Bosnische boeren verbluft door Tito's „Wirtschaftswunder" Hongarije vereffent schuld: zeven slechte dieseltrein Factoren die het kijken naar tv. beïnvloeden PL AA TIES KIJKEN BOEKENPLANK SMARTELIJKE VRAAG NAAR HET WAAROM iOSRAM n 13 DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 8 FEBRUARI 1962 Kadar dankt Tito voor hulp Mankementen Worden de ogen moe? Liever wijn Touwtje trekken Natuurwetenschap en theologie Het ideaal en het alledaagse Ontsnapte jongens weer gegrepen Hoepel op Vragen aan het concilie J k houd van zulke sfeervolle tentjes. Het t. te cp brede stromen gerstena> Langs de straat De tyrannieke dokter Oud worden.. a n e A Het scharlaken snoer Theologische verkenningstochten 13 (Eigen buitenlandse dienst) De Bosnische boeren op het stationnetje van Jayce konden hun ogen niet geloven en zij lieten uit louter verbazing bijna de volle eierkorven uit hun handen glippen, toen in plaats van het gebruikelijke afgeleef de boemeltremtje een gestroomlijnde dieseltrein langs het perron tot stilstand kwam. Niemand van hen had de moed m te stappen, totdat de stationschef hen met zichtbare trots en gewichtigheid de mededeling deed, dat dit toch wel echt de trein was, die naar Krupa ging. „Ziet kameraden, zo zorgt Belgrado voor jullie, zo zet onze grote leider Tito zich in voor zijn volk" hoorden de onthutste boeren, voor wie deze metamorfose in het spoorwegverkeer in een afgelegen hoek van het verlaten Bosnische berglandschap niets minder was dan een prachtig stuk Titoïstisch „Wirt schaftswunder". Dat de ingebruikname van de gestroomlijnde dieseltreinen op de Zuidslavische „secundaire" en „ter tiaire" spooiwegen uit een heel andere hoek toegelicht diende te worden, wist de totaal verblufte boe- renmenigte op het stationnetje te Jayce niet. Dit verkeerswonder kwam als volgt tot stand: Overeenkomstig het vredesver drag moest Hongarije voor de, tijdens de tweede wereldoorlog in Zuid-Slavië aan gerichte schade, een aanzienlijke herstel betaling deponeren. Nadat Tito in '48 op bevel van Stalin evenwel uit de Komin ternfamilie was gezet, dacht het hamer en sikkel vererende Hongarije er in de verste verte niet meer aan om de ver plichtingen uit de overeenkomst na te komen. De Hongaarse partijpers schreef toen onder meer woordelijk: „Wij ver tikken het om aan de kapitalistische hielenlikker en de „schurftige jakhals" Tito ook maar één spijker bij wijze van reparatie te leveren". De dictator Joseph Brosz Tito pro testeerde hevig, maar de Stalinisten in Boedapest gaven geen krimp; zij bleven in hun standpunt volharden. Toen brak 1956 aan. De Hongaarse vrijheidsstrijd werd door de Sovjet-legers in de kiem gesmoord en Janos Kadar greep naar de macht. Als een donderslag bij heldere hemel kwam einde december 1956 uit Boedapest de mededeling, dat Hongarije zeer zeker bereid was om de herstelbe talingen aan Zuid-Slavië te voldoen. Al gemeen was men van oordeel, dat Janos Kadar op deze manier dank wilde be tuigen voor de grote steun die Tito hem had verleend bij de liquidatie van de regering van Imre Nagy Binnen enkele weken was de volledige overeenstemming een feit. Hongarije zou met bekwame spoed zeven moderne ge stroomlijnde dieseltreinen (maximum- aan deze gebeurtenis uitvoerig aandacht geschonken en de Zuidslavische Staats spoorwegen gooiden alle oude dienstre gelingen in de prullemand. Maar de vreugde was van korte duur. Al na een paar weken zagen de spoor wegen zich genoodzaakt weer op de oude dienstrooster over te gaan. Alle zeven dieseltreinen made in Hungary wa ren tengevolge van technische mankemen ten Uit de circulatie genomen en ston den nu eenzaam en verlaten op zijsporen. Maar de Zuidslaven namen dit niet. Langs diplomatieke kanalen ging een scherp protest naar Boedapest, waarin Ti to aan Janos Kadar haarfijn uiteenzette, van hoe bedroevend slechte kwaliteit de motoren in de locomotieven toch wel waren. Bovendien, zo voegde Tito aan dit schryven toe, waren de technische ge breken nog tydens de voorgeschreven ga- rantietijd aan het licht gekomen en ge meld. snelheid 115 km per uur) leveren, alsme de zes hydrobussen voor het vervoer op Donau en Save. Een jaar verstreek, maar waar de Zuidslavische gemeenschap tevergeefs naar uitkeek, was de groots aangekon digde Hongaarse leverantie. Weer herin nerde Tito zijn collega Kadar aan de ge- Na een hele dag op de markt ge staan te hebben blijmoedig huis waarts over een eindeloze weg door een verlaten landschap. dane beloften. Eindelijk, in 1958 rolden de dieseltreinen over de Hongaars-Kroa- tische grenzen. De hydrobussen volgden weldra. Zij kwamen over de Donau naar Belgrado. In de Zuidslavische hoofdstad heerste ëen volslagen vreugdestemming, In pers en film en over de televisie werd (Eigen buitenlandse dienst) Met onverdeelde opmerkzaam heid een t.v.