Adriaan Roland Holst
en
Satirisch
Hoffmann
bondgenootschap
Dürrenmatt
BOYMANS
BRENGT
MODERNE KUNST
KUNST
hfiölöïLSchoonheidskuur voor Uw tanden
door Nederlanders
verzamelde
Eh.e des
Mississippi
Die
Dekany-kwartet zal in
Tilburg gaan werken
Drie filmpjes over
grafische kunst
Van meeuw tot
ooievaar
Ontmoeting van Jan Elemans
met de prins onzer dichters
Bibliografie
POTTER SjMÉMMfc
Harold Pinter
in Amsterdam
Uit de
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
Zomercursus
vocalisten te
Pearl Lang bij
Nationaal Ballet
Cabaretachtige
verbeelding van
schijn-wereld
Bewondering
Eenzijdig
Corruptie
Den Bosch
Samenstelling van
toneelgroep Studio
Niet-christen
9
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 24 FEBRUARI 1962
9
ADRIAAN ROLAND HOLST
Het essay is ..Eigen achtergronden"
uit 1945, een inleiding tot een voordracht
uit eigen werk. Het verhaal is „Tus-
schen Vuur en Maan" van 1932 (Ele-
mans dateert abusievelijk 1920). Ook dit
proza getuigt van de mythe van Holst.
Van de poëzie wordt vanzelfsprekend de
meeste aandacht gewijd aan de toppres
tatie ..Een winter aan zee", die vorig
jaar in pocketvorm voor een groter pu
bliek toegankelijk werd gemaakt.
Als inleiding op het werk van Roland
Holst kan men zich deze Ontmoeting
niet beter wensen. Ze geeft juist vol
doende om de belangstellenden op weg
te helpen. Een uitvoerige en gewetens
vol samengestelde bibliografie kan daar
bij uitstekende diensten bewijzen. Zelfs
zal men hier een lijst van dagblad- en
tijdschrift-artikelen aantreffen. Welke
norm men hier gesteld heeft, is niet
duidelijk. Als een artikeltje van mr.
Louis de Bourbon uit De Gelderlander
vermeld wordt, mag een belangrijke
beschouwing van Bernard Verhoeven in
De Maasbode niet ontbreken. Naast een
vergelijking van Roland Holst met
Rhijnvis Feith in De Tijd door Anton
van Duinkerken behoort een vergelij
king met J. W. F. Werumeus Buning
door Gabriël Smit in De Maasbode te
staan.
Maurits Uyldert schreef al in 1926 in
het Alg. Handelsblad over R. H. even
als Martinus Nijhoff in de N.R.Crt. en
Henri Borel in Het Vaderland. Waar
mee we maar zeggen willen, dat een
keuze uit dagblad-artikelen een hache
lijke onderneming is, daar ze altijd vrij
willekeurig zal zijn en afhankelijk van
wat toevallig in archief en documenta
tiecentrum aanwezig is.
WILLEM v. d. VELDEN.
JJE zwarte Tampon" is de titel van drie
filmpjes over de geschiedenis en de
techniek der grafische kunst, waarvoor
de Amsterdamse graficus Harry van Krui-
ningen het scenario heeft geschreven.
De eerste film die dertig minuten duurt
behandelt de hoogdruk, de tweede, even
eens met een duur van dertig minuten
de diepdruk en de derde rolprent die een
speelduur heeft van vijftien minuten
heeft de vlakdruk tot onderwerp. De
drie documentaire films, die ook door
Harry van Kruiningen werden geregis
seerd, beleefden hun première tijdens een
besloten voorstelling in het Stedelijk Mu
seum in Amsterdam.
(Advertentie-)
ÜNlA-^gP*
MENTHOLPELIETS
Teden hoest en Keelpij
Uitwerking frappant
jQE toneelschrijver Harold Pinter zal als
gast van de toneelgroep „Centrum'"
op 1 maart a.s. de eerste voorstelling
in de Kleine Komedie te Amsterdam van
zijn stuk „Het ver jaardagf eest" bij
wonen.
