Bosnische boeren verbluft door
Tito's „Wirtschaftswunder"
Hongarije vereffent schuld:
zeven slechte dieseltrein
Factoren die het kijken naar
tv. beïnvloeden
PL AA TIES
KIJKEN
BOEKENPLANK
SMARTELIJKE VRAAG NAAR HET WAAROM
iOSRAM
n
13
DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 8 FEBRUARI 1962
Kadar dankt
Tito voor hulp
Mankementen
Worden de
ogen moe?
Liever wijn
Touwtje trekken
Natuurwetenschap
en theologie
Het ideaal en het
alledaagse
Ontsnapte jongens
weer gegrepen
Hoepel op
Vragen aan het concilie
J k houd van zulke sfeervolle tentjes. Het t.
te cp brede stromen gerstena>
Langs de straat
De tyrannieke dokter
Oud worden..
a
n
e
A
Het scharlaken snoer
Theologische
verkenningstochten
13
(Eigen buitenlandse dienst)
De Bosnische boeren op het stationnetje van Jayce konden hun ogen niet geloven en zij lieten uit louter
verbazing bijna de volle eierkorven uit hun handen glippen, toen in plaats van het gebruikelijke afgeleef
de boemeltremtje een gestroomlijnde dieseltrein langs het perron tot stilstand kwam. Niemand van hen
had de moed m te stappen, totdat de stationschef hen met zichtbare trots en gewichtigheid de mededeling
deed, dat dit toch wel echt de trein was, die naar Krupa ging.
„Ziet kameraden, zo zorgt Belgrado voor jullie, zo zet onze grote leider Tito zich in voor zijn volk"
hoorden de onthutste boeren, voor wie deze metamorfose in het spoorwegverkeer in een afgelegen hoek
van het verlaten Bosnische berglandschap niets minder was dan een prachtig stuk Titoïstisch „Wirt
schaftswunder".
Dat de ingebruikname van de gestroomlijnde dieseltreinen op de Zuidslavische „secundaire" en „ter
tiaire" spooiwegen uit een heel andere hoek toegelicht diende te worden, wist de totaal verblufte boe-
renmenigte op het stationnetje te Jayce niet.
Dit verkeerswonder kwam als volgt tot
stand: Overeenkomstig het vredesver
drag moest Hongarije voor de, tijdens de
tweede wereldoorlog in Zuid-Slavië aan
gerichte schade, een aanzienlijke herstel
betaling deponeren. Nadat Tito in '48 op
bevel van Stalin evenwel uit de Komin
ternfamilie was gezet, dacht het hamer
en sikkel vererende Hongarije er in de
verste verte niet meer aan om de ver
plichtingen uit de overeenkomst na te
komen. De Hongaarse partijpers schreef
toen onder meer woordelijk: „Wij ver
tikken het om aan de kapitalistische
hielenlikker en de „schurftige jakhals"
Tito ook maar één spijker bij wijze van
reparatie te leveren".
De dictator Joseph Brosz Tito pro
testeerde hevig, maar de Stalinisten in
Boedapest gaven geen krimp; zij bleven
in hun standpunt volharden. Toen brak
1956 aan. De Hongaarse vrijheidsstrijd
werd door de Sovjet-legers in de kiem
gesmoord en Janos Kadar greep naar de
macht. Als een donderslag bij heldere
hemel kwam einde december 1956 uit
Boedapest de mededeling, dat Hongarije
zeer zeker bereid was om de herstelbe
talingen aan Zuid-Slavië te voldoen. Al
gemeen was men van oordeel, dat Janos
Kadar op deze manier dank wilde be
tuigen voor de grote steun die Tito hem
had verleend bij de liquidatie van de
regering van Imre Nagy
Binnen enkele weken was de volledige
overeenstemming een feit. Hongarije zou
met bekwame spoed zeven moderne ge
stroomlijnde dieseltreinen (maximum-
aan deze gebeurtenis uitvoerig aandacht
geschonken en de Zuidslavische Staats
spoorwegen gooiden alle oude dienstre
gelingen in de prullemand.
Maar de vreugde was van korte duur.
Al na een paar weken zagen de spoor
wegen zich genoodzaakt weer op de oude
dienstrooster over te gaan. Alle zeven
dieseltreinen made in Hungary wa
ren tengevolge van technische mankemen
ten Uit de circulatie genomen en ston
den nu eenzaam en verlaten op zijsporen.
Maar de Zuidslaven namen dit niet.
Langs diplomatieke kanalen ging een
scherp protest naar Boedapest, waarin Ti
to aan Janos Kadar haarfijn uiteenzette,
van hoe bedroevend slechte kwaliteit de
motoren in de locomotieven toch wel
waren. Bovendien, zo voegde Tito aan dit
schryven toe, waren de technische ge
breken nog tydens de voorgeschreven ga-
rantietijd aan het licht gekomen en ge
meld.
snelheid 115 km per uur) leveren, alsme
de zes hydrobussen voor het vervoer op
Donau en Save.
