KERK baken
langs de weg
der mensheid
MARE LIBERUM Filmische
kijk op wereld van marine
Proza van zuster Bertken
Rubinstein in Nederland
Diepere zin
van moderne
bouwvormen
Orgel Concertgebouw
gerestaureerd
1 heater-samenwerking
KUNST
Kerstvisioen bewerkt door
Martien J. G. de Jong
Berta Jacobs
Uit de
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
Cineast De Wit
Perspectief
"Dl
krijgt zijn werk
.niet uit de verf
Verplichtingen
Mutaties in
toneelwereld
Twee boekjes
Doublure
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 17 FEBRUARI 1962
J-jM meest spectaculaire onderdeel van
Andre andcrnoot heelt de lcidine in
handen, in de voornaamste rollen hoort
men Renato Cioni, Antonio Zcrbini van
de Scala te Milaan en Julien Haas en
laudine Arnaud. De foto toont een scè
ne uit de opera met Claudine Arnaud als
Gilda, de dochter van Rigoletto en Ju
lien Haas als Rigoletto.
De
'l/'ooral het Rotterdams Toneel verliest
vele vooraanstaande leden. Samen
met Ton Lutz, die zoals bekend het vol
gend seizoen deel gaat uitmaken van de
artistieke leiding van de Nederlandse
Comedie vertrekt ook Ann Hasekamp, die
bij de Rotterdammers al vele triomfen
heeft gevierd, naar Centrum en Max
Croiset, die nog maar kort geleden in
Oidipous een van de beste rollen van zijn
carrière speelde, naar Ensemble.
toneelgroep Studio krijgt aanzien
lijke versterking: van Centrum ko
men Nell Koppen. Wim van den Brink
en Albert Abspoel; van de Nederlandse
Comedie Elisabeth Hoytink en Peter
Oosthoek.
JAe tendens, die zich hier manifesteert
bewaarheidt de door staatssecretaris
Scholten geponeerde stelling, die de ge
ringe vermindering van het aantal speel
beurten van de Haagsche en Nederland
se Comedie geen schadelijke gevolgen
voor het culturele leven in de provincie
zal hebben, omdat de spreidingsgezel
schappen een belangrijke versterking van
het tableau de la troupe verwachten.
Jrrderdaad is het niet onwaarschijnlijk,
dat met name Ensemble erin zal sla
gen enige klinkende namen aan te trek
ken. Nu is dat natuurlijk geen waarborg
voor een serie even klinkende voorstel
lingen, maar de troep zal er beslist niet
minder op worden.
Zij stierf op 25 juni 1514 en werd $aags
daarna onder overweldigende belangstel
ling begraven.
Over haar schrifturen weten we meer,
dank zij twee boekjes, die twee jaar na
haar dood warden uitgegeven door de
Utrechtse drukker Jan Berntz. Weer
twee jaar later verscheen bij Jan van
Severen te Leiden een herdruk onder de
titel „Een boecxken gemaket van suster
Bertken".
Het eerste van de beide boekjes betreft
de passie van Onze Heer Jezus Christus. I
Dr. Karei Meeuwesse heeft er een studie
aan gewijd in het „Dancwerk", dat in
1959 aan prof. dr. D. Th. Enklaar werd
aangeboden.
Het tweede boekje, dat als opschrift
heeft „Suster Bertkens boeck dat sy sel-
ver gemaect ende beschreven heeft",
bevat enkele gebeden en acht liederen,
die hier en daar Hadewych in de herin
nering roepen. Een der bekendste en in<
bloemlezingen vaak geciteerde is wel-
Het Hoofkijn:
Ic was in mijn hoofkijn om eruit
gegaen
Ic en vant niet dan distel ende
doorn staen.
Het tractaat over de Kerstnacht en de
geboorte van Christus komt ook in dit
tweede boekje voor. Dr. de Jong heeft
over de compositie van dit kerstverhaal
in 1956 al geschreven in het Tijdschrift
voor Nederlandse Taal en Letterkunde.