De jury voor de muziekweek van de
Stichting Gaudeamus in Bilthoven, die
dit jaar gehouden zal worden van 10 tot
16 september, zal bestaan uit de heren
Kees van Baaren (Den Haag), Gyorgy
Ligeti (Wenen) ën dr. Ernst Tomek
(Keulen).
De decor- en kostuumontwerper
Harry Wich heeft meegedeeld, dat hij in
het komende seizoen geen deel zal uit
maken van de toneelgroep „Theater" in
Arnhem.
Eerder is gemeld dat hij in het seizoen
1962 zou optreden als adviseur voor decor
en kostuums van deze toneelgroep.
Het symfonie-orkest van de Beierse
radio-omroep zal op 26 februari onder
leiding van Rafael Kubelik een con
certreis beginnen naar Zwitserland,
FrankrijkNederland, België en Noord-
west-Duitsland.
In Nederland zal worden geconcer
teerd in Amsterdam en Den Haag,
In België zal in Antwerpen worden
gespeeld.
-Mar i wmmmmmmmp—3*»"wwmmmlmmmmm
KURT HOFFMANN, wiens naam
na de vertoning van „Wir
„Wunderkinder" voorgoed met
hoofdletters geschreven wordt,
heeft met zijn jongste rolprent
„Die Ehe des Herrn Mississippi"
voor de tweede maal in de poli
tieke roos geschoten. Zo hard ge
schoten zelfs, dat de stukken er
afvliegen. Want meer nog dan
in Hugo Hartung de auteur
van „Wir Wunderkinder" - heeft
hij in de persoon van de Zwit
serse schrijver Friedrich Diirren-
matt een compagnon gevonden,
samen met wie hij zonder enige
consideratie alles kan hekelen,
wat hem in de politiek te heke
len lijkt. En dat is niet weinig.
"Wan de ingehouden spot van „Wir Wun-
derkinder" is in deze nieuwe film
van Hoffmann niet veel over. Dat zal
wel öp de eerste plaats aan Dürrenmatt
liggen, die er nog nooit voor is terug
geschrokken iedereen, die er maar even
voor, in aanmerking komt in zijn (haar)
hemd te zetten. Het is voor ons dan
ook nog een vraag, wie in deze film
nu feitelijk de eerste viool speelt, de
filmer of de schrijver. Maar hoe het
ook zij, het blijft een feit, dat zowel
Hoffmann als Dürrenmatt zich in hun
welhaast diabolisch bondgenootschap
behaaglijk hebben gevoeld. Beiden heb
ben hun steentje bijgedragen tot het
grote geheel, dat „Die Ehe des Herrn
Mississippi" heet en beiden h,ebben dat',
gedaan op een manier, die tegelijkertijd
bewondering afdwingt en om reserve)
vraagt. Bewondering voor de weerga-!
loos scherpzinnige wijze, waarop ènj
scenario èn filmische interpretatie tot]
stand zijn gekomen. Reserve vanwege
het rücksichtlos doorheen haspelen
van schijn en werkelijkheid.
F)e irreële sfeer, die Dürrenmatt in zijn
werk oproept wordt in de filmvorm
van Hoffmann voortreffelijk uitge
bouwd. Hij heeft daarvoor in feite
naar hetzelfde middel gegrepen als in
„Wir Wunderkinder" nl. de cabaret
achtige enscenering, zij het minder op
gelegd. Dit heeft natuurlijk zijn terug
slag op zijn compositie. Hij moet zijn
scenarioschrijver immers de gelegen
heid geven zijn dialoog te spuien. Toch
heeft Hoffmann het lang niet denk
beeldige gevaar van traagheid weten
te vermijden. En zonder te willen be
weren, dat de film een voorbeeldige
dynamische op- en neergang van beel
den vertoont, kunnen we vaststellen,
dat hij vaart kent.
