lauw idee (Zelf) kiezen uit doolhof van wel 5000 beroepen Jonge boeren kiezen een ander Geen „helderzienden" I geld WEB-toernooi te Zevenbergen Uitstalling van beroepen in Amsterdam trekt jeugd en ouders heel sterk aan Studeren kost i 1 14 apzakken, Vapa - inparasols Rondweg unarkt. g voorlichten. DAGBLAD DE STEM 1/MEI 1902 F Dit is Ben, een van de 100.000 jonge Nederlanders die binnenkort de school verlaten. Na jaren lang met volgepropte boekentassen school- waarts te zijn gegaan ,,zo lang dat ik me nauwelijks kan voorstellen hoe het leven er uitziet zonder alge brasommen en moeilijke werkwoor den", zegt Ben rijst voor hem en zijn duizenden lotgenoten de vraag: Wat nu? Voor sommigen is net ant woord eenvoudig. Voor Joost bijvoor beeld, die notaris wil worden en daarom rechten gaat studeren in Nijmegen. En voor Peter die bij zijn vader in de zaak komt. Voor Ben is het moeilijk. Hij behoort tot de vele, vele jongeren die bij het verlaten van de school geen flauw idee hebben welke studierichting of welk beroep ze zullen kiezen. "Tr zijn zo'n slordige 5000 beroepen en daarin weer meer dan 20.000 specialisaties. Maak daar maar een keuze uit...! In deze weken voor het eindexamen heeft Ben niet veel tijd om er diep over na te denken. Hij 'is van 's morgens vroeg tot 's avonds laat druk doende om zich te prepa reren op de benauwde uurtjes in het zweetkamertje waar de geleerden zullen uitmaken of hij het HBS A- diploma waard is of niet. Toch zal hij over enkele maanden moeten be slissen. De laatste weken heeft hij tiental len folders en boekjes over oplei dingen en beroepen thuis gestuurd gekregen. Hij heeft ook de pagina's personeelsadvertenties in de kranten doorgebladerd. Het enige resultaat is dat hij het nu helemaal niet meer weet. Hij heeft niet alleen ontdekt dat er honderden en honderden mo gelijkheden voor hem zijn, maar ook dat hij van tal van beroepen te weinig weet om een keuze te kunnen maken. Voor menigeen ligt de zaak natuur lijk anders dan voor Ben. Heel wat jongens en meisjes kunnen zich laten leiden door een uitgesproken belang stelling. Zij hebben een leidraad. Zij zoeken bijvoorbeeld een baan op het vlak van de techniek en voor hen is het probleem alleen: zal nou dit werk mij bevallen of dat, en biedt deze baan meer toekomstkansen dan die? Of je hebt interesse in het sociale. De vraag is dan: maatschappelijk werker of socioloog? Dikwijls zijn er factoren die dwingen tot die of die keuze. Je bent geen studiehoofd en dus moet je niet beginnen aan een lange studie aan een universiteit. Dan kies je dus binnen je belang stellingssfeer een beroep waarvoor minder studie wordt gevergd. Of mis schien ben je met twaalf jaar op een technische school verzeild ge raakt. Je zult dan wel een werkkring of een studie zoeken op het tech nische vlak. Ben behoort niet tot degenen die zo'n leidraad hebben. ,,Voor mij is alles duister", zegt hij zelf. Hij kan alles worden. Beroepsofficier of journalist, archivaris of handelsrei ziger. En nog duizend-en-één andere dingen. Tast hi.i dan helemaal in het duister? Dat niet. Hij zoekt een baan. Achter het studeren zet hij na de middelbare school dus definitief een punt. Nou ja, definitief.Mis schien zal hij straks nog wat avond cursussen volgen, maar hij gaat in ieder geval niet naar een universi teit. Die beslissing schakelt al heel wat mogelijkheden uit. Een werkkring dus. Maar welke? In ieder geval zegt Ben, zoek ik een baan die me bevalt, waarin ik geluk kig kan zijn. Dat is een goed uit gangspunt. Als je niet van kinderen houdt, moet je geen onderwijzer worden. Het is verschrikkelijk om elke dag met loden schreden naar je werk te moeten gaan. De voldoening die de arbeid schenkt, moet een be- De Zevenbergse gemeente-armbtena- ren zijn momenteel druk bezig met de organisatie van een voetbaltoernooi dat sinds 1960 in het kader van de stichting „Welvaartsbevordering Groot West-Bra bant" bij de Westbrabantse gemeenten bekend staat als het z.g. W.E.B.