Dichter-cineast A. Sucksdorff
klaart het niet met speelfilm
KUNSïGerrit Achterberg in
De Gids" herdacht
ARCHITECTUUR
- beeldende kunst
scheppend één
Succes in Neurenberg
voor
„Suiker"
van
Cla
us
Om het samengaan van de beeldende kunsten
Uit de
Vele vrienden
uiten hun
gevoelens
„Beginselen" van
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
Samensmelting By
natuur-mens flL Jj SA,
is niet gelukt
M
Sonia Gaskell
terug uit Rusland
Plannen van
Jonge Komedie
Getuigenissen
Volstrekt
Geen radio
Oprichting van
Stichting Tilburgs
Theater Kontakt
De
21 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 21 APPRIL 1962 21
1 -L.
ET „De jongen in de boom"
(Pojken i tradet") heeft de
beroemde Zweedse filmer Arne
Sucksdorff wel heel duidelijk be
wezen, dat een natuurfilmer pur
sang niet een, twee, drie kan
veranderen in een speelfilmer.
Voor de eerste maal in zijn grote
carrière heeft hij niettemin ge
tracht zijn voorliefde voor de
natuur in evenwicht te brengen
met een dramatisch speelfilm-
gegeven. En het is een aantrek
kelijke film geworden, ook al is
Sucksdorff er niet in geslaagd
zijn drama helemaal overtuigend
uit te werken.
T")AT Sucksdorff met „De jongen in de
boom" voor de eerste maal met be
roepsacteurs in zee is gegaan, houdt nog
niet in, dat hij de natuur terzijde heeft
geschoven. Integendeel. De prachtige
west-Zweedse flora en fauna zijn in
zijn werkstuk belangrijke onderdelen
van de totale compositie geworden. En
toch heeft deze Zweedse Flaherty de
kloof tussen documentaire het genre
waarmee hij zijn sporen heeft verdiend
en de speelfilm niet bevredigend
kunnen overbruggen. Het zwaartepunt
valt teveel op de documentaire aspec
ten van de geschiedenis, een verschijn
sel, dat bepaald niet ten goede komt
aan de dramatische speelfilmwerkelijk
heid, die Sucksdorff heeft getracht te
scheppen.
F)AT zit hem o.i. voornamelijk in de
omstandigheid, dat hij- zijn geschie
denis te geforceerd doorspekt met de
wederwaardigheden van drie stropende
nozems en deszelfs psychologische con
flicten. De tegenstelling tussen de na
tuur en de mens komt in deze film niet
voldoende uit de verf, eerst en vooral
za binnen een compositie samen te
brengen, is hij er niet in geslaagd zijn
sterke drang tot het eerste voldoende
aan te passen aan de noodzaak een
verhaal te vertellen.
Een heftige scène met de meeloper
Göte als mikpunt
plotseling een schot
levenloos omlaag
en Göte stort
omdat Sucl^dorff merkwaardigerwijze tjeT laatste immers vergde een mten- -.«-ptvt i i, A j
teveel voorbij ziet aan de functie, die li A/TEN kan met ontkennen dat dit ver-
usieve concentratie op de psychologie lTl
de natuur in dit verhaal in had kun
nen nemen. De verbondenheid van de
Zweed met het prachtige ruige land
schap heeft plaats gemaakt voor een
te sterk aangezette menselijke frus
tratie, die wat onwerkelijk aandoet,
omdat ze niet in overeenstemming is
met de aandacht, die de regisseur aan
de schilderachtige natuur schenkt.
gUCKSDORFF is slechts zichzelf geble
ven, waar hij de bekende cameraman
en fotograaf Gunnar Fisher gelegen
heid geeft zijn groot talent te demon
streren. Deze medewerker, die vooral
bekend is geworden door zijn magni
fieke werk voor Ingmar Bergman, heeft
zich in deze film overtroffen, maar zijn
aandeel in het geheel is door de zwakke
regie te weinig zinvol, omdat het zui
ver knap vakwerk blijft, registratie van
picturale schoonheid zonder meer.