Thans heeft hij de middelnederlandse
tekst vertaald, waarbij hij gebruik maak-
ligt morgen al
En
TZ ERkENBOUWZONDAG
weer twee weken achter ons.
blijkt «lat een bepaalde gebeurtenis in dit
verband niet «1e aandacht heeft gekregen,
die daaraan vanwege zijn belangrijkheid
tocli wel toekwam. Wij bedoelen een deel
van de boodschap, die Mgr. M. A. Jansen,
bisschop van Rotterdam, namens bet Ne
derlandse episcopaat via de publiciteits-
middelen tot bet Nederlandse volk heeft
willen richten. Het ligt voor «1e hand, dat «1e zakelijke
gegevens aan de vooravond van kerkenbouwzondag de
meeste aandacht hebben getrokken. Het vraagstuk van de
kerkenbouw is allereerst een geldelijk probleem, want
«1e behoefte aan nieuwe kerken op korte termijn is zeer
groot. Vooral de nieuwe stadsuitbreidingen stellen op
«lit punt bijzonder zware eisen aan de milddadigheid van
het katholieke volksdeel. Maar het is eveneens belang
rijk dat het espiscopaat zich heeft willen uitlaten over
«1e kwestie van de vormgeving van onze kerken.
Er is sedert de jongste wereld
oorlog op dit gebied veel veran
derd. Het oude kerkgebouw met
zijn nadrukkelijke gerichtheid, zijn
grote lengte en zijn omvang in het
stedelijk geheel heeft vrijwel vol
komen afgedaan. Nieuwe vormen
dringen zich op, maar het is merk
waardig, dat deze vormen op zich
zelf dikwijls juist weinig opdrin
gerig van karakter zijn. De -kerke
lijke bouwkunst in ons land ver
toont steeds meer overeenkomst
met de profane architectuur en
dat niet in het minst door het
bouwwerk een niet, al .te nadruk
kelijk karakter te geven.
Er vallen voor dit verschijnsel al
lerlei verklaringen te geven.
We hoeven alleen maar te denken
aan de overdaad van gebouwen
mot allerlei verschillende bestemmingen,
die het samen in het moderne stadsbeeld
moeten zien te vinden. Wanneer elk van
die gebouwen geruchtmakend gaat doen,
als het ware met zijn vormen gaat
schreeuwen, dan wordt het een kakofonie
in onze moderne steden. Het is dus ver
klaarbaar. dat wij het gebouw min of
meer de verplichting opleggen om zich
wat rustig te gedragen uit respect voor
de buren. Maar toch: deze verklaring
raakt nog maar de buitenkant van de
zaak en van het gebouw. Want ook in
het interieur vertoont dat lang niet meer
de plastische nadrukkelijkheid, de druk
te van allerlei geledingen en ornamenten,
die vroeger als onvermijdelijke ingredi
ënten voor het schoonheidsbesef werden
beschouwd. Het lijkt wel of wij moderne
mensen ook binnen door het bouwwerk
een beetje met rust willen gelaten wor
den. Voor een romanticus misschien vol
doende reden om te spreken van de ver
moeidheid. waaraan wij in dit jachtige
leven voortdurend lijden.
Bijzonder blij zijn we met die heel
andere verklaring, die in de bood
schap van mgr. Jansen te vinden valt.