-toernooi. In 1960 werd dit toernooi georganiseerd te Oudenbosch, in 1961 te Halsteren. Aan het toernooi, dat nu te Zevenber gen gehouden wordt op zaterdag 16 juni zullen 17 gemeenten deelnemen. Na afloop van het toernooi volgt er nog een gezellig samenzijn. De Westbrabantse gemeente-ambtena ren zullen op die dag de ambtelijke sfeen eens flink loslaten. langrijke overweging zijn bij de keu ze. En het geld dan? Natuurlijk wil Ben geld verdienen. En liefst een be hoorlijk sommetje. Per slot van re kening is de arbeid, is een baan een middel om de kost te verdienen en een beetje te kunnen léven wat je daar dan ook onder verstaat. Het geld is voor Ben echter en terecht niet de enige factor die telt. Hij zoekt werk dat hem persoonlijk be vredigt, dat toekomstmogelijkheden biedt en waarmee hij het geld ver dient waarvan hij leven kan. Deze drie „normen", hoe funda menteel ook, maken het voor Ben evenwel nog niet gemakkelijk. Heel wat van de 5000 beroepen voldoen er immers aan. Wie verzekert Ben dat hij als kok minder gelukkig zal zijn dan als mode-ontwerper? Wie zegt hem dat hij als reclame-teke naar minder toekomstmogelijkheden heeft dan als archivaris? Wie garan deert hem een hoger inkomen als politieman dan als straaljagerpi loot? ,,Je streeft natuurlijk naar een optimum", zegt Ben met een term uit zijn economie-boek. Je zoekt een beroep, dat zoveel mogelijk beant woordt aan je eisen. Zoveel moge lijk, want de ideale baan bestaat waarschijnlijk niet Het vervelende is voor Ben dat hij zich zelf te weinig kent om te weten waar zijn belangstelling het sterkst naar uitgaat. ,,Ik vind alles interessant", zegt hij. Bovendien schort het hem, en hem niet alleen, aan de kennis, wat voor soort werk nu eigenlijk verborgen is achter al die deftige naambordjes als „typo graaf" en „arbeidsanalist". Het is moeilijk om je eigen mogelijkheden te kennen, en ook moeilijk om een overzicht te krijgen van de mogelijk heden die zoveel beroepen bieden. Het is waarachtig niet zo simpel om te achterhalen of dit beroep jou, met je eigen capaciteiten, voldoende ont plooiingskansen geeft. Gelukkig zijn er deskundige bureaus die de jongen of het meisje met beroeps- of studie keuzeproblemen helpen. Natuurlijk heeft Ben gelijk, als hij zegt: „Wat ik ook kies, het blijft een gok". Allicht, want het leven blijft onberekenbaar en een avontuur. Maar dan een serieus avontuur, een gokspel met je geluk als inzet. Het is de moeite waard om, desnoods met behulp van deskundigen, je kan sen te berekenen. En heb je eenmaal gekozen, dan kan best blijken dat de kaarten even anders vallen dan je had gedacht. Veel beroepen bieden ook dan nog genoeg mogelijkheden tot variatie. We zijn gelukkig niet zomaar aan ons werk „getrouwd" zeker niet als we jong zijn. WAT Je tegenwoordig alle maal kunt worden De lyst van vakken en be roepen biedt in onze tijd vele honderden mogelijkheden en er worden als het ware dagelijks nieuwe beroepen „uitgevon den". Voor wie geen strikt om lijnde toekomstplannen heeft (en de meeste jongens en meis jes die voor het einde van hun schooltijd staan hebben die nog niet) is de maatschappij in dit opzicht haast een doolhof. „Jan