En deze halfslachtige indruk wordt nog
versterkt doordat Sucksdorff ter illus
tratie van zijn karakters beurtelings
jazz en klassieke muziek gebruikt, waar
door de aandacht ten onrechte wordt
afgeleid van het menselijk conflict, dat
zijn beslag krijgt.
HM op
van zijn menselijke figuren en dat
heeft hem klaarblijkelijk belet de twee
samenstellende onderdelen van de com
positie natuur en menselijkheid
nauw samen te brengen. Sucksdorff
heeft er destijds met „het grote avon
tuur" drie jaar over gedaan om zijn
shots van de natuur zodanig te mon
teren tot een eenheid, dat er een wer
kelijk dramatische spanning kon ont
staan. En toen had hij nog niets te
maken met acteurs! Ditmaal was dat
wel het geval en het is dan ook amper
te verwonderen, dat hij er niet aan uit
is gekomen.
Verhaal
„T~)E jongen in de boom" verhaalt de
geschiedenis van de zestienjarige
Göte (Tomas Bolme), die thuis niet
begrepen wordt en daarom zijn troost
haal voor een gewiekst regisseur
„gesneden koek" is. Maar toch heeft
Arne Sucksdorff zich niet kunnen ver
wezenlijken in deze speelfilm. De con
flictstof heeft niet de aangrijpende
vorm gekregen, waar ze om vroeg. En
het thema is dus al helemaal niet kun
nen uitgroeien tot een evocatie naar
een hogere werkelijkheid dan die van
het witte doek, die toch in sommige
van zijn vroegere werken onmisken
baar was.
„De jongen in de boom" houdt een les
in voor de filmkijkers, maar op de
eerste plaats voor Sucksdorff zelf: een
filmer, die zo goed in staat is gebleken
om de natuur in zijn werk tot een in
dringende nieuwe werkelijkheid te ver
vormen, moet zich maar liever van de
speelfilm distanciëren. We geloven n.I.,
dat een versmelting van beide soorten
niet tot een bevredigend resultaat zal
leiden, zelfs niet al wordt een poging
zoekt bij twee ongure vrienden, die daartoe ondernomen door een man van
gUCKSDORFF is op de eerste plaats
dichter. Een filmkunstenaar, die er
in het verleden met films als „Een
zomersprookje", „Mensen in de stad",
en vooral met „Het grote avontuur" in
geslaagd is aan bijna onzegbare poëzie
te raken. En hy is met „De jongen in
de boom" dan ook te ver van het hem
vertrouwde en toevertrouwde genre
verwijderd geraakt, om er genoeg over
tuigingskracht in te kunnen leggen.
We maken hier kennis met een geheel
nieuwe Sucksdorff, maar dan een wiens
gave tot „vertellen" aanzienlijk minder
blijkt te zijn dan zijn talent om subtiele
en gespannen sferen op te roepen. In
een poging om filmische poëzie en pro-
hem volledig overheersen. Samen met
hen gaat hij op nachtelijke strooptoch
ten, waarbij hij in alles de mindere is
van zijn ruwe kameraden Max (Heinz
Hopf) en Manne (Björn Gustafson).
Op de duur echter komt hij in opstand
tegen hun dictatuur. Na eep ruziesteelt
hij het geweer van de bende en vlucht
de bossen in, achtervolgd door zijn op
wraak beluste kornuiten. Als hij in
het nauw wordt gedreven vlucht hij
instinctief een boom in. Terwijl hij
afwacht wat er verder zal gaan ge
beuren wordt hij verrast door de
grondeigenaar Carvin (Anders Hen-
drikson), die op zoek is naar de stro
pers, die zich van zijn wild meester
maken. Hij ontdekt Göte en als hij het
geweer ziet begrijpt hij dat Göte een
van de stropers is. Cervin nu is een
verstandig man. Hij tracht de jongen
dan ook tot rede te brengen, maar die
wil niet luisteren. Göte ziet geen uit
weg meer, nu zijn misdadigheid aan
de kaak is gesteld. Terwijl Cervin ver
der praat klinkt er hoog uit de boom
het kaliber van Sucksdorff.
