Dichter-cineast A. Sucksdorff klaart het niet met speelfilm KUNSïGerrit Achterberg in De Gids" herdacht ARCHITECTUUR - beeldende kunst scheppend één Succes in Neurenberg voor „Suiker" van Cla us Om het samengaan van de beeldende kunsten Uit de Vele vrienden uiten hun gevoelens „Beginselen" van mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen Samensmelting By natuur-mens flL Jj SA, is niet gelukt M Sonia Gaskell terug uit Rusland Plannen van Jonge Komedie Getuigenissen Volstrekt Geen radio Oprichting van Stichting Tilburgs Theater Kontakt De 21 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 21 APPRIL 1962 21 1 -L. ET „De jongen in de boom" (Pojken i tradet") heeft de beroemde Zweedse filmer Arne Sucksdorff wel heel duidelijk be wezen, dat een natuurfilmer pur sang niet een, twee, drie kan veranderen in een speelfilmer. Voor de eerste maal in zijn grote carrière heeft hij niettemin ge tracht zijn voorliefde voor de natuur in evenwicht te brengen met een dramatisch speelfilm- gegeven. En het is een aantrek kelijke film geworden, ook al is Sucksdorff er niet in geslaagd zijn drama helemaal overtuigend uit te werken. T")AT Sucksdorff met „De jongen in de boom" voor de eerste maal met be roepsacteurs in zee is gegaan, houdt nog niet in, dat hij de natuur terzijde heeft geschoven. Integendeel. De prachtige west-Zweedse flora en fauna zijn in zijn werkstuk belangrijke onderdelen van de totale compositie geworden. En toch heeft deze Zweedse Flaherty de kloof tussen documentaire het genre waarmee hij zijn sporen heeft verdiend en de speelfilm niet bevredigend kunnen overbruggen. Het zwaartepunt valt teveel op de documentaire aspec ten van de geschiedenis, een verschijn sel, dat bepaald niet ten goede komt aan de dramatische speelfilmwerkelijk heid, die Sucksdorff heeft getracht te scheppen. F)AT zit hem o.i. voornamelijk in de omstandigheid, dat hij- zijn geschie denis te geforceerd doorspekt met de wederwaardigheden van drie stropende nozems en deszelfs psychologische con flicten. De tegenstelling tussen de na tuur en de mens komt in deze film niet voldoende uit de verf, eerst en vooral za binnen een compositie samen te brengen, is hij er niet in geslaagd zijn sterke drang tot het eerste voldoende aan te passen aan de noodzaak een verhaal te vertellen. Een heftige scène met de meeloper Göte als mikpunt plotseling een schot levenloos omlaag en Göte stort omdat Sucl^dorff merkwaardigerwijze tjeT laatste immers vergde een mten- -.«-ptvt i i, A j teveel voorbij ziet aan de functie, die li A/TEN kan met ontkennen dat dit ver- usieve concentratie op de psychologie lTl de natuur in dit verhaal in had kun nen nemen. De verbondenheid van de Zweed met het prachtige ruige land schap heeft plaats gemaakt voor een te sterk aangezette menselijke frus tratie, die wat onwerkelijk aandoet, omdat ze niet in overeenstemming is met de aandacht, die de regisseur aan de schilderachtige natuur schenkt. gUCKSDORFF is slechts zichzelf geble ven, waar hij de bekende cameraman en fotograaf Gunnar Fisher gelegen heid geeft zijn groot talent te demon streren. Deze medewerker, die vooral bekend is geworden door zijn magni fieke werk voor Ingmar Bergman, heeft zich in deze film overtroffen, maar zijn aandeel in het geheel is door de zwakke regie te weinig zinvol, omdat het zui ver knap vakwerk blijft, registratie van picturale schoonheid zonder meer. En deze halfslachtige indruk wordt nog versterkt doordat Sucksdorff ter illus tratie van zijn karakters beurtelings jazz en klassieke muziek gebruikt, waar door de aandacht ten onrechte wordt afgeleid van het menselijk conflict, dat zijn beslag krijgt. HM op van zijn menselijke figuren en dat heeft hem klaarblijkelijk belet de twee samenstellende onderdelen van de com positie natuur