GELUID: Vele jaren van
experimenteren
met groots
resultaat beloond
Leerlingstelsel biedt zeer
grote mogelijkheden
Wijnfeest op de bult van
Montmartre
Zwitserland
filmsterren -
eldorado
voor
Jean Porte-Plume was verzamelaar
van anekdotes over Parijse Métro
EERSTE
LUIDSPREKER
Vorming en scholing
krijgen beide aandacht
Pierre Labric heeft ideeën
Harde frank en
zachte fiscus
DAGBLAD DE STEM VAN VRIJDAG 6 NOVEMBER 1959
1358.-
JIT
Stereofonie
Slechthorenden
Groten der aarde gaven hun mening
Reuzenstem
Maar één ongeluk
Libre commune
Fabel werd geslikt
SLECHTE LUCHT
VALBEWEGING
BUIZEN
BUNDELING
kers en
horende
et merk
egaran-
van de
S
DEN HAAG
r Heem
Drgd, want
isteravond
dat staat
ik popel
zwetste eer
elijks zijn
a de lippen
sel in de
gewapend#
)ad op.
LICHT EN GELUID. Op deze
wee gebieden heeft Philips j
aanbrekend werk verricht. On- j
jeveer 70 jaar geleden startte
nen met de „lichtende" taak. j
Halverwege die zeventig jaar
gingen wetenschapsmensen en
,echn:ci hun beste krachten in j
dienst stellen van het geluid, dat
wil zeggen van de geluidsver-
oreiding. Deze onderzoekingen
hebben tal van ingenieuze zaken
opgeleverddie het leven van
de mens veraangenamen. In 35
jaar is op het gebied van de
akoestiek heel wat bereikt, zo
als uit dit artikel wel blijkt.
Ir. R. Vermeulen met de eerste
luidspreker die hij ontwierp.
Tn maart 1919 hield Nederland, na vier jaar mobilisatie, zijn
I eerste vredesbeurs. De Nederlandse industrie trad uit de I
gedrongen beslotenheid en presenteerde een aantal nieuwe vin- J
dingen. Een Goliathlamp van 50.000 kaars straalde over het
Utrechtse Stationsplein. En Vreeburg en Maliebaan kregen met
elkaar contact dank zij de draadloze telegrafie. Lampenexperts
in Eindhoven waren bezig „buizendeskundigen" te worden. Het
Natuurkundig Laboratorium bereidde de weg. In de oorlogsjaren
was men terwille van de medici, die ook op hun gebied van bui
tenlandse contacten waren verstoken, begonnen met het repare
ren van Röntgenbuizen. Op verzoek van de militaire autoriteiten
werd de constructie van radiobuizen ter hand genomen. Ama
teurs profiteerden van de vruchten van Eindhovense ervaring.
Zij waren immers overgestapt van de kristalontvanger op die met
radiobuizen. En voor de vervaardiging van radiobuizen was men
op de industrie aangewezen.
Naarmate de „radioactiviteit" een
belangrijker plaats ging innemen,
ging het fundamenteel onderzoek in
het Natuurkundig Laboratorium zich
op geluidsgebied meer en meer uit
breiden. Akoestiek, tot dan toe nog
slechts een begrip door bouwkundi
gen gebruikt als zij 't hadden over de
voortplanting van het geluid in een
afgesioten ruimte, zou tot een weten
schap gaan worden.
Een wetenschap welker beoefena
ren meestal in de beslotenheid van
het laboratorium hun speurwerk ver
richtten, maar waarvoor de resulta
ten in die voorbije vijfendertig jaar
menigmaal op spectacularie wijze aan
de dag traden.
Na de radiobuis, de gelijkrichter
voor acculaden en het plaatspan-
ningsapparaat was de „loudspeaker"
in de belangstelling komen te staan.
Er was een uitvinder op komen da
gen met een aantrekkelijk idee, dat
voor verwezenlijking vatbaar leek.