BERT VAN OOSTERHOUT
ierde achtereenvol- TA ri* 1 55 1 1 -
Voor de vierde
gende maal wordt op Curacao een
boekenweek gehouden en wel van
3 tot 12 mei, waarop die op Aruba
van 15 tot 19 mei volgt. Willy Cor-
sari, Jan de Hartog en Aline
Markus zijn uitgenodigd.
De 31-jarige Boris Goetnikof uit Le
ningrad heeft de eerste prijs gewonnen
in de afdeling vioolspel van het tweede
internationale Tsjaikoyski-concours te
Moskou.
Op de op 26 april te houden vergade
ring van de Nederlandse Katholieke Boek
verkopersbond zal van gedachten worden
gewisseld over de mogelijkheid van in
tegratie en samenwerking tussen deze
bond en de Nederlandse Boekverkopers
bond.
De Franse acteur Pierre Larquey is
in zijn woning te Parijs aan een hartaan
val overleden. Hij was 78 jaar. Vooral
door zijn optreden in verschillende Fran
se films heeft hij zich bekendheid ver
worven.
Sonia Gaskell, directrice van het Na
tionaal Ballet, is van haar eérste
bezoek sinds veertig jaar aan Rusland
met een lijnvliegtuig van Aeroflot uit
Moskou op Schiphol teruggekeerd. Als
jong meisje verliet zij Rusland namelijk
in 1921.
Op Schiphol liet zij zich slechts vaag
uit over haar emotionele indrukken bij
dit weerzien. Er was veel veranderd in
Rusland en in veertien dagen tijd, zo
verklaarde ze, was het moeilijk een af
geronde indruk onder woorden te bren-
gen.
Zeer enthousiast sprak ze over het hy
permoderne toneel en ballet dat ze zo
wel in Moskou als Leningrad had ge
zien. Ze bracht dit eerste bezoek aan
haar geboorteland op uitnodiging van
het Russische Ministerie van Kunsten
en maakte van de gelegenheid gebruik
enkele lezingen te houden over moderne
Europese en Amerikaanse kunstopvattin
gen en over de stromingen in de ballet
kunst in het westen. Het was haar opge
vallen dat speciaal de Sovjet-jeugd grote
belngstelling toonde voor alles dat be
trekking heeft op moderne kunst.
,,Ik zie mogelijkheden om met het
Nationaal Ballet in Rusland op te tre
den". zo verklaarde ze, ,,mits grondige
voorbereidingen daaraan vooraf gaan."
Voor het komende speelseizoen bestaat
het tableau de la troupe van de
Haagse toneelgroep ,,De Jonge Kome
die" uit de volgende medewerkers: El
len Brand, Wieteke van Dort, Carla
Janszen, Paula Nemethy, Adèle Oost
veen, Rosemarijn van der Sluis, John
Eibers, Ton van der Goor, Richard Ka-
gie, Pim Giebels en Dick Top.
,,De Jonge Komedie", die zich toelegt
op het spelen van eigentijdse stukken
voor jonge mensen door jonge actrices
en acteurs, heeft een keuze gemaakt uit
de stukken: Een engeltje van niets, van
Claude Puget, Schildering op hout, van
Ingmar Bergman, De twee gevangenen
en De langslaper. De twee laatste stuk
ken, waarvan de Nederlandse première
in voorbereiding is, zijn van de 23-jari-
ge Nederlandse schrijver Anton Quin-
tana. Hij behandelt in dez.e stukken de
problematiek en conflicten der heden
daagse jeugd. Op het repertoire blijft:
Gelukkige dagen van Claude Puget.
Gastregies zullen worden gevoerd door
Frans Zuidinga en Jules Royaards.
