VOORJAARSBEURS BOUW- EN TRANSPORTBEURS K- Toenemende moeilijkheden voor de zeescheepvaart AFRIKAANS VERLEDEN II Oude namen herleven in onze bewogen tijd Overheidstoezicht kan licht ontaarden in bemoeiing 12 20 17 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 10 MAART 1962 17 M i 13 rif 14 W Am 15 J 16 ft Midden-Afrika Zuid-Afrika Slotakkoord Rederijen gaan zich verweren Dorp verhuist wegens herrie met „buurman" ECONOMISCHE ASPECTEN VAN DE WET OP DE BEJAARDENOORDEN (II) Son-G'hai Jodenmoordenaars voor de rechter Prijzen liggen thans eerder te laag Machtsmiddelen (Advertentie) MAANDAG MAAR T G M DINSDAG WOENSDAG ^ÊDONDERDAGÊ W VRIJDAG f MAART F—ml MAART MAART MAART DINSDAG MAART Vredenburg en Crpeselaan: Artikelen voor huishoudelijk en persoonlijk gebruik Geopend tan 9-18 uur Toegangsprijs f. 3,-. Croeselaan: Bouw- en Intern transport - Uitrustingen voor industrie en openbare diensten. ft. js zaterdags van 916 nnr i zaterdags van 1016 uur ■s zaterdags van 1016 nnr zaterdags van 1016 nur ïrdigheid! gilde hli,hll begrip gebruikend dat nu im tegen Satarin had no gebruiken Het was ee Iddoener. Zowel Lowis a roet hadden niet het i\aUW idee wat het betekende gesprek werd zo verward zelfs de Prater nau- lijks meer wist waar zu t feitelük over hadden, E verdiept was hl] in n edend debat, dat hl] de sorn re figuur van Satarin ni merkte, die geluidloo» na r de die West-Afrika in de loop zijner lange staatkundige geschiedenis heeft gekend. Zijn rijk strekte zich uit van Guinea tot het zuiden van Marokko. Zijn koop lieden onderhielden handelsrelaties met vele landen. Mohammed Askia was een streng vorst, maar gold tevens als zeer rechtvaardig. Zijn naam leeft nog voort in West-Afrika. Een halve eeuw na de dood van Mo hammed Askia was het echter |*pdaan met het rijk Son-G'hai. Het waren de vorst van Marokko en zijn strijdkrach ten. die het doodvonnis aan de West- afrikaanse grote mogendheid Son-G'hai voltrokken. In Midden-Afrika lag tegen de rand van de Sahara en in de buurt van het Chad-meer het machtige rijk Bornoe. Het was in vroeger eeuwen zeer uitge strekt. Zijn geschiedenis gaat terug tot de dagen, dat in West-Europa Karei de Grote regeerde. In die tijd heerste ko ning Sef over het rijk Kanem-Bornoe. Dit rijk viel omstreeks 1400 uiteen in twee delen. Toch bleef Bornoe de be langrijkste mogendheid in het gebied van zestiende eeuw beleefde Bornoe een ware glorietijd, doch nadien wisselden perioden van bloei en achteruitgang el- het Chad-meer. In het begin van de De geschiedenis van de Afri kaanse grote mogendheden is nog goeddeels in nevelen ge huld. Het zal in de komende jaren de taak der Afrikaanse geschiedvorsers zijn om die ge schiedenis uit te graven en te schrijven. Zolang dit niet is gebeurd, moeten wij volstaan met een ruwe schets en enige markante feiten. kaar af. Geheel verdwenen is Bornoe nooit, want vele jaren is het een semi- onafhankelijke staat geweest onder Europese opperhoogheid. Thans maakt Bornoe deel uit van Nigeria en zal het dus begin oktober 1960 weer onafhanke lijk worden. Er hebben in Oost-, West- en Midden- Afrika nog andere onafhankelijke sta ten bestaan dan die, welke wy de revue lieten passeren. We beperkten ons tot een kort relaas over enige van de be langrijkste. Wel moeten wy nog wyzen op de machtige negerrijken in het zui den van Afrika, rijken, waarmede de Boeren zoveel te stellen hebben gehad. De herinneringen aan Dingaan, aan de slag by Bloedrivier en aan andere fei ten uit de Zuidafrikaanse geschiede nis der laatste honderd vijftig jaar is nog levendig en roept het beeld op van machtige politieke eenheden. De mensen, die die eenheden vormden, belezen, dat