heeft een uitgesproken technische aanleg" zeggen de ouders van een of andere Jan, en dat wil dan zoveel zeggen als hij weet wel welke kant hij uit moet. Goed, Jan met zijn technische knobbel (overi gens: is hij getest op de wérkelijke aanwezigheid van die knobbel kan het groot ste deel van de ontstellend lange lijst van beroepen over- slaan. Hij zoekt het de tech nische kant uit. Maar weet Jan, weten zijn ouders, welk een ontzaglijk uit gestrekt gebied de techniek nog altijd omvat Juist de technische beroepen worden met de dag talrijker, meer ge specialiseerd. De snelle ont wikkeling die wij in deze tijd meemaken uit zich het sterkst in de techniek. Die technische wereld is een complete doolhof op zichzelf, waar steeds nieuwe kronkel gangen bij gemaakt worden. Je kunt het echt allemaal niet meer weten. Ook de onder wijzer en het schoolhoofd, bij wie zo vaak om raad wordt aangeklopt, zullen onmogelijk kunnen weten wat er in die wereld van nijverheid en tech niek (waartoe ook de chemie behoort) te koop is. Tj^EN beroep kiezen is niet -*-J alléén een kwestie van een in een bepaalde richting gaande belangstelling. Men moet het toekomstige werk terrein een beetje kennen, met al zijn nevengebieden. Men moet ook van andere dingen iets gezien hebben, om dan met des te meer overtuiging het eigen ideaal trouw te blijven. of om, misschien, toch een ander idee te krijgen. Men kan zich niet interes seren voor dingen die men niet kent, geen „feeling" hebben voor een vak waarvan men het bestaan niet eens vermoedde. Het kan zijn dat de kennis making met een volkomen nieuw terrein plotseling uit groeit tot een „liefde op het eerste gezicht". Maar hoe komt men tot dat eerste rendez-vous De gelegenheid daartoe is er. In Amsterdam bestaat het „Nederlands Instituut voor Nijverheid en Techniek", de hypermoderne voortzetting van het vroegere „arbeldsmuseum". Het is gehuisvest in een voor malig schoolgebouw aan de Rozengracht, dat aan de buiten zijde weinig aantrekkelijks of imponerends heeft, maar dat van binnen een wondere wereld herbergt. Een wereld die jonge mensen, jongens zowel als meisjes aan spreekt en inspireert. Ze kun nen er met recht kennis maken met vele takken van de boei ende techniek, niet in een saaie expositie, maar in een reeks afdelingen die ieder voor zich hun onderwerp tot leven brengen. Het instituut wordt vooral bezocht door schoolklassen en de jeugd wordt er rondgeleid door mensen die er enthousiast over kunnen vertellen. Met open monden kan men er een groep jongens en meis jes zien luisteren naar de uitleg over de telefoon waaruit ineens duidelijk wordt wat er allemaal gebeurt als je van de ene plaats in Nederland naar de andere opbelt. Het drukke geratel van de relais, zoals die bij duizen den in ingewikkelde kasten in de telefooncentrales zijn opge borgen, maakt iets duidelijk van het welhaast onbegrijpelijk ingenieuze dat dit stukje van onze technische wereld ken-» merkt. Ook de scheepvaart hoort er bij en de afdeling die hieraan is gewijd bevat onder andere een heuse „brug", met een roer, een telegraaf, sextant, logboek, en alle andere attributen, waaronder vanzelfsprekend ook de scheepsbel. En er staan nergens bordjes „verboden de voorwerpen aan te raken". Integendeel, de jeugd mag alles wat werken of bewegen kan zelf bedienen. Ze kan filmpjes en dia's (in de scheepvaart afdeling een reeks prachtige stereo-dia's bekijken door op knopjes te drukken en waar alleen een aantal grote foto's voorhanden is om iets duidelijk te maken, daar zijn ook knop jes om lichtjes te laten branden precies