De dood van de dichter Gerrit Achter
berg is een gebeurtenis geweest, die vele
schrijvers aan het werk heeft gezet. In
tal van dag-, week- en maandbladen
werd zijn heengaan gememoreerd. Op
herdenkingsbijdragen in Maatstaf hebben
we al de aandacht gevestigd. Nu heeft
ook „De Gids" zijn maartnummer voor
een groot deel aan de betreurde kun
stenaar gewijd. Een paar fraaie foto's,
waarvan we er hierbij een afdrukken,
sieren de tekst.
De aflevering opent met twee gedich
ten, die Ed. Hoornik tussen oude brie
ven van Achterberg aantrof, en die nog
niet gepubliceerd werden. Als een hom
mage aan de overledene zijn vier van
zijn gedichten vertaald, resp. in het Frans
Duits, Engels en Spaans. Piet Calis be
ziet in een voortreffelijk essay enkele
kenmerkende aspecten van Achterbergs
poëzie.
Na een gedachtenis:vers van Maurits
Mok volgt dan een reéks „getuigenissen"
die echter grotendeels bestaan uit „her
inneringen". Bekende en minder bekende
auteurs vertellen van hun ontmoeting
met de dichter, te beginnen met de le
raar Arie Jac. Dekker, die in 1925 sa
men met Achterberg een dichtbundel uit
gaf onder de titel „De zangen van twee
twintigers". We vinden hier dus het
eigenlijke debuut.
Dc twee vrienden hadden hun belang
stelling voor poëzie te danken aan een
bloemlezing, die vele jongelui begeesterd
heeft. Dekker schrijft:
In die jaren nu (1924) verscheen de
eerste uitgave van Dirk Costers
Nieuwe geluiden, met de haast klas
siek geworden inleiding. En omdat ik
de poëzie in bijzondere mate liefhad,
kocht ik een exemplaar. Ik heb het
nog. Vergeeld, verweerd, kapotgele-
zen. Wat hebben Gerrit en ik daarvan
genoten! Om beurten hebben wij er
elkaar uit voorgelezen, dikwijls tot
diep in de nacht hebben wij er van
gedachten over gewisseld.
Ook Roel Houwink haalt herinnerin
gen op aan de beginperiode, de jaren
1925 tot 1931, toen hij de dichter, die
niet zeker van zichzelf was, herhaaldelijk
heeft aangemoedigd. Vooral de brieffrag
menten, die Houwink aanhaalt, zijn in
dit opzicht leerzaam. A. Roland Holst
wijst o.a. op Achterbergs zeer intelligente
scherpzinnigheid en zijn bescheiden hu
mor. „Onvrolijk en opgewekt, trouw
hartig en onbereikbaar, van ons en niet
van ons", zo wil Victor E. van Vriesland
het liefst aan Achterberg blijven denken.
Simon Vestdijk denkt terug aan een
wandeling door de tuin van de dichter
en Anthonie Donker verklaart: „Ik heb
geen tweede mens gekend die zozeer het
volstrekte, dat niet van stervelingen heet
te zijn, in zich had". Dr. P. J. Meertens
beziet Achterberg als zoon van zijn land:
hij voelde zich sterk gebonden aan zijn
geboortegrond en heeft zijn leven lang
een sterke binding aan zijn jeugd gehad.
Instructief is een bijdrage van de do-
Gerrit Achterberg toen hy „met een
mengeling van trots en kinderlyk
plezier" voor Bert Voeten poseerde
op de brug over de Raamgracht by de
Kloveniersburgwal te Amsterdam.
Onder de niet bepaald originele titel:
„Dichter en boer" toont Paul Rodenko
aan, hoe de laatste bundel „Vergeetboek"
een bewuste afrekening vormt, een
streep onder zijn biografie en hoe Ach
terberg, van afkomst een boer, dat ook
als dichter gebleven is. Guus Sötemann
komt terug op zijn bewering, dat al de
gedichten van Achterberg gebaseerd zijn
op het Eurydice-thema, daar de dichter
zelf hem op de onjuistheid van deze stel
ling had gewezen.