zjj op hun manier staten konden stich ten, ontplooien en in stand houden. Wij herhalen op hun manier en behoeven wel niet uitvoerig te betogen, dat hun manier een andere was en is als de on ze. Sommige Europeanen zijn nog steeds geneigd, de Afrikanen te zien als „wil de negers". Dit is een juiste zienswijze voorzover het betreft enige stammen in de binnenlanden. Voor het gros der Negers geldt echter, dat hun voorzaten over staatkundige kwaliteiten beschikten (Van een financiële medewerker) Met het bekend worden van de resultaten over 1.961 komt geleidelijk naar voren wat de invloed is geweest van de revaluatie van de gulden op 5 maart van het vorige jaar. Zeer ongunstig blijkt dit te zijn geweest voor de zee vaart, zoals wordt getoond in de jaarverslagen van de rede rijen. Dividendverlagingen zijn daar het gevolg van, wat onderstaand overzicht laat zien. 1961 1960 Kon. Ned. Stoomboot Mij. 8 procent 10 procent Stoomvaart Mij. „Nederland" 8 procent 9 procent Holland Amerika Lijn 7 procent 9 procent Rotterdamse Lloyd 6 procent 7 procent P. en O. Line (Engels) 6 procent 11 procent Dat de oorzaak niet geheel bij de revaluatie ligt toont de verlaging van de laatste, Engelse, maatschappij. Het was echter de druppel die de emmer deed overlopen. De grote moeilijkheid lag en ligt nog op de vrachtenmarkt, die zich op het ogenblik op het laagste niveau van na de oorlog bevindt. Dit niet zozeer uit gebrek aan vracht, als wel uit het grote overschot aan schepen en dan nog voornamelijk tankers. Daar hebben bovenvermelde maatschappijen er géén van, behoudens de Mij. „Nederland", die één tanker exploiteert, samen met van Nievelt Goudriaan, maar de tankers zijn ook zeer geschikt voor het vervoer van graan en dit graan wordt als het ware weggezogen uit de ruimen van schepen, alleen ingericht voor niet-vloeibare lading. Ondanks deze zuigkracht is het aantal tankers, dat buiten de vaart is gesteld nog altijd 156 stuks met een ton nage van meer dan 1,5 millioen ton. Het aantal schepen voor droge lading, dat is opgelegd bedraagt nog 132 met een tonnage van tegen de 1 mil joen ton. Dit geeft een extra druk op de vrachtenmarkt, want als daar de prijzen een beetje oplopen brengt men deze schepen weer in de vaart. Daarnevens zijn de kosten voor de scheepvaart zeer hoog en het ziet er niet naar uit dat hierin spoedig verbetering te verwachten is. In de eerste plaats spelen de lonen of gages, zoals men in de scheepvaart zegt, een grote rol. Op de Nederlandse koopvaardijvloot werken in totaal 30.000 man, waarvan 19.000 Nederlanders. Hiervoor wordt nu een verbetering van de arbeidsvoorwaarden verlangd, welke nog niet geheel is ingewilligd, met als gevolg dat door de organisatie van werknemers de C.A.O. voor de koopvaardij per 1 mei a.s. is opgezegd. Men is zeer pessi mistisch, dat voor deze datum nog overeenstemming kan worden bereikt, daar men reeds vanaf mei 1961 aan het onder handelen is. Na vermelde datum zal er dus zonder contract worden gevaren, wat ernstige gevolgen voor de arbeidsvrede met zich kan brengen. Zelfs het woord staking is hier en daar al gevallen. Ook de regeling, die de minister van Financiën voor de scheepvaart had getroffen in de vorm van een extra investeringsaftrek, loopt aan het einde van dit jaar af en men is niet optimistisch gestemd ten aanzien van een ver lenging van deze aftrek. Men put slechts enige hoop uit de toezegging van de minister, dat hij de scheepvaart bij de algemene belastingherziening nog eens extra zal bekijken. Daarbij speelt nog de vlagdiscrimatie een rol. Waren het voorheen vooral de landen met goedkope vlaggen, die de oude scheepvaartlanden last bezorgden