De eerste luidspreker was bedoeld
als een „opgevouwen hoorn". Het
bekende schaalmodel dat op succes
volle wijze de veel plaatsvragepde
hoorns verdrong. De praktischer co
nus-luidspreker werd in dezelfde
huid gestoken. Zowel in Londen als in
Stockholm staan ze in de musea der
techniek. Met de „Meesterzanger"
deed het elektrodynamische principe
zijn intrede en tevens revolutio
naire overgang van de bekrachtig
de op de permanente magneet.
De periode van de opgang van de
radio was een tijd waarin grote mo
gelijkheden werden gerealiseerd
maar tevens een periode, waarbij ook
bijzondere moeilijkheden zich open
baarden. Men maakte goede luidspre
kers..; Imen ging'' oVer "riSg b'e-
tere en ziedaar: het regende klach
ten. Wat bleek bij nader onderzoek?
Luidspreker en ontvangtoestel dien
den tot dezelfde familie te behoren.
Men toog aan het werk, ontwikkeling
en fabricage volgden. Resultaat was
het fameuze radio-ontvangtoestel 2501
voor wisselstroom.
In het laboratorium leidt vaak de
ene activiteit tot de andere. De phi-
litefabricage, kreeg via het ontwerp
van de schaalluidspreker totaal nieu
we perspectieven. In snel tempo
volgden toen de duizendtallen luid
sprekers elkaar op.
IIIIIIIIIIIIIIIIll
endertig luidsprekers werden aange
sloten op een laagfrequent versterker
met groot vermogen. Het geluid don
derde over de stad en de menselijke
stem was op afstand van een kilo
meter duidelijk te verstaan.
De „Stem van de Reus" klonk bij
het jubileum van de Staatsmijnen
over het Limburgse land. Met res
pect luisterde men naar een mini
steriële toespraak, maar het feit
dat talloze zoekgeraakte kinderen
via deze installatie op zeer snelle
wjjze aan de rechtmatige ouderlijke
eigenaren konden worden terugbe
zorgd, boezemde nog meer ontzag
in.
Om de luidsprekers te testen was
muziek nodig. Hiertoe stond een oud
bioscoop-orgel dag-in dag-uit te draai
en... De grammofoons van die dagen
waren onbruikbaar omdat men de
gehele dag wel aan het veer-opdraai-
en kon blijven. Zo diende de eerste
motor uitsluitend voor opwinding van
die veer. Aan de motorische bedrij
vigheid zijn niet alleen onze moderne
platenspelers te danken, maar even
eens het elektrische droogscheerap-
paraat.
Beeld en geluid vonden elkaar in
de „sprekende film". In het Natuur
kundig Laboratorium werd een stu
dio ingericht en hier zong de 18-jari-
ge filmdiva in spé Ank van der Moer.
Kort voor de oorlog kon het Philips^
Miller geluidsregistratiesysteem ge
realiseerd worden. Hierbij werd het
geluid langs mechanische weg ge
registreerd en langs optische weg af
in het natuurkundig laboratorium
werden elcktro-akoestische voor
zieningen ontwikkeld ten behoeve
van slechthorende kinderen.
gespeeld. Aan de bijzondere kwalitei
ten van dit systeem dat overigens
na de oorlog door het magnetisch
bandopneemsysteem werd achter
haald danken we nog de herinne
ring aan Mengelbergs uitvoering van
de Matthaus Passion op Palmzondag
1939 in het Amsterdams concertge
bouw, die op de grammofoonplaat
kon worden overgebracht.
Stereofonie, het is een ander hoofd
stuk uit het boek der akoestische be
drijvigheid. Voor de oorlog verkregen
de proefnemingen met de pop-manne
quin „Nora" bekendheid, wier „kunst-
hoofd" dienst deed voor stereofoni-
sche opnamen. Na de oorlog werden
de proefnemingen voortgezet. Zelfs
het Amsterdamse Concertgebouwor
kest werkte onder Eduard van Bei-
num en Leopold Stokowsky aan
deze proeven mee. Thans is stereo-
produktie in de huiskamer de ge
woonste zaak van de wereld.