Een jaar verstreek, maar waar de
Zuidslavische gemeenschap tevergeefs
naar uitkeek, was de groots aangekon
digde Hongaarse leverantie. Weer herin
nerde Tito zijn collega Kadar aan de ge-
Na een hele dag op de markt ge
staan te hebben blijmoedig huis
waarts over een eindeloze weg
door een verlaten landschap.
dane beloften. Eindelijk, in 1958 rolden
de dieseltreinen over de Hongaars-Kroa-
tische grenzen. De hydrobussen volgden
weldra. Zij kwamen over de Donau naar
Belgrado. In de Zuidslavische hoofdstad
heerste ëen volslagen vreugdestemming,
In pers en film en over de televisie werd
(Eigen buitenlandse dienst)
Met onverdeelde opmerkzaam
heid een t.v.-uitzending volgen
eist van de toeschouwer meer day
hij zich wel bewust is. Het enig.
wat hij spoedig vaststelt is dat het
kijken naar de t.v. meer inspan
ning kost dan het volgen van een
voorstelling in een theater of bio
scoop. Daarvoor zijn enige verkla
ringen.
Allereerst moet men bedenken, dat het
t.v.-beeld met een éénogige camera in de
werkelijkheid is opgenomen, echter met
twee ogen van het beeldscherm moet
worden „gelezen". Dat één oog minder
ziet dan twee, weet iedereen. De twee-
ogigheid maakt eerst het z.g. plastische
zien mogelijk, omdat eerst dan de indruk
van ruimtelijke diepte en van de onder
linge verhouding der dimensies mogelijk
wordt. Van dit standpunt beoordeeld,
kan het t.v.-beeld optisch niet anders
dan onvolledig zijn. Wat eraan ontbreekt
kunnen achteraf twee ogen van de toe
schouwer niet weer goedmaken. Daar
is fantasie voor nodig en deze steunt weer
op de persoonlijke ervaring inzake de
verhouding tussen afbeelding en werke
lijkheid. Dat vereist weer een gespannen
toekijken en tegelijkertijd een ingespan
nen denken, hetwelk krachtsinspanning
kost. En dit gaat dan tenslotte ten koste
van het genot van het kijken.
Van een andere kant wordt de kijk-
moeheid ook daardoor verhaast, om
dat de blik onder de huidige gebrui
kelijke ontvangstverhoudingen te star
op het beeldscherm gefixeerd is. Zij
kan niet uitkiezend ronddwalen over
het scherm om zich op een onderdeel
naar keuze te concentreren.
Wat het t.v.-beeld ook aan afwisseling
biedt, het blijft beperkt op het relatief
kleine vlak van het beeldscherm. De
Duitse professor dr. E. Otto heeft in zijn
studie tot de fysiologie en de psycholo
gie van de televisie welke gepubliceerd
werd in de „Naturwissenschaftliche Rund
schau" vastgesteld, dat de door vele kij
kers geschilderde indruk, alsof de blik
slechts het beeld ziet en niet in de af
gebeelde gebeurtenis zelf ziet, op niets
anders berust, dan op deze fixering van
de ogen door het t.v.-beeld.
Het behoeft geen verklaring, dat een
dergelijke indruk de illusie sterk hindert,
ï-j vm ook wanverhouding welke
duidelijk wordt vastgesteld zodra men
dij «feme beeldbuizen de afmeting van
nfjT J1 vergelijkt met de hen bege
leidende sterkte van het geluid.
groting van de aan de markt zynde
beeldbuizen waarbij de huidige verhou
ding tussen hoogte en breedte moet be
waard blijven, omdat zy het beste voor
alle beeldafmetingen past.
Daartegenover zou de meermalen
reeds bepleite aanpassing aan de natuur
lijke ooghoekverhouding van 2 tegen 1
welke op een soort filmdoekformaat zou
uitlopen, niet logisch zijn, zolang het
beeld niet ten naaste bij het gehele ge
zichtsveld zou beslaan en de begrenzin
gen van het beeld daarin zou laten op
lossen. Zowel technische alsook econo
mische overwegingen doen begrijpen, dat
dit alles in afzienbare tijd niet vervuld
kan worden.
Bij te kleine beeldschermen c.q. te
kleine zichthoeken komt nog een merk
waardig verschijnsel voor, het t.v.-beeld
werkt natuurlijker wanneer het slechts
met één oog bezien wordt, vooropgesteld
intussen dat men vasthoudt aan de ge
ringe zichtsafstand die bij kleine beeld
schermen wegens het snelle onduidelijk
worden geboden is. Dan is n.l. de afstand
van beide ogen relatief groot, vergele
ken met de afstand van het beeld. Dat
heeft tot gevolg, dat zich niet meer bei
de ogen tegelijk in het perspectief een
trum kunnen bevinden. Daardoor wordt
de subjectieve „beeldontvangst" zo be
invloed, dat de indruk van de ruimte
verloren gaat. In dit geval ziet bij uit
zondering het éne oog juister dan twee.
