OERKUNST en moderne vormgeving DRIE KORTE ROMANS ToiArfwlec Jordens overleden PARIJSE PUBLIEK GENIET AL MAANDEN VAN LES RUSTRES" Studio voor electronische muziek «T^Farver KUNST Vlucht" De Vogels „Het Keerpunt" mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen Uit de (w) gegarandeerd r zeel vloerkleed IC Si p°of Eskimo-kunstenaar Nick Funke- Bordewijk door Victor Spoor BERT BRUGMAN SPEELT „PORGY AND BESS" Frits Huel 13 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 19 MEI 1962 13 Kunstenaars (zegt men) zijn dikwijls ijdel. Ten noorden van de poolcirkel echter eist de etiquette dat een Eskimo-kunstenaar zijn best behoort te doen om zijn werk te kleineren. Hij pleegt der halve te zeggen, dat zijn beeldjes waardeloos zijn en dat hij nooit meer moest proberen, er een te maken. De Europeanen, die de beeldjes te zien krijgen, zijn daarentegen eenparig in hun be wondering en loftuitingen. T"\e mensen die de prehistorische grot- K' tekeningen en -schilderingen maak ten waren jagers bij uitstek. Zij wa ren, op straffe van de hongerdood, ge noodzaakt, de dieren, waarop zij jacht maakten, zeer scherp waar te nemen, wilden zij met buit huiswaarts kun nen keren. Hieraan is het toe te schrijven, dat de door hen uitgebeelde dieren stuk voor stuk een expressie en actie vertonen, die later slechts zelden werden geëvenaard in Europa. De toevoeging ,,in Europa" is nood zakelijk, want buiten Europa leefden en leven wèl kunstenaars, wier presta ties gelijkenis vertonen met die der grot-kunstenaars" uit het verre verleden. Tot de levende beoefenaren der ja gerskunst" behoren namelijk ook de Eskimo's. Zij wonen merendeels ten noorden van de boomgrens in de pool gebieden. Voor hun levensonderhoud zijn zij nog steeds vrijwel uitsluitend aangewezen op de jacht en de visserij. Een mislukte kariboe- of zeehonden- jacht kan -de hongerdood betekenen voor een Eskimo-groep. Daarom zijn de Eskimo's, evenals de Europese mensen in de Ijstijd, zeer scherpe waarnemers der natuur geworden. Zij kennen als geen ander de gewoonten en eigenaardigheden van vogels, kari- boes, pelsdieren, zeehonden, beren en vissen. Hun hele bestaan is nauw ver vlochten met dat van de dieren, die hun jachtbuit vormen. De Eskimo voedt zich met hun vlees, kleedt zich in hun huiden, verlicht zijn woning met hun traan en vervaardigt zijn wapens, sleden en kajaks uit de „grondstoffen", die zij hem leveren. De laatste vijfentwintig jaar is de „be schaving" bezig, in de woongebieden der Eskimo's door te dringen, maar niettemin is ook heden ten dage hun denken nog doortrokken van de die renwereld. Hun kunst is dus even eens „dierlijk" gericht. Hierbij komt, dat ook magische overwegingen een woordje meespreken, als zij zich tot het uitbeelden of afbeelden van dieren zetten. Evenals de Europese jagers duizenden jaren geleden geloven de Eskimo's namelijk, dat zij een dier in hun macht krijgen door het uit te beelden en voorts, dat een dier goed gunstig jegens hen gezind zal zijn, als zij er, bij wijze van eerbetoon, een beeldje van maken. Het observatievermogen der Eskimo's is zeer scherp dank zij de jacht. Hier door hebben zij oog voor de essentiële trekken van de levende wezens, die zij uitbeelden. Een Eskimo-kunstenaar verliest zich niet in reeksen détails, daar deze de uitdrukkingskracht van zijn werk zouden kunnen verminderen. Dit heeft hij gemeen met de jacht- en grotkunstenaars, die in de Ijstijd in ons werelddeel leefden. Er zijn echter ook verschillen tussen de IJstijdkunst en die der Eskimo's. Dit wordt ver oorzaakt door diverse factoren. Eskimo's leven onder andere omstan digheden dan de oude Europese ja gerkunstenaars. Hun staan geen grot ten ter beschikking, welker wanden zij kunnen versieren met teken- en schilderwerk. De Eskimo's leiden een zwervend leven, zodat