door minder stringente voorschriften ten aanzien van sociale voorwaar den, lonen, veiligheidsmaatregelen e.d., thans zijn het de jonge landen die, teneinde een eigen vloot te kunnen exploiteren, allerlei voorschriften geven voor het vervoer van goederen naar en van hun land. Echter: deze jonge landen zijn het niet alleen. Wel- haast de grootste zondebok zijn de Verenigde Staten. In het kader van hun hulpverlening verlangen zij, dat een aan zienlijk deel van de met de hulpverlening in Amerika ge kochte goederen met Amerikaanse schepen wordt vervoerd. Om het sombere beeld compleet te maken, de omscha keling van de maatschappijen, die vroeger op Indonesië voeren, gaat nog niet geheel en al op rolletjes. Vele nieuwe initiatieven worden op dit gebied ontwikkeld. Zo werd door de „Nederland" in samenwerking met de Kon. Rotter damse Lloyd een dienst op Nieuw-Zeeland geopend. Ook mogen de reizen om de wereld zich in een toenemende belangstelling verheugen. Maar een dienst van het Verre Oosten naar New York moest worden opgeheven wegens verliesgevende exploitatie en weinig perspectief voor de toekomst. Tegenover deze schaduwzijden zijn er ook wel enige lichtpuntjes voor deze tak van bedrijvigheid, die mil joenen aan deviezen oplevert. Zo valt er op te wijzen dat de vloot zich in een zeer concurrerende positie bevindt. De maatschappijen hebben kans gezien om, goeddeels uit eigen middelen, de vloot een verjongingskuur te doen ondergaan. Zo is de gemiddelde leeftijd van de schepen der K.N.S.M. nu 8,4 jaar. Van het totaal aantal schepen dezer maat schappij, 89 stuks met totaal 324.840 ton draagvermogen, zijn slechts drie schepen van voor de tweede wereldoorlog. Het grootste deel der vloot is na 1950 in de vaart gekomen. Daarnevens komen dit jaar en het volgend jaar nog zes nieuwe schepen de vloot versterken. Bij de „Nederland" en haar dochterondernemingen is de gemiddelde leeftijds opbouw 11,6 jaar bij een vloot van 61 schepen. Ook door de spreiding van belangen is men in staat vele tegenslagen op te vangen. Deze spreiding bereikt men door een zeer geschakeerd lijnennet, waardoor van elke vrachtaanbodverbetering kan wor den geprofiteerd, en het organi seren van conférences, zijnde af spraken met andere rederijen om het aanbod van scheepsruimte zo goed mogelijk aan te passen aan de vraag. Verder begeven de rederijen zich ook op ander terrein dan de zee scheepvaart. De KNSM zorgt zelf voor 'n groot deel van haar aanvoer uit Europa door een Rijnyloot van 49 schepen. De „Neder land" doet dit via haar dochteronderneming „Rederij Van Swieten", die autodiensten op vele Europese landen onder houdt. Tenslotte begeeft de K.N.S.M. zich ook buiten de sfeer der dienstverlening door een deelname in de Neder lands-Surinaamse bananen maatschappij „Surbaco" n.v., waarmede men op uitgebreide schaal bananenplantages wil gaan exploiteren. De maatschappijen worden over het algemeen zeer con servatief beheerd, wat wil zeggen, dat zij zorgdragen voor een sterke financiële positie. Dat blijkt wel uit het feit, dat, zoals gemeld, de vernieuwingen aan de vloot goed deels uit eigen middelen werden verricht. Het blijkt ook hieruit, dat de vele naoorlogse tegenslagen en met name het verlies van de lijnen op Indonesië zeer goed zijn opge vangen, terwijl ook nog kans 'werd gezien een zeer sterke reserve op te bouwen. Mocht het dan nog slecht gaan in de scheepvaart, dan heeft een bedrijf als de K.N.S.M. altijd nog een „buffer" van 45 schepen, die voor haar in charter varen en die zij eerst kan afstoten, zodat zelfs in een lang durige depressie haar eigen schepen en personeel altijd nog wel emplooi vinden. Het verdient