te zien is hoe een huis nu eigenlijk „in elkaar zit". Er komt ook zelfs een expositie die geheel gewijd is aan de kern energie, hetgeen des te duide lijker demonstreert dat het instituut volkomen bij de tijd blijft. Dat blijkt ook uit de brede opzet van de plasticafdeling, die niet alleen wat summière die corresponderen met ge schreven verklaringen. Het leeft dus allemaal echt en dat is voor de jeugd, die immers graag alles zelf doet en ontdekt, bijzonder aantrekke lijk. Maar ook de geschilderde schema's zijn zo aantrekkelijk mogelijk gemaakt. OVERZICHTELIJK gerang schikt bevat het instituut exposities over aardolie, metaal, elektrotechniek, hout, papier, grafische techniek, glas en keramiek, rubber, plastics, textiel, scheepvaart en haven, en op het ogenblik wordt hard gewerkt aan een afdeling bouwbedrijf. Leerlingen van een tech nische school zetten in een afzonderlijke hal van het instituut een huisje neer, dat juist zo ver afgewerkt is dat aanduidingen geeft, maar die echt duidelijk maakt welke be langrijke rol de kunststoffen in onze maatschappij zijn gaan spelen en welke soorten plastics men in de afgelopen twintig jaren in de laboratoria heeft ontwikkeld. De gelegenheid tot zelfwerkzaamheid is ook hier aanwezig met een eenvoudig machientje kunnen de jongelui zelf plastic lassen. Deze regelrechte benadering van de jeugd spreekt in alle afdelingen van het instituut. Het is daarom geen dorre op somming van mogelijkheden en kansen, maar een voorportaal van de werkelijke maatschappij. DE duizenden jongelui die er geweest zijn zullen zeker een beter begrip hebben gekregen van alles wat er op technisch en nijverheidsgebied in de maatschappij te doen is. Velen zullen ongetwijfeld Iets hebben leren begrijpen van het beroep waarvoor ze, vagelijk mischien zelfs nog, belangstel ling koesterden. En anderen zullen door de realistische confrontatie met deze aantrek kelijke uitstalling van toe komstmogelijkheden misschien het vraagteken, die zij aan het eind van hun schooltijd wisten, hebben zien veranderen in een duidelijke richtingaanwijzer. Want dat is ten slotte het doel van het instituut. Het wordt in stand gehouden door een groot aantal Nederlandse bedrijven, in wier belang het mede is dat elke nieuwe „lichting" jongelui die in het arbeidsproces wordt ingeschakeld, een taak kiest die elk van hen past. Iemand die zijn leven lang werk moet doen dat hem eigenlijk niet ligt en dat hem misschien zelfs tegen staat en zulke mensen zijn er meer dan men wellicht denkt kan niet geheel ge lukkig leven. De beroepskeuze is voor een groot deel een zaak van de Ouders, die immers moeten lei den en richting geven.Voor hen organiseert het instituut dan ook voorlichtingsavonden, die druk bezocht worden en die aanleiding hebben gegeven tot zeer dankbare reacties van vaders en móeders. Het „Instituut voor Nijver heid en Techniek" vervult een belangrijke taak, een taak die groeit naarmate het maat schappelijk leven zich ontwik kelt. Voor nog heel veel jonge lui moge het een tussenstation zijn op de weg naar een vol doening gevende toekomst I „De jongen of het meisje dat een beroep gaat kiezen, kunnen wij wel helpen bij die keuze, maar kiezen moeten zij per slot van rekening zelf." Die uitspraak noteren we uit de mond van de heer M. Krens, direc teur van de Interdiocesane Stichting voor Katholieke Beroepskeuze-voorlichting te Tilburg (Stationsstraat 15, tel. 30791), in een gesprek over de vraag hoe de jeugd wegwijs kan worden gemaakt in de dool hof van beroepen en opleidingsmogelijk heden, die kenmerkend is voor