de door hen vervaardigde kunstvoorwerpen ge makkelijk vervoerbaar en klein moe ten zijn. Zij maken hun beeldjes van het materiaal, dat in het hoge noor den te vinden is. Been, ivoor (van walrussen) en steen zijn de „grond stoffen", die zij gebruiken. Tijdens de lange poolnacht bewerken de Eskimo kunstenaars met hun zelf vervaardig de primitieve werktuigen die materi alen zo meesterlijk, dat levende figu ren schijnen te ontstaan uit levenloze stof. Meer dan eens is gezegd en geschreven, dat de Eskimo-sculptuur veelal ver-' rassend modern is van vormgeving. Tal van door Eskimo's vervaardigde beeldjes vertonen bijvoorbeeld over eenkomst met werkstukken van mo derne beeldhouwers als de Engelsman Henry Moore en anderen. Op grond hiervan kwamen sommigen tot de con clusie, dat de kunst der Eskimo's van buiten af beïnvloed moest zijn. Dit is echter weinig waarschijnlijk. Een der beste argumenten tegen de beïnvloe dingstheorie is wel, dat men Eskimo beeldjes heeft gevonden, die vrijwel gelijk zijn aan de beeldjes, die tegen woordig ten noorden van de poolcirkel worden vervaardigd, maar die dateren uit de tijd, toen er van enig contact tussen Eskimo's en Europeanen prak tisch gesproken geen sprake was. Bovendien had toen geen enkele Euro pese kunstenaar ook maar het flauw ste denkbeeld van de hedendaagse Europese beeldhouwkunst, terwijl Hen ry Moore en andere moderne kunste naars het levenslicht nog niet hadden aanschouwd. Het is daarom veel aan vaardbaarder en bovendien juist, dat de plastische vormen, die de meeste Eskimo-beeldjes eigen zijn, voortsprui ten uit de aard en de beschouwings wijze der Eskimo's zelf. Hun kunst is typische Eskimo-kunst. De Eskimo is van nature een ingeni eur en een bouwer. Hij is construc tief van aard. De iglo bijvoorbeeld, de hutten van sneeuwblokken, waarin nog steeds tal van Eskimo's in de win ter wonen, is een architectonisch meesterwerk. Westerse deskundigen hebben de bouw van de iglo bestu deerd. Zij kwamen tot de conclusie, dat zo'n half-bolvormige sneeuwwo- ning het enige van sneeuw te maken huis is, dat de stormen en sneeuw jachten der poolgebieden kan overle ven. Ook in de vervaardiging van zijn sleden en harpoenen toont de Eskimo een sterke praktisch-constructieve zin. DE GEEST VAN DE BEER Deze blijkt eveneens uit de beeldjes, die hij vervaardigt. Zij zijn opgebouwd uit lijnen en vlakken, die in harmonische samenwerking met de massa een hechte constructie vormen. Zo kan men zeggen, dat de kunst der Eski mo's een produkt is van de levens omstandigheden en leefwijze van die eenvoudige mensen, maar dan een produkt, dat slechts kan ontstaan dank zij de grote kunstzinnigheid, die de Eskimo's is aangeboren en die hen in staat stelt om het leven op heterdaad te betrappen en vast te leggen in steen, ivoor en been. (Advertentie) nylons naar maat volmaakte pasvorm - uiterst sterk dus voordelig door lange levensduur Qe Groninger kunstschilder Jan; Jordens is deze week op 79-jarige leeftijd plotseling te zijnen huize' overleden. Deze vitale kunstenaar heeft tot aan zijn dood gewerkt en verkreeg bekendheid als schilder, graficus en aquarellist. Hij werd op 5 januari 1883 in Wageningen geboren. Na zijn opleiding aan de academie voor beeldende kunst in Den Haag en de rijksnormaalschool voor tekenleraren in Amsterdam werd hij in 1907 benoemd tot leraar tekenen aan de rijks-h.b.s. in Warffum. In 1916 kwam hij als tekenleraar naar de ge- meente-h.b.s. in Groningen. Als ver nieuwer van het tekenonderwijs is de heer Jordens van grote betekenis ge weest. De kunstschilder Jordens was lid van de kunstenaarsgroep „De Ploeg", het gezelschap dat direct na de eerste wereldoorlog het expressionisme in een eigen vorm naar Nederland bracht en dat vanuit het noorden invloed uit oefende op de Nederlandse schilder