en menselijkheid nauw samen te brengen. Sucksdorff heeft er destijds met „het grote avon tuur" drie jaar over gedaan om zijn shots van de natuur zodanig te mon teren tot een eenheid, dat er een wer kelijk dramatische spanning kon ont staan. En toen had hij nog niets te maken met acteurs! Ditmaal was dat wel het geval en het is dan ook amper te verwonderen, dat hij er niet aan uit is gekomen. Verhaal „T~)E jongen in de boom" verhaalt de geschiedenis van de zestienjarige Göte (Tomas Bolme), die thuis niet begrepen wordt en daarom zijn troost haal voor een gewiekst regisseur „gesneden koek" is. Maar toch heeft Arne Sucksdorff zich niet kunnen ver wezenlijken in deze speelfilm. De con flictstof heeft niet de aangrijpende vorm gekregen, waar ze om vroeg. En het thema is dus al helemaal niet kun nen uitgroeien tot een evocatie naar een hogere werkelijkheid dan die van het witte doek, die toch in sommige van zijn vroegere werken onmisken baar was. „De jongen in de boom" houdt een les in voor de filmkijkers, maar op de eerste plaats voor Sucksdorff zelf: een filmer, die zo goed in staat is gebleken om de natuur in zijn werk tot een in dringende nieuwe werkelijkheid te ver vormen, moet zich maar liever van de speelfilm distanciëren. We geloven n.I., dat een versmelting van beide soorten niet tot een bevredigend resultaat zal leiden, zelfs niet al wordt een poging zoekt bij twee ongure vrienden, die daartoe ondernomen door een man van gUCKSDORFF is op de eerste plaats dichter. Een filmkunstenaar, die er in het verleden met films als „Een zomersprookje", „Mensen in de stad", en vooral met „Het grote avontuur" in geslaagd is aan bijna onzegbare poëzie te raken. En hy is met „De jongen in de boom" dan ook te ver van het hem vertrouwde en toevertrouwde genre verwijderd geraakt, om er genoeg over tuigingskracht in te kunnen leggen. We maken hier kennis met een geheel nieuwe Sucksdorff, maar dan een wiens gave tot „vertellen" aanzienlijk minder blijkt te zijn dan zijn talent om subtiele en gespannen sferen op te roepen. In een poging om filmische poëzie en pro- hem volledig overheersen. Samen met hen gaat hij op nachtelijke strooptoch ten, waarbij hij in alles de mindere is van zijn ruwe kameraden Max (Heinz Hopf) en Manne (Björn Gustafson). Op de duur echter komt hij in opstand tegen hun dictatuur. Na eep ruziesteelt hij het geweer van de bende en vlucht de bossen in, achtervolgd door zijn op wraak beluste kornuiten. Als hij in het nauw wordt gedreven vlucht hij instinctief een boom in. Terwijl hij afwacht wat er verder zal gaan ge beuren wordt hij verrast door de grondeigenaar Carvin (Anders Hen- drikson), die op zoek is naar de stro pers, die zich van zijn wild meester maken. Hij ontdekt Göte en als hij het geweer ziet begrijpt hij dat Göte een van de stropers is. Cervin nu is een verstandig man. Hij tracht de jongen dan ook tot rede te brengen, maar die wil niet luisteren. Göte ziet geen uit weg meer, nu zijn misdadigheid aan de kaak is gesteld. Terwijl Cervin ver der praat klinkt er hoog uit de boom het kaliber van Sucksdorff. BERT VAN OOSTERHOUT ierde achtereenvol- TA ri* 1 55 1 1 - Voor de vierde gende maal wordt op Curacao een boekenweek gehouden en wel van 3 tot 12 mei, waarop die op Aruba van 15 tot 19 mei volgt. Willy Cor- sari, Jan de Hartog en Aline Markus zijn uitgenodigd. De 31-jarige Boris Goetnikof uit Le ningrad heeft de eerste prijs gewonnen in de afdeling vioolspel van het tweede internationale Tsjaikoyski-concours te Moskou. Op de op 26 april te houden vergade ring van de Nederlandse Katholieke Boek verkopersbond zal van gedachten worden gewisseld over de mogelijkheid van in tegratie en samenwerking tussen deze bond en de Nederlandse Boekverkopers bond. De Franse acteur Pierre Larquey is in zijn