Bert Voeten denkt terug aan drie mo
menten in het leven van de dichter en
belicht meteen drie facetten van diens
persoonlijkheid. Zijn radio had hij weg-
cent A. Middeldorp, die enige varianten I gedaan, omdat ze te veel tijd kostte, ver-
op het sonnet „Vrijgezel" behandelt. Er telde hij aan Voeten en Hoornik.
blijkt uit, dat Achterberg herhaaldelijk „Ik wilde alles horen. Ik kocht een
wijzigingen in zijn verzen aanbracht.! radiogids, streepte alle uitzendingen
(Advertentie)
volmaakte pasvorm - uiterst sterk
dus voordelig door lange ievensduur
TVTeurenberg durfde het aan, dit moei- de mens, zonder franje, zonder dat er
lijke werk na te spelen. De bekende moeite gedaan wordt, iets mooier te ma-
Duitse publicist Andreas Donath merkt
bij deze onderneming op: Onder de
toneelwerken van het tweede naturalis
me neemt het toneelstuk Suiker" van
de jonge Hugo Claus waarschijnlijk geen
eerste plaats in, maar het is het enige
werk in dit genre, dat in Duitsland als
geheel nieuw op het toneel verschijnt.
Het Neurenbergse theater dient gepre
zen te worden omdat het poogt, het con
tact met de internationale ontwikkeling
niet te verliezen.
Wat het Duitse theaterpubliek in dit
stuk zo boeit, is de overtuigende voor
stelling van de realiteit. De moderne
communicatiemiddelen van Claus' dra
matische kunst tonen geen verwrongen
menselijk beeld. Er bestaan geen bittere
tragediën, waarin een held door het
noodlot vastgepakt en fijngeknepen
wordt, opdat het publiek huiverend zal
inzien, wat karakter is. In Claus' toneel
stuk wordt de toeschouwer met zichzélf
geconfronteerd, met zijn eigen levenssi
tuatie. Claus ziet af van alle kunstgre
pen van de gebruikelijke dramatiek, zo
als buitenissige situaties en geëxalteer
de hoofdpersonen. Hij schept ook geen
handeling, die rijk is aan gebeurtenis
sen. En zo ontstaat een nieuw beeld van
moeite gedaan
ken dan het in werkelijkheid is.
Tn dit nieuwe beeld van de mens ligt
zeker de betekenis van de jonge Hu-
go Claus. Zelden heeft een dramaturg
uit het Vlaams-Nederlandse gebied zich
in Duitsland thuis gevoeld. Met Hugo
Claus ontmoeten wij een nieuw gezicht,
dat ons als het ware schokt en verbaasd
doet staan. Misschien is het toneelstuk
Suiker" wel het eerste Nederïands-
Vlaamse drama, waar tegenover wij
principieel ons standpunt moeten bepa
len, omdat hier totaal nieuwe stromin
gen van uit gaan, waarvan de Duitse
generatie van dramaturgen zal en wil
leren. De Duitse kritiek over het stuk is
als volgt samen te vatten: ,,Het stuk
leeft van atmosfeer. De strubbelingen,
de pogingen van de arbeiders elkaar te
begrijpen; kaartspelen, luchtkastelen,
zelfvervaardigde alcohol, amoureuze
verwikkelingen, bedrog: dat alles heeft
Hugo Claus voortreffelijk weergegeven.
De figuren, die Claus in de fabriekshal
plaatst, zijn buitengewoon levensecht ge
karakteriseerd. De meeste indruk ma
ken wel de beide oudsten, een achtenze
ventig jarige tweeling, die met hun gril
len het hele stuk dragen. Twee toprol-
len voor oudere toneelspelers."
DE laatste jaren is er veel te doen over een vraagstuk dat men wel
kortweg aanduidt als „het probleem van de integratie der kunsten".