Het grote beeldscherm is derhalve om
deze reden aanbevelenswaardig. Boven
dien heeft het dit voor, dat het een gro
ter aantal personen gunstige perspecti
vische mogelijkheden biedt. De vraag
van de optische waarnemingsafstand,
welke daar ligt, waar enerzijds de re-
gelstructuur van het beeld verdwijnt, an
derzijds nog net geen beeldoplossing in
treedt, hangt intussen nog altijd ook af
van de individuele sterkte der ogen. Daar
om is het niet mogelijk voor de juiste
afstand tot het beeldscherm een norm
te stellen.
De Hongaarse reactie bleef niet uit. Zij
bestond uit het afvaardigen van een
commissie van onderzoek. Er kwamen
acht chic geklede heren naar Belgrado.
Zij wierpen deskundige blikken op de
verguisde dieseltreinen en de bussen en
kwamen spoedig tot de ontdekking, dat
grove ondeskundigheid en uitgesproken
nonchalance van de Zuidslavische ma
chinisten tot de grondige vernieling van
de diesels had geleid.
De Hongaarse delegatie had nog veel
meer op haar lever. Weten jullie hier in
Belgrado wel, dat die machinisten van
jullie tijdens hun opleidingstijd in Hon
garije geen steek hebben uitgevoerd? De
commissie bedoelde daarmee, dat de be
trokken lieden meer belangstelling had
den gehad voor de schone Hongaarse
vrouwen dan voor die gloednieuwe die
seltreinen en dat ze ook liever Tokaya-
wijn hadden gedrongen en meer om zi-
geunermuziek hadden gegeven, dan om
die technische snufjes van de dieselloco
motieven.
Na lange discussies, zo nu en dan af
gewisseld door openlijke ruzies, kwamen
de partijen in de lente van 1959 tot een
nieuwe overeenkomst. De dieseltreinen
werden voor reparatiewerkzaamheden op
transport gesteld naar Hongarije. De hy
drobussen zouden de Zuidslaven zelf re
pareren op kosten van de regering in
Boedapest. Afgesproken werd, dat de
treinen begin 1960 weer in de Zuidsla
vische dienstregeling zouden zijn opgeno
men.
Ze kwamen echter niet. Zelfs in 1961
wachtte men nog tevergeefs. Eindelijk,
na veel protesten en demarches op am
bassadeursniveau kwamen in de herfst
van het jaar 1961 de dieseltreinen in Bel
grado terug, ditmaal echter zonder enige
verwelkoming van pers, radio en televi
sie. Ook de geestdrift van de spoorwe
gen was nu aanzienlijk getemperd. Men
dacht er niet meer aan de dienstregelin
gen nog eens aan veranderingen te oil*
derwerpen.
De moderne diesels kwamen mede,
daarom niet meer in aanmerking voor
de grote internationale lijn, maar rijden
sinds enkele weken op nevenlijntjes. Om
dezelfde reden verbaasden de Bosnische
boertjes te Jayce zich zo hevig over het
het royale gebaar van Tito.
Dr Friedrich Dessauer is een boeiende
persoonlijkheid, die een veelzijdig leven
achter zich heeft. Hij was grootindus
trieel, maar wendde zich later naar een
wetenschappelijke en politieke loopbaan.
Hij was tot aan Hitiers machtsovername
lid van de Duitse Rijksdag en was even
eens directeur van het instituut voor de
fysika der geneeskunde in Frankfurt.
Door dc Nazis vervolgd week hij uit
naar Istanboel, waar hij enige tijd ra
diologie en biofysika doceerde. Daarna
was hij tot 1953 hoogleraar in het Zwit
serse Freiburg. Drie doctorstitels draagt
hijnatuurwetenschappen, medicijnen,
theologie. Dit boekje, het tweede in een
reeks Randgebieden van de uitgeverij
Lannoo, laat blijken, hoe Dessauer de
vervreemding tussen natuurwetenschap
en theologie in zijn denken heeft over
wonnen. Hij staat niet huiverig tegen
over de nieuwe ontdekkingen van het
vorsend verstand. Integendeel, ook deze
wijzen tenslotte alle naar het Abso
lute, naar een alwijze Schepper.
In een drietal beschouwingen de laat
ste werd uitgesproken bij het in ont
vangst nemen van-het eredoctoraat in
de theologie aan de universiteit van
Würzburg brengt prof. Dessauer ver
heldering in de schijnbare tegenstrijdig
heden, welke zo velen in verwarring
hebben gebracht. In een voorwoord prijst
Dr. H. Wildiers de wijze waarop dit
geschiedt. Het werk dat prof. Dessauer
o.a. verrichtte om de inzichten van de
moderne natuurwetenschappen te inte
greren in de Katholieke wereldbeschou
wing, vergelijkt hij met hetgeen St. Tho
mas van Aquino in de middeleeuwen
deed, toen hij een synthese zocht tussen
de natuur wetenschappelijke inzichten
van de oudheid en de eeuwige waar
heden van het christendom. Hier is in
derdaad een belangrijk denkproces gaan
de. Prof. Dessauer licht er ons uitste
kend over in.