Door elektro-akoestische steun kre
gen zalen als de Milanese Scala en
het Parijse Palais de Ohaillot een
nieuw innerlijk, maar niet dan na
dat de ambiofonie via studiepro
jecten als de Eindhovense Schouw
burg en het Haagse Gebouw voor
Kunsten en Wetenschappen haar
deugdelijkheid had bewezen.
Dank zij de geluidsstudie en ont
wikkeling van apparatuur leeft de
mens van nu in een geheel andere
geluidswerkelijkheid dan in vroeger
tijd. Maar ook voor degenen die door
afwijkingen aan 't gehoororgaan van
de geluidsgemeenschap waren uitge
sloten, werden nieuwe communicatie-
mogelijkheden geschapen. Niet alleen
de hoorapparaten vonden hun oor
sprong in het Natuurkundig Labora
torium, ook de speciale voorzieningen
die ten behoeve van de vorming van
doofstomme kinderen werden ont
wikkeld, treft men daar.
Zo werd een semi-elektrisch orgel
tje voor de kinderen van het Insti
tuut te St.-Michielsgestel vervaar
digd. dat door deze kinderen kon wor
den aangeblazen.
Merkwaardige zaken zijn er te
over geweest in de voorbije vijfen
dertig jaren. Het merkwaardigste be
sluit is echter wel de intrede van de
elektronische muziek in dit domein
van de wetenschap. Waren tot dan
toe de proefnemingen met apparatuur
uitsluitend de reproduktie dienend
geweest, met de elektronische muziek
deed de compositorische creativiteit
haar intrede.
Vijfendertig jaar akoestiek. Het
is meer een toevallige samenvat
ting binnen de grenzen van dit
tijdsbestek dan een afgerond ge
heel. De onderzoekingen gaan im
mers voort. Soms boekt men suc
cessen, dan weer zijn het teleur
stellingen en zelfs mislukking
dient te worden geaccepteerd.
Want slechts op deze wijze is het
mogelijk in volle vrijheid te expe
rimenteren. Dank zij dit experi
menteren plukt via de industrie
de gemeenschap de vruchten van
dit speurwerk.
(Van onze onderwijsmedewerker)
Meermalen is ons gebleken, dat
buiten de kring der direct betrok
kenen een vrij eringe bekendheid
bestaat-met de voortgezette vakop
leiding voor meisjes en jongens.
Dat vele jongelui hun opleiding ge
nieten op de ambachtsschool
thans liever lagere technische school
genoemd is algemeen bekend.
Dat echter de Nijverheidsonderwijs
wet in titel II nog een andere mo
gelijkheid noemt, namelijk een op
leiding volgens het leerlingstelsel,
is veel minder bekend.
Oorspronkelijk is door de wetgever
hier gedacht aan leerlingen, die geen
opleiding op een ambachts- of vak-
school hadden ontvangen of voor wie
geen opleidingsmogelijkheden op de
ze scholen bestonden. Men koos dus
toen ofwel de school, ofwel het leer
lingstelsel, waarmee bedoeld is: een
praktische beroepsopleiding als leer
ling in een bedrijf. Thans heeft dit
stelsel echter voor een belangrijk
deel tot taak gekregen, aan hen die
reeds een technische schoolopleiding
ontvingen, een voortgezette prakti
sche scholing te verstrekken, tot een
niveau waarop zij zich tot volwaardig
vakman kunnen ontwikkelen. Dat
hiertoe zoveel jaren onderwijs en
training zijn vereist, is voor menig
een uit de kring „der witte boorden'
een openbaring. Deze lieden immers
dragen menigmaal de overtuiging
met zich, dat slechts voor de intel
lectuele beroepen een langdurige
scholing wordt gevraagd, terwijl zij
bijvoorbeeld van de lengte en inhoud
der opleiding tot straatmaker geen
flauwe notie hebben.