woning te Parijs aan een hartaan val overleden. Hij was 78 jaar. Vooral door zijn optreden in verschillende Fran se films heeft hij zich bekendheid ver worven. Sonia Gaskell, directrice van het Na tionaal Ballet, is van haar eérste bezoek sinds veertig jaar aan Rusland met een lijnvliegtuig van Aeroflot uit Moskou op Schiphol teruggekeerd. Als jong meisje verliet zij Rusland namelijk in 1921. Op Schiphol liet zij zich slechts vaag uit over haar emotionele indrukken bij dit weerzien. Er was veel veranderd in Rusland en in veertien dagen tijd, zo verklaarde ze, was het moeilijk een af geronde indruk onder woorden te bren- gen. Zeer enthousiast sprak ze over het hy permoderne toneel en ballet dat ze zo wel in Moskou als Leningrad had ge zien. Ze bracht dit eerste bezoek aan haar geboorteland op uitnodiging van het Russische Ministerie van Kunsten en maakte van de gelegenheid gebruik enkele lezingen te houden over moderne Europese en Amerikaanse kunstopvattin gen en over de stromingen in de ballet kunst in het westen. Het was haar opge vallen dat speciaal de Sovjet-jeugd grote belngstelling toonde voor alles dat be trekking heeft op moderne kunst. ,,Ik zie mogelijkheden om met het Nationaal Ballet in Rusland op te tre den". zo verklaarde ze, ,,mits grondige voorbereidingen daaraan vooraf gaan." Voor het komende speelseizoen bestaat het tableau de la troupe van de Haagse toneelgroep ,,De Jonge Kome die" uit de volgende medewerkers: El len Brand, Wieteke van Dort, Carla Janszen, Paula Nemethy, Adèle Oost veen, Rosemarijn van der Sluis, John Eibers, Ton van der Goor, Richard Ka- gie, Pim Giebels en Dick Top. ,,De Jonge Komedie", die zich toelegt op het spelen van eigentijdse stukken voor jonge mensen door jonge actrices en acteurs, heeft een keuze gemaakt uit de stukken: Een engeltje van niets, van Claude Puget, Schildering op hout, van Ingmar Bergman, De twee gevangenen en De langslaper. De twee laatste stuk ken, waarvan de Nederlandse première in voorbereiding is, zijn van de 23-jari- ge Nederlandse schrijver Anton Quin- tana. Hij behandelt in dez.e stukken de problematiek en conflicten der heden daagse jeugd. Op het repertoire blijft: Gelukkige dagen van Claude Puget. Gastregies zullen worden gevoerd door Frans Zuidinga en Jules Royaards. De dood van de dichter Gerrit Achter berg is een gebeurtenis geweest, die vele schrijvers aan het werk heeft gezet. In tal van dag-, week- en maandbladen werd zijn heengaan gememoreerd. Op herdenkingsbijdragen in Maatstaf hebben we al de aandacht gevestigd. Nu heeft ook „De Gids" zijn maartnummer voor een groot deel aan de betreurde kun stenaar gewijd. Een paar fraaie foto's, waarvan we er hierbij een afdrukken, sieren de tekst. De aflevering opent met twee gedich ten, die Ed. Hoornik tussen oude brie ven van Achterberg aantrof, en die nog niet gepubliceerd werden. Als een hom mage aan de overledene zijn vier van zijn gedichten vertaald, resp. in het Frans Duits, Engels en Spaans. Piet Calis be ziet in een voortreffelijk essay enkele kenmerkende aspecten van Achterbergs poëzie. Na een gedachtenis:vers van Maurits Mok volgt dan een reéks „getuigenissen" die echter grotendeels bestaan uit „her inneringen". Bekende en minder bekende auteurs vertellen van hun ontmoeting met de dichter, te beginnen met de le raar Arie Jac. Dekker, die in 1925 sa men met Achterberg een dichtbundel uit gaf onder de titel „De zangen van twee twintigers". We vinden hier dus het eigenlijke debuut. Dc twee vrienden hadden hun belang stelling voor poëzie te danken aan een bloemlezing, die vele jongelui begeesterd heeft. Dekker schrijft: In die jaren nu (1924) verscheen de eerste uitgave van Dirk Costers Nieuwe geluiden, met de haast klas siek geworden inleiding. En omdat ik de poëzie in bijzondere mate