Men wijst er dan op hoe in vroeger eeuwen de beeldende kunsten,
architectuur, schilderkunst en beeldhouwkunst samenwerkten aan
een gebouw, elkaar als het ware voortzetten om een mooi geheel te
bereiken. Waar de eigen taal van de bouwkunst ophield in een bouw
werk hadden beeldhouw- en schilderkunst het werk voort te zetten
om het gehele plastisch-ruimtelijke effect zo rijk mogelijk te maken.
In onze tijd ligt het voor de hand dat vorm, die de constructie^ zou dienen, hij
dergelijke, op de historie stoelende ge-" 1_ 1~~J' ""l
dachten opnieuw in de belangstelling
komen. Immers, er is een rijksregeling
voor rijksgebouwen, waarin anderhalf
procent van de bouwsom beschikbaar
wordt gesteld voor de aanwending van
versierende kunsten. En in diverse ge
meenten is een dergelijke regeling ge
troffen voor gemeentelijke bouwwerken,
waaraan dus telkens voor een, zij het
bescheiden bedrag werken van beelden
de kunst kunnen worden toegepast.
Een probleem zou hier niet aanwezig
zijn wanneer wij niet volkomen in een
nieuwe situatie waren beland; een situa
tie, die vooral de onderlinge samenwer
king der onderscheidene kunsten raakt.
Om maar even in de grote lijnen van de
historie op te gaan: De bouwsituatie van
de middeleeuwen was in West-Europa
een totaal andere dan de onze. Met name
de gothische kathedraal ontstond geheel
anders dan onze moderne bouwwerken.
Dl was toen nog geen sprake van een
prefabricatiesysteem. De ruwe stenen
werden naar de bouwplaats vervoerd,
waar steenkappers ze vormden naar de
grote lijnen, die door de bouwmeester
waren uitgezet. Ter plaatse kregen de
steenblokken dus hun definitieve gestal
te; ze werden bewerkt door lieden, die
steenkapper waren, zonder dat het on
derscheid tussen bouwkunst en beeld
houwkunst werd gehanteerd. Er was al
leen sprake van ambachtslieden, die de
stenen bewerkten als een onderdeel van
het geheel.
Wanneer nu de bouwmeester zich zijn
project had gedacht als een aaneenscha
keling van beeldhouw-kunstige figuren,
dan had de steenkapper (zoals meestal
in de gothische bouwwereld) een bijzon
der veelzijdige taak. Hij had zijn steen
blokken niet alleen te kappen in een
kon ook in het kader van het geheel zijn
fantasie als beeldhouwer de nodige kan
sen geven. Hij kon de wonderlijkste ge
stalten hakken in de steen, mits de kern
er van maar als constructief element ge
handhaafd bleef. Hij werkte vertellend
en voorstellend aan stenen, die in het to
tale technische verband toch bouwstenen
bleven.
Totale verandering
Hoeveel anders is de situatie meestal
in onze tijd. De stenen en platen,
waarmee wij onze gebouwen afsluiten,
zijn niet op de bouwplaats gevormd maar
machinaal vervaardigd in gespecialiseer
de industrieën, die ze in alle gelijkvor
migheid afleveren aan allerlei bouw
ondernemingen. De beeldende kunsten
komen aan de bewerking van de bouw
materialen eenvoudigweg niet meer te
pas. Zo is de situatie te verklaren, waar
in wij ons nu bevinden; massale ver
vaardiging van dezelfde elementen ver
schaft aan de bouwmeesters van onze
tijd de materialen, waaruit het gebouw,
afgezien van het meestal betonnen skelet,
kan worden opgetrokken.
De ontwerper van dergelijke gebouwen
pleegt pas in laatste instantie te denken
aan de toepassing van beeldende kunsten.