-uitzending volgen eist van de toeschouwer meer day hij zich wel bewust is. Het enig. wat hij spoedig vaststelt is dat het kijken naar de t.v. meer inspan ning kost dan het volgen van een voorstelling in een theater of bio scoop. Daarvoor zijn enige verkla ringen. Allereerst moet men bedenken, dat het t.v.-beeld met een éénogige camera in de werkelijkheid is opgenomen, echter met twee ogen van het beeldscherm moet worden „gelezen". Dat één oog minder ziet dan twee, weet iedereen. De twee- ogigheid maakt eerst het z.g. plastische zien mogelijk, omdat eerst dan de indruk van ruimtelijke diepte en van de onder linge verhouding der dimensies mogelijk wordt. Van dit standpunt beoordeeld, kan het t.v.-beeld optisch niet anders dan onvolledig zijn. Wat eraan ontbreekt kunnen achteraf twee ogen van de toe schouwer niet weer goedmaken. Daar is fantasie voor nodig en deze steunt weer op de persoonlijke ervaring inzake de verhouding tussen afbeelding en werke lijkheid. Dat vereist weer een gespannen toekijken en tegelijkertijd een ingespan nen denken, hetwelk krachtsinspanning kost. En dit gaat dan tenslotte ten koste van het genot van het kijken. Van een andere kant wordt de kijk- moeheid ook daardoor verhaast, om dat de blik onder de huidige gebrui kelijke ontvangstverhoudingen te star op het beeldscherm gefixeerd is. Zij kan niet uitkiezend ronddwalen over het scherm om zich op een onderdeel naar keuze te concentreren. Wat het t.v.-beeld ook aan afwisseling biedt, het blijft beperkt op het relatief kleine vlak van het beeldscherm. De Duitse professor dr. E. Otto heeft in zijn studie tot de fysiologie en de psycholo gie van de televisie welke gepubliceerd werd in de „Naturwissenschaftliche Rund schau" vastgesteld, dat de door vele kij kers geschilderde indruk, alsof de blik slechts het beeld ziet en niet in de af gebeelde gebeurtenis zelf ziet, op niets anders berust, dan op deze fixering van de ogen door het t.v.-beeld. Het behoeft geen verklaring, dat een dergelijke indruk de illusie sterk hindert, ï-j vm ook wanverhouding welke duidelijk wordt vastgesteld zodra men dij «feme beeldbuizen de afmeting van nfjT J1 vergelijkt met de hen bege leidende sterkte van het geluid. groting van de aan de markt zynde beeldbuizen waarbij de huidige verhou ding tussen hoogte en breedte moet be waard blijven, omdat zy het beste voor alle beeldafmetingen past. Daartegenover zou de meermalen reeds bepleite aanpassing aan de natuur lijke ooghoekverhouding van 2 tegen 1 welke op een soort filmdoekformaat zou uitlopen, niet logisch zijn, zolang het beeld niet ten naaste bij het gehele ge zichtsveld zou beslaan en de begrenzin gen van het beeld daarin zou laten op lossen. Zowel technische alsook econo mische overwegingen doen begrijpen, dat dit alles in afzienbare tijd niet vervuld kan worden. Bij te kleine beeldschermen c.q. te kleine zichthoeken komt nog een merk waardig verschijnsel voor, het t.v.-beeld werkt natuurlijker wanneer het slechts met één oog bezien wordt, vooropgesteld intussen dat men vasthoudt aan de ge ringe zichtsafstand die bij kleine beeld schermen wegens het snelle onduidelijk worden geboden is. Dan is n.l. de afstand van beide ogen relatief groot, vergele ken met de afstand van het beeld. Dat heeft tot gevolg, dat zich niet meer bei de ogen tegelijk in het perspectief een trum kunnen bevinden. Daardoor wordt de subjectieve „beeldontvangst" zo be invloed, dat de indruk van de ruimte verloren gaat. In dit geval ziet bij uit zondering het éne oog juister dan twee. Het grote beeldscherm is derhalve om deze reden aanbevelenswaardig. Boven dien