onze inge wikkelde maatschappij. Voor de beroeps keuze-adviseur heeft die doolhof geen ge heimen. En b>j staat dagelijks klaar om de vreemdeling in dat Jeruzalem te gidsen, al garandeert hij zijn cliënt niet dat de route die hij uitstippelt, altijd een succesvolle loopbaan zal worden. Dat hangt teveel af van de man in kwestie en niet te voorziene omstandigheden. De beroepskeuze-advi seur is geen helderziende, maar een man die zijn wetenschappelijke kennis in dienst stelt van de jeugd die op een veel- sprong van wegen staat. „Geen absolute zekerheid", zegt de heer Krens, „maar de praktijk wijst uit dat we toch in driekwart van de gevallen goed zitten..." De Interdiocesane Stichting van de heer Krens, die werkt in de bisdommen Breda en 's-Hertogenbosch is een van de ruim 170 beroepskeuzebu reaus in Nederland. Onze groot vaders hadden deze bureaus, waaraan een staf van deskun digen is verbonden, niet nodig. Zij werden boer, zoals hun va der, of kozen een ambacht. En de keuze was niet zo groot: je werd smid, timmerman of Een beroep dat vele meisjes sterk aantrekt.... steivardess! Maar je ivordt het niet zo héél erg gemakkelijk....: schoenmaker. In onze dagen is dat anders. De jonge mens kan nu kiezen uit 5000 beroepen en een enorm aantal scholen. Nu de keuze-mogelijkheden zoveel groter zijn geworden, wordt de keuze ook moeilijker. De enorme toeneming van het aantal mogelijkheden houdt verband met de steeds verdergaande specia lisatie in het bedrijfsleven. Er zijn veel meer fabrieken dan vroeger en in die fabrieken gaat het steeds ingewikkelder toe. De wagenmaker die in grootvaders tijd in zijn werk winkel aan het dorpsplein de boe renkarren maakte,bestaat niet meer. Hij is vervangen door een groot aantal vaklieden die in een autofa- briek ieder een stukje maken van het eindprodukt: de tractor of aan hangwagen van de boer van van daag. En zo is het niet alleen met boerenwagens,maar ook met radio's en meubelen en geneesmiddelen en noem-maar-op. Deze veranderingen hebben zich ook voorgedaan in Brabant (de pro vincie waar het aantal arbeidskrach ten in de industrie het snelst toe neemt en als gevolg daarvan ook de niet-industriële beroepen sterk in beweging zijn) en in Zeeland. Het bedrijfsleven vraagt dus ook hier gespecialiseerde vaklieden. Die kun nen alleen „gemaakt" worden in scholen - technische scholen, detail handelsvakscholen, hogescholen en ga-maar-door. Het beroepskeuze-in stituut van de heer Krens wil de wegwijzer zijn naar het beroep of de opleiding die deze jongen of dat meisje het beste past. Hoe dan wel? Het beroepskeuze- werk, aldus de heer Krens, bestaat uit algemene voorlichting en indivi duele adviezen. Wat de voorlichting betreft de heer Krens en zijn mannen trekken geregeld naar de dorpen van Brabant en Zeeland om de ouders van de kinderen uit de hoogste klas van de lagere school een spiegeltje voor te houden van de vele mogelijkheden die voor hun zoon of dochter openstaan. „Dat zijm belangrijke avonden. Ruim 90 procent van de jongens en meisjes die de lagere school verlaten, gaan na de augustus-vakantie naar een andere school. De vraag is dan maar: welke? Er wordt heel gauw gezegd: laten we het maar eens proberen met de ulo of de hbs. Liefst 48 procent van de ulo-leer lingen en bijna 50 procent van de leerlingen aan middelbare scholen voltooien hun studie niet. Dikwijls betekent dit teleurstelling by de ouders en een geestelijke klap voor het kind." De heer Krens, op de bres voor een juiste schoolkeuze, laat dan ook niet af de ouders op andere moge lijkheden te wijzen dan de