echter wel aanbeveling deze voor Neder land zo belangrijke bedrijfstak zo goed mogelijk te steunen om de nadelige gevolgen van buitenlandse maatregelen op te heffen, opdat de Nederlandse scheepvaart die plaats in de wereldscheepvaart behoudt, die zij zich door vakman schap en zakelijk inzicht heeft verworven. Gemiddeld bleek men reeds nu dus zonder neerwaartse druk van buiten af op de componenten afschrijving een rente - een bedrag van f 0,73 per verzorgingsdag te weinig in de ta rieven in te calculeren. Bij een aantal verzorgden van naar schatting 30.000 per jaar betekent dit alleen reeds bij de katholieke tehuizen een- jaarlijkse vermogens-intering van plm. f 8.000.000,-. Vandaar dat pogingen tot ordening in eigen kring op dit punt reeds zijn be gonnen. De onlangs ingestelde Econo- misch-Fiscale-Commissie van de Ka tholieke Vereniging van Bejaardentehui zen zal nl. bedrijfsvergelijkende onder zoekingen met kracht stimuleren en daartoe een uniform rekeningschema trachten in te voeren, dat door een com missie van de Ned. Federatie voor Be jaardenzorg is opgesteld. Ook t.a.v. de normeringsgedachten, hetgeen in de on derhavige wet als een taak van de pro vinciale overheid wordt genoemd, zal zij positief stelling nemen, hetgeen eigen lijk een natuurlijke ontwikkeling kan worden genoemd daar de bedrijfsecono mie meer en meer de klassieke boek houding gaat injecteren, die daardoor haar retrospectieve functie ziet veran- dei'en in een prospectieve. Volgens het ontwerp zullen gedepu teerde staten moeten toezien op de evenredigheid tussen de gevraagde prij zen en de geboden huisvesting en ver zorging. Evenredigheid veronderstelt o.i. kwan titatieve meetbaarheid. De vraag dringt zich op hoe G.S. aan de objectieve ge gevens daartoe zal komen. Men wil voor het opvoedend en adviserend toezicht per provincie of gemeente met minstens 50 bejaardenoorden een consulent aan stellen, die zich met het toezicht zal be lasten. Ook hier vragen we ons af of een dergelijk toezicht niet zal ontaarden in een ongewenste overheidsinmenging in particuliere aangelegenheden. Zoals uit het voorgaande voldoende zal zijn gebleken kunnen wy ons echt niet gelukkig prijzen met het ingediende wetsontwerp, althans zeker niet op de punten die het economische gedeelte van het beheer van de non-profit be jaardenoorden raken. Wy hopen dan ook van harte, dat het ontwerp volgens de in onze kringen levende opvattingen door de kamers zal worden aanvaard en vertrouwen dat daartoe nog tijdig de nodige contacten tussen de kamerle den en de organisaties der bejaarden tehuizen zullen worden gelegd. Het kleine Westduitse gehucht Ober- bolheim, dat 250 inwoners telt, heeft genoeg van het gevaar dat de vliegtuigen van de dichtbijgelegen basis van de Westduitse luchtmacht opleveren. Het is van plan het enige te doen wat het kan en dat is verhuizen. De gemeenteraad besloot donderdag om 2.5 km verderop een nieuw dorp te bouwen, verder weg van de vliegbasis Noervenich. De dorpelingen hebben voortdurend strijd geleverd tegen de luchtmacht om te verkrijgen dat de ba sis naar elders zou worden overgeplaatst. Toen in januari een straaljager neer stortte op de veevoer-silo van het dorp waarbij de piloot werd gedood en de tweede piloot en een arbeider werden gewond, gaf men de strijd op en besloot men tot de drastische maatregel van verhuizen. De voorzaten van deze Wa-Kogo (Oost- Af rika) waren onderdanen en soldaten van Oostafrikaanse heersers. Zij waren gekleed als deze man, met grote oor ijzers en oorringen als opsmuk. Ook heden ten dage kent Afrika zijn donkere potentaten. Veelal stammen p van de middeleeuwse Afrikaanse Mrsers, wier macht echter