kunst. Zijn leven lang evolueerde de kunste naar Jordens. In 1950 sloot hij zich aan bij de groep „Narrenschip" en enkele jaren geleden nog bij de kunstenaars groep „Nu". De heer Jordens begon als expres sionist. Omstreeks de dertiger jaren kwam hij onder invloed van het kubis me en na de oorlog werkte hij in de geest van Paul Klee. In zijn werk volgde hij speelse opvattingen. In 1957 werd hij onderscheiden met de culturele prijs van de provincie Groningen. Reeds in 1934 kreeg hij een erediploma op een internationale ten toonstelling in Budapest voor zijn grafieken. (Van onze Parijse correspondent) L. J. Kleyn In het Théatre National Popu laire, met zijn enorme toneel gaat thans de Italiaan Goldoni uit de achttiende eeuw. Die Goldoni, te gelijk advocaat en bovenal een voortreffelijk mensenkenner, com poneerde een pièce de Théatre, dat hij „les Rustres" noemde. Een Rustre is een boer. Maar om de weerga geen uit de klei getrokken boer. Ook geen hereboer, want een here- boer kan een gentleman zijn met fijne manieren. Een Rustre is een lomperd en een bullebak tegelijk. Van dat slag laat Goldoni er drie op het toneel ko men. Zij zijn alle drie even stinkend rijk en willen ook best een centje laten rollen, als het allemaal maar in het oog van de wereld in het nette en in het fatsoenlijke blijft De eerste Rustre is Lunardo, voor de tweede keer getrouwd. Zijn eerste vrouw was een lam, een engel van goedheid, wat wil zeggen: voor haar was zijn wil wet. Die deugden verkon digt hij ook ver na haar dood nog te pas en te onpas, zelfs in het bijzijn van zijn tweede gemalin Margarita en zijn dochter Lucietta uit het eerste huwe lijk. Wat doen ze, die twee vrouwen, als het scherm over het eerste bedrijf op gaat? Wat zouden ze anders zitten doen dan breien en verstellen. En héél hard doorbreien, want als straks Lunar do thuis komt en de kous is nog niet af, pauvre de moi, dan zwaait er wat. Onder het breien door praten ze over het carnaval, want dat is buiten in volle gang. Spaarzaam klinkt de lof der zot heid tot hun breinaaldenkamer door. Dat ze er geen steek van zien, zit ze allebei heel hoog. Figurez-vous, figurez- vous, zegt de moeder herhaaldelijk tot haar dochter. Want dat zijn haar stop woorden. Lunardo, boer en lompe vlegel als hij is, staat geen enkele uitgaans- ;iartij toe. Ze mogen nog niet eens op net balkon naar buiten kijken! Zo is Lunardo, de huistiran. Je hebt hem in één oogopslag door zodra hij bij die 2 stumperd van vrouwen de kamer binnen komt. De kamer binnen- dondert, dat is eigenlijk pardon! het woord. Eerst kijken, of de kousen afgebreid zijn. Dan heeft hij een ver rassing in zijn zak, maar dat mogen die twee vrouwen alleen maar aan de bui tenkant zien. Ah, wat zou hij het graag zeggen, wat er behalve de soep óók nog zal worden opgediend. Want in zijn zak heeft hij voor Lucietta een man, die hijzelf voor haar heeft uitgezocht. Als een echte man kan hij dat grote geheim toch niet langer voor zich houden. Maar eerst moet Lucietta de kamer uit. Wat? Stribbelt ze tegen? D'r uit! En als de weerlicht! Gedwee trippelt Lucietta weg, maar God hoort haar brommen. Margarita drukt hij tegen zich aan wat ook maar eens in de zoveel jaar gebeurt en dan maakt hij heel voor zichtig het touwtje van de verrassing los. Aan tafel... straks aan tafel... komt de aanstaande man van Lucietta, met wie ze nog diezelfde dag zal trouwen, ook al heeft ze nog nooit van hem ge zien of gehoord. II faut dire les choses comme elles sont. Dat is zijn stop woord- Trouwen, vraagt Margarita? En met wie? Dat is natuurlijk van Marga rita weer veel en veel te veel gevraagd. Vrouwen willen altijd het naadje van de kous weten. Nee, dat zal ze straks wel zien. Als alle gasten aan tafel zit ten. Maar Margarita zal zich toch be hoorlijk moeten kleden met zoveel