heeft het dit voor, dat het een gro ter aantal personen gunstige perspecti vische mogelijkheden biedt. De vraag van de optische waarnemingsafstand, welke daar ligt, waar enerzijds de re- gelstructuur van het beeld verdwijnt, an derzijds nog net geen beeldoplossing in treedt, hangt intussen nog altijd ook af van de individuele sterkte der ogen. Daar om is het niet mogelijk voor de juiste afstand tot het beeldscherm een norm te stellen. De Hongaarse reactie bleef niet uit. Zij bestond uit het afvaardigen van een commissie van onderzoek. Er kwamen acht chic geklede heren naar Belgrado. Zij wierpen deskundige blikken op de verguisde dieseltreinen en de bussen en kwamen spoedig tot de ontdekking, dat grove ondeskundigheid en uitgesproken nonchalance van de Zuidslavische ma chinisten tot de grondige vernieling van de diesels had geleid. De Hongaarse delegatie had nog veel meer op haar lever. Weten jullie hier in Belgrado wel, dat die machinisten van jullie tijdens hun opleidingstijd in Hon garije geen steek hebben uitgevoerd? De commissie bedoelde daarmee, dat de be trokken lieden meer belangstelling had den gehad voor de schone Hongaarse vrouwen dan voor die gloednieuwe die seltreinen en dat ze ook liever Tokaya- wijn hadden gedrongen en meer om zi- geunermuziek hadden gegeven, dan om die technische snufjes van de dieselloco motieven. Na lange discussies, zo nu en dan af gewisseld door openlijke ruzies, kwamen de partijen in de lente van 1959 tot een nieuwe overeenkomst. De dieseltreinen werden voor reparatiewerkzaamheden op transport gesteld naar Hongarije. De hy drobussen zouden de Zuidslaven zelf re pareren op kosten van de regering in Boedapest. Afgesproken werd, dat de treinen begin 1960 weer in de Zuidsla vische dienstregeling zouden zijn opgeno men. Ze kwamen echter niet. Zelfs in 1961 wachtte men nog tevergeefs. Eindelijk, na veel protesten en demarches op am bassadeursniveau kwamen in de herfst van het jaar 1961 de dieseltreinen in Bel grado terug, ditmaal echter zonder enige verwelkoming van pers, radio en televi sie. Ook de geestdrift van de spoorwe gen was nu aanzienlijk getemperd. Men dacht er niet meer aan de dienstregelin gen nog eens aan veranderingen te oil* derwerpen. De moderne diesels kwamen mede, daarom niet meer in aanmerking voor de grote internationale lijn, maar rijden sinds enkele weken op nevenlijntjes. Om dezelfde reden verbaasden de Bosnische boertjes te Jayce zich zo hevig over het het royale gebaar van Tito. Dr Friedrich Dessauer is een boeiende persoonlijkheid, die een veelzijdig leven achter zich heeft. Hij was grootindus trieel, maar wendde zich later naar een wetenschappelijke en politieke loopbaan. Hij was tot aan Hitiers machtsovername lid van de Duitse Rijksdag en was even eens directeur van het instituut voor de fysika der geneeskunde in Frankfurt. Door dc Nazis vervolgd week hij uit naar Istanboel, waar hij enige tijd ra diologie en biofysika doceerde. Daarna was hij tot 1953 hoogleraar in het Zwit serse Freiburg. Drie doctorstitels draagt hijnatuurwetenschappen, medicijnen, theologie. Dit boekje, het tweede in een reeks Randgebieden van de uitgeverij Lannoo, laat blijken, hoe Dessauer de vervreemding tussen natuurwetenschap en theologie in zijn denken heeft over wonnen. Hij staat niet huiverig tegen over de nieuwe ontdekkingen van het vorsend verstand. Integendeel, ook deze wijzen tenslotte alle naar het Abso lute, naar een alwijze Schepper. In een drietal beschouwingen de laat ste werd uitgesproken bij het in ont vangst nemen van-het eredoctoraat in de theologie aan de universiteit van Würzburg brengt prof. Dessauer ver heldering in de schijnbare tegenstrijdig heden, welke zo velen in verwarring hebben gebracht. In een voorwoord prijst Dr. H. Wildiers de wijze waarop dit geschiedt. Het werk dat prof. Dessauer o.a. verrichtte om de inzichten van de moderne natuurwetenschappen te inte greren in de Katholieke wereldbeschou wing, vergelijkt hij met hetgeen St. Tho mas van Aquino in de middeleeuwen deed, toen hij een synthese zocht tussen de natuur wetenschappelijke inzichten van de oudheid en de eeuwige waar heden van het christendom. Hier is in derdaad een belangrijk denkproces