liefhad, kocht ik een exemplaar. Ik heb het nog. Vergeeld, verweerd, kapotgele- zen. Wat hebben Gerrit en ik daarvan genoten! Om beurten hebben wij er elkaar uit voorgelezen, dikwijls tot diep in de nacht hebben wij er van gedachten over gewisseld. Ook Roel Houwink haalt herinnerin gen op aan de beginperiode, de jaren 1925 tot 1931, toen hij de dichter, die niet zeker van zichzelf was, herhaaldelijk heeft aangemoedigd. Vooral de brieffrag menten, die Houwink aanhaalt, zijn in dit opzicht leerzaam. A. Roland Holst wijst o.a. op Achterbergs zeer intelligente scherpzinnigheid en zijn bescheiden hu mor. „Onvrolijk en opgewekt, trouw hartig en onbereikbaar, van ons en niet van ons", zo wil Victor E. van Vriesland het liefst aan Achterberg blijven denken. Simon Vestdijk denkt terug aan een wandeling door de tuin van de dichter en Anthonie Donker verklaart: „Ik heb geen tweede mens gekend die zozeer het volstrekte, dat niet van stervelingen heet te zijn, in zich had". Dr. P. J. Meertens beziet Achterberg als zoon van zijn land: hij voelde zich sterk gebonden aan zijn geboortegrond en heeft zijn leven lang een sterke binding aan zijn jeugd gehad. Instructief is een bijdrage van de do- Gerrit Achterberg toen hy „met een mengeling van trots en kinderlyk plezier" voor Bert Voeten poseerde op de brug over de Raamgracht by de Kloveniersburgwal te Amsterdam. Onder de niet bepaald originele titel: „Dichter en boer" toont Paul Rodenko aan, hoe de laatste bundel „Vergeetboek" een bewuste afrekening vormt, een streep onder zijn biografie en hoe Ach terberg, van afkomst een boer, dat ook als dichter gebleven is. Guus Sötemann komt terug op zijn bewering, dat al de gedichten van Achterberg gebaseerd zijn op het Eurydice-thema, daar de dichter zelf hem op de onjuistheid van deze stel ling had gewezen. Bert Voeten denkt terug aan drie mo menten in het leven van de dichter en belicht meteen drie facetten van diens persoonlijkheid. Zijn radio had hij weg- cent A. Middeldorp, die enige varianten I gedaan, omdat ze te veel tijd kostte, ver- op het sonnet „Vrijgezel" behandelt. Er telde hij aan Voeten en Hoornik. blijkt uit, dat Achterberg herhaaldelijk „Ik wilde alles horen. Ik kocht een wijzigingen in zijn verzen aanbracht.! radiogids, streepte alle uitzendingen (Advertentie) volmaakte pasvorm - uiterst sterk dus voordelig door lange ievensduur TVTeurenberg durfde het aan, dit moei- de mens, zonder franje, zonder dat er lijke werk na te spelen. De bekende moeite gedaan wordt, iets mooier te ma- Duitse publicist Andreas Donath merkt bij deze onderneming op: Onder de toneelwerken van het tweede naturalis me neemt het toneelstuk Suiker" van de jonge Hugo Claus waarschijnlijk geen eerste plaats in, maar het is het enige werk in dit genre, dat in Duitsland als geheel nieuw op het toneel verschijnt. Het Neurenbergse theater dient gepre zen te worden omdat het poogt, het con tact met de internationale ontwikkeling niet te verliezen. Wat het Duitse theaterpubliek in dit stuk zo boeit, is de overtuigende voor stelling van de realiteit. De moderne communicatiemiddelen van Claus' dra matische kunst tonen geen verwrongen menselijk beeld. Er bestaan geen bittere tragediën, waarin een held door het noodlot vastgepakt en fijngeknepen wordt, opdat het publiek huiverend zal inzien, wat karakter is. In Claus' toneel stuk wordt de toeschouwer met zichzélf geconfronteerd, met zijn eigen levenssi tuatie. Claus ziet af van alle kunstgre pen van de gebruikelijke dramatiek, zo als buitenissige situaties en geëxalteer de hoofdpersonen. Hij schept ook geen handeling, die rijk is aan gebeurtenis sen. En zo ontstaat een nieuw beeld van moeite gedaan ken dan het in werkelijkheid is. Tn dit nieuwe beeld van de mens ligt zeker de betekenis van de jonge Hu- go