Een half jaar geleden wijdden wij
aan het tweede deel van VoiUaume: in
iefde onder de mensen, een bundeling
van brieven van de Algemene Overste
een gunstige bespreking. En wij wens
ten deze brieven een wijdere lezerskring
toe dan die van de Kleine Broeders van
Charles de Foucauld. Hetzelfde kan ge
zegd worden van het (voorlopig) laatste
deel: het ideaal en het alledaagse. Voil-
laume schreef deze brieven op zijn tal
rijke reizen tussen 1949 en 1960. De
draad die door deze brieven loopt, is
die van het ideale leven der Kleine
Broeders temidden van hun missionai
re activiteiten: zij moeten zich in alle
omstandigheden beschikbaar stellen als
getuige onder de mensen van de Wijs
heid van het Vleesgeworden Woord. Hoe
zij daarbij hun persoonlijk geestelijk le
ven gaaf moeten houden, is de liefde
volle zorg van de Overste. Uitgave Lan
noo.
J.H.
(advertentie)
a
Drie jongens die waren ontsnapt uit
de jeugdinrichting „Valkenheide" in
Maarsbergen, zijn door de Haagse poli
tie weer aangehouden. Een van de jon
gens werd thuis aangetroffen, de ande
re twee bleken op het dak van een pand
aan de Boekhorststraat te zijn geklom
men. De politie werd gewaarschuwd en
wist een van de jongens, die afkomstig
was uit Schiedam, ter plaatse te grijpen.
De andere is tenslotte ook thuis aange
houden.
Met Hoepel Op heeft de uitgever Lan
noo een nieuwe reeks geopend onder de
titel: Nieuwe Geluiden. Wij kunnen hem
met deze ouverture moeilijk feliciteren.
De schrijver C. F. Oomens, sinds een
jaar of zes priester, wil in dit boekje
aantonen, hoe wij Christus in deze tijd
moeten navolgen. Een alleszins te waar
deren poging, waarbij de schr. zich
hoofdzakelijk tot de jeugd richt, in
hoofdstukjes van vaak slechts een blad
zijde. Maar de manier waarop hij Chris
tus te pas en te onpas laat optreden,
raakt het banale. Het is allemaal zo
gewild en onsmakelijk, dat de jeugd er
zeer beslist niet „intrapt".
Deze uitgave lijkt me een vergissing.
Wellicht heeft de schrijver er een voor
gevoelen van gehad. Immers op de om
slag schrijft hij: Christus is mijn bio
grafisch gegeven bij uitstek. Maar hoe
kun je dat nu in 's hemelsnaam aan
anderen vertellen? Ik geloof dat elke
poging in die richting een mislukking
moet zijn. Misschien zijn die mislukking
en dan wel nodig
J.H.
Nu de dagen, welke ons van het Con
cilie scheiden, kunnen worden afgeteld,
zal de belangstelling zeker nog stijgen.
Die belangstelling kan zich heel goed
voeden met hetgeen te lezen staat in
een boekje, uitgegeven bij Paul Brand
en getiteld „Vragen aan het Concilie"
De helft van het boekje wordt ingenomen
door een verhandeling, welke verscheen
in „Wort und Wahrheit" in de andere
helft is dan het woord aan Mr. L.C.
Baas met de inleiding, welke hij hield
He spanning op de arbeidsmarkt heeft ook het
Horeca-bedrijf niet onberoerd gelaten. Ener
zijds is door de vijfdaagse werkweek het café
bezoek, zoals ik zelf heb kunnen constateren,
toegenomen en anderzijds wordt het door perso
neelsgebrek steeds moeilijker voor het kaste
leinskorps om alle dorstige kelen snel te laven.
Zelfbedieningbehalve dan in de vorm van een
juke-box, is in de caf's nog niet ingevoerd van
wege de delicate aard van het artikel en zo
moeten sommige caféhouders de zonderlingste
oplossingen voor het bediendenprobleem beden
ken. Kort geleden kwam ik toevallig in een
proeflokaal te Rotterdam welks eigenaar drie
Mexicanen had geëngageerd.
£)at is echt wel iets bijzonders en je ziet er aai
dat de Horeca-sector nergens voor staat,
riet ging in het café trouwens uitheems toe.
v f Mexicanen, Carlos geheten, vrolijkte het
Nederlandse publiek op door onder begeleiding
van de 45-toerenmuziek uit de juke-box een de
monstratie van een flamenco te geven. Een
landgenoot van hem gaf het ritme van de dans
jT mei iwee vorken op het gepoetste buf-
u \e J°tfelen en uit de keuken klonk zo-
toaar het droeve keelgeluid van een Mexicaanse
minstreel, die Juan heette.
te laten afdrijven naar het rijk van de verbeel-
maarm jezelf stierenvechter kunt wa
nen. Mexico in Rotterdam! Hoe bestaat het!
Het waswel lastig om met de Mexicanen te pra
ten. Speciaal Carlos gaf op dit punt moeilijkhe
den, die sommige cafébezoekers trachtten op te
lossen door heel hard in het Nederlands tegen
hem, te schreeuwen en dan liefst in telegram
stijl, alsof de man stokdoof was.