^oaïs gezegd vraagt de stof van de
film om de nodige reserve. Zo kun
nen noch willen we ontkennen, dat
Dürrenmatt in zijn ijver links en rechts
te slaan waar hij slaan kan, uitermate
eenzijdig is. Hij laat geen mogelijkheid
tot verweer. Nog erger, hij suggereert
heel laconiek, dat er eenvoudig geen
verweer mogelijk is, omdat de corrupte,
halfslachtige wereld, die hij creëert in
de film, een waarheidsgetrouwe afspie
geling zou zyn van de werkelijke
wereld.
Nu willen wij onmiddellijk toegeven,
dat de vlag der diplomatie lang niet
altijd een frisse lading dekt. maar in
„Die Ehe des Hernn Mississippi" wordt
de objectiviteit op dit stuk toch wel
jammerlijk onthalsd.
]~)at valt gedeeltelijk te schrijven op
conto van de satire, die Hoffmann
en Dürrenmatt als wapen hanteren.
Voor de nest echter komt dat recht
streeks voor rekening van de film
makers, die in hun overdrijving toch
wel wat tekortschieten. Dat ze on
danks dat, steeds geestig blijven pleit
voor hen. En hier zien we een van die
zeldzam situaties, waarin auteur en
regisseur elkaar volledig verstaan.
Want waar de schrijver de literaire
esprit van zijn geschiedenis vaak ge
weld aan moet doen, omdat de film
nu eenmaal een andere vorm eist, is'
de regisseur er in geslaagd in de meeste
gevallen, dat literaire verlies te com
penseren door een verfrissende filmische
interpretatie.
7o „stoffeert" Kurt Hoffmann dé Europa
city, waarin Dürrenmatt zijn verhaal
situeert, met een Eifeltoren, een Bran
denburger Tor en de schamele over
blijfselen van> een amfitheater uit het
eeuwige Rome. Een andere keer wijst
,één arm van een wegwijzer op een
kruising van twee wegen naar Moskou,
een andere naar Oxford en een derde
recht omhoog naar de hemel.
Zulke overigens op zich niet fil
mische grapjes larderen voortdurend
Hoffmanns werk.
Het verhaal van „Die Ehe des Herrn
Mississippi" komt in het kort hierop
neer. Twee vrienden nemen afscheid
nadat ze er met een grote som gestolen
geld vandoor zijn gegaan. Ze zweren
een dure eed elkaar nooit meer te
zien en gaan ieder huns weegs met het
vaste voornemen de wanorde in de
wereld tot ordelijke proporties terug
te brengen. Jaren later echter ontmoet
ten ze elkaar weer in Europa-city, om
dat Frédéric René Saint-Claude, alias
Louis Bouchat (Martin Held), die de
wereld wilde hervormen volgens de
richtlijnen van Marx, zijn woord ge
broken heeft. Als communistenleider
zoekt hij contact met zijn vroegere
vriend Paul Keilerman, die onder de
naam Florestan Mississippi (O. E.
Hasse) het ambt van procureur-generaal
bekleedt. De vriendschap verkeert in
onverzoenlijke haat, die nog wordt
aangewakkerd door Mississippi's vrouw
Anastasia (Johanna von Koczian).
is de echtgenote geweest van de
man, die overspel gepleegd heeft met
de eerste vrouw van de procureur-
ingang van 1 september zal het
nnlo «au J. scpicinuex- zal
[jjangs geformeerde Dekany-kwartet
Rïïfc«®heel zijn verbonden aan het
u? s Conservatorium te Tilburg. De
cien daarvan zullen worden belast met
opleiding van leerlingen, het bevor-
eren van het ensemblespel en het aan-
w eken van de belangstelling voor ka-
ermuziek in bredere kring.
conservatorium werd voor
at betreft de strijkerssector behoefte
aa" continuïteit in de docenten-
bezetting. Door de benoeming van het
waitet verwacht men bovendien gro-
ere ssnheid in het lessysteem
Het Dekany-kwartet bestaat uit de
Hongaren Bela Dekany - tweede con
certmeester van het Philharmonia-or-
kest in Londen -. Ervin Schiffei (alt
viool), György Schiffer (cello) en de
Nederlander .Jacques Hartog (2de viool).