Daarin krijgt onze drang naar een sobere
en weinig nadrukkelijke architectuur een
veel wijder perspectief, dat zelfs over
de grenzen van ons leven heen wijst Naar
het bisschoppelijk inzicht lijkt het een
zaak van groei van de menselijke per
soonlijkheid. die ook in de kerk als ge
meenschap zijn uitdrukking vindt. De
bisschoppen stellen o.m.
e diepste vraag, die in onze dagen
de kerkbewoners bezighoudt is de
vraag, hoe de gelovige het kerkgebouw
beleeft. Daarin ontstaat wellicht een ver
andering. Een soortgelijke verandering
treft men aan in de beleving van de
woning. Moest deze rond de eeuwwisse
ling vol zijn opdat de bewoner overal
zijn bezit en eigendom en veiligheid zou
kunnen aanraken en opdat hij zijn bele
ven als het ware veruitwendigd voor zich
zou zien als een klaargemaakt patroon
voor huiselijk denken en voelen, thans
beproeft men in de woning eenvoud en
een zekere leegte. Dit hangt samen met
iets, dat slechts onnauwkeurig kan wor
den omschreven. In onze dagen kan men
soms een streven opmerken, de ruimte
van het wonen niet te doen vullen door
meubelen en accessoires, maar door de
bewoner zelf.
Tets hiervan is ook gaande in de kerk-
t bouw. Tekenend is het verlangen om
veel devotie-apparatuur te verwijderen.
Wij verliezen de gedachte, dat de kerk
zelf een gebed is. In plaats van de kerk,
die als het ware bidt voor de kerkbe
zoeker. d.w.z. de kerk, die hem in stem
ming en tot devotie brengt, wordt in onze
dagen meestal een vrij neutrale zaal ver
kozen. Deze onvriendelijke formulering
kan ook anders luiden: er komt meer
ruimte voor de bewoner, de afzonder
lijke kerkbezoeker en de gemeenschap
der gelovigen. Er komt meer ruimte
voor de liturgie, de expressie van de
gemeenschap".
En verder:
,,TAe ruimte, die voor de gelovige en
AJ voor de gemeenschap wordt ge
maakt in de kerk, doet tevens de vraag
rijzen,wie de bewoner van de kerk is.
De moeilijkheden over de plaats van het
sacraments-altaar getuigen ervoor, dat
dit een actuele vraag is. Krijgt het sa
craments-altaar alle nadruk, dan is God
de bewoner en dan zijn wij op visite. Ge-
U\e organisten Piet van Egmond
en dr. Anton van der Horst,
hebben de laatste keuringen ver
richt aan het orgel van het Con
certgebouw in Amsterdam. Samen
(advertentie)
met de heer G. Leonhardt en mr.
Bouman vormden zij de orgelcom
missie, die de leiding heeft gehad
van een groot aantal restauratie
werkzaamheden.
Bijna tien jaar geleden begon de
firma J. H. Sanders uit Utrecht
met het herstel van het orgél. nadat het
bestuur van het Concertgebouw in 1947
besloten had verbetering te brengen in
de functionering van het orgel. In 1955
kon een gedeelte weer in gebruik worden
genomen, maar de afwerking ondervond
veel vertraging. Na de dood van de heer
Sanders, in 1960, werd zijn werk voort
gezet door de orgelbouwers E. H. Leef-
lang en J. Keijzer te Apeldoorn. Het
aantal stemmen van het orgel werd uit
gebreid van 46 tot 59 en het aantal pijpen
van 2854 tot 4098. Daarmee werd het
Maarschalkerweerdorgel het grootste
van Amsterdam. De intoneur Schreutel-
kamp heeft getracht het enigszins ro
mantische karakter bij de intonatie te
behouden.
Op 24 februari zal ter inwijding van
het gerestaureerde orgel een con
cert gegeven worden, waarvoor het pro
gramma zo gekozen is dat het instru
ment in zijn drieledige functie, t.w. als
solo-instrument, als continuo en als solo
instrument met begeleiding van het or
kest, tot zijn recht kan komen. Het pro
gramma vermeldt werken van Bach,
Sweelinck, Monteverdi, Franck en van
der Horst. Medewerking zullen verlenen
het Nederlands Kamerorkest, het koor
van de Nederlandse Bachvereniging en
de organisten Anthon van der Horst en
Albert de Klerk.