J)at 20„Carlos! Glas bier! Groot! Di
rect!' Soms bracht Carlos het inderdaad,
maar bijna steeds vroeg hij ietwat tragisch-.
„Waarrrom? Dat scheen het enige Nederlandse
woord, te mjn dat hij kende. Het is een nobel
woordwant het tast naar de oorsprong van al
le dingen. Maar je moet enkele woorden méér
kennen om met een man als Carlos te kunnen
kouten. Hoewel sommige caféklanten luimig in
naar een i„ a„ zi}n oor riePen- „Vivat Real Madrid!" of, ,Ca-
doorsnee aanmerkelijke ver-ballero!" dit gaf Carlos nimmer voldoende
Hoogte en breedte
Naar de mening van dr. Otto moet op
deie gronden ernstig gestreefd worden
aanknopingspunten om met méér dan de vraag
„Waarrrom?" te antwoorden.
Fie kasteleinsvrouwdie nogal verongelijkt in
een hoekje achter het buffet zat, vertelde
dat de taalbarrière voor haar geen grote belem
mering was. „Van mijn is-ie bang!", stelde zij
scherp vast. En om het te bewijzen riep zij schel
„Carlos, kijk uit, smiecht!" en stak haar vuist
tegen de Mexicaan op. De olijkerd antwoordde
met een handkus. Trots vervolgde de bazin: „Als
-ie denkt dat je bang van 'm bent gaat-ie rot
zooi maken. Dat is al een keer of wat gebeurd,
maar dan maak ik korte metten met hem". Zij
nam hem met de ogen op, alsof zij zijn postuui
■vilde schatten an sprak grimmig als een domp
teur: Van zijn slag durf ik er wel tien aan!
Ik laat hem alle hoeken van de zaak zien als hij
rotzooi maakt.
C'arlos was zich daarvan niet bewust. Hij ver-
dunde zijn toreadorenbloed met krachtig
bier. Je kon zien dat hij het veelkleurige licht
in de juke-box voor een Latijns-Amerikaanse
zonsondergang begon aan te zien. Met forse
stem riep hij af en toe: „Waarrrom? Waarrrom'
en nam er dan maar weer eentje. Een geslaaga
mmigrant. Niemand lette echter op de kaste-
leinsvroutv die gelijk een getraind stierevechter,
gevaarlijke symptomen bij Carlos begon op te
merken. Zonder ivaarschuwing sprong zij opeens
overeind, greep Carlos beet en riep hem toe:
„Carlos! Morgen ga je d'ruit! Ik heb er genoeg
van! Altijd rotzooi! Altijd rotzooi!"
r'arlos deinsde achteruit en viel verbaasd op de
vloer, een barkruk met zich meetrekkend.
Voldaan dat het akkefietje was opgeknapt en
dat Carlos tot de orde was geroepen, keerde de
vrouw naar haar hoek achter het buffet terug
en zat daar nog wat na te mopperen.
Carlos krabbelde overeind met een bloedende lip
die hij tijdens de val had opgelopen Hij wankelde
naar de jukebox en draaide aan een knopje zo
dat de ode aan Brigit Bardot, welke juist onder
de saffier lag door het café begon te daveren
en stormde als een tank op het buffet af. Hij
greep een fles vermouth en begon er vervaarlijk
mee boven het hoofd van de kasteleinsvrouw te
zwaaien. Prompt stortte haar man zich in het
strijdgewoel. „Je strot! Je strot!" riep de vrouw,
ivant zij zag waar het gevaar dreigde. Carlos
maakte akelige wurgbewegingen bij de keel van
ie kastelein himself.
"Twee mannen kwamen traag, als schepen die
van stapel lopen, van hun barkrukken af en
zielen de kastelein bij. Daar zwaaide de keuken
deur open. Onder het uitstoten van een Mexicaan
se kreet stortte één der andere Rumba-vrienden
zich in de strijd. Eerst leek het op een herhaling
van de vroegere Spaans-Hollandse oorlogen, doch
de te hulp gesnelde Mexicaan viel integendeel
zijn werkgever bij. In rad Spaans begon hij Car
los te beschreeuwen. Maar Carlos was als 'n schip
dat ver van de kust is en niet meer gepraaid kan
worden. Zelfs de venijnige tikken op zijn beide
wangen brachten hem niet tot de werkelijkheid
terug.
r/o verging het trouwens ook de toeschouwers
aan de bar, die op melige toon vroegen
waarom er zo'n herrie werd gemaakt toen er tij-
lens het gevecht een stellage met flessen wijn van
het buffet werd gekeild. De kasteleinsvrouw zat
net gierende uithalen te snikken en riep maar
feeds het enige woord dat als voertuig tussen
haar en dat stuk inquisitie kon dienen. „Waar
na? Waarom?" Het klonk als een trompetsignaal.
yarlos die verdoofd op een paraplubak was gaan
zitten, hief het trouwe hoofd op. Boven het
klokgelui dat in zijn oren klonk uit hoorde hij
dat ene bekende woord: „Waarom?" Ach, eeuwen
oude vraag naar het raadsel des levens! Hij
kwam langzaam overeind, hield zich aan het buf
fet in balans en legde toen het hoofd op bei
de armen om vervolgens hartstochtelijk te gaan
huilen. Grote tranen vielen op het gladde hout.