De drie laatsten zijn verbonden aa.- het
Residentie-orkest in Den Haag. Zij zul
len deze verbintenissen alle beëindi
gen om zich na 1 september uitsluitend
in dienst te stellen van het Brabants
Conservatorium. Zij zullen zich in Til
burg vestigen. Het ligt in de bedoeling
het kwartet in de toekomst in Neder
land bovendien nog kamermuziekavon-
den te doen verzorgen.
De bekoorlijke Johanna von Koc
zian als Anastasia, samen met de
haar opgedrongen echtgenoot, de
procureur-generaal Mississippi,
vertolkt door O. E. Hasse.
generaal. Zij vergiftigde haar echtge
noot na de ontdekking van het be
drog, zoals hij zijn vrouw om dezelfde
reden om het leven bracht. Uit „gevoel
voor het recht", dat nu eenmaal zijn
loop moet hebben, veroordeelt hij zich
zelf en daarmee Anastasia tot een hu
welijk, dat voor beiden een hel wordt.
Dit „Huwelijk van mijnheer Mississippi"
is het uitgangspunt van de film, die
tenslotte slechts de uitermate corrupte
echtgenoot recht tot leven geeft, onder
het motto: wie zich in deze rotte we
reld niet door kuiperijen e.d. kan hand
haven moet maar ten onder gaan.
J__Jet is voornamelijk deze negatieve in
stelling van de makers van de film
t.o.v. het onderwerp, die voor deze
rolprent terughoudendheid vergt. Voor
de rest kunnen we slechts zeggen, dat
Kurt Hoffmann met „Die Ehe des
Herrn Mississippi" het succes van „Wir
Wunderkinder" evenaart, zoniet in de
schaduw stelt.
BERT VAN OOSTERHOUT
TVE Stichting 's-Hertogenbosch Muziek-
stad organiseert van 1 tot 15 juli in
huize Bergen in Vught een internatio
nale zomercursus voor vocalisten.
De internationale zomercursus voor
vocalisten beoogt aan zangers en zange
ressen, die zowel theoretisch als prak
tisch voldoende zijn geschoold, de gele
genheid te bieden zich verder te bekwa
men op het terrein van de opera, het
oratorium en het lied.
De cursus geeft zowel onderricht in de
interpretatie van het oratorium en het
lied als onderricht in de interpretatie van
de opera.
De cursusleiding wordt gevormd door
Herman Schey, Amsterdam (oratorium-
lied). Julius Patzak, Wenen (opera) en
dr. Georg Hartmann, München (opera-
regie).
De cursusleiding streeft er naar tijdens
de cursus te behandelen: gedeelten uit
opera's van Wolfgang Amadeus Mozart
en liederen van Johannes Brahms en
Hugo Wolf.
Voor het onderdeel oratorium zal een
keuze worden gedaan uit het gangbare
repertoire.
T\E toneelgroep Studio is voor het nieu
we speelseizoen 1962-1963 als volgt
samengesteld:
Kees van Iersel, artistiek leider; Han
Surink, directeur.
Actrices: Marlies van Alcmaer. Cocki
Boonstra, Andrea Domburg. Elisabeth
Hoytink, Nell Koppen, Anne Marie Prins,
Doré* Smit, Ingeborg Uijt den Bogaard.
Acteurs: Albert Abspoel, Joop Admi
raal, Wim van den Brink, Ad van Gessel,
Jules Hamel, Jaap Hoogstra. Jack Horn,
Ad Noyons, Peter Oosthoek, Erik
Plooyer, Peter van Rooij, Henk van UI-
sen, Bram van der Vlugt, Frans Vorst
man.