gaan de. Prof. Dessauer licht er ons uitste kend over in. Een half jaar geleden wijdden wij aan het tweede deel van VoiUaume: in iefde onder de mensen, een bundeling van brieven van de Algemene Overste een gunstige bespreking. En wij wens ten deze brieven een wijdere lezerskring toe dan die van de Kleine Broeders van Charles de Foucauld. Hetzelfde kan ge zegd worden van het (voorlopig) laatste deel: het ideaal en het alledaagse. Voil- laume schreef deze brieven op zijn tal rijke reizen tussen 1949 en 1960. De draad die door deze brieven loopt, is die van het ideale leven der Kleine Broeders temidden van hun missionai re activiteiten: zij moeten zich in alle omstandigheden beschikbaar stellen als getuige onder de mensen van de Wijs heid van het Vleesgeworden Woord. Hoe zij daarbij hun persoonlijk geestelijk le ven gaaf moeten houden, is de liefde volle zorg van de Overste. Uitgave Lan noo. J.H. (advertentie) a Drie jongens die waren ontsnapt uit de jeugdinrichting „Valkenheide" in Maarsbergen, zijn door de Haagse poli tie weer aangehouden. Een van de jon gens werd thuis aangetroffen, de ande re twee bleken op het dak van een pand aan de Boekhorststraat te zijn geklom men. De politie werd gewaarschuwd en wist een van de jongens, die afkomstig was uit Schiedam, ter plaatse te grijpen. De andere is tenslotte ook thuis aange houden. Met Hoepel Op heeft de uitgever Lan noo een nieuwe reeks geopend onder de titel: Nieuwe Geluiden. Wij kunnen hem met deze ouverture moeilijk feliciteren. De schrijver C. F. Oomens, sinds een jaar of zes priester, wil in dit boekje aantonen, hoe wij Christus in deze tijd moeten navolgen. Een alleszins te waar deren poging, waarbij de schr. zich hoofdzakelijk tot de jeugd richt, in hoofdstukjes van vaak slechts een blad zijde. Maar de manier waarop hij Chris tus te pas en te onpas laat optreden, raakt het banale. Het is allemaal zo gewild en onsmakelijk, dat de jeugd er zeer beslist niet „intrapt". Deze uitgave lijkt me een vergissing. Wellicht heeft de schrijver er een voor gevoelen van gehad. Immers op de om slag schrijft hij: Christus is mijn bio grafisch gegeven bij uitstek. Maar hoe kun je dat nu in 's hemelsnaam aan anderen vertellen? Ik geloof dat elke poging in die richting een mislukking moet zijn. Misschien zijn die mislukking en dan wel nodig J.H. Nu de dagen, welke ons van het Con cilie scheiden, kunnen worden afgeteld, zal de belangstelling zeker nog stijgen. Die belangstelling kan zich heel goed voeden met hetgeen te lezen staat in een boekje, uitgegeven bij Paul Brand en getiteld „Vragen aan het Concilie" De helft van het boekje wordt ingenomen door een verhandeling, welke verscheen in „Wort und Wahrheit" in de andere helft is dan het woord aan Mr. L.C. Baas met de inleiding, welke hij hield He spanning op de arbeidsmarkt heeft ook het Horeca-bedrijf niet onberoerd gelaten. Ener zijds is door de vijfdaagse werkweek het café bezoek, zoals ik zelf heb kunnen constateren, toegenomen en anderzijds wordt het door perso neelsgebrek steeds moeilijker voor het kaste leinskorps om alle dorstige kelen snel te laven. Zelfbedieningbehalve dan in de vorm van een juke-box, is in de caf's nog niet ingevoerd van wege de delicate aard van het artikel en zo moeten sommige caféhouders de zonderlingste oplossingen voor het bediendenprobleem beden ken. Kort geleden kwam ik toevallig in een proeflokaal te Rotterdam welks eigenaar drie Mexicanen had geëngageerd. £)at is echt wel iets bijzonders en je ziet er aai dat de Horeca-sector nergens voor staat, riet ging in het café trouwens uitheems toe. v f Mexicanen, Carlos geheten, vrolijkte het Nederlandse publiek op door onder begeleiding van de 45-toerenmuziek uit de juke-box een de monstratie van een flamenco te geven. Een landgenoot van hem gaf het ritme van de dans jT mei iwee vorken op het gepoetste buf- u \e J°tfelen en uit de keuken klonk zo- toaar het droeve keelgeluid van een Mexicaanse minstreel, die Juan heette. te laten afdrijven naar het rijk van de verbeel- maarm jezelf stierenvechter kunt wa nen. Mexico in Rotterdam! Hoe bestaat het! Het waswel lastig om met de Mexicanen te pra ten. Speciaal Carlos gaf op dit punt moeilijkhe den, die