Zijn schouders schokten want zijn verdriet was
groter dan de wereld. Droevig klonk zijn stem,
schor van smart, „Waarrrom....? Waarrrom?..:
Tot op de dag van vandaag vraagt iedereen die
zich in het café bevond zich dat af. Waarom?
Ach vrienden, wie peilt de diepten van de men
senziel?
voor de studiedagen van de Informati
ons Catholiques Internationals. Tenslot
te wordt ook nog een gedeelte uit het
herderlijk schrijven van de Nederlandse
bisschoppen over het oecumenisch con
cilie weergegeven.
De eerste verhandeling heeft nog een
revisie ondergaan door Pater Karl Rah-
ner S.J. en Mgr. Willebrands.
Het geheel geeft een uitstekend inzicht
in al hetgeen bij de voorbereidingen van
het concilie aan de orde is gekomen.
Uit alles blijkt, hoe zeer we in een
snel veranderende wereld leven, die
aanpassingen vergt en herijking van ge
bruiken, tradities, opvattingen, instellin
gen. Wie zich goed oriënteren wil om
trent hetgeen er in de Kerk van heden
aan de orde is, kan dit boekje met
vrucht ter hand nemen.
„De tyrannieke dokter", van Helen
Topping Miller, is een heel goed boek
in de reeks, welke het bekende Thym-
fonds uitgeeft. De familie-despoot, die
de Amerikaanse chirurg Strong is, wordt
levensecht en psychologisch juist gete
kend en eveneens is dit het geval met
zijn vijf volwassen kinderen, hun res
pectieve echtgenoten en het zelfbewuste
en parmantige kleinkind. De schrijfster
beheerst haar stof volkomen en maak
te van de uiteenlopende gebeurtenissen
in het gezin van Strong een bontgekleurd
geheel naar een vast patroon. Hoe de
„huistyran" tenslotte wordt getemd,
vormt een spannend vertelde geschiede
nis, waarin de ernstige tonen worden
afgewisseld met vrolijke en gevoelige
toetsen.
De Leuvense hoogleraar in de gene
tische psychologie, prof. Albert Krieke-
mans, hield vorig jaar voor de Belgi
sche televisie een drietal voordrachten
over het probleem van het oud worden
in deze tijd. Deze voordrachten werden
in een aantrekkelijk boekje, uitgegeven
door Lannoo (Tielt den Haag) onder
de titel: „Oud worden als levensvervul
ling in deze tijd." Het zijn diep door
dachte beschouwingen over de bejaarde
mens. Van verschillende kanten uit be
nadert prof. Kriekemans het probleem,
waarbij men zich verwondert over de
grote levenswijsheid en het praktische
inzicht van de schrijver. De richtlijnen
die worden gegeven kunnen veel ouderen
tot steun zijn, maar ook de jongeren tot
een ruimer begrip brengen.
De oudere mens, zo stelt de schrijver
het, zal, wil zijn ouderdom geen mis
lukking worden, van veel afstand moe
ten doen, want vervulde ouderdom ver
onderstelt het opgeven van het willen
„hebben" en het leiden van een leven
van belangeloze liefde.
Kapelaan Th. J. Naastepad heeft 'n paar
jaar geleden een eerste bundeling van
getijdendiensten uitgegeven onder de
titel "Op Water en Brood", waarmee
hij wilde duidelijk maken, dat het de
tijd betrof van de 40-daagse vasten,
wanneer de kerk door de Geest geleid
de woestijn in gaat om er op water en
brood te leven. Wij werden met de jo
den door de woestijn gevoerd tot voor
de grenzen van het beloofde land.
In deze tweede serie „Het schar
laken snoer" worden we het
Beloofde Land binnengeleid. De vreem
de titel is ontleend aan het verhaal van
de twee verspieders t uit het boek Jp-
sue, die liitgezöncfen werden om in Je
richo de stand van zaken op te nemen
voor een inval van de Israëlieten. Zij
vinden gastvrijheid bij Rachab. Uit er
kentelijkheid beloven de verspieders
haar huis te sparen. Het kenteken zal
„een scharlaken snoer" zijn, opgehan
gen aan haar venster.
In deze serie volgt kap. Naastepad de
zelfde opbouw als in "Water en Brood":
gezamenlijke schuldbekentenis, kleine
litanie, schriftlezing, psalmgezang, ge
bed, lied.
De psalmgezangen zijn voor een goed
deel genomen uit de protestantse "Proe
ve van een nieuwe berijming". De lie
deren zijn deels van de schrijver, deels
van andere moderne dichters en compo
nisten.