In zijn voorstellingswereld staat het ge
bouw er gewoonlijk al als een compleet
heid in zich voor hij de beeldende kunste
naar uitnodigt het zijne bij te dragen
tot de versiering van het geheel. De toe
passing van beeldende kunsten wordt
daarmee een luxe, een overtolligheid, die
meer berust op de mogelijkheden van
een wettelijke regeling, dan op het ver
langen de beeldende kunsten ook een
wezenlijke rol te geven in het ruimte-
speL
Wij stellen hier de zaak maar zo scherp
mogelijk. Architectuur en beeldende kun
sten hebben in het verleden elkaar dik
wijls op treffende wijze voortgezet. Maar
in onze tijd is het gebouw er meestal al
volledig, althans in gedachten, voordat
beeldhouwer of schilder bij het spel zijn
betrokken. De architect heeft alle bouw
kunstige wijsheid in pacht. Hij heeft het
hele gebouw als het ware al uitgekiend
en als hij nog ergens een stuk wand
binnen of buiten over heeft, dan moet
de kunstenaar daarop maar iets aanbren
gen om de extra-middelen voor de beel
dende kunsten op te maken.
Weinig bevredigend
Het spreekt wel bijna vanzelf, dat een
dergelijke situatie weinig bevredigend
moet worden geacht, vooral voor de be
oefenaren van de beeldende kunst. Zij
hebben meestal het gevoel het ruimte-
spel met hun middelen te kunnen vol
tooien, zoals dat werd gedaan door de
muurschilderingen van de Etrusken en
de beeldhouwkunstige bewerking van
zuilen, friezen en tympanen van de
Griekse tempels. Het is begrijpelijk dat
de beeldende kunstenaar zich min of
meer in een hoek gedrongen voelt wan
neer hij wordt gehaald bij een gebouw,
waarvoor het ontwerp al vrijwel vol
ledig vastligt.
Architectonisch mag het ontwerp dan
nog zo bewonderenswaardig zijn, de
beeldende kunst kan dan alleen nog
maar versieren, maar niet meer bijdra
gen tot het wezen van het geheel.
Hier ligt een vraagstuk van een ty
pisch modern karakter. Het spreekt van
zelf dat menige architect beter moet
doordrongen worden van de betekenis
der beeldende kunsten en van de nood-
Glas-in-beton-raam in de kerk van Bac
carat van Etienne Martin, Stalhy et
Poncet.
zaak de kunstenaars al bij het ontstaan
van zijn ontwerp te betrekken. Maar zijn
wij daarmee met het vraagstuk klaar?
Het lijkt ons van niet.
Elk eigen taal
rchitectuur en beeldende kunsten heb-
ben elk een eigen taal te spreken.
Bouwkunst houdt zich bezig met het
scheppen van ruimten om de mens en
moet dus principieel vergelijkbaar zijn
met de maat van de mens. De beeldende
kunsten daartegenover scheppen geen
ruimte voor de mens met zijn lichame
lijkheid, maar alleen voor de geest, die
aan geen maat gebonden is. En waar de
bouwkunst en de beeldende kunsten vol
komen in elkaar overgaan zoals in de
gothiek en de barok heeft de bouw
kunst zijn wezenskenmerk de mense
lijke maat doorgaans prijsgegeven.
De bouwkunst is dan zijn aard ontrouw
geworden, is zelf als het ware een „vrije
kunst" geworden en heeft zijn eigen be
trekking tot het mens-zijn prijsgegeven.
De Etrusken en Grieken hebben ons in
hun verfijnd samenspel der kunsten dan
ook meer te leren dan latere cultuur-
dragende volken. Maar naarmate wij
verder voortschrijden met prefabricatie
lijkt het steeds moeilijker de oude ideaal
beelden ook maar in de verste verte te
benaderen. Ook al laat het artistieke elan
der Franse kunstenaars ons soms nog
wel eens versteld staan over staaltjes
van verbluffende en fijngevoelde samen
werking tussen bouwkunst, schilder- en
beeldhouwkunst.