(Advertentie-)
Uit New-York is in ons land aange
komen de Amerikaanse choreografe
Pearl Lang. Zij is door het Nationaal
Ballet geëngageerd om gedurende zes
weken lessen te geven en ook een nieuw
ballet in te studeren, nl. ,,Shirah" of
..Apasionada". Deze twee grote drama
tische balletten zijn onlangs voor het
eerst in New-York uitgevoerd.
Peral Lang is meer dan tien jaar ver
bonden geweest als pedagoge aan de
Marta Graham studio en doceert thans
aan de Yale University en de Juillard
School of Music.
In de serie „Ontmoetingen" van de uitgeverij
Desclée de Brouwer te Brugge-Breda heeft Jan
Elemans een literaire monografie aan Adriaan Ro
land Holst gewijd. Ze vormt het 34e deeltje in de
reeks en is, zoals gebruikelijk, voorzien van een
foto.
Onder de titel „Van meeuw tot ooievaar" begint Ele
mans zijn biografie, die ongeveer de helft van het boekje
beslaat. Erg gelukkig gekozen is dit opschrift niet, daar de
ooievaar onwillekeurig aan de geboorte van een dichter
doet denken, terwijl er de bekende pocket „In Ballingschap"
mee bedoeld is, waarin Roland Holst een keuze uit zijn
werk bezorgde.
Luchtig en niet zonder humor verwerkt Elemans ove
rigens de schaarse gegevens, want de dichter heeft een
afkeer van „uur en feit". Veel meer dan wat we al uit
Schrijvers Prentenboek no. 1 wisten vernemen we dan ook
niet. Geestig is een zinnetje als „Behalve assuradeurs om
vatte het geslacht ook bramenzoekers", maar het zegt niets
voor wie de „Overpeinzingen van een bramenzoeker" niet
kent. Dat de jonge Adriaan niet alleen in Hilversum, maar
ook in Amersfoort op de h.b.s. ging, had misschien vermel
ding verdiend.
In de tweede helft van zijn biografie
tekent Elemans een portret van de
dichter met behulp van wat er links en
rechts al over hem geschreven is. Men
moet dat alles met een korreltje zout
nemen. Annie Salomons is wel eens wat
meisjesachtig dweperig. Jan Greshoff is
wat kwaadaardiger. Maar we zijn het
met de schrijver eens, dat uit de ge
schreven portretten tenslotte het beeld
van een aristocraat oprijst, een man,
die afstand, reserve weet te scheppen.
Elemans situeert hem tussen Gorter,
met wie Roland Holst door de duinen
van Bergen wandelde, en Lucebert, zijn
plaatsgenoot. Dit hoofdstukje had ook
kunnen heten „Tussen Tachtigers 'en
Vijftigers." Een ^er aardigste foto's uit
bovengenoemd Prentenboek is die,
waarop men de prins van onze dichters
een borrel ziet inschenken voor de kei
zer der experimentelen!
Inzake de omstreden tekst voor het
nationale monument op de Dam te Am
sterdam schaart Elemans zich. o.i. te
recht, aan de zijde van de dichter:
Een volk leest slechts onderschriften
op het filmdoek en laat zich slechts
door de hoogte van een gedenknaald
ontzag inboezemen. Vóór alles dient
de vraag gesteld of zo'n tekst de
besten uithet volk iets te zeggen
heeft. En daar valt niet aan te twij-
(Advertentie)
felen: heel het ethos van de dichter
en dat van de natie ligt erin vervat."
Over de belangwekkende vraag naar
de verhouding van de jonge Roland
Holst tot het christendom zegt Elemans
kort en duidelijk:
„Een zakenman zal er niet uit hem
groeien, ook geen Augustinus, nog min
der een Calvijn. Hij zal zich ontwikke
len tot een niet-christen. Voor een anti
christen zal hij tezeer het produkt blij
ken van de humanistisch-christelijk ge
kleurde Europese kuituur." De schrij
ver komt hier nog enkele keren op terug
bij zijn bespreking van het oeuvre, dat
hij samenvat onder de betiteling
„Heimwee en Verlangen". Uiteraard
gaat hij dieper in op de mythe van A.