Claus. Zelden heeft een dramaturg uit het Vlaams-Nederlandse gebied zich in Duitsland thuis gevoeld. Met Hugo Claus ontmoeten wij een nieuw gezicht, dat ons als het ware schokt en verbaasd doet staan. Misschien is het toneelstuk Suiker" wel het eerste Nederïands- Vlaamse drama, waar tegenover wij principieel ons standpunt moeten bepa len, omdat hier totaal nieuwe stromin gen van uit gaan, waarvan de Duitse generatie van dramaturgen zal en wil leren. De Duitse kritiek over het stuk is als volgt samen te vatten: ,,Het stuk leeft van atmosfeer. De strubbelingen, de pogingen van de arbeiders elkaar te begrijpen; kaartspelen, luchtkastelen, zelfvervaardigde alcohol, amoureuze verwikkelingen, bedrog: dat alles heeft Hugo Claus voortreffelijk weergegeven. De figuren, die Claus in de fabriekshal plaatst, zijn buitengewoon levensecht ge karakteriseerd. De meeste indruk ma ken wel de beide oudsten, een achtenze ventig jarige tweeling, die met hun gril len het hele stuk dragen. Twee toprol- len voor oudere toneelspelers." DE laatste jaren is er veel te doen over een vraagstuk dat men wel kortweg aanduidt als „het probleem van de integratie der kunsten". Men wijst er dan op hoe in vroeger eeuwen de beeldende kunsten, architectuur, schilderkunst en beeldhouwkunst samenwerkten aan een gebouw, elkaar als het ware voortzetten om een mooi geheel te bereiken. Waar de eigen taal van de bouwkunst ophield in een bouw werk hadden beeldhouw- en schilderkunst het werk voort te zetten om het gehele plastisch-ruimtelijke effect zo rijk mogelijk te maken. In onze tijd ligt het voor de hand dat vorm, die de constructie^ zou dienen, hij dergelijke, op de historie stoelende ge-" 1_ 1~~J' ""l dachten opnieuw in de belangstelling komen. Immers, er is een rijksregeling voor rijksgebouwen, waarin anderhalf procent van de bouwsom beschikbaar wordt gesteld voor de aanwending van versierende kunsten. En in diverse ge meenten is een dergelijke regeling ge troffen voor gemeentelijke bouwwerken, waaraan dus telkens voor een, zij het bescheiden bedrag werken van beelden de kunst kunnen worden toegepast. Een probleem zou hier niet aanwezig zijn wanneer wij niet volkomen in een nieuwe situatie waren beland; een situa tie, die vooral de onderlinge samenwer king der onderscheidene kunsten raakt. Om maar even in de grote lijnen van de historie op te gaan: De bouwsituatie van de middeleeuwen was in West-Europa een totaal andere dan de onze. Met name de gothische kathedraal ontstond geheel anders dan onze moderne bouwwerken. Dl was toen nog geen sprake van een prefabricatiesysteem. De ruwe stenen werden naar de bouwplaats vervoerd, waar steenkappers ze vormden naar de grote lijnen, die door de bouwmeester waren uitgezet. Ter plaatse kregen de steenblokken dus hun definitieve gestal te; ze werden bewerkt door lieden, die steenkapper waren, zonder dat het on derscheid tussen bouwkunst en beeld houwkunst werd gehanteerd. Er was al leen sprake van ambachtslieden, die de stenen bewerkten als een onderdeel van het geheel. Wanneer nu de bouwmeester zich zijn project had gedacht als een aaneenscha keling van beeldhouw-kunstige figuren, dan had de steenkapper (zoals meestal in de gothische bouwwereld) een bijzon der veelzijdige taak. Hij had zijn steen blokken niet alleen te kappen in een kon ook in het kader van het geheel zijn fantasie als beeldhouwer de nodige kan sen geven. Hij kon de wonderlijkste ge stalten hakken in de steen, mits de kern er van maar als constructief element ge handhaafd bleef. Hij werkte vertellend en voorstellend aan stenen, die in het to tale technische verband toch bouwstenen bleven. Totale verandering Hoeveel anders is de situatie meestal in onze tijd. De stenen en platen, waarmee wij onze gebouwen afsluiten, zijn niet op de bouwplaats