middel bare school. Op grond van de intel ligentie is 68 procent van de lagere schooljeugd het meest geschikt voor voortgezet lager onderwijs, dat wil zeggen voor technische scholen, scholen, huishoudscholen en het ulo- onderwijs. Slechts 16 procent is in staat middelbaar onderwijs te volgen. „Te veel ouders dromen van een weten schappelijke carrière voor hun kin deren. Ze sturen ze naar scholen waar ze mislukken en niet gelukkig kunnen zyn. En daar gaat het toch om?" De heer Krens weet best dat zijn statistieken de werkelijkheid niet he lemaal dekken. Het kan best zijn dat een kind met een volgens de statistiek te laag intelligentiege middelde toch een middelbare school afloopt. Voor studeren komt immers meer kijken. Doorzettingsvermogen en zelfstandigheid bijvoorbeeld. Het is ook best mogelijk dat deze eigen schappen zich later ontwikkelen. In dat geval zijn er voor een leerling van een technische school om iets te noemen nog mogelijkhe den genoeg. Via schakelklassen kan hij een technische bolleboos worden op de u.t.s. en eventueel de h.t.s. „Dit zijn dingen die de ouders vaak niet weten. Ze denken dikwijls dat de l.t.s. het absolute eindpunt is en geen verdere mogelijkheden biedt. Daarom is voorlichting zo nodig. Voorlichting de stichting van de heer Krens is de enige die naast adviezen ook voorlichting geeft. Zij werkt in Brabant en Zeeland in die plaatsen waar geen eigen beroeps keuze-stichting is (Breda heeft een eigen instelling die nauw verbonden is met de „Interdiocesane". Zij geeft niet alleen voorlichting aan de ouders, maar ook aan de jongeren zelf. Op verzoek van de leiding van de school helpt zij de leerlingen van de 3e en 4e klas van de ulo en de 5e en 6e van de middelbare scho len. Meestal organiseert zij dan een forum van vertegenwoordigers van verschillende beroepen, bij wie de jongeren hun licht kunnen opsteken. Behalve voorlichting, is er het be roepskeuze-advieswerk. Houdt de voorlichter slechts een spiegeltje van mogelijkheden voor de beroeps keuze-adviseur gaat verder. Via een schriftelijke test in groepsver band of een mondelinge test van het individu probeert hij een inzicht te krijgen in de verstandelijke aan leg, het karakter, de mentale rijp heid van zijn cliënt Hij is geen profeet. Wel een des kundig adviseur! „W(j moeten een massale oprui ming krijgen van die reeds lang wachtende jonge boeren. In mijn omgeving ken ik zelfs boerenzoons die langer dan tien jaar kennis heb ben zonder uitzicht om te kunnen trouwen. De reden is eenvoudig dat er geen grond is.." Deze uitspraak van een jonge boer citeert dr. N.H.H. Addens in zyn (veel te weinig be kend geworden) rapport „Over de beroepskeuze van boerenjongeren op de zandgronden van Noord-Brabant en Limburg", dat een overzicht geeft van het vraagstuk dat ontstaat bij een overvloed aan boeren en een tekort aan grond. In het agrarisch welvaartsplan voor Noord-Brabant wordt in 1955 becijferd dat in de pe riode van 1947 tot 1962 meer dan 25.000 jonge boeren een werkkring moeten zoeken buiten het agrarisch midden. Sommigen zijn boer gebleven, maar betaalden een hoge prijs: zij trokken naar Australië, Canada, Frankrijk of minder ver van huis de Noordoostpolder. Anderen bleven in eigen streek en zochten hun heil in de tuinbouw, waarvoor minder grond nodig is, maar een heel andere vak kennis. Een groot aantal brak met de traditie van het voorgeslacht en ruilde de boerderij voor de fabrieken die in de Brabantse dorpen en steden als paddestoelen uit de grond ver rijzen. Om niet alle banden met het boerenbedrijf te verbreken, zochten