Adriaan Roland Holst en Satirisch Hoffmann bondgenootschap Dürrenmatt BOYMANS BRENGT MODERNE KUNST KUNST hfiölöïLSchoonheidskuur voor Uw tanden door Nederlanders verzamelde Eh.e des Mississippi Die Dekany-kwartet zal in Tilburg gaan werken Drie filmpjes over grafische kunst Van meeuw tot ooievaar Ontmoeting van Jan Elemans met de prins onzer dichters Bibliografie POTTER SjMÉMMfc Harold Pinter in Amsterdam Uit de mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen Zomercursus vocalisten te Pearl Lang bij Nationaal Ballet Cabaretachtige verbeelding van schijn-wereld Bewondering Eenzijdig Corruptie Den Bosch Samenstelling van toneelgroep Studio Niet-christen 9 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 24 FEBRUARI 1962 9 ADRIAAN ROLAND HOLST Het essay is ..Eigen achtergronden" uit 1945, een inleiding tot een voordracht uit eigen werk. Het verhaal is „Tus- schen Vuur en Maan" van 1932 (Ele- mans dateert abusievelijk 1920). Ook dit proza getuigt van de mythe van Holst. Van de poëzie wordt vanzelfsprekend de meeste aandacht gewijd aan de toppres tatie ..Een winter aan zee", die vorig jaar in pocketvorm voor een groter pu bliek toegankelijk werd gemaakt. Als inleiding op het werk van Roland Holst kan men zich deze Ontmoeting niet beter wensen. Ze geeft juist vol doende om de belangstellenden op weg te helpen. Een uitvoerige en gewetens vol samengestelde bibliografie kan daar bij uitstekende diensten bewijzen. Zelfs zal men hier een lijst van dagblad- en tijdschrift-artikelen aantreffen. Welke norm men hier gesteld heeft, is niet duidelijk. Als een artikeltje van mr. Louis de Bourbon uit De Gelderlander vermeld wordt, mag een belangrijke beschouwing van Bernard Verhoeven in De Maasbode niet ontbreken. Naast een vergelijking van Roland Holst met Rhijnvis Feith in De Tijd door Anton van Duinkerken behoort een vergelij king met J. W. F. Werumeus Buning door Gabriël Smit in De Maasbode te staan. Maurits Uyldert schreef al in 1926 in het Alg. Handelsblad over R. H. even als Martinus Nijhoff in de N.R.Crt. en Henri Borel in Het Vaderland. Waar mee we maar zeggen willen, dat een keuze uit dagblad-artikelen een hache lijke onderneming is, daar ze altijd vrij willekeurig zal zijn en afhankelijk van wat toevallig in archief en documenta tiecentrum aanwezig is. WILLEM v. d. VELDEN. JJE zwarte Tampon" is de titel van drie filmpjes over de geschiedenis en de techniek der grafische kunst, waarvoor de Amsterdamse graficus Harry van Krui- ningen het scenario heeft geschreven. De eerste film die dertig minuten duurt behandelt de hoogdruk, de tweede, even eens met een duur van dertig minuten de diepdruk en de derde rolprent die een speelduur heeft van vijftien minuten heeft de vlakdruk tot onderwerp. De drie documentaire films, die ook door Harry van Kruiningen werden geregis seerd, beleefden hun première tijdens een besloten voorstelling in het Stedelijk Mu seum in Amsterdam. (Advertentie-) ÜNlA-^gP* MENTHOLPELIETS Teden hoest en Keelpij Uitwerking frappant jQE toneelschrijver Harold Pinter zal als gast van de toneelgroep „Centrum'" op 1 maart a.s. de eerste voorstelling in de Kleine Komedie te Amsterdam van zijn stuk „Het ver jaardagf eest" bij wonen. De jury voor de muziekweek van de Stichting Gaudeamus in Bilthoven, die dit jaar gehouden zal worden van 10 tot 16 september, zal bestaan uit de heren Kees van Baaren (Den Haag), Gyorgy Ligeti (Wenen) ën dr. Ernst Tomek (Keulen). De decor- en kostuumontwerper Harry Wich heeft meegedeeld, dat hij in het komende seizoen geen deel zal uit maken van de toneelgroep „Theater" in Arnhem. Eerder is gemeld dat hij in het seizoen 1962 zou optreden als adviseur voor decor en kostuums van deze toneelgroep. Het symfonie-orkest van de Beierse radio-omroep zal op 26 februari onder leiding van