gevormd maar machinaal vervaardigd in gespecialiseer de industrieën, die ze in alle gelijkvor migheid afleveren aan allerlei bouw ondernemingen. De beeldende kunsten komen aan de bewerking van de bouw materialen eenvoudigweg niet meer te pas. Zo is de situatie te verklaren, waar in wij ons nu bevinden; massale ver vaardiging van dezelfde elementen ver schaft aan de bouwmeesters van onze tijd de materialen, waaruit het gebouw, afgezien van het meestal betonnen skelet, kan worden opgetrokken. De ontwerper van dergelijke gebouwen pleegt pas in laatste instantie te denken aan de toepassing van beeldende kunsten. In zijn voorstellingswereld staat het ge bouw er gewoonlijk al als een compleet heid in zich voor hij de beeldende kunste naar uitnodigt het zijne bij te dragen tot de versiering van het geheel. De toe passing van beeldende kunsten wordt daarmee een luxe, een overtolligheid, die meer berust op de mogelijkheden van een wettelijke regeling, dan op het ver langen de beeldende kunsten ook een wezenlijke rol te geven in het ruimte- speL Wij stellen hier de zaak maar zo scherp mogelijk. Architectuur en beeldende kun sten hebben in het verleden elkaar dik wijls op treffende wijze voortgezet. Maar in onze tijd is het gebouw er meestal al volledig, althans in gedachten, voordat beeldhouwer of schilder bij het spel zijn betrokken. De architect heeft alle bouw kunstige wijsheid in pacht. Hij heeft het hele gebouw als het ware al uitgekiend en als hij nog ergens een stuk wand binnen of buiten over heeft, dan moet de kunstenaar daarop maar iets aanbren gen om de extra-middelen voor de beel dende kunsten op te maken. Weinig bevredigend Het spreekt wel bijna vanzelf, dat een dergelijke situatie weinig bevredigend moet worden geacht, vooral voor de be oefenaren van de beeldende kunst. Zij hebben meestal het gevoel het ruimte- spel met hun middelen te kunnen vol tooien, zoals dat werd gedaan door de muurschilderingen van de Etrusken en de beeldhouwkunstige bewerking van zuilen, friezen en tympanen van de Griekse tempels. Het is begrijpelijk dat de beeldende kunstenaar zich min of meer in een hoek gedrongen voelt wan neer hij wordt gehaald bij een gebouw, waarvoor het ontwerp al vrijwel vol ledig vastligt. Architectonisch mag het ontwerp dan nog zo bewonderenswaardig zijn, de beeldende kunst kan dan alleen nog maar versieren, maar niet meer bijdra gen tot het wezen van het geheel. Hier ligt een vraagstuk van een ty pisch modern karakter. Het spreekt van zelf dat menige architect beter moet doordrongen worden van de betekenis der beeldende kunsten en van de nood- Glas-in-beton-raam in de kerk van Bac carat van Etienne Martin, Stalhy et Poncet. zaak de kunstenaars al bij het ontstaan van zijn ontwerp te betrekken. Maar zijn wij daarmee met het vraagstuk klaar? Het lijkt ons van niet. Elk eigen taal rchitectuur en beeldende kunsten heb- ben elk een eigen taal te spreken. Bouwkunst houdt zich bezig met het scheppen van ruimten om de mens en moet dus principieel vergelijkbaar zijn met de maat van de mens. De beeldende kunsten daartegenover scheppen geen ruimte voor de mens met zijn lichame lijkheid, maar alleen voor de geest, die aan geen maat gebonden is. En waar de bouwkunst en de beeldende kunsten vol komen in elkaar overgaan zoals in de gothiek en de barok heeft de bouw kunst zijn wezenskenmerk de mense lijke maat doorgaans prijsgegeven. De bouwkunst is dan zijn aard ontrouw geworden, is zelf als het ware een „vrije kunst" geworden en heeft zijn eigen be trekking tot het mens-zijn prijsgegeven. De Etrusken en Grieken hebben ons in hun verfijnd samenspel der kunsten dan ook meer te leren dan latere cultuur- dragende volken. Maar naarmate wij verder voortschrijden met prefabricatie lijkt het steeds moeilijker de oude