dan een
forum van vertegenwoordigers van
verschillende beroepen, bij wie de
jongeren hun licht kunnen opsteken.
Behalve voorlichting, is er het be
roepskeuze-advieswerk. Houdt de
voorlichter slechts een spiegeltje van
mogelijkheden voor de beroeps
keuze-adviseur gaat verder. Via
een schriftelijke test in groepsver
band of een mondelinge test van
het individu probeert hij een inzicht
te krijgen in de verstandelijke aan
leg, het karakter, de mentale rijp
heid van zijn cliënt
Hij is geen profeet. Wel een des
kundig adviseur!
„W(j moeten een massale oprui
ming krijgen van die reeds lang
wachtende jonge boeren. In mijn
omgeving ken ik zelfs boerenzoons
die langer dan tien jaar kennis heb
ben zonder uitzicht om te kunnen
trouwen. De reden is eenvoudig dat
er geen grond is.." Deze uitspraak
van een jonge boer citeert dr. N.H.H.
Addens in zyn (veel te weinig be
kend geworden) rapport „Over de
beroepskeuze van boerenjongeren op
de zandgronden van Noord-Brabant
en Limburg", dat een overzicht geeft
van het vraagstuk dat ontstaat bij
een overvloed aan boeren en een
tekort aan grond. In het agrarisch
welvaartsplan voor Noord-Brabant
wordt in 1955 becijferd dat in de pe
riode van 1947 tot 1962 meer dan
25.000 jonge boeren een werkkring
moeten zoeken buiten het agrarisch
midden.
Sommigen zijn boer gebleven, maar
betaalden een hoge prijs: zij trokken
naar Australië, Canada, Frankrijk
of minder ver van huis de
Noordoostpolder. Anderen bleven in
eigen streek en zochten hun heil in
de tuinbouw, waarvoor minder grond
nodig is, maar een heel andere vak
kennis. Een groot aantal brak met de
traditie van het voorgeslacht en
ruilde de boerderij voor de fabrieken
die in de Brabantse dorpen en steden
als paddestoelen uit de grond ver
rijzen. Om niet alle banden met het
boerenbedrijf te verbreken, zochten
velen werk in de agrarische industrie
Z
Studeren kost geld. En niet ieder-
een heeft dat genoeg om zijn studie- S
kosten te betalen. Dat behoeft ech- J
ter geen bezwaar te zijn om een J
studie te beginnen. Het rijk. provincie
diverse gemeenten en particuliere
instellingen verstrekken gelden in de
5 vorm van beurzen (die niet terug-
betaald behoeven te worden) en ren-1
teloze voorschotten (die wel terug- l
betaald moeten worden)). De rijks-J
studietoelagen moeten al in de
maand januari worden aangevraagd;
1 bij de Afdeling Rijksstudietoelagen
t van het Ministerie van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen te 's-
Gravenhage. Wie niet in aanmerking
komen voor hulp van rijkswege, kun-1
I nen zich wenden tot de provinciale l
'studiefondsen (in Noordbrabant: Sta-J
I tionsstraat 15 te Tilburg; in Zeeland:
t'Dam 51 te Middelburg).
Alle inlichtingen omtrent financiële
J hulp bij studie verstrekt het boekje
J „Studiebeurzen", een uitgave van*
J. Muusses te Purmerend.
en de agrarische ambtelijke dien
sten.
Deze stap van boer naar niet-boer
hebben niet allen zonder kleer
scheuren kunnen maken. Kwam men
in 1947 tot de conclusie, dat het
agrarisch bevolkingsoverschot niet
opgevangen zou kunnen worden in
eigen kring en dat de enige oplossing
lag in het zoeken van een niet-agra-
risch vak de boeren waren (zijn?)
op die overgang toch te weinig voor
bereid. Ze kenden geen ander vak
en leerden geen ander vak, met als
gevolg dat menige boerenzoon ten
slotte als ongeschoold arbeider de
werkplaatsen en fabrieken in moest.
Het afvloeiingsproces is eigenlijk
mede tengevolge van de snel voort
schrijdende mechanisatie op de boer
derij waardoor steeds minder man
kracht nodig is te snel gegaan.
Het Brabantse agrarische wel
vaartsplan pleit dan ook voor een
tijdige beroepskeuze en voor een
goede beroepskeuze-voorlichting ten
behoeve van de boerenbevolking die
op dit gebied over weinig ervaring
beschikt. Nodig is ook de gelegen
heid nijverheidsonderwijs te volgen,
liefst niet te ver van huis. Het is
immer niet goed bomen die al zo
lang wortelen in oude grond, abrupt
over te planten in nieuwe.
Niet alleen het vee
Duidelijk is dat de beroepskeuze
voorlichting juist voor de groep
jonge boeren en hun ouders van het
hoogste gewicht is. Hun levensgeluk
is immers in het geding. Schreef
de boerenapostel pater G. van den
Elzen niet in zijn testament (1920)
dat er niet alleen aandacht moet wor
den besteed aan het vee, maar ook
aan de „massa boerenzoons en
dochters die 25 jaar met elkander
hebben verkeerd en nooit tot 'n hu
welijk zijn kunnen komen"? Het doet
daarom vreemd aan de directeur
van de Interdiocesane Stichting voor
Katholieke Beroepskeuze-voorlichting
te Tilburg te horen klagen over de
hier en daar geringe medewerking
van de zijde van plaatselijke school
hoofden in West-Brabant.Dr.Addens
schrijft dat de schoolhoofden zoveel
mogelijk bij het béroepskeuzewerk
moeten worden ingeschakeld en voor
deze adviestaak moeten worden be
kwaamd.
Moeilijk is de zaak vooral ook voor
de boerenouders, die over de toe
komst van hun kinderen in een veel
vroeger stadium moeten beslissen
dan hun ouders deden. Bovendien
zijn er veel meer keuze-mogelijkhe
den en wat weten zij van al die be
roepen en opleidingen? Zij hebben
behoefte aan deskundige voorlichting
en advies en al kost dat laatste
een paar centen, zij moeten er niet
voor terugschrikken. De beroepskeu
ze-adviseurs hebben kritiek gekregen
in het begin. Zij hebben misschien
ook wel eens misgetast, maar ook
hun vak is nieuw.