velen werk in de agrarische industrie Z Studeren kost geld. En niet ieder- een heeft dat genoeg om zijn studie- S kosten te betalen. Dat behoeft ech- J ter geen bezwaar te zijn om een J studie te beginnen. Het rijk. provincie diverse gemeenten en particuliere instellingen verstrekken gelden in de 5 vorm van beurzen (die niet terug- betaald behoeven te worden) en ren-1 teloze voorschotten (die wel terug- l betaald moeten worden)). De rijks-J studietoelagen moeten al in de maand januari worden aangevraagd; 1 bij de Afdeling Rijksstudietoelagen t van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's- Gravenhage. Wie niet in aanmerking komen voor hulp van rijkswege, kun-1 I nen zich wenden tot de provinciale l 'studiefondsen (in Noordbrabant: Sta-J I tionsstraat 15 te Tilburg; in Zeeland: t'Dam 51 te Middelburg). Alle inlichtingen omtrent financiële J hulp bij studie verstrekt het boekje J „Studiebeurzen", een uitgave van* J. Muusses te Purmerend. en de agrarische ambtelijke dien sten. Deze stap van boer naar niet-boer hebben niet allen zonder kleer scheuren kunnen maken. Kwam men in 1947 tot de conclusie, dat het agrarisch bevolkingsoverschot niet opgevangen zou kunnen worden in eigen kring en dat de enige oplossing lag in het zoeken van een niet-agra- risch vak de boeren waren (zijn?) op die overgang toch te weinig voor bereid. Ze kenden geen ander vak en leerden geen ander vak, met als gevolg dat menige boerenzoon ten slotte als ongeschoold arbeider de werkplaatsen en fabrieken in moest. Het afvloeiingsproces is eigenlijk mede tengevolge van de snel voort schrijdende mechanisatie op de boer derij waardoor steeds minder man kracht nodig is te snel gegaan. Het Brabantse agrarische wel vaartsplan pleit dan ook voor een tijdige beroepskeuze en voor een goede beroepskeuze-voorlichting ten behoeve van de boerenbevolking die op dit gebied over weinig ervaring beschikt. Nodig is ook de gelegen heid nijverheidsonderwijs te volgen, liefst niet te ver van huis. Het is immer niet goed bomen die al zo lang wortelen in oude grond, abrupt over te planten in nieuwe. Niet alleen het vee Duidelijk is dat de beroepskeuze voorlichting juist voor de groep jonge boeren en hun ouders van het hoogste gewicht is. Hun levensgeluk is immers in het geding. Schreef de boerenapostel pater G. van den Elzen niet in zijn testament (1920) dat er niet alleen aandacht moet wor den besteed aan het vee, maar ook aan de „massa boerenzoons en dochters die 25 jaar met elkander hebben verkeerd en nooit tot 'n hu welijk zijn kunnen komen"? Het doet daarom vreemd aan de directeur van de Interdiocesane Stichting voor Katholieke Beroepskeuze-voorlichting te Tilburg te horen klagen over de hier en daar geringe medewerking van de zijde van plaatselijke school hoofden in West-Brabant.Dr.Addens schrijft dat de schoolhoofden zoveel mogelijk bij het béroepskeuzewerk moeten worden ingeschakeld en voor deze adviestaak moeten worden be kwaamd. Moeilijk is de zaak vooral ook voor de boerenouders, die over de toe komst van hun kinderen in een veel vroeger stadium moeten beslissen dan hun ouders deden. Bovendien zijn er veel meer keuze-mogelijkhe den en wat weten zij van al die be roepen en opleidingen? Zij hebben behoefte aan deskundige voorlichting en advies en al kost dat laatste een paar centen, zij moeten er niet voor terugschrikken. De beroepskeu ze-adviseurs hebben kritiek gekregen in het begin. Zij hebben misschien ook wel eens misgetast, maar ook hun vak is nieuw.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1962 | | pagina 9