Dit leerlingstelsel nu is voorwerp
van langdurige studie geweest van
een daartoe door de Minister van
O., K. en W. geïnstalleerde commis
sie. Deze commissie van onderzoek
inzake het onderwijs volgens het
leerlingstelsel heeft sinds 1952 een
drietal tussenrapporten gepubliceerd
en thans kwam het Eindrapport van
de persen der Staatsdrukkerij.
Het is op deze plaats niet oppor
tuun dit eindrapport in details te be
zien. Wie rechtstreeks in deze ma
terie betrokken is, zal ongetwijfeld
en terecht naar deze lectuur grijpen.
(Bijzondere correspondentie).
Wie ooit in Parijs is geweest, weet, dat die stad beschikt
over een voortreffelijk ondergronds spoorwegnet, in de wande
ling „Métro" genaamd. Langer dan een halve eeuw denderen
met de regelmaat van' een uurwerk onderaardse treinen door
de ingewanden van de Ville Lumière. Jaarlijks neemt het aan
tal passagiers van de Métro toe. De totale lengte van het
net bedraagt ruim 160 km. Dagelijks worden over dat net ver
voerd ten naaste bij vijf miljoen passagiers, bijna half zoveel
dus als het zielental der Nederlandse bevolking. Het is een
vervoerscapaciteit en een vervoersdrukte, die door geen enkele
andere onder- of bovengrondse spoorwegmaatschappij wordt
bereikt.
Enige van die „reacties" herinneren
wij ons uit Jean Porte-Plume's ver
halen en geven wij hier weer.
Het magneetstaalonderzoek leidde
tenslotte tot de beroemd geworden
keramisch-magnetische materialen
ferroxcube en ferroxdure. Uitvloeisel
van de akoestische bedrijvigheid in
het Natuurkundig Laboratorium was
ook de „Sstem van de Reus". Zes-
Men behoeft niet diep door te drin
gen in de annalen van de Parijse
Métro om tot het -inzicht te komen,
dat ongelukken van enig formaat
vrijwel nooit zijn gebeurd. De Métro-
autoriteiten kunnen er zich met
recht en reden op beroemen, dU er
-sedqrt, da ingebruikstelling var® de
y éwfcj Mlerr "we i'keliike rarlfc is
voorgekomen. Dat was in 1903- "oen
botsten nabij het station Couronnes
twee treinen in volle vaart op elkaar.
Tachtig mensenlevens gingen bij dat
ongeluk verloren.
Ditmaal willen wij het evenwel niet
hebben over de veiligheid en de stipt
heid van het Parijse ondergrondse
spoorwegnet, doch over de soms
zeer geestige kenschetsingen, die
beroemde en bekende figuren van de
Métro hebben gegeven. Er is een
- Parijse „curiositeitenverzamelaar"
geweest hij noemde zich „Jean
Porte-Plume" oftewel in het Neder
lands „Jan Vulpenhouder" die zich
inzonderheid toelegde op het bijeen
brengen van wat wij nu maar zullen
noemen „Métro-anekdotes" of „On-
dergrondse-Moppen", Hij wist zijn
vrienden, kennissen en gasten te ver
tellen, welke de reacties waren ge-
j weest van alle vooraanstaande figu-
I ren uit Frankrijk en andere landen
j na hun eerste reis per Métro. Hij
j vertelde dat met zwier en smaak.