veel groter uias dan die van de vorsten van onze tijd. (Van een medewerker) Zowel aan de oostkust van Afrika als in het Kongobekken bestond voor de komst der Europeanen, zoals wy reeds vertel den, een machtig negerryk. Ook elders in „Donker Afrika" is de politieke onaf hankelijkheid geen kind van de twintig ste eeuw, want ten noorden van het Kongobekken bloeiden vroeger eveneens machtige staten. Daar was bijvoorbeeld, het rijk Gah'na, een naam, die voort leefde in „Guinea" en in zekere zin her boren werd bij de onafhankelijkheidsver klaring van Ghana (aan de westkust van Afrika). Omtrent de historie van Gah'na in de vroegste periode van zijn bestaan staat (tot nu toe) weinig vast. Wel we ten wij, dat de (legendarische) stich ter van dat rijk luisterde naar de naam Wa-Kaya Ma'ngha. Iets meer klaarheid komt er ongeveer drie eeuwen na die stichting. Gah'na kon toen reeds bogen op een lijst van twintig koningen. Die grotere klaarheid danken wij aan moham medaanse kroniekschrijvers. De isla mieten drongen toen namelijk door tot de Afrikaanse westkust (Guinea). Zij stelden bijzonderheden over Gah'na te boek. De Mohammedanen wonnen een groot deel van het volk van Gah'na voor hun godsdienst en bouwden er tal van moskeeën. Enige eeuwen heerste er „staatkundige stilte" ten zuiden van de Sahara. In de dertiende eeuw echter begon een nieuwe periode van politieke activiteit. Het wa ren vooral de Negers van het volk der Ma-N'dingan, die de stoot tot die op leving gaven. Zij werden het kernvolk van een nieuwe rijk, Mali (een naam, die thans weer politiek „herboren" is!) geheten. Onder het bestuur van koning Ma-N' sa-M'usa (1311-1333) ontwikkelde Mali zich tot de machtigste staat van West-Afrika. „Mateloos en onbegrensd", aldus kenschetsten de mohammedaanse kroniekschrijvers de macht van de ko ning van Mali. Toen hij op 22-jarige leeftijd stierf, omvatte Mali grote delen van West-Afi'ika en van de westelijke Sahara, benevens het rijk Son-G'hai en het gebied rondom Timboektoe. Koning Ma-N' sa-M'usa, die in geheel de mo hammedaanse wereld een zeer grote vermaardheid verwierf door een uiterst Sjoots opgezette pelgrimstocht naar Mekka met 'n gevolg van duizenden mensen, onderhield vriendschappelijke betrekkingen met de vorsten van Ma rokko en andere buitenlandse heersers. Het waren de Toearegs. een in de westelijke Sahara thuis zijnd woestijn volk, dat de eerste stoot toebracht aan Mali's macht.Omstreeks 1430 drongen zij door naar het zuiden en veroverden zij Timboektoe. Kort nadien slaagde het volk van het rijk Son-G'hai er in, zijn onafhankelijkheid te herkrijgen, nadat het sedert 1325 onderworpen was ge weest aan de heersers van Mali. Toch bleef Mali tot het einde der vijftiende eeuw de machtigste Westafrikaanse mo gendheid. Dat het rijk onderging, was een gevolg van een oorlog met Son-G' hai, die door Mali verloren werd. Dc geschiedenis van Son-G'hai is ouder dan die van Mali en gaat terug tot de zevende eeuw na Christus. Om streeks 680 (leren mohammedaanse ge schiedbronnen) stond de stichter van Son-G'hai op het toppunt van zijn macht. Drie eeuwen duurde het, aleer het volk van Son-G'hai voor het mo hammedanisme kon worden gewonnen. Koning Za-Kasi was de vorst, die in de bekering van zijn volk tot de islam een zeer werkzaam aandeel had. Hij Jhas na Za-el-Yemeni, de stichter van het rijk, de vijftiende koning van Son- G hai. Nadat het land bevrijd was van het Mahnese juk, regeerde over Son-G'hai geruime tijd Mohammed Askia. Deze heerser geldt nog in onze tijd als een Qer machtigste en bekwaamste vorsten, die niet mogen worden onderschat en die hen in staat stelden om machtige on afhankelijke