men sen aan de dis. Kleden? Niks kleden! Een doodgewone soepjurk is mooi zat. En daarmee basta! men, dat de aanstaande echtgenoot Fi- lippetto heet, de zoon van een derde Rustre, Maurizio, óók weduwnaar, maar die geen aanhangwagen heeft kunnen vinden en ongetrouwd door het leven verder gaat. Zijn ijzeren tirannie rust zwaar op arme Filippetto, die nog zijn neus niet durft snuiten zonder dat zijn vader het weet en goed vindt. Onder elkaar bedenken de drie vrouwen een list om dat nieuwbakken stel toch nog vóór het huwelijk bij elkaar te krijgen, want met een in 'n zak gekochte kat heb ben ze ervaring. Filippetto zullen ze vrouwenkleren aantrekken en hem met een masker en een valse neus binnen smokkelen. Daar komt die arme Filippetto met zijn feestneus binnen. Pauvre de moi. Weet hij veel van vrouwenkleren! Hij wordt door Felice getrakteerd op een snuifje, maar om te kunnen snuiven moet hij zijn masker en zijn feestneus afzetten en zo kijken hij en Lucietta el kaar voor het eerst in de ogen. Dat ze op slag stapel verliefd op elkaar wor den, spreekt vanzelf, want Filippetto is een aardige jongen en ook Lucietta is niet te versmaden. Op dat fatale ogenblik komt Lunardo binnen. Een vreemde kerel in zijn ha rem! Bovendien nog met een masker op zijn tronie! En verkleed als wijf! D'r uit! Margarita, d'r uit! Lucietta, d'r uit! Felice, d'r uit! Filippetto is uit zichzelf al lang weg, als een haas er vandoor. Dan volgt de mooiste scène. Niet eens om te gieren van het lachen. Neen, integendeel, eigenlijk heel tragisch. Want daar zitten dan die drie Rustres: Lunardo, Canciano en Maurizio, bij el kaar. Die drie vrouwen moeten natuur lijk worden gestraft. Maar hoe? Ah, die drie miserabelen, die drie schreew- lelijkers, ze weten het niet. Echt niet. De vrouwen naar hun familie terugstu ren? Nee, dat kan niet. Dat zou hèt schandaal worden in de Venetiaanse koopmansstad. Ze inmetselen? Dat gaat ook niet, want dan stierven ze na drie dagen de hongerdood. Ze naar de cam pagne sturen? Ook dat is geen oplos sing, want daar zouden ze al hun cen ten verbrassen. Laten we ze dan tem men, roept heel dapper Canciano. Nee, ook dat lukt niet, want getemde tijgers zijn vaak nog veel gevaarlijker dan wilde. Ze verkeren, de drie mannen .dans une situation plutöt critique". Als we dan die vrouwen, die we eigen lijk toch niet kunnen misen, dan maar nemen zoals ze zijn? Ah, daar moet Lu nardo niet aan denken! Waarachtig niet! Zijn Lucietta, een duif van on schuld, met een vreemde snuiter, in vrouwenkleren, met een feestneus, in één en dezelfde kamer? Hij zal haar wel krijgen. Het hele huwelijk gaat niet door! In die begrafenisstemming komt Fe lice binnen. Zij leest de drie Rustres de les van hun leven. Haar man, Canciano, krimpt alleen al bij haar verschijning van schrik in elkaar. Lunardo, eerst nog met Het schuim op zijn lippen vanwege het bedrog van Margarita en Lucietta, gaat door de knieën bij zoveel vrouwen- logica. Zijn jullie kerels? Jullie behan delen jullie vrouwen als vee! Hoe kun nen ze jullie dan nog beminnen? Ze ge hoorzamen alleen maar uit onmacht. Bon, zegt Lunardo, il faut dire les choses comme elles sont. Toe dan maar. Laat het huwelijk dan maar doorgaan. De laatste van de drie, die bezwijkt, is Maurizio. Hij wil dan, als het moet nog wel toestemmen in het huwelijk, mits zijn zoon, Filippetto, plechtig belooft, dat ook al is hij straks honderdmaal ge trouwd, hij kind van zijn vader blijft en zal doen, wat vader gebiedt. Wat Fi lippetto, pauvre de moi, op hart en mond belooft en bij hoog en bij laag be zweert. „Aan tafel, kinderen", zegt Fe lice dan. Maar vrouwen zouden geen vrouwen zijn, als ze een geheim niet wisten op te vissen. Op visite komt Felice, ook getrouwd met een Rustre: Canciano. Die Canciano is een held op sokken. Hij