Er was een tijd dat is al
even geleden dat Parijs nog
maar een „stadje" was met aan
de noordkant een heuveltje, de
„butte Montmat „re". De hellin
gen waren bedekt met groente
tuinen en daarlangs stonden de
eenvoudige woningen der kwe
kers. Zij leefden hun leventje
van zoet en zuur naargelang het
uit kwam en de omstandighe
den geboden. Telkens echter als
er een gezinshoofd het tijdelij
ke inruilde voor het eeuwige,
vierden de buurtbewoners groot
feest. Men deed hem uitgeleide
op de lange reis en daarna be
gon men te eten en te drinken
op een „geluKkig weerzien". Het
lawaai ervan galmde dan over
de stad en beschadigden eens
zelfs de klokken van de Notre
Dame
Feestvierende kwekers hebben
wel eens financiële moeilijkheden
Omdat de artiesten vanuit hun
huisjes een fraai panorama had
den, waaruit ze inspir: tie meen
den te kunnen putten, trokken ze
naar de butte en huurden er ka
mers bij de spinaziespecialisten.
Beide partijen meenden hiermee
gediend te zijn, maar al spoedig
bleek dat de artiesten nog zwaar
der feest vierden en dus nog
slechter in hun contanten zaten
met alle gevolgen van dien. Van
daar dat Montmartre zich niet
kon handhaven als de hoofdstad
der bohémiens.
Toen men op het einde van de
negentiende eeuw de beroemde
Sacré Coeur begon te bouwen en
er honderden metselaars, tim
merlieden en schilders huisves
ting zochten, werden de kunst
schilders zonder geld buiten ge
smeten. Ze zochten een heenko
men in Montparnasse. later in
Saint-Germain en overal.
Maar de roep, het pittoreske, het
panorama, de Place de Tertre en
de Sacré Coeur lieten ze achter
en vandaar dat de bult een bult
bleef en Montmartre Montmartre.
De toeristen kwamen, zodat het
een economisch belang werd lan
ge baarden en loshangende haren
aan te trekken om wat kleur te
brergen in het tableau, dat nu
nog altijd een prachtig doek is
van nauwe straatjes, dure res
taurants, kunstenaars of wie er
ook voor door willen gaan en
toeristen uit alle landen ter we
reld.
Om de foklore te handhaven
en het typische karakter van
Montmartre te verdedigen werd
er een soort vrije gemeente"
gesticht, een „libre commune"
met een gemeenteraad; met
wethouders en een burgemeester.
Voor deze laatste functie werd
Pierre Labric uitverkoren, een
journalist, die als er geen nieuws
was zelf voor nieuws zorgde door
onder andere eens de trappen van
de Eiffeltoren af te fietsen.
Pierre Labric, waar we 's zon
dags nog altijd onze aperitief
gaan drinken, heeft veel voor
Montmartre gedaan en vandaar,
dat iedereen had gemeend, dat
hij ook het middelpunt van de
feestelijkheden zou zijn nu dezer
dagen de butte haar zilveren wijn
feest vierde.
Dit wijnfeest ts eigenlijk weer 'n
verhaal op zichzelf.
Pierre meende vijfentwintig jaar
geleden dat er weer eens wat le
ven in de brouwerij moest ko
men: vandaar dat hij met knap
inzicht in de materie de best ge-
die
slaagde grap organiseerde
Frankrijk ooit heeft gekend.
Hij zag kans zeven grote vracht
wagens te lenen en 30.000 kilo
van de mooiste druiven te doen
aankopen. Volgeladen en ver
sierd met de knapste brunettes
uit Parijs reed de stoet - fanfare
voorop - de straten en steegjes
van Montmarte door om zelfs 'n
paar grote boulevards aan te doen
De belangstelling was geweldig
en plotseling werd dus iedereen
geconfronteerd met het feit dat
Montmartre druiven had. Dus
moest de butte ook wijngaarden
hebben. Enkele weken later was
het al zover, dat niemand nog
durfde toegeven niet geweten te
hebben dat de bult voorzien was
van prima wijngaarden hoewel
niemand ze ooit had gezien.
„Ze liggen veilig achter de schut
tingen", beweerden Pierre en zijn
vrienden.
De fabel werd verwerkt, rond
en klaar. De Montmartriaanse
druiven waren tevens de beste
van de wereld en zelfs enkele
invloedrijke Parijse dagbladen en