Rafael Kubelik een con certreis beginnen naar Zwitserland, FrankrijkNederland, België en Noord- west-Duitsland. In Nederland zal worden geconcer teerd in Amsterdam en Den Haag, In België zal in Antwerpen worden gespeeld. -Mar i wmmmmmmmp—3*»"wwmmmlmmmmm KURT HOFFMANN, wiens naam na de vertoning van „Wir „Wunderkinder" voorgoed met hoofdletters geschreven wordt, heeft met zijn jongste rolprent „Die Ehe des Herrn Mississippi" voor de tweede maal in de poli tieke roos geschoten. Zo hard ge schoten zelfs, dat de stukken er afvliegen. Want meer nog dan in Hugo Hartung de auteur van „Wir Wunderkinder" - heeft hij in de persoon van de Zwit serse schrijver Friedrich Diirren- matt een compagnon gevonden, samen met wie hij zonder enige consideratie alles kan hekelen, wat hem in de politiek te heke len lijkt. En dat is niet weinig. "Wan de ingehouden spot van „Wir Wun- derkinder" is in deze nieuwe film van Hoffmann niet veel over. Dat zal wel öp de eerste plaats aan Dürrenmatt liggen, die er nog nooit voor is terug geschrokken iedereen, die er maar even voor, in aanmerking komt in zijn (haar) hemd te zetten. Het is voor ons dan ook nog een vraag, wie in deze film nu feitelijk de eerste viool speelt, de filmer of de schrijver. Maar hoe het ook zij, het blijft een feit, dat zowel Hoffmann als Dürrenmatt zich in hun welhaast diabolisch bondgenootschap behaaglijk hebben gevoeld. Beiden heb ben hun steentje bijgedragen tot het grote geheel, dat „Die Ehe des Herrn Mississippi" heet en beiden h,ebben dat', gedaan op een manier, die tegelijkertijd bewondering afdwingt en om reserve) vraagt. Bewondering voor de weerga-! loos scherpzinnige wijze, waarop ènj scenario èn filmische interpretatie tot] stand zijn gekomen. Reserve vanwege het rücksichtlos doorheen haspelen van schijn en werkelijkheid. F)e irreële sfeer, die Dürrenmatt in zijn werk oproept wordt in de filmvorm van Hoffmann voortreffelijk uitge bouwd. Hij heeft daarvoor in feite naar hetzelfde middel gegrepen als in „Wir Wunderkinder" nl. de cabaret achtige enscenering, zij het minder op gelegd. Dit heeft natuurlijk zijn terug slag op zijn compositie. Hij moet zijn scenarioschrijver immers de gelegen heid geven zijn dialoog te spuien. Toch heeft Hoffmann het lang niet denk beeldige gevaar van traagheid weten te vermijden. En zonder te willen be weren, dat de film een voorbeeldige dynamische op- en neergang van beel den vertoont, kunnen we vaststellen, dat hij vaart kent. ^oaïs gezegd vraagt de stof van de film om de nodige reserve. Zo kun nen noch willen we ontkennen, dat Dürrenmatt in zijn ijver links en rechts te slaan waar hij slaan kan, uitermate eenzijdig is. Hij laat geen mogelijkheid tot verweer. Nog erger, hij suggereert heel laconiek, dat er eenvoudig geen verweer mogelijk is, omdat de corrupte, halfslachtige wereld, die hij creëert in de film, een waarheidsgetrouwe afspie geling zou zyn van de werkelijke wereld. Nu willen wij onmiddellijk toegeven, dat de vlag der diplomatie lang niet altijd een frisse lading dekt. maar in „Die Ehe des Hernn Mississippi" wordt de objectiviteit op dit stuk toch wel jammerlijk onthalsd. ]~)at valt gedeeltelijk te schrijven op conto van de satire, die Hoffmann en Dürrenmatt als wapen hanteren. Voor de nest echter komt dat recht streeks voor rekening van de film makers, die in hun overdrijving toch wel wat tekortschieten. Dat ze on danks dat, steeds geestig blijven pleit voor hen. En hier zien we een van die zeldzam situaties, waarin auteur en regisseur elkaar volledig verstaan. Want waar de schrijver de literaire esprit van zijn geschiedenis vaak ge weld aan moet doen, omdat de film nu eenmaal een andere vorm eist, is' de regisseur er in geslaagd in de meeste gevallen, dat literaire verlies te com penseren door een verfrissende filmische interpretatie. 