sommige cafébezoekers trachtten op te lossen door heel hard in het Nederlands tegen hem, te schreeuwen en dan liefst in telegram stijl, alsof de man stokdoof was. J)at 20„Carlos! Glas bier! Groot! Di rect!' Soms bracht Carlos het inderdaad, maar bijna steeds vroeg hij ietwat tragisch-. „Waarrrom? Dat scheen het enige Nederlandse woord, te mjn dat hij kende. Het is een nobel woordwant het tast naar de oorsprong van al le dingen. Maar je moet enkele woorden méér kennen om met een man als Carlos te kunnen kouten. Hoewel sommige caféklanten luimig in naar een i„ a„ zi}n oor riePen- „Vivat Real Madrid!" of, ,Ca- doorsnee aanmerkelijke ver-ballero!" dit gaf Carlos nimmer voldoende Hoogte en breedte Naar de mening van dr. Otto moet op deie gronden ernstig gestreefd worden aanknopingspunten om met méér dan de vraag „Waarrrom?" te antwoorden. Fie kasteleinsvrouwdie nogal verongelijkt in een hoekje achter het buffet zat, vertelde dat de taalbarrière voor haar geen grote belem mering was. „Van mijn is-ie bang!", stelde zij scherp vast. En om het te bewijzen riep zij schel „Carlos, kijk uit, smiecht!" en stak haar vuist tegen de Mexicaan op. De olijkerd antwoordde met een handkus. Trots vervolgde de bazin: „Als -ie denkt dat je bang van 'm bent gaat-ie rot zooi maken. Dat is al een keer of wat gebeurd, maar dan maak ik korte metten met hem". Zij nam hem met de ogen op, alsof zij zijn postuui ■vilde schatten an sprak grimmig als een domp teur: Van zijn slag durf ik er wel tien aan! Ik laat hem alle hoeken van de zaak zien als hij rotzooi maakt. C'arlos was zich daarvan niet bewust. Hij ver- dunde zijn toreadorenbloed met krachtig bier. Je kon zien dat hij het veelkleurige licht in de juke-box voor een Latijns-Amerikaanse zonsondergang begon aan te zien. Met forse stem riep hij af en toe: „Waarrrom? Waarrrom' en nam er dan maar weer eentje. Een geslaaga mmigrant. Niemand lette echter op de kaste- leinsvroutv die gelijk een getraind stierevechter, gevaarlijke symptomen bij Carlos begon op te merken. Zonder ivaarschuwing sprong zij opeens overeind, greep Carlos beet en riep hem toe: „Carlos! Morgen ga je d'ruit! Ik heb er genoeg van! Altijd rotzooi! Altijd rotzooi!" r'arlos deinsde achteruit en viel verbaasd op de vloer, een barkruk met zich meetrekkend. Voldaan dat het akkefietje was opgeknapt en dat Carlos tot de orde was geroepen, keerde de vrouw naar haar hoek achter het buffet terug en zat daar nog wat na te mopperen. Carlos krabbelde overeind met een bloedende lip die hij tijdens de val had opgelopen Hij wankelde naar de jukebox en draaide aan een knopje zo dat de ode aan Brigit Bardot, welke juist onder de saffier lag door het café begon te daveren en stormde als een tank op het buffet af. Hij greep een fles vermouth en begon er vervaarlijk mee boven het hoofd van de kasteleinsvrouw te zwaaien. Prompt stortte haar man zich in het strijdgewoel. „Je strot! Je strot!" riep de vrouw, ivant zij zag waar het gevaar dreigde. Carlos maakte akelige wurgbewegingen bij de keel van ie kastelein himself. "Twee mannen kwamen traag, als schepen die van stapel lopen, van hun barkrukken af en zielen de kastelein bij. Daar zwaaide de keuken deur open. Onder het uitstoten van een Mexicaan se kreet stortte één der andere Rumba-vrienden zich in de strijd. Eerst leek het op een herhaling van de vroegere Spaans-Hollandse oorlogen, doch de te hulp gesnelde Mexicaan viel integendeel zijn werkgever bij. In rad Spaans begon hij Car los te beschreeuwen. Maar Carlos was als 'n schip dat ver van de kust is en niet meer gepraaid kan worden. Zelfs de venijnige tikken op zijn beide wangen brachten hem niet tot de werkelijkheid terug. r/o verging het trouwens ook de toeschouwers aan de bar, die op melige toon vroegen waarom er zo'n herrie werd gemaakt toen er tij- lens het gevecht een stellage met flessen wijn van het buffet werd gekeild. De kasteleinsvrouw zat net gierende uithalen te snikken en riep maar feeds het enige woord dat als voertuig tussen haar en dat stuk inquisitie kon dienen. „Waar na? Waarom?" Het klonk als een trompetsignaal. yarlos die verdoofd op een paraplubak was gaan zitten, hief het trouwe hoofd op. Boven het klokgelui dat in zijn oren