bullebakt alleen maar buiten de deur, met Rustres onder elkaar. Dan heeft hij praatjes. Maar zodra hij thuis is, met Felice alleen, heeft Felice hem aan een touwtje. Felice is er achter geko- JN EEN ELECTRONISCH concert geschiedt alles zonder instrument en musicus, de componist is tevens uitvoerder. Hij zit voor een schakelbord en bedient de verschillende toetsen, die op hun beurt het in het laboratorium door trillingen van een electronen- buis geproduceerde klankmateriaal vrijgeven. Rondom in de zaal bevinden zich luidsprekers en luidspreker- groepen, waaruit het geluid weerklinkt. Op de clavia tuur, waaraan de „klank-ingenieur" dynamiek, klank kleur en toonhoogte bepaalt, is een apparaat aange sloten, dat de klanken laat wegsterven en door middel van een menglessenaar kan zelfs de menselijke stem vervormd en tussen de andere electronische klanken gemengd worden. De partituren voor de electronische muziek worden ongeveer zoals bij een hollerithmachine door middel van ponsstroken opgetekend. De kostbare apparatuur, die voor de compositie en weergave van electronische muziek vereist is, kan van zelfsprekend geen musicus betalen. Hij is aangewezen op studio's. In de laatste tijd heeft de studio in München grote bekendheid gekregen. Men heeft hier de beschik king over technische installaties, die deze studio tot één van de modernste van Europa maken.De jonge com ponist Josef. Anton Riedl heeft intensief deelgenomen aan de planning en opbouw van de studio en zo konden in samenwerking met kunstenaars en technici alle voor waarden voor een aan alle eisen voldoende proef- inrichting geschapen worden. Riedl zelf heeft de zogenaamde „musique concrète" en de electronische muziek in de studio van de Franse Radio leren kennen. Hij componeert al gedurende zes jaren electronisch en werd in 1959 begiftigd met de muziekprijs van de stad München. Als één van de eersten ontdekte hij, dat de mogelijkheden van de electronische muziek zeer goed te combineren zijn met de dynamiek van een filmstrook en hij trachtte, op deze manier een op zich zelf staande, niet enkel en alleen als „background" dienende, filmmuziek te scheppen. Hoe de toekomstige ontwikkeling van de electronische muziek ook mag zijn, men mag er niet achteloos aan voorbijgaan. De studio voor electronische muziek in München is in ieder geval trefpunt van de internatio nale muzikale avantgarde Carl Orff is als vaste adviseur aan de studio verbonden, Karl Amadeus Hartmann, Pierre Boulez en Niccolo Castiglioni zijn dikwijls als gast aanwezig en ook Ernst Krenek, die zelfs een electronisch Pinksteroratorium geschreven heeft, volgt met belangstelling de experimenten, die in München worden gedaan. 55 ■jl/Tevrouw Nick Funke-Bordewtfk, doch ter van mr. F. Bordewijk, heeft na haar „Millicent" nu een tweede roman gepubliceerd. Zij schreef hem in het Engels, de taal die haar het best ligt, en vertaalde hem daarna in het Nederlands onder de titel „Vlucht". De Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar te 's-Gravenhage gaf het boek een aantrekkelijk omslag mee, ont worpen naar een schilderij van Jef Wauters. Mannelijke hoofdpersoon in deze roman is de Amerikaanse planter Leslie Whiddon. Deze komt op Borneo in contact met het echtpaar Kornegay, waarmee hij bevriend raakt. Vooral hun zoontje Charlie hecht zich aan hem. De moeder, Beryl, kan het een zame leven niet aan en zoekt het ge zelschap van Leslie, wat uitloopt op een kort avontuur. De vrijgezel trekt zich terug en vlucht naar Amerika, waarna Beryl zich om haar nederlaag op het kind wreekt. Leslie ontmoet intussen in de trein een andere getrouwde vrouw, Ellis, die al evenmin een gelukkig huwelijks leven kent. Zij brengen samen enkele gelukkige dagen door, maar daarna durft Leslie ook met deze vrouw niet verder te leven. Weer