Roland Holst, waarover publikaties zijn
verschenen o.a. van G. Sötemann, Jan
Engelman en W. H. Stenfert Kroese.
Hij schrijft helder en duidelijk over deze
materie en tot hen, die beweren, dat
het werk van Roland Holst moeilijk toe
gankelijk is, zegt hij, dat er weinig
goede poëzielezers zijn: „De dichter
schrijft niet moeilijk, men leest slecht,
te natuurwetenschappelijk, te wijsgerig,
religieus te doctrinair, te weinig met
gevoel en verbeelding."
Jan Elemans heeft geen poging ge
waagd het volledige oeuvre van Roland
Holst te behandelen. In de beperkte
ruimte, die hem ter beschikking stond,
was dit onmogelijk. Voor een nadere be
schouwing koos hij een essay, een ver
haal en een aantal verzenbundels.
Mu?eum Boymans te Rotterdam heeft de
gedachte gerealiseerd een tentoonstelling op
te bouwen uit moderne werken, die in par
ticulier bezit zijn. Enige voorwaarde was, dat
de kunstenaar de laatste vijf jaar nog aan
het „produktie-proces" deelnam. Leeftijd,
richtir.g en nationaliteit deden niet ter zake.
Het tesultaat is een artistiek allegaartje,
waarbij men dit laatste woord zeker niet
denigrerend mag opvatten.
Er hangen en staan bekende namen. Appel bijvoor-
beeld, Corneille, Lucebert. Men vindt er ook Nan-
ninga en Brenner. Er is een Soulages. Er staat werk
van Marini en er hangt een Dubuffet.
Het zou interessant zijn na te kunnen gaan, waarom
deze Nederlanders juist déze kunst de moeite van
het verzamelen waard achtten. Op de tentoonstelling
gaat het verhaal van de leraar ergens in het noorden,
die aan Lucebert al vreugde beleefde vóór deze was
ontdekt. Er hangt een Appel, die via maandelijkse
termijnen eigendom werd van de man, die het werk
reeds apprecieerde, toen Appel ook met afbetaling
nog genoegen nam.
Anderzijds zal een speculatief element menig ver
zamelaar hebben aangespoord „de gok te wagen".
Het kan toch zijn, dat hij met de naam, die hij kocht,
midden in de roos schoot en dat het werk een blij
vertje blijkt te zijn.
Misschien is het werk van de Litauer Jacques Lip-
chitz waardebepalend voor deze expositie. Het is er
in ieder geval symbool van. Midden in een der zalen
staat zijn beeldengroep „Naar een nieuwe wereld".
Het geeft het klassieke symbool van het jonge, dat
het oude overwint, nieuwe inhoud in een drietal ver
strengelde figuren. De tragiek ervan wordt luchtig
weggewerkt in speelse vormen, maar zij is nadruk
kelijk aanwezig voor wie het beeld even aandachtig
beschouwt. De vondst der hoofden, die zich nog vor
men moeten uit de massa, maakt van de composi
tie materieel een afgerond geheel, maar de symbo
lische uitwerking ervan is lichtelijk verbijsterend
van eerlijkheid. Inderdaad ervaart men ook weer op
deze tentoonstelling, dat men het nieuwe wil zonder
altijd precies te weten wat men zoekt. Het benauwen
de adagium „maar-wat-aan-rotzooien" is in dit op
zicht een teken aan de wand, doch het is toch niet
altijd toepasselijk op de man, die deze woorden en
wat hij ermee bedoelde, mag hijzelf uitmaken de
wereld inslingerde. Want van Karei Appel hangen er
o.m. twee enorme doeken, die toch wel iets doen.
Daar is een portret, dat het ene ogenblik iets heeft
van een decadente Cesar, maar ook herinneringen
wekt aan Mari Andriessens havenarbeider. Waarmee
noch van de geportretteerde noch van de maker iets
kwaads gezegd wil zijn. Als de kunst van het ogen
blik vrij is voor eigen interpretatie, zoekt de be
schouwer zelf naar de ziel. Er is van Appel een grote
biologerende nachtbloem en een clowskop van tegen
elkaar gezette strepen verf, fel als een bliksemin
slag.
Er is een Lucebert, een priegelen met luchtige lijn
tjes met hier en daar wat kleur. Volkomen invallen,
nooit zwaarwichtig, naïef en onbevangen zo men wil.
Benner herleidt de natuur, waarmee hij zo innig ver
bonden is, tot eenvoudige kleurvlakken in een poging
tot allesomvattend weergeven. Wij leven immers in
de eeuw van de astronaut, die het niet anders ziet.
Daar is Jaap Nanninga, de man, die streeft naar de
volmaakte harmonie in lijn en kleur.
Er hangen Corneilles, ingehouden van kleur soms
en dan innig, een ander maal levendiger van toon.
Het interessante maar ook het vermoeiende van deze
expositie is, dat men een veelheid van kunstenaars
aantreft. Onder hen zijn inzendingen die men zelden
te zien zal krijgen, juist omdat zij uit particuliere
collecties komen. Velen zijn buitenlanders en onder
hen zijn namen, die artistiek wat achter de rug heb
ben. Hans Arp b.v. hangt er met een enkel stuk, een
compositie, die hij dwarrelend blad genoemd heeft.
Hij verwierf vooral naam door een reliëf in 't Unes-
co-gebouw te Parijs. Van hem is slechts een enkel
stuk aanwezig. De Parijzenaar Jean Bazaine heeft
zich laten inspireren door het Hollandse landschap.
Het is een stevige visie, breed van gebaar en gevoe
lig van kleur. De Italiaan Paolo Buggiani hangt hier
met één doek evenals de Amerikaan Alexander Cal-
der. De Parijse beeldhouwer César is eveneens met
slechts één werkstuk vertegenwoordigd. Zo zijn er
meer, zoals b.v. de Londenaar Lynn Chadwick, ar
chitect en beeldhouwer, die in Boymans een „Teddy
boy en meisje" heeft staan, waarvan de figuren meer
op insekten dan op mensen gelijken.
Nauwkeurig alles bepalen heeft geen zin, het
moet een greep zijn, omdat de hoeveelheid
werk en het aantal exposanten dusdanig groot is
en daarbij soms maar met een enkel stuk verte
genwoordigd dat het geen zin heeft iedere naam te
noemen. Er is een Lucio Fontana, een Argentijn, die
schilder- en beeldhouwkunst wil doen samengaan in
een object. Er zijn Denen als Robert Jacobsen en
Asger Jorn. van wie de eerste aanwezig is met een
abstracte ijzer-constructie en de ander vier oliever
ven heeft hangen, die overvloeien van kleuren. Er is
het merkwaardig koude en haast architectonische
werk van de Engelsman Ben Nicholson en zelfs een
Moscoviet van geboorte Serge Poliakoff hangt
hier met twee olieverf-composities. Twee van Spaan
se afkomst hebben hier eveneens doeken hangen:
Maria Helena Vieira da Silva en Antonio Tapies.
Daartussendoor ontdekt men veel Nederlanders:
Bram en Geer van Velde, Theo Wolvecamp, Anton
Rooskens, Gerard Lataster, Wim Hussem, om enke
len van hen te noemen. Veel van dit maar ook van
het buitenlandse werk zal waarschijnlijk nog moeten
bewijzen deze generatie te kunnen overleven.
M.
Hoschi boeddhistisch priester) heet dit
werk van de Japanner Sofu Teshigahara.
Het werk is in hout en koper uitgevoerd.
Hij is de stichter van een beroemde
bloemenschikschool en neemt als beeld
houwer aan vele internationale tentoon
stellingen deel.