7o „stoffeert" Kurt Hoffmann dé Europa city, waarin Dürrenmatt zijn verhaal situeert, met een Eifeltoren, een Bran denburger Tor en de schamele over blijfselen van> een amfitheater uit het eeuwige Rome. Een andere keer wijst ,één arm van een wegwijzer op een kruising van twee wegen naar Moskou, een andere naar Oxford en een derde recht omhoog naar de hemel. Zulke overigens op zich niet fil mische grapjes larderen voortdurend Hoffmanns werk. Het verhaal van „Die Ehe des Herrn Mississippi" komt in het kort hierop neer. Twee vrienden nemen afscheid nadat ze er met een grote som gestolen geld vandoor zijn gegaan. Ze zweren een dure eed elkaar nooit meer te zien en gaan ieder huns weegs met het vaste voornemen de wanorde in de wereld tot ordelijke proporties terug te brengen. Jaren later echter ontmoet ten ze elkaar weer in Europa-city, om dat Frédéric René Saint-Claude, alias Louis Bouchat (Martin Held), die de wereld wilde hervormen volgens de richtlijnen van Marx, zijn woord ge broken heeft. Als communistenleider zoekt hij contact met zijn vroegere vriend Paul Keilerman, die onder de naam Florestan Mississippi (O. E. Hasse) het ambt van procureur-generaal bekleedt. De vriendschap verkeert in onverzoenlijke haat, die nog wordt aangewakkerd door Mississippi's vrouw Anastasia (Johanna von Koczian). is de echtgenote geweest van de man, die overspel gepleegd heeft met de eerste vrouw van de procureur- ingang van 1 september zal het nnlo «au J. scpicinuex- zal [jjangs geformeerde Dekany-kwartet Rïïfc«®heel zijn verbonden aan het u? s Conservatorium te Tilburg. De cien daarvan zullen worden belast met opleiding van leerlingen, het bevor- eren van het ensemblespel en het aan- w eken van de belangstelling voor ka- ermuziek in bredere kring. conservatorium werd voor at betreft de strijkerssector behoefte aa" continuïteit in de docenten- bezetting. Door de benoeming van het waitet verwacht men bovendien gro- ere ssnheid in het lessysteem Het Dekany-kwartet bestaat uit de Hongaren Bela Dekany - tweede con certmeester van het Philharmonia-or- kest in Londen -. Ervin Schiffei (alt viool), György Schiffer (cello) en de Nederlander .Jacques Hartog (2de viool). De drie laatsten zijn verbonden aa.- het Residentie-orkest in Den Haag. Zij zul len deze verbintenissen alle beëindi gen om zich na 1 september uitsluitend in dienst te stellen van het Brabants Conservatorium. Zij zullen zich in Til burg vestigen. Het ligt in de bedoeling het kwartet in de toekomst in Neder land bovendien nog kamermuziekavon- den te doen verzorgen. De bekoorlijke Johanna von Koc zian als Anastasia, samen met de haar opgedrongen echtgenoot, de procureur-generaal Mississippi, vertolkt door O. E. Hasse. generaal. Zij vergiftigde haar echtge noot na de ontdekking van het be drog, zoals hij zijn vrouw om dezelfde reden om het leven bracht. Uit „gevoel voor het recht", dat nu eenmaal zijn loop moet hebben, veroordeelt hij zich zelf en daarmee Anastasia tot een hu welijk, dat voor beiden een hel wordt. Dit „Huwelijk van mijnheer Mississippi" is het uitgangspunt van de film, die tenslotte slechts de uitermate corrupte echtgenoot recht tot leven geeft, onder het motto: wie zich in deze rotte we reld niet door kuiperijen e.d. kan hand haven moet maar ten onder gaan. J__Jet is voornamelijk deze negatieve in stelling van de makers van de film t.o.v. het onderwerp, die voor deze rolprent terughoudendheid vergt. Voor de rest kunnen we slechts zeggen, dat Kurt Hoffmann met „Die Ehe des Herrn Mississippi" het succes van „Wir Wunderkinder" evenaart, zoniet in de schaduw stelt. BERT VAN OOSTERHOUT TVE Stichting 's-Hertogenbosch Muziek- stad organiseert van 1 tot 15 juli in huize Bergen in Vught een internatio nale zomercursus voor vocalisten. De internationale zomercursus