klonk uit hoorde hij dat ene bekende woord: „Waarom?" Ach, eeuwen oude vraag naar het raadsel des levens! Hij kwam langzaam overeind, hield zich aan het buf fet in balans en legde toen het hoofd op bei de armen om vervolgens hartstochtelijk te gaan huilen. Grote tranen vielen op het gladde hout. Zijn schouders schokten want zijn verdriet was groter dan de wereld. Droevig klonk zijn stem, schor van smart, „Waarrrom....? Waarrrom?..: Tot op de dag van vandaag vraagt iedereen die zich in het café bevond zich dat af. Waarom? Ach vrienden, wie peilt de diepten van de men senziel? voor de studiedagen van de Informati ons Catholiques Internationals. Tenslot te wordt ook nog een gedeelte uit het herderlijk schrijven van de Nederlandse bisschoppen over het oecumenisch con cilie weergegeven. De eerste verhandeling heeft nog een revisie ondergaan door Pater Karl Rah- ner S.J. en Mgr. Willebrands. Het geheel geeft een uitstekend inzicht in al hetgeen bij de voorbereidingen van het concilie aan de orde is gekomen. Uit alles blijkt, hoe zeer we in een snel veranderende wereld leven, die aanpassingen vergt en herijking van ge bruiken, tradities, opvattingen, instellin gen. Wie zich goed oriënteren wil om trent hetgeen er in de Kerk van heden aan de orde is, kan dit boekje met vrucht ter hand nemen. „De tyrannieke dokter", van Helen Topping Miller, is een heel goed boek in de reeks, welke het bekende Thym- fonds uitgeeft. De familie-despoot, die de Amerikaanse chirurg Strong is, wordt levensecht en psychologisch juist gete kend en eveneens is dit het geval met zijn vijf volwassen kinderen, hun res pectieve echtgenoten en het zelfbewuste en parmantige kleinkind. De schrijfster beheerst haar stof volkomen en maak te van de uiteenlopende gebeurtenissen in het gezin van Strong een bontgekleurd geheel naar een vast patroon. Hoe de „huistyran" tenslotte wordt getemd, vormt een spannend vertelde geschiede nis, waarin de ernstige tonen worden afgewisseld met vrolijke en gevoelige toetsen. De Leuvense hoogleraar in de gene tische psychologie, prof. Albert Krieke- mans, hield vorig jaar voor de Belgi sche televisie een drietal voordrachten over het probleem van het oud worden in deze tijd. Deze voordrachten werden in een aantrekkelijk boekje, uitgegeven door Lannoo (Tielt den Haag) onder de titel: „Oud worden als levensvervul ling in deze tijd." Het zijn diep door dachte beschouwingen over de bejaarde mens. Van verschillende kanten uit be nadert prof. Kriekemans het probleem, waarbij men zich verwondert over de grote levenswijsheid en het praktische inzicht van de schrijver. De richtlijnen die worden gegeven kunnen veel ouderen tot steun zijn, maar ook de jongeren tot een ruimer begrip brengen. De oudere mens, zo stelt de schrijver het, zal, wil zijn ouderdom geen mis lukking worden, van veel afstand moe ten doen, want vervulde ouderdom ver onderstelt het opgeven van het willen „hebben" en het leiden van een leven van belangeloze liefde. Kapelaan Th. J. Naastepad heeft 'n paar jaar geleden een eerste bundeling van getijdendiensten uitgegeven onder de titel "Op Water en Brood", waarmee hij wilde duidelijk maken, dat het de tijd betrof van de 40-daagse vasten, wanneer de kerk door de Geest geleid de woestijn in gaat om er op water en brood te leven. Wij werden met de jo den door de woestijn gevoerd tot voor de grenzen van het beloofde land. In deze tweede serie „Het schar laken snoer" worden we het Beloofde Land binnengeleid. De vreem de titel is ontleend aan het verhaal van de twee verspieders t uit het boek Jp- sue, die liitgezöncfen werden om in Je richo de stand van zaken op te nemen voor een inval van de Israëlieten. Zij vinden gastvrijheid bij Rachab. Uit er kentelijkheid beloven de verspieders haar huis te sparen. Het kenteken zal „een scharlaken snoer" zijn, opgehan gen aan haar venster. In deze serie volgt kap. Naastepad de zelfde opbouw als in "Water en Brood": gezamenlijke schuldbekentenis, kleine litanie, schriftlezing, psalmgezang, ge bed, lied. De psalmgezangen zijn voor een goed deel genomen uit de protestantse "Proe ve van een nieuwe berijming". De lie deren zijn deels van de schrijver, deels van andere moderne dichters en