trekt hij zich terug en als bij Ellis liefde in haat is omgeslagen schiet zij hem neer. Een brute gevangenbewaarster is ten slotte haar enige toevlucht. Nick Funke-Bordewijk heeft met dit boek opnieuw bewezen, dat zij een schrijfster van formaat is. Zowel de figuur van Leslie als de twee tegenge stelde vrouwenkarakters zijn uit nemend getekend. Bovendien schrijft zij een levendige natuurlijke dialoog, wat niet zal verwonderen als men weet, dat zij een vijftal hoorspelen op haar naam heeft staan. Minder gelukkig lijkt ons het feit, dat de sympathieke Leslie de kleine Charlie zonder meer in de steek laat, terwijl hij weet wat het kind boven het hoofd hangt. Ook enkele al te onwaarschijnlijke toevalligheden ontsieren het ver haal, dat we overigens met veel ge noegen en steeds geboeid gelezen heb ben. 55 D auteur, die onder de schuilnaam Victor Spoor publiceert, is in 1921 te Haarlem geboren. Zijn jeugd bracht hij in Antwerpen door. Vorig jaar ont ving hij van het Ministerie van O. K. en W. een aanmoedigingsprijs voor zijn inderdaad voortreffelijke novelle ,,De tafel van twee". Thans is bij de N.V. De Tijdstroom te Lochem een nieuw boek van hem verschenen. Het heet „De Vogels maar heeft niets met ornithologie te maken, of het zou moeten zijn, dat de schrijver er mee aan wil geven, dat de hoofdpersoon, de heer en mevrouw Vogel, beiden uitgevlogen zijn. De eerste is een wegens hartzwakte vervroegd gepensioneerde ambtenaar. Hij ziet zijn vrouw naar Rotterdam vertrekken om daar een zieke zus op te zoeken en haar huishouden te be redderen. Op de slaapkamer ontdekt hij toevallig een doos met geld. Het is de spaarpot van zijn vrouw, die buiten zijn weten geregeld winkeldiefstallen pleegt. Bij het zien van het vele geld leeft de man op. Hij besluit een oude wens, namelijk een reisje naar de Ardennen, te verwezenlijken. Monter gaat hij op stap, verblijft te Antwerpen en reist verder naar Durbuy aan de Ourthe, het kleinste stadje van Europa, waar hij na een vermoeiende bergbeklimming sterft. Inmiddels heeft zijn vrouw zich te Rotterdam met haar schoonbroer af gegeven en als de politie komt om de dood van haar man mee te delen be kent ze in haar verwarring de dief stal, die ze ook in de Maasstad niet heeft kunnen nalaten. Zoals men ziet is het gegeven vrij sober en niet bepaald wereldschok kend. De compositie van het verhaal kunnen we wel waarderen, maar het proza, dat Victor Spoor hier schrijft, is bijzonder conventioneel. Ook de ge schiedenis van de twee echtgenoten op zich zelf is weinig origineel. Met deze al te vlotte novelle, die we nauwelijks een korte roman durven noemen, heeft Spoor niet de hoogte van zijn vorige werk bereikt. TER GELENHEID van het 40-jarig be staan van Bert Brugman's Nederlands Marionettentheater te Blaricum, zullen vanaf september aanstaande, opvoerin gen gegeven worden van George Gershwin's beroemde neger-opera POR GY AND BESS. Voor deze voorstellingen mag gebruik worden gemaakt van de originele gram mofoon-opnamen. De marionetten worden vervaardigd door Ernst Frowein, terwijl Fokke Duetz de décors ontwierp. J)E thans zeventigjarige dr. G.E. Huff nagel (hij is op 9 januari 1892 in de St. Janstraat te Breda geboren), beter bekend onder zijn pseudoniem Frits Huel, liet bij H.P. Leopolds Uitgeversmij N.V. te 's-Gravenhage een nieuw boek verschijnen. Het heet „Het Keerpunt" en heeft de omvang van een flinke novelle. Naar in houd en compositie mag het ech ter een roman genoemd worden. T\e schrijver vertelt het korte leven van Geertje Vrijland. We zien haar op de middelbare school, waar zij het lievelingetje is van de leraar Laars. Samen gaan ze aan de universiteit studeren. Laars laat zijn vrouw in de steek en trekt in bij Geertje. Dit on wettig samenleven is echter een be- lemmerng voor zijn verdere carrière