Maquette van een inmiddels gereed
gekomen kerk in Den Haag. Architect
dr. ir. Thomas Nix.
makkelijk groeit de kerk dan uit tot een
anticipatie op de hemel en de gemeen
schap der heiligen komt tegenwoordig
in beelden en symbolen. De devotie
wordt het gedrag van de gelovige, die op
visite is.
Ï7"rijgt echter het offer-altaar exclu-
sieve rechten, dan weet men, dat
het kerkgebouw een ruimte is van de
aardse kerk. Dan zijn wij in de kerk als
in een eigen huis. Het offer wordt vol
trokken in ons midden. De kerk wordt
daardoor de ruimte voor een gebeurtenis
binnen een samenkomst. Deze samen
komst, de gemeenschap beheerst het ge
drag der gelovigen.
Hier is echter geen of-of mogelijk even
min als de Kerk louter verblijf op aarde
of het komende rijk is. De Kerk is Gods
volk onderweg, reeds Gods volk, maar
nog onderweg. Zo is het kerkgebouw
reeds de ruimte voor Gods aanwezig
heid, maar tevens ook de ruimte, waarin
God onder ons komt. Daarom blijft de
tweeledigheid van het sacraments- en
offer-altaar".
Hiermee is iets heel belangrijks ge
zegd. Er is een rechtstreekse band
tussen onze wijze van leven en on§ kerk
zijn op de weg naar het komende rijk.
Daar zal geen tempel meer zijn, maar
vinden wij nog slechts vele woningen bij
de Vader. En iets hiervan vinden wij al
in het terugtreden van de architectuur,
waardoor er meer ruimte komt voor ons
persoonlijk beleven. Wij leven in een tijd
van wat men noemt personalistisch den
ken. En ook dit denken krijgt zijn weer
slag in de kunst en wordt als zodanig
in de bisschoppelijke boodschap aan
vaard als een waardevolle en typische
fase in de groei van de mens en dq
gemeenschap der mensen naar het Rijk
Gods.
Mr. A. J. J. v. ROOIJ
De documentaire en alle daar
van afgeleide soorten behoort
in de wereld van de Nederlandse
film tot de troetelkinderen. Ter
wijl men zich het hoofd breekt
over de vraag, hoe een continu-
produktie van speelfilms op
gang te brengen, blijven de docu
mentaires met de regelmaat van
de klok verschijnen.
Deze week is er weer een in pre
mière gegaan: „Mare liberum"; het
departement van Marine van het
ministerie van Defensie voerde het
mecenaat en Ted de Wit nam
scenario, produktie en regie voor
zijn rekening. In een bericht op
onze voorpagina hebben we al
gewezen op de eerste openbare
voorstelling van de film.
TED DE WIT
Bij het verschijnen van wéér een do
cumentaire van Nederlandse ori
gine denkt men onwillekeurig aan het
geen vaderlandse cineasten in deze sec
tor al gepresteerd hebben. Namen als
van der Horst, Haanstra. Brusse en de
Haas zijn niet langer alleen binnen de
landsgrenzen bekend. Zij hebben bewe
zen, dat Nederland diverse mensen kent
die weten hoe ze via het medium film
boeiende aspecten van het alledaagse
leven in de bioscopen tot nieuw leven
kunnen brengen.
Is de maker van „Mare liberum".
Ted de Wit, nu een van hen? Wij
geloven het niet. En toch is deze nieuwe
produktie een demonstratie van filmisch
vakmanschap en begrip voor de functie
van de cinematografische middelen, die
de filmer van vandaag ter beschikking
staan. Ted de Wit echter heeft zich bij
deze film-in-opdracht bepaald tot het
laten zien van het ..hoe" en het aangeven
van het „waarom" van de Marine. Dat
was een onderdeel van zijn opdracht.