compo nisten. Met overtuiging sluit ik me aan bij de mening van de schrijver, dat de "Geneefse psalmen" uit de nieuwe be rijming het in het algemeen beter doen dan pogingenvan deze tijd: „Zij mik ken altijd nog zeer hoog en trefzeker, poëtisch en muzikaal." Om de getijdendiensten te doen sla gen heeft kap. N. weinig aan het toeval overgelaten, afwachtend wie en hoe veel er zouden komen. Hij kon rekenen op een vaste kern, waarmee hij de diensten voorbereidde en waarmee hij regelmatig contact onderhield. Zonder een kern getrouwen zal inderdaad zo'n getijdendienst niet mogelijk zijn. Kap. N. heeft in Schiedam, Rotterdam en Nijmegen geconstateerd dat er aan kerkdiensten, buiten de Eucharistie om, een grote behoefte bestaat, en met na me in de landstaal. Ik zou wensen dat deze behoefte ook bij ons bestond, gebleken is het nog niet. Maar wie de moeite wil nemen de "gemeente" te peilen naar deze be hoefte, hij vindt in het "scharlaken snoer" een uitstekende leidraad die hem wijst hoe het zou kunnen. Het hier besproken boek werd uitgegeven door Paul Brand, Hilversum. J.H. Drie jaar geleden verscheen een eer ste bundel Theologische Verkennings tochten, waarin een vertaling van de belangrijkste artikelen van Rahners eer ste en tweede deel der Schriften zur Theologie. Voor ons ligt een tweede bundel, artikelen uit het derde deel van dezelfde Schriften. ..Nieuw" zijn deze verkenningstochten dus slechts in zover ze pas in het Nederlands verschenen zijn. Karl Rahner is een van de belangrijk ste Duitse theologen van deze tijd, maar laat ik er onmiddelijk aan toevoegen: ook één van de zwaarwichtigste. Het behoeft niet gezegd, dat wat Rahner te zeggen heeft, belangrijk is, maar de wijze waarop hij het zegt. is helaas zeer moeilijk verteerbaar. Hij schrijft in een zware, moeilijke stijl, onderbreekt de loop van zijn redenering herhaal delijk met lange tussenzinnen, die mis schien „volledigheidshalve" nodig zijn, maar de draad van het betoog onnodig ingewikkeld maken. Rahner maakt sterk de indruk niet bepaald bezorgd te zijn om in zijn beschouwingen heldere en aansprekende taal te gebruiken, waar door de veelal moeilijke probleemstel ling tóch goed en gemakkelijk te ver staan zou zijn, minstens voor insiders van het vak. Gerard Wijdeveld stond voor de zeer zware taak deze wetenschapstaal niet alleen „om te zetten", maar ze in door zichtig vloeiend Nederlands te „verta len" Hij heeft deze opgave op bewonderens waardige wijze volbracht en men moet eerbied hebben voor het resultaat. Dit neemt overigens niet weg, dat óók in deze vertaling Rahner moeilijk te vol gen is en dat degenen die hem willen lezen, zich behoorlijk zullen moeten in spannen, én in het vak geschoold moe ten zijn, om de voor het merendeel zeer interessante en actuele artikelen te J^ezen wij door de week m uitsluitend m aar m dan ook uitsluitend literaire tijdschriften en f2 Dagblad De Stem. 's zon dags wijden we ons aan frivolere lectuur. Wij gaan languit op de grond liggen en voeden onze Droom met tijdschriften over binnen- en buiten- r huis-architectuur. We - stellen ons dan voor, dat fj de afgebeelde romig- witte woningen ons M eigendom zijn, alsook dat wij zélf daar naast het privé-zwembad liggen. i Het is een suikerzoet sur- f rogaat. Boven onze hoof- den sneeuwt de kapok, omdat er gaten in ons eigen meubilair zitten. Lachend zakt een bezoe- M- ker door een stoel en neemt de leuning als souvenir mee. En terwijl /vanaf de bovenflat gelui den doordringen alsof Kasavoeboe er op bezoek is met zeventig dankende negers, vallen de schilde rijen spattend van de muur. Maar het geeft niet; ons eigenlijke huis staat in „Architektur; Sonderheft für kultivier- tes Wohnen". We kunnen trouwens kiezen. Hier heb ik een plaatje, waar de douchecel op afgebeeld staat. Kijk; een straaltje van bovenaf is ouder wets. Déze cel heft nog zeven andere sproeiers. Ze komen overal uit de muur en ik stel me voor, dat, als de stralen sterk genoeg zijn. een man lekker zwevend in evenwicht in zijn celletje hangt. Zeker; het is geen bad kamer. Maar die staat op bladzijde 17. Onze hele flat kan er in. Het is er lekker warm en je vindt er alle toilet- meubilair dat de verwende mensheid maar heeft