rijken te vormen en te be sturen. Het is verstandig om dit voor ogen te houden nu de politieke ontwik keling van Afrika de vaart van een snel trein heeft gekregen. Het resultaat van die ontwikkeling zal er een zijn, dat af wijkt van het Westerse politieke patroon. Dit kan ook niet anders, omdat zowel de aard van de Afrikaanse méns als dé materiële omstandigheden en de loop der geschiedenis van Afrika nu eenmaal niet Westers bepaald zijn, doch anders, dat is te zeggen: Zij zijn Afrikaans. Wie de Afrikaanse gebeurtenissen be oordeelt naar Westerse normen, wie hoopt of verwacht, dat wat wij „juist" en „goed" achten, ook in Afrika „juist" en ,,goed"zal worden gevonden of blijken te zijn, is onbillijk tegen de Afrikanen en komt op den duur zelf bedrogen uit. Afrika's politieke geschiedenis voor de komst der Europeanen is in het Westen In Giessen, West-Duitsland, zal maan dag a.s. een begin worden gemaakt met de berechting van drie leden van het voormalige „politieregiment Warschau", aan wie moord op minstens 360 joden ten laste wordt gelegd. De beklaagden zijn de 57-jarige oud-hoofdcommissaris van politie van Giessen Hans Hoffmann, de 65-jarige oud-politiemajoor Kurt Kirschner uit Düsseldorf, en de 60-jarige rentenier Theodor Pillich, uit Helmstedt. Hoffmann en Kirschner werden reeds twee jaar geleden gearresteerd en Pillich in december vorig jaar. De moorden werden in november 1939 in de Poolse stad Ostrowmazowieck ge pleegd. De joodse gemeenschap daar be stond uit ongeveer 10.000 leden, die na de Duitse inval voor het grootste deel de vlucht over de demarcatielijn naar Rusland hadden genomen. Kirschner en Hoffmann, die met dertig politiemannen in de stad gelegerd waren, kregen op dracht om de achtergebleven joden te liquideren. Volgens getuigenis van men sen die het bloedbad overleefden wisten slechts enkelen van de ongeveer 500 ach tergebleven joden te ontkomen. Kirschner zelf schat het aantal vermoorden op 360. Pillich zou zich uit „louter geestdrift" bij Kirschner en Hoffmann hebben aan gesloten. weinig bekend. Die historie is echter niet minder bewogen, niet minder bloe dig en niet minder roemrijk dan de ge schiedenis van vele Europese en Azia tische staten welker historie minder in de nevelen der onbekendheid Verborgen is. Belangrijk is, dat Afrika een staat kundige geschiedenis heeft, let wel: een eigen Afrikaanse geschiedenis, en dat het zo de tekenen niet bedriegen bezig is, een nieuwe eigen Afrikaanse geschiedenis te beginnen. Door M. KRIJNEN, voorzitter van de Economisch-fis- cale Commissie van de Katholieke Vereniging van Bejaar dentehuizen, en administrateur van de psychiatrische in richting Leur en van de gasthuizen St. Lucia, Breda en St. Elisabeth, Zundert. In dit artikel vervolgen wij onze beschouwing over het wetsont werp op de bejaardenzorg. De heer van Aalst te Breda zegt in zijn schrijven d.d. 31 oktober 1960 aan het Provinciaal Contact Huisvesting Bejaarden in Noord brabant o.a.: „T.a.v. de prijzen der bejaardenoorden zal ervoor gewaakt moeten worden dat via deze wet de prijsbeheersing niet wordt binnenge haald, zoals die in de ziekenhuizen zoveel aanleiding heeft gegeven tot een ongewenste overheidsbemoeiing. Hoe parodoxaal het moge klinken: een prijsbeheersing van bovenaf leidt tot het maximaal bereikbare en tot oneconomische situaties", en verder: „Wij vrezen dat door de veelheid van organisaties die om advies zijn gevraagd een trits van tegenstrijdigheden op het ministerie van maatschappe lijk werk komt, waardoor de materie in een nog onontwarbaarder kluwen wordt gedraaid als het huidige ontwerp al is". Wat dit laatste betreft, frappeerde het ons, dat door