Met overtuiging sluit ik me aan bij
de mening van de schrijver, dat de
"Geneefse psalmen" uit de nieuwe be
rijming het in het algemeen beter doen
dan pogingenvan deze tijd: „Zij mik
ken altijd nog zeer hoog en trefzeker,
poëtisch en muzikaal."
Om de getijdendiensten te doen sla
gen heeft kap. N. weinig aan het toeval
overgelaten, afwachtend wie en hoe
veel er zouden komen. Hij kon rekenen
op een vaste kern, waarmee hij de
diensten voorbereidde en waarmee hij
regelmatig contact onderhield. Zonder
een kern getrouwen zal inderdaad zo'n
getijdendienst niet mogelijk zijn.
Kap. N. heeft in Schiedam, Rotterdam
en Nijmegen geconstateerd dat er aan
kerkdiensten, buiten de Eucharistie om,
een grote behoefte bestaat, en met na
me in de landstaal.
Ik zou wensen dat deze behoefte ook
bij ons bestond, gebleken is het nog niet.
Maar wie de moeite wil nemen de
"gemeente" te peilen naar deze be
hoefte, hij vindt in het "scharlaken
snoer" een uitstekende leidraad die
hem wijst hoe het zou kunnen. Het hier
besproken boek werd uitgegeven door
Paul Brand, Hilversum.
J.H.
Drie jaar geleden verscheen een eer
ste bundel Theologische Verkennings
tochten, waarin een vertaling van de
belangrijkste artikelen van Rahners eer
ste en tweede deel der Schriften zur
Theologie. Voor ons ligt een tweede
bundel, artikelen uit het derde deel van
dezelfde Schriften. ..Nieuw" zijn deze
verkenningstochten dus slechts in zover
ze pas in het Nederlands verschenen
zijn.
Karl Rahner is een van de belangrijk
ste Duitse theologen van deze tijd, maar
laat ik er onmiddelijk aan toevoegen:
ook één van de zwaarwichtigste. Het
behoeft niet gezegd, dat wat Rahner te
zeggen heeft, belangrijk is, maar de
wijze waarop hij het zegt. is helaas
zeer moeilijk verteerbaar. Hij schrijft in
een zware, moeilijke stijl, onderbreekt
de loop van zijn redenering herhaal
delijk met lange tussenzinnen, die mis
schien „volledigheidshalve" nodig zijn,
maar de draad van het betoog onnodig
ingewikkeld maken. Rahner maakt sterk
de indruk niet bepaald bezorgd te zijn
om in zijn beschouwingen heldere en
aansprekende taal te gebruiken, waar
door de veelal moeilijke probleemstel
ling tóch goed en gemakkelijk te ver
staan zou zijn, minstens voor insiders
van het vak.
Gerard Wijdeveld stond voor de zeer
zware taak deze wetenschapstaal niet
alleen „om te zetten", maar ze in door
zichtig vloeiend Nederlands te „verta
len"
Hij heeft deze opgave op bewonderens
waardige wijze volbracht en men moet
eerbied hebben voor het resultaat.
Dit neemt overigens niet weg, dat óók
in deze vertaling Rahner moeilijk te vol
gen is en dat degenen die hem willen
lezen, zich behoorlijk zullen moeten in
spannen, én in het vak geschoold moe
ten zijn, om de voor het merendeel
zeer interessante en actuele artikelen te
J^ezen wij door de week
m uitsluitend m aar
m dan ook uitsluitend
literaire tijdschriften en
f2 Dagblad De Stem. 's zon
dags wijden we ons aan
frivolere lectuur. Wij
gaan languit op de grond
liggen en voeden onze
Droom met tijdschriften
over binnen- en buiten-
r huis-architectuur. We
- stellen ons dan voor, dat
fj de afgebeelde romig-
witte woningen ons
M eigendom zijn, alsook dat
wij zélf daar naast het
privé-zwembad liggen.
i Het is een suikerzoet sur-
f rogaat. Boven onze hoof-
den sneeuwt de kapok,
omdat er gaten in ons
eigen meubilair zitten.
Lachend zakt een bezoe-
M- ker door een stoel en
neemt de leuning als
souvenir mee. En terwijl
/vanaf de bovenflat gelui
den doordringen alsof
Kasavoeboe er op bezoek
is met zeventig dankende
negers, vallen de schilde
rijen spattend van de
muur. Maar het geeft
niet; ons eigenlijke huis
staat in „Architektur;
Sonderheft für kultivier-
tes Wohnen". We kunnen trouwens
kiezen. Hier heb ik een plaatje, waar
de douchecel op afgebeeld staat. Kijk;
een straaltje van bovenaf is ouder
wets. Déze cel heft nog zeven andere
sproeiers. Ze komen overal uit de
muur en ik stel me voor, dat, als de
stralen sterk genoeg zijn. een man
lekker zwevend in evenwicht in zijn
celletje hangt. Zeker; het is geen bad
kamer. Maar die staat op bladzijde 17.