uitgedacht. Wie er behoefte aan voelt, kan met kousebanden twee stukken zeep onder de voeten beves tigen en een stukje schaatsen over de tegelvloer. Eventueel kan hij zich op deze wijze naar het bad begeven ook, want het ligt onder de vloer. Hier hebben we het huis van Rudolf Platte. De heer Platte herinner ik mij nog uit de oorlogsjaren, toen hij veel geld verdiende met gek doen in films. Wat mij treft is, dat bepaalde figuren zo rijk kunnen worden door gek te doen. Ikzelf besteed twee uur per dag aan het schrijven van onzin. Dit stelt mij psychisch in staat, de centenaars- last van het leven weer op mijn schou ders te heffen. Maar hoe heerlijk zou het zijn, als er een huis als dit van zou overschieten. Het ligt midden in het groen, is uitermate fris en fleurig en heeft een tuintje, waarin men een interland-wedstrijd kan spelen. Van uit de open veranda kijken de leden der familie Platte ons vriendelijk aan. Ze bevinden zich in ligstoelen en zuigen aan iets fris. Een enorme wa gen staat naast de garage. Zelfs bij de eerste oogopslag valt het op, dat wij hier niet met een krui-wagen te doen hebben. Merkwaardig, dat de fiscale voorzieningen van ons Konink rijk mij zelfs aan het eind van het jaar geen kruiwagen doen overhouden. Nu zal men zeggen: dit is bittere jaloe zie, maar neen. dit zijn feiten. Ik wil met Rudolf Platte niet oversteken, maar als hij soms zin heeft om zijn huis weg te geven, ken ik nog iemand. De dagen zijn voorbij, waarin een groot bouwbedrijf aan een mij bekend schrij ver een ruis cadeau deed omdat hij een mooie slagzin had verzonnen. De keukens zijn allemaal machinekamers geworden. Men vindt er ijskasten, loos en afwasmachines, aardavpelschilma- chines, centrifuges. Een bijzonder knap meisje stort juist een hoop vuil goed in de wasmachine en roept: het is gewassen vóór ik het weet. Op deze manier wordt het leven pas prettig. Ik stel mij voor, dat ook aan man nelijke zijde deze evolutie voortgang vindt. Nu men al aan denk-machines werkt, is de tijd niet ver meer, waarop wij alleen op maandagmorgen een kwartiertje moeten werken: om de machines aan te zetten, 's Zaterdags avonds zetten we ze dan weer af. Na tuurlijk zal de man. die daarvoor hele maal van de zee af naar huis moet rijden, wel even brommen, maar ten slotte heeft hij toch zeven dagen in de zon mogen liggen ook. Eén machine moet er nog bijkomen; de wasmachine voor de mens. Hij neemt erin plaats en komt na tien minuten grondig ge reinigd het deurtje weer uit. Door de scheerkoppen aan de bovenzijde is zijn baard verwijderd en hij is gereedde aankl eed-apvaratvvr wacht al op hem. Wel valt het op. dat het Wirtschafts wunder want al dit comfort is zo Deutsch als onze kust in de zomer de luiheid in de hand werkt. De meeste huizen hebben vrivé-zuwmba- den. het aantal ligstoelen is praktisch onbeperkt en ook het gewone huis- meubilair vertoont een tendens in de richting van een steeds grotere luier- canariteit. Misschien is dit een gevolg van onze onbeperkte welvaart in elk geval ziet men vrnens zoveel mensen liggen als in dit bonk. Gij zuH zeggen, dat ik het liggend léés. moor dat is vanwege het risico dat de stoe'en op leverenuw stelling klopt dvs niet. En hier heb ik een ander bind: een Frans. Het bevestigdt.. wat Frankrijk ons zelf ook laat zien. De Fransen kunnen niet v-oncn Hun buizen zijn dof. muffig, lelijk en ouderwets als hun hotels. De ramen zijn te klein. Misschien kom thet doordat een Frans man het leven zelf belangrijker vindt dan het décor van het leven. Hij ziet toch niet. hoe de keuken eruit ziet, omdat hij al zijn aandacht nodig heeft voor de vrouw die in die keuken staat. Dit maakt hem niets minder aantrek kelijk. maar ik logeer liever niét bij hem. In een Duits huis graag. Maar ik wilde dan graag het voorbehoud maken, dat de bewoner eerst met vakantie gelieve te gaan Niet dat alle Duitsers slecht zijn, maar je kunt nooit weten. YORICK kunnen „verwerken". Voor deze ge schoolden is het verschijnen in het Nederlands een verheugenis, wijl makke lijker verstaanbaar dan het origineel. Dank zij de knappe vertaling, uitgege ven bij de Spaarnestad (Haarlem). JJ1.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1962 | | pagina 9