Maar de Wit had tevens tot taak het
begrip .vrije zee"' langs filmische weg
reliëf te geven en daar is hij naar onze
smaak te weinig aan toe gekomen. „Ma
re liberum" is natuurlijk op de eerste
plaats bedoeld om goodwill te kweken
voor de marine. Dat werd trouwens tij
dens de première benadrukt door vice-
admiraal A. van Karnebeek, vlag-officier
personeel.
Maar dat alles ontslaat de cineast
nog niet van zijn verplichtingen
t.o.v. het materiaal en in ruimere zin
de expressieve mogelijkheden van de
film. En juist op dit punt is de Wit o.i.
wel wat tekort geschoten.
(Van onze toneelredactie)
Velden zijn de mutaties in de wereld
van het toneel zo veelvuldig geweest
als dit jaar. Hoewel het officiële „trans
fer-seizoen" nog niet is geopend, krijgt
men toch telkens berichten over veran
deringen, die soms zelfs een spectaculair
karakter hebben.
Onder de titel „Het kerstvisioen van Berta Jacobs" verscheen bij de
Stichting voor literaire publikaties De Beuk te Amsterdam een stuk
proza van Zuster Bertken. Het werd vertaald, bewerkt en van een
uitvoerige inleiding voorzien door prof. dr. Martien J. G. de Jong, af
komstig van Steenbergen en thans woonachtig te.Rhisnes (Namen).
Er is over Berta Jacobs, gewoonlijk
Zuster Bertken genoemd, niet zo heel
veel bekend. Als haar geboortejaar wordt
1426 of 1427 aangenomen. Utrecht geldt
thans algemeen als haar geboorteplaats.
Toen zij ongeveer 24 jaar was trad zij
in bij de reguliere kanunnikessen van
Sint Augustinus. Na zes jaar klooster
leven kreeg zij toestemming om zich in
een kluis te laten opsluiten. Deze cel
was gebouwd aan de Buurkerk te Utrecht.
De dichteres bracht er 57 jaar door in
een beschouwend leven. Prof. De Jong
vertelt er het volgende van:
Van toen af leefde Berta Jacobs
barrevoets en gekleed in een haren
rok, waarover een grauwe pij. Nim
mer gebruikte zij vlees of zuivelpro-
dukten en zelfs in de winter miste
zij iedere vorm van verwarming. Om
drie uur in de ochtend begon haar
dagtaak met het bidden van de eer
ste der kerkelijke getijden en
's avonds om negen uur bad zij voor
de laatste maal. Slechts gedurende
enkele, speciaal daarvoor vastgestel
de uren, mocht haar eenzaamheid
worden onderbroken door de bezoe
ken van hen die vanachter het gor
dijn aan het buitenvenster om raad
of gebed vroegen
te van de editie, die dr. C. Catharina
van de Graft in 1955 te Zwolle deed ver
schijnen. Ook met de uitgave, die dr.
Johartna Snellen in de Herdrukken van
de Maatschappij der Nederlandse Letter
kunde bezorgde, heeft hij uiteraard *zijn
voordeel gedaan. Voor enkele details was
een studie van dr. A. Ampe S.J. in
Ons Geestelijk Erf van nut.
In zijn inleiding geeft prof. De Jong
een interpretatie van de tekst met zijn
rijke theologisch-mystieke achtergrond.
Hij wijst op verwantschap met Hade-
wych en Ruusbroec. Alle aspecten van
het visioen worden bezien en toegelicht.
Na de beëindiging van zijn taak kwam
de bewerker tot de ontdekking, dat prof.
dr. L. C. Michels in 1954 ditzelfde kerst
visioen heeft vertaald voor de cliënten
varf boekhandel Pillot te Tilburg. Deze
versie gaf hem echter geen aanleiding
zijn eigen tekst te herzien.