Onze hele flat kan er in. Het is er
lekker warm en je vindt er alle toilet-
meubilair dat de verwende mensheid
maar heeft uitgedacht. Wie er behoefte
aan voelt, kan met kousebanden twee
stukken zeep onder de voeten beves
tigen en een stukje schaatsen over de
tegelvloer. Eventueel kan hij zich op
deze wijze naar het bad begeven ook,
want het ligt onder de vloer. Hier
hebben we het huis van Rudolf Platte.
De heer Platte herinner ik mij nog
uit de oorlogsjaren, toen hij veel geld
verdiende met gek doen in films.
Wat mij treft is, dat bepaalde figuren
zo rijk kunnen worden door gek te
doen. Ikzelf besteed twee uur per dag
aan het schrijven van onzin. Dit stelt
mij psychisch in staat, de centenaars-
last van het leven weer op mijn schou
ders te heffen. Maar hoe heerlijk zou
het zijn, als er een huis als dit van
zou overschieten. Het ligt midden in
het groen, is uitermate fris en fleurig
en heeft een tuintje, waarin men een
interland-wedstrijd kan spelen. Van
uit de open veranda kijken de leden
der familie Platte ons vriendelijk aan.
Ze bevinden zich in ligstoelen en
zuigen aan iets fris. Een enorme wa
gen staat naast de garage. Zelfs bij
de eerste oogopslag valt het op, dat
wij hier niet met een krui-wagen te
doen hebben. Merkwaardig, dat de
fiscale voorzieningen van ons Konink
rijk mij zelfs aan het eind van het
jaar geen kruiwagen doen overhouden.
Nu zal men zeggen: dit is bittere jaloe
zie, maar neen. dit zijn feiten. Ik wil
met Rudolf Platte niet oversteken,
maar als hij soms zin heeft om zijn
huis weg te geven, ken ik nog iemand.
De dagen zijn voorbij, waarin een groot
bouwbedrijf aan een mij bekend schrij
ver een ruis cadeau deed omdat hij
een mooie slagzin had verzonnen. De
keukens zijn allemaal machinekamers
geworden. Men vindt er ijskasten, loos
en afwasmachines, aardavpelschilma-
chines, centrifuges. Een bijzonder knap
meisje stort juist een hoop vuil goed
in de wasmachine en roept: het is
gewassen vóór ik het weet. Op deze
manier wordt het leven pas prettig.
Ik stel mij voor, dat ook aan man
nelijke zijde deze evolutie voortgang
vindt. Nu men al aan denk-machines
werkt, is de tijd niet ver meer, waarop
wij alleen op maandagmorgen een
kwartiertje moeten werken: om de
machines aan te zetten, 's Zaterdags
avonds zetten we ze dan weer af. Na
tuurlijk zal de man. die daarvoor hele
maal van de zee af naar huis moet
rijden, wel even brommen, maar ten
slotte heeft hij toch zeven dagen in
de zon mogen liggen ook. Eén machine
moet er nog bijkomen; de wasmachine
voor de mens. Hij neemt erin plaats
en komt na tien minuten grondig ge
reinigd het deurtje weer uit. Door de
scheerkoppen aan de bovenzijde is zijn
baard verwijderd en hij is gereedde
aankl eed-apvaratvvr wacht al op hem.
Wel valt het op. dat het Wirtschafts
wunder want al dit comfort is zo
Deutsch als onze kust in de zomer
de luiheid in de hand werkt. De
meeste huizen hebben vrivé-zuwmba-
den. het aantal ligstoelen is praktisch
onbeperkt en ook het gewone huis-
meubilair vertoont een tendens in de
richting van een steeds grotere luier-
canariteit. Misschien is dit een gevolg
van onze onbeperkte welvaart in elk
geval ziet men vrnens zoveel mensen
liggen als in dit bonk. Gij zuH zeggen,
dat ik het liggend léés. moor dat is
vanwege het risico dat de stoe'en op
leverenuw stelling klopt dvs niet.
En hier heb ik een ander bind: een
Frans. Het bevestigdt.. wat Frankrijk
ons zelf ook laat zien. De Fransen
kunnen niet v-oncn Hun buizen zijn
dof. muffig, lelijk en ouderwets als
hun hotels. De ramen zijn te klein.
Misschien kom thet doordat een Frans
man het leven zelf belangrijker vindt
dan het décor van het leven. Hij ziet
toch niet. hoe de keuken eruit ziet,
omdat hij al zijn aandacht nodig heeft
voor de vrouw die in die keuken staat.
Dit maakt hem niets minder aantrek
kelijk. maar ik logeer liever niét bij
hem. In een Duits huis graag. Maar
ik wilde dan graag het voorbehoud
maken, dat de bewoner eerst met
vakantie gelieve te gaan Niet dat
alle Duitsers slecht zijn, maar je kunt
nooit weten.
YORICK
kunnen „verwerken". Voor deze ge
schoolden is het verschijnen in het
Nederlands een verheugenis, wijl makke
lijker verstaanbaar dan het origineel.
Dank zij de knappe vertaling, uitgege
ven bij de Spaarnestad (Haarlem).
JJ1.