Mr. A. J. J. VAN ROOY
die me van belang leken aan en ging
dan bij dat toestel zitten. Het was
dikwijls heel moeilijk want zat ik bij
voorbeeld naar de Nordwestdeutsche
Rundfunk te luisteren, waar Thomas
Mann een lezing voor hield, dan moest
ik als de bliksem overschakelen naar
de BBC, die platen van Dylan Thomas
uitzond en van Londen ging het op
een holletje naar Paris Inter, om
Jacques Pré vert te horen. Ik kon het
wel niet allemaal verstaan, maar ik
wilde het toch beluisteren.
De bladzijden, die Simon Vinkenoog
aan de betreurde dichter wijdt, vallen
wat uit de toon, daar ze meer de schrij
ver dan de beschrevene betreffen. Ten
slotte wijst James Brockway op de moei
lijkheden van het vertalen. Hij biecht
eerlijk op, dat hij Achterberg wat dit
betreft, schaamteloos heeft teleurgesteld.
Alles bijeen mogen we ons oudste
maandblad voor deze waardige herden
king dankbaar zijn.
WILLEM v. d. VELDEN
T>ij de opening van de Stadsschouw-
burg werd in Tilburg een afdeling
opgericht van het Nederlands Theater
Centrum, een landelijke uitkooporganisa
tie. Het doel van het N.T.C. is om de
arbeidende bevolking de mogelijkheid
te bieden culturele uitvoeringen te be
doeken tegen een voor de werknemers
redelijke toegangsprijs.
De eerste proefserie, die opgezet werd
in nauwe samenwerking met de directie
van de Stadsschouwburg-Tilburg, gaf al
direct te zien, dat met deze voorstellin
gen in de roos geschoten was. Vele be
drijven en instellingen sloten zich aan
en alle voorstellingen waren uitverkocht.
In het thans lopende seizoen werden
15 voorstellingen over 3 series verdeeld
gegeven, welke eveneens een zeer groot
aantal bezoekers opleverden. Zeker rond
12000 bezoekers bezochten via het Ne
derlands Theater Centrum de schouw
burg.
Om organisatorische en administratie
ve redenen heeft het bestuur van de af
deling Tilburg ingaande het nieuwe sei
zoen gemeend over te moeten gaan tot
het oprichten van een zelfstandige uit
koopvereniging. Daartoe is kort geleden
ten overstaan van notaris Sj. S. van der
Werf de oprichtingsakte verleden van
de Stichting Tilburgs Theater Kontakt,
een voortzetting van de afdeling Tilburg
van het Nederlands Theater Centrum.
Het bestuur van de nieuwe stichting
bestaat uit: mej. M. F. van Puijenbroek
(voorzitster), L. N. de Brabander (se
cretaris-penningmeester), A. Kollau
(tweede secretaris), F. Engel, G. Lod
der en A. Staps, bestuursleden.
toneelgroep ,.De nieuwe Komedie"
Toneelgroep Arena" heeft een aan
tal .beginselen" vastgesteld, die het to
neel voor de middelbare scholieren ten
goede zullen moeten komen. .,Als ons
gezelschap een wegwijzer naar de
schouwburg wil zijn, maar wordt ge
dwongen op te treden in slecht geoutil
leerde zalen of in bioscopen, dan scheit
het daarmee zijn doel voorbij", aldus
,,De Nieuwe Komedie" Toneelgroep
.Arena"
Vastgesteld is dat door het gezelschap
n het komend seizoen geen ochtendvoor
stellingen voor het middelbaar onderwijs
meer worden gegeven. In de tweede
plaats zullen strengere maatstaven wor
den aangelegd bij de beoordeling van de
zaalruimte en toneeloutillage. Voorts
wordt de verspreiding van programma's
•L voorstellingen noodzakelijk ge-
Ee1.1 strikte handhaving van leef
tijdsindeling voor bijwoning van een
voorstelling wordt gewenst genoemd. De
toneelgroep bepleit dat allen, die het
met de vorming van het toekomstige
schouwburgpubliek ernstig nemen, deze
..beginselen toe zullen juichen en aan
de uitvoering daarvan medewerking
zurfen verlenen.