en daarom laat hij Geertje schieten. Deze gaat dan buiten wonen in een bungalow, die „Het Keerpunt" heet. In het dorp leert zij een student, die Titus Nood heet, kennen, welke relatie tot een nieuwe misstap, leidt. Onder verdenking schuldig te zijn aan de dood van haar vroegere vriend Laars komt zij in aanraking met politie en justitie. Geheel overstuur besluit ze naar Canada te emigreren, maar op het laaste moment vlucht ze van de boot. Ze keert in het dorp terug en krijgt een betrekking in de psychiatrische inrichting, die Titus' vader tot direc teur heeft. Daar sterft zij tenslotte aan een longontsteking, nog maar 45 jaar oud. Frits Huel heeft dit tragisch leven in zijn bekende nuchtere, soms wat on handige stijl beschreven. Ondanks de kroniekmatige en dorre opsomming van de feiten, maakt het relaas toch indruk. De ouderwetse verhaaltrant en moeizame zinsconstructies scheppen een bepaalde sfeer, waarvan alleen deze schrijver het geheim schijnt te kennen. Na zijn vorige geschriften is deze korte roman zeker geen terug gang. WILLEM v. d. VELDEN OP 18 JULI 1963 bestaat de vereniging Hof wij ck, die tot doelstelling heeft het huis Hofwijck te Voorburg als Huygens- museum in stand te houden, vijftig jaar. Zij is er in deze halve eeuw in geslaagd het huis, dat door de dichter en staatsman Constantijn Huygens werd gesticht en door hem en zijn zoon, de natuurkundige Christiaan Huygens, werd bewoond, in eigendom te verwerven, te restaureren en als Huygens-museum in te richten. De vereniging zal in de zomer van 1963 in het huis Hofwijck een bijzon dere tentoonstelling inrichten, waarin een beeld gegeven zal worden van het leven van Constantijn en Christiaan Huygens op hun geliefd buitenverblijf. Een commissie van specialisten op verschillende gebieden is reeds ge vormd en heeft met de wetenschappe lijke voorbereiding een begin gemaakt. (Advertentie) Vraag kleurenfolder aan Ver. Ned. Tapijtindustrie N.V. - Hilversum DE VIOLIST BORIS GUTNIKOW, eerste prijswinnaar op het te Moskou ge houden Tsjaikowski-concours, zal voor een eerste kennismaking naar Neder land komen en zijn debuut maken in de Kurzaal te Scheveningen op 15 en 17 augustus. Hij treedt dan op met het Residentie-orkest, dat op deze avonden wordt geleid door Roberto Benzi, die deze zomer eveneens voor het eerst naar ons land komt. Op 19 augustus zal Gutnikow voorts nog een ochtend- reecital in de Kurzaal geven. DE NEDERLANDS-Engels-Amerikaanse actrice Audrey Hepburn is door War ner Bros gekozen voor de uitbeelding van Eliza Doolittle in de verfilming van het succesrijke stuk „Mij fair lady." Begin volgend jaar zal met de ver filming van „My fair lady" worden begonnen. IN HET SCHEVENINGSE Kurhaus- paviljoen zal de Anglo-American Theatre Group op maandag 28, dinsdag 29 en woensdag 30 mei voorstellingen geven van „Sabrina fair" van Samuel Taylor. De regie is in handen van Pat Petrie. Dit werk, dat thans in de oorspron kelijke taal gaat, werd in 1954 door de toneelgroep „Theater" onder de titel Sabrina" in Nederland gepresenteerd. De titelrol, indertijd vertolkt door Lies Franken, wordt thans gespeeld door Maureen van Weel. EEN OMSTREDEN „zelfportret van Rembrandt", aangekocht door een museum in de Duitse stad Stuttgart, is naar Brussel overgebracht om er op echtheid of valsheid te worden onder zocht. Het doek, dat de Westduitse deel staat Baden-Wüttemberg voor 3,6 miljoen mark kocht van een Britse kunsthandelaar, bevindt zich thans na goedvinden van de Belgische over heid in de studio's van de Belgische kunstkenner professor Paul Coremans. De staat Baden-Württemberg is heftig aangevallen voor het uitgeven van een astronomisch bedrag uit belasting gelden aan een schilderij dat wellicht nog niet echt is.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1962 | | pagina 7