ideaal beelden ook maar in de verste verte te benaderen. Ook al laat het artistieke elan der Franse kunstenaars ons soms nog wel eens versteld staan over staaltjes van verbluffende en fijngevoelde samen werking tussen bouwkunst, schilder- en beeldhouwkunst. Mr. A. J. J. VAN ROOY die me van belang leken aan en ging dan bij dat toestel zitten. Het was dikwijls heel moeilijk want zat ik bij voorbeeld naar de Nordwestdeutsche Rundfunk te luisteren, waar Thomas Mann een lezing voor hield, dan moest ik als de bliksem overschakelen naar de BBC, die platen van Dylan Thomas uitzond en van Londen ging het op een holletje naar Paris Inter, om Jacques Pré vert te horen. Ik kon het wel niet allemaal verstaan, maar ik wilde het toch beluisteren. De bladzijden, die Simon Vinkenoog aan de betreurde dichter wijdt, vallen wat uit de toon, daar ze meer de schrij ver dan de beschrevene betreffen. Ten slotte wijst James Brockway op de moei lijkheden van het vertalen. Hij biecht eerlijk op, dat hij Achterberg wat dit betreft, schaamteloos heeft teleurgesteld. Alles bijeen mogen we ons oudste maandblad voor deze waardige herden king dankbaar zijn. WILLEM v. d. VELDEN T>ij de opening van de Stadsschouw- burg werd in Tilburg een afdeling opgericht van het Nederlands Theater Centrum, een landelijke uitkooporganisa tie. Het doel van het N.T.C. is om de arbeidende bevolking de mogelijkheid te bieden culturele uitvoeringen te be doeken tegen een voor de werknemers redelijke toegangsprijs. De eerste proefserie, die opgezet werd in nauwe samenwerking met de directie van de Stadsschouwburg-Tilburg, gaf al direct te zien, dat met deze voorstellin gen in de roos geschoten was. Vele be drijven en instellingen sloten zich aan en alle voorstellingen waren uitverkocht. In het thans lopende seizoen werden 15 voorstellingen over 3 series verdeeld gegeven, welke eveneens een zeer groot aantal bezoekers opleverden. Zeker rond 12000 bezoekers bezochten via het Ne derlands Theater Centrum de schouw burg. Om organisatorische en administratie ve redenen heeft het bestuur van de af deling Tilburg ingaande het nieuwe sei zoen gemeend over te moeten gaan tot het oprichten van een zelfstandige uit koopvereniging. Daartoe is kort geleden ten overstaan van notaris Sj. S. van der Werf de oprichtingsakte verleden van de Stichting Tilburgs Theater Kontakt, een voortzetting van de afdeling Tilburg van het Nederlands Theater Centrum. Het bestuur van de nieuwe stichting bestaat uit: mej. M. F. van Puijenbroek (voorzitster), L. N. de Brabander (se cretaris-penningmeester), A. Kollau (tweede secretaris), F. Engel, G. Lod der en A. Staps, bestuursleden. toneelgroep ,.De nieuwe Komedie" Toneelgroep Arena" heeft een aan tal .beginselen" vastgesteld, die het to neel voor de middelbare scholieren ten goede zullen moeten komen. .,Als ons gezelschap een wegwijzer naar de schouwburg wil zijn, maar wordt ge dwongen op te treden in slecht geoutil leerde zalen of in bioscopen, dan scheit het daarmee zijn doel voorbij", aldus ,,De Nieuwe Komedie" Toneelgroep .Arena" Vastgesteld is dat door het gezelschap n het komend seizoen geen ochtendvoor stellingen voor het middelbaar onderwijs meer worden gegeven. In de tweede plaats zullen strengere maatstaven wor den aangelegd bij de beoordeling van de zaalruimte en toneeloutillage. Voorts wordt de verspreiding van programma's •L voorstellingen noodzakelijk ge- Ee1.1 strikte handhaving van leef tijdsindeling voor bijwoning van een voorstelling wordt gewenst genoemd. De toneelgroep bepleit dat allen, die het met de vorming van het toekomstige schouwburgpubliek ernstig nemen, deze ..beginselen toe zullen juichen en aan de uitvoering daarvan medewerking zurfen verlenen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1962 | | pagina 13