een particuliere organisa tie t.a.v. de prijs geen andere opmer king werd gemaakt dan dat „bij de z.g. commerciële tehuizen rekening zal moe ten worden gehouden met een redelijke ondernemerswinst". Gezien het feit dat de minister aan genoemde adviezen is voorbijgegaan, althans blijkens het voorliggende wets ontwerp, en dus vermoedelijk het me rendeel der adviseurs op een wettelijke regeling zal hebben aangedrongen en mede gezien de reacties op het ontwerp in de landelijke pers, is het voor ons niet aan twijfel onderhevig of het de kamers met succes zal passeren. Tenzij vanuit particuliere zijde bij de kamerleden op enkele volgens onze op vatting onjuiste punten met vrucht zou kunnen worden geattendeerd, zodat een naar onze inzichten gewijzigd ontwerp de eindstreep zou halen. In dit verband ware daarbij te wij zen op een regeling die groeiende is bij het ziekenhuiswezen met betrekking tot het wegvallen van de prijsbeheersing. Daar begint zich mede onder impuls van dr. L. Groot te Roermond, de auteur van „Prijsvorming van Ziekenhuisdien sten" een regeling af te tekenen waarbij t.a.v. de prijsregeling voorrang wordt gegeven aan het particulier ini- tiatief. Men tracht daar n.I. te komen tot een „Commissie van Overleg inzake ziekenhuistarieven", welke commissie vermoedelijk zal worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de zieken huizen en de ziekenfondsen, mogelijk aangevuld met een enkele vertegen woordiger van de centrale overheid. En dit alles ondanks een marktsituatie die praktisch dezelfde is als voor de be jaardenoorden. In beide gevallen treden n.I. als vragers op de markt groepen met een vrijwel inclastische vraag op. Im mers, hoe de vraagprijs der aanbieders zal zijn, de vragers moeten hun behoef ten t.w. ziekenhuisbehandeling dan wel verzorging in een bejaardenoord kun nen bevredigen, gezien de noodsituatie waarin zij op het moment van de vraag verkeren. Bij de aanbieders van ge (Advertentie) noemde diensten doet zich praktisch een monopoliepositie voor, gezien het ge brek aan plaatsingsmogelijkheid. De overheid, als bewaakster van het alge meen belang, heeft de plicht vooral in dergelijke marktsituaties in te grijpen als de zwakste partij (vrager) de dupe dreigt te worden. Zy beschikt daartoe over machtsmid delen als de „Wet op het verbindend en onverbindend verklaren van onderne mersovereenkomsten" en de „pry zen- wet". Er zou een storm van veront waardiging opgaan indien de Overheid verder zou willen reiken b.v. door het voorschrijven van prijzen of boekhoud systemen voor het bedrijfsleven. Voor het ziekenhuiswezen kenden we middels het instituut van de Prijsbeheersing nog een dergelijke situatie t.a.v. de prys. Gelukkig ziet het er dus naar uit, dat de subsidiariteitsgedachte op dat terrein levensvatbaarheid krijgt. Voor de be jaardenoorden is het blijkbaar nodig de klok m.b.t. de prijsvorming terug te draaien. De gevolgen zullen o.i. echter niet uitblijven. De opvattingen van de overheid t.a.v. enkele componenten van de kostprijs t.w. afschrijving en rente berekening over geïnvesteerd eigen ver mogen waren in het verleden n.I. dus danig indruisend tegen de regels van gezond bedrijfseconomisch beheer, dat de continuïteit van onze bejaardenoor den niet zal zijn verzekerd, doordat de vernieuwingsfondsen onvoldende wor den gefourneerd en een uitholling van de particuliere bejaardenoorden is te verwachten. Dat deze bewering geen holle frase is ontdekten we bij een re cent vergelijkend onderzoek naar. de kostencomponenten voor een aantal be- jaaardentehuizen in de niet winst-be ogende sector.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1962 | | pagina 11