Deze is overzichtelijk met alinea's af-
Prof. dr. MARTIEN J. G. DE JONG
gedrukt. Enkele afwijkingen in het
woordgebruik zijn in een, Tekstkritisch
Apparaat" verantwoord. Tenslotte is er
een literatuur-opgave, die belangstellen
den in deze materie welkom zal zijn. We
misten er een artikel in, dat P. N. Dezaire
in De Nieuwe Taalgids aan de mystieke
dichteres wijdde, en een studie van pater
M. Smits van Waesberghe S.J. in Roe-
Pj
Gezien de schaarse publikaties over
Zuster Bexucen mogen we deze uitgave
als een waardevolle aanwinst beschou
wen.
WILLEM v. d. VELDEN
De post van thuis wordt via een l'un
van het ene naar het andere schip over
geheveld.
Hij presenteert weliswaar een fraai
geregistreerde reeks beelden uit het le
ven op zee de opnamen in de tropen
zijn bv. fotografisch af maar het
blijft uiteindelijk toch een nogal preten
tieloze weergave. „Mann soli sich nichts
dabei denken" heeft Walter Ruttmann
eens gezegd bij de vertoning van een
van zijn films, daarmee aangevend, dat
slechts zijn beelden moesten „spreken".
En hoewel we onmiddellijk toegeven,
dat deze vergelijking niet helemaal
opgaat, kunnen we haar toch doortrek
ken naar „Mare'liberum". De Wits beel
den spreken op de eerste plaats niet uit
zichzelf. Hij heeft dat blijkbaar aange
voeld. want hij zoekt de overtuigings
kracht van het werk bij gesproken tekst,
die duidelijk maakt, dat schepen met
roemruchte namen als De Ruyter, Piet
Hein, Van Speyk en Doorman een waar
borg zijn voor de vrijheid, waarin de
Nederlandse daadkracht en onderne-
mingslust zich kunnen ontplooien.
TToorts heeft hij de muziek van kapi-
V tein H. C. van Lijnschoten, die
wordt uitgevoerd door de Marinierskapel
een grote plaats in het werk toebedeeld.
Zo'n grote plaats zelfs, dat ze af en
toe gaat domineren. Dat is ook een con
cessie of een bewijs van nonchalance
t.o.v. of onbegrip voor de eisen, die de
filmmiddelen stellen.
We houden het op het eerste, omdat de
Wit zich toch wel een vaardig, zij het
ongeïnspireerd, cineast toont in zijn
beeldwisseling en zijn camera-instellin
gen. Het geluid heeft hij tot een vrij in
tegrerend deel van de gehele compositie
weten te maken. Een enkele keer waagt
hij zich aan kleine geluidsovergangen
die het goed doen.
Maar vóór wat de totale compositie
betreft kunnen we toch niet zeg
gen, dat Ted de Wit er in geslaagd is
een volkomen aanvaardbare filmische
weergave te presenteren van het doen
en laten en de betekenis van de Marine.
Er zijn enkele sterke beelden, zoals bv.
die van schietende scheepskanonnen tij
dens oefeningen, maar die kunnen de
totaalindruk toch niet genoeg kracht bij
zetten. Verder zijn ook de opnamen van
een. aanval van de mariniers op een
tropisch eiland de moeite waard. Het
geheel echter blijft te zwak om als film
echt te kunnen boeien. Als middel tot
verhoging van de goodwill zal de pro
duktie het waarschijnlijk wel doen. maar
of deze documentaire het'ook in de bios
copen tot een lang leven zal brengen is
voor ons nog de vraag.
BERT VAN OOSTERHOUT
Menso Carpentier Alting is
met ingang van 1 september
1962 benoemd tot zakelijk leider
van de toneelgroep Centrum. De
heer Carpentier Alting vervult
deze functie thans bij het Rotter
dams Toneel.
De tentoonstelling van grafiek
van Aad de Haas, die in Breda zoveel
opzien heeft gebaard zal ook in Den
Bosch zijn te zien. Wethouder dr. H. J.
J. van Velthoven zal de expositie dins
dagavond in het Centraal Noordbrabants
Museum openen. Guillaume van der
Graft houdt een inleiding.