voor vocalisten beoogt aan zangers en zange ressen, die zowel theoretisch als prak tisch voldoende zijn geschoold, de gele genheid te bieden zich verder te bekwa men op het terrein van de opera, het oratorium en het lied. De cursus geeft zowel onderricht in de interpretatie van het oratorium en het lied als onderricht in de interpretatie van de opera. De cursusleiding wordt gevormd door Herman Schey, Amsterdam (oratorium- lied). Julius Patzak, Wenen (opera) en dr. Georg Hartmann, München (opera- regie). De cursusleiding streeft er naar tijdens de cursus te behandelen: gedeelten uit opera's van Wolfgang Amadeus Mozart en liederen van Johannes Brahms en Hugo Wolf. Voor het onderdeel oratorium zal een keuze worden gedaan uit het gangbare repertoire. T\E toneelgroep Studio is voor het nieu we speelseizoen 1962-1963 als volgt samengesteld: Kees van Iersel, artistiek leider; Han Surink, directeur. Actrices: Marlies van Alcmaer. Cocki Boonstra, Andrea Domburg. Elisabeth Hoytink, Nell Koppen, Anne Marie Prins, Doré* Smit, Ingeborg Uijt den Bogaard. Acteurs: Albert Abspoel, Joop Admi raal, Wim van den Brink, Ad van Gessel, Jules Hamel, Jaap Hoogstra. Jack Horn, Ad Noyons, Peter Oosthoek, Erik Plooyer, Peter van Rooij, Henk van UI- sen, Bram van der Vlugt, Frans Vorst man. (Advertentie-) Uit New-York is in ons land aange komen de Amerikaanse choreografe Pearl Lang. Zij is door het Nationaal Ballet geëngageerd om gedurende zes weken lessen te geven en ook een nieuw ballet in te studeren, nl. ,,Shirah" of ..Apasionada". Deze twee grote drama tische balletten zijn onlangs voor het eerst in New-York uitgevoerd. Peral Lang is meer dan tien jaar ver bonden geweest als pedagoge aan de Marta Graham studio en doceert thans aan de Yale University en de Juillard School of Music. In de serie „Ontmoetingen" van de uitgeverij Desclée de Brouwer te Brugge-Breda heeft Jan Elemans een literaire monografie aan Adriaan Ro land Holst gewijd. Ze vormt het 34e deeltje in de reeks en is, zoals gebruikelijk, voorzien van een foto. Onder de titel „Van meeuw tot ooievaar" begint Ele mans zijn biografie, die ongeveer de helft van het boekje beslaat. Erg gelukkig gekozen is dit opschrift niet, daar de ooievaar onwillekeurig aan de geboorte van een dichter doet denken, terwijl er de bekende pocket „In Ballingschap" mee bedoeld is, waarin Roland Holst een keuze uit zijn werk bezorgde. Luchtig en niet zonder humor verwerkt Elemans ove rigens de schaarse gegevens, want de dichter heeft een afkeer van „uur en feit". Veel meer dan wat we al uit Schrijvers Prentenboek no. 1 wisten vernemen we dan ook niet. Geestig is een zinnetje als „Behalve assuradeurs om vatte het geslacht ook bramenzoekers", maar het zegt niets voor wie de „Overpeinzingen van een bramenzoeker" niet kent. Dat de jonge Adriaan niet alleen in Hilversum, maar ook in Amersfoort op de h.b.s. ging, had misschien vermel ding verdiend. In de tweede helft van zijn biografie tekent Elemans een portret van de dichter met behulp van wat er links en rechts al over hem geschreven is. Men moet dat alles met een korreltje zout nemen. Annie Salomons is wel eens wat meisjesachtig dweperig. Jan Greshoff is wat kwaadaardiger. Maar we zijn het met de schrijver eens, dat uit de ge schreven portretten tenslotte het beeld van een aristocraat oprijst, een man, die afstand, reserve weet te scheppen. Elemans situeert hem tussen Gorter, met wie Roland Holst door de duinen van Bergen wandelde, en Lucebert, zijn plaatsgenoot. Dit hoofdstukje had ook kunnen heten „Tussen Tachtigers 'en Vijftigers." Een ^er aardigste foto's uit bovengenoemd Prentenboek is die, waarop men de prins van onze dichters een borrel ziet inschenken voor de kei zer der experimentelen! Inzake de omstreden tekst voor het nationale monument op de Dam te Am sterdam schaart Elemans zich. o.i. te recht, aan de zijde van de dichter: Een volk leest slechts onderschriften op het filmdoek en laat zich slechts door de hoogte van een gedenknaald ontzag inboezemen. Vóór alles dient de vraag gesteld of zo'n tekst de besten uithet volk iets te zeggen heeft. En daar valt niet aan te twij- (Advertentie) felen: heel het ethos van de dichter en dat van de natie ligt erin vervat." Over de belangwekkende vraag naar de verhouding van de jonge Roland Holst tot het christendom zegt Elemans kort en duidelijk: „Een zakenman zal er niet uit hem groeien, ook geen Augustinus, nog min der een Calvijn. Hij zal zich ontwikke len tot een niet-christen. Voor een anti christen zal hij tezeer het produkt blij ken van de humanistisch-christelijk ge kleurde Europese kuituur." De schrij ver komt hier nog enkele keren op terug bij zijn bespreking van het oeuvre, dat hij samenvat onder de betiteling „Heimwee en Verlangen". Uiteraard gaat hij dieper in op de mythe van A. Roland Holst, waarover publikaties zijn verschenen o.a. van G. Sötemann, Jan Engelman en W. H. Stenfert Kroese. Hij schrijft helder en duidelijk over deze materie en tot hen, die beweren, dat het werk van Roland Holst moeilijk toe gankelijk is, zegt hij, dat er weinig goede poëzielezers zijn: „De dichter schrijft niet moeilijk, men leest slecht, te natuurwetenschappelijk, te wijsgerig, religieus te doctrinair, te weinig met gevoel en verbeelding." Jan Elemans heeft geen poging ge waagd het volledige oeuvre van Roland Holst te behandelen. In de beperkte ruimte, die hem ter beschikking stond, was dit onmogelijk. Voor een nadere be schouwing koos hij een essay, een ver haal en een aantal verzenbundels. Mu?eum Boymans te Rotterdam heeft de gedachte gerealiseerd een tentoonstelling op te bouwen uit moderne werken, die in par ticulier bezit zijn. Enige voorwaarde was, dat de kunstenaar de laatste vijf jaar nog aan het „produktie-proces" deelnam. Leeftijd, richtir.g en nationaliteit deden niet ter zake. Het tesultaat is een artistiek allegaartje, waarbij men dit laatste woord zeker niet denigrerend mag opvatten. Er hangen en staan bekende namen. Appel bijvoor- beeld, Corneille, Lucebert. Men vindt er ook Nan- ninga en Brenner. Er is een Soulages. Er staat werk van Marini en er hangt een Dubuffet. Het zou interessant zijn na te kunnen gaan, waarom deze Nederlanders juist déze kunst de moeite van het verzamelen waard achtten. Op de tentoonstelling gaat het verhaal van de leraar ergens in het noorden, die aan Lucebert al vreugde beleefde vóór deze was ontdekt. Er hangt een Appel, die via maandelijkse termijnen eigendom werd van de man, die het werk reeds apprecieerde, toen Appel ook met afbetaling nog genoegen nam. Anderzijds zal een speculatief element menig ver zamelaar hebben aangespoord „de gok te wagen". Het kan toch zijn, dat hij met de naam, die hij kocht, midden in de roos schoot en dat het werk een blij vertje blijkt te zijn. Misschien is het werk van de Litauer Jacques Lip- chitz waardebepalend voor deze expositie. Het is er in ieder geval symbool van. Midden in een der zalen staat zijn beeldengroep „Naar een nieuwe wereld". Het geeft het klassieke symbool van het jonge, dat het oude overwint, nieuwe inhoud in een drietal ver strengelde figuren. De tragiek ervan wordt luchtig weggewerkt in speelse vormen, maar zij is nadruk kelijk aanwezig voor wie het beeld even aandachtig beschouwt. De vondst der hoofden, die zich nog vor men moeten uit de massa, maakt van de composi tie materieel een afgerond geheel, maar de symbo lische uitwerking ervan is lichtelijk verbijsterend van eerlijkheid. Inderdaad ervaart men ook weer op deze tentoonstelling, dat men het nieuwe wil zonder altijd precies te weten wat men zoekt. Het benauwen de adagium „maar-wat-aan-rotzooien" is in dit op zicht een teken aan de wand, doch het is toch niet altijd toepasselijk op de man, die deze woorden en wat hij ermee bedoelde, mag hijzelf uitmaken de wereld inslingerde. Want van Karei Appel hangen er o.m. twee enorme doeken, die toch wel iets doen. Daar is een portret, dat het ene ogenblik iets heeft van een decadente Cesar, maar ook herinneringen wekt aan Mari Andriessens havenarbeider. Waarmee noch van de geportretteerde noch van de maker iets kwaads gezegd wil zijn. Als de kunst van het ogen blik vrij is voor eigen interpretatie, zoekt de be schouwer zelf naar de ziel. Er is van Appel een grote biologerende nachtbloem en een clowskop van tegen elkaar gezette strepen verf, fel als een bliksemin slag. Er is een Lucebert, een priegelen met luchtige lijn tjes met hier en daar wat kleur. Volkomen invallen, nooit zwaarwichtig, naïef en onbevangen zo men wil. Benner herleidt de natuur, waarmee hij zo innig ver bonden is, tot eenvoudige kleurvlakken in een poging tot allesomvattend weergeven. Wij leven immers in de eeuw van de astronaut, die het niet anders ziet. Daar is Jaap Nanninga, de man, die streeft naar de volmaakte harmonie in lijn en kleur. Er hangen Corneilles, ingehouden van kleur soms en dan innig, een ander maal levendiger van toon. Het interessante maar ook het vermoeiende van deze expositie is, dat men een veelheid van kunstenaars aantreft. Onder hen zijn inzendingen die men zelden te zien zal krijgen, juist omdat zij uit particuliere collecties komen. Velen zijn buitenlanders en onder hen zijn namen, die artistiek wat achter de rug heb ben. Hans Arp b.v. hangt er met een enkel stuk, een compositie, die hij dwarrelend blad genoemd heeft. Hij verwierf vooral naam door een reliëf in 't Unes- co-gebouw te Parijs. Van hem is slechts een enkel stuk aanwezig. De Parijzenaar Jean Bazaine heeft zich laten inspireren door het Hollandse landschap. Het is een stevige visie, breed van gebaar en gevoe lig van kleur. De Italiaan Paolo Buggiani hangt hier met één doek evenals de Amerikaan Alexander Cal- der. De Parijse beeldhouwer César is eveneens met slechts één werkstuk vertegenwoordigd. Zo zijn er meer, zoals b.v. de Londenaar Lynn Chadwick, ar chitect en beeldhouwer, die in Boymans een „Teddy boy en meisje" heeft staan, waarvan de figuren meer op insekten dan op mensen gelijken. Nauwkeurig alles bepalen heeft geen zin, het moet een greep zijn, omdat de hoeveelheid werk en het aantal exposanten dusdanig groot is en daarbij soms maar met een enkel stuk verte genwoordigd dat het geen zin heeft iedere naam te noemen. Er is een Lucio Fontana, een Argentijn, die schilder- en beeldhouwkunst wil doen samengaan in een object. Er zijn Denen als Robert Jacobsen en Asger Jorn. van wie de eerste aanwezig is met een abstracte ijzer-constructie en de ander vier oliever ven heeft hangen, die overvloeien van kleuren. Er is het merkwaardig koude en haast architectonische werk van de Engelsman Ben Nicholson en zelfs een Moscoviet van geboorte Serge Poliakoff hangt hier met twee olieverf-composities. Twee van Spaan se afkomst hebben hier eveneens doeken hangen: Maria Helena Vieira da Silva en Antonio Tapies. Daartussendoor ontdekt men veel Nederlanders: Bram en Geer van Velde, Theo Wolvecamp, Anton Rooskens, Gerard Lataster, Wim Hussem, om enke len van hen te noemen. Veel van dit maar ook van het buitenlandse werk zal waarschijnlijk nog moeten bewijzen deze generatie te kunnen overleven. M. Hoschi boeddhistisch priester) heet dit werk van de Japanner Sofu Teshigahara. Het werk is in hout en koper uitgevoerd. Hij is de stichter van een beroemde bloemenschikschool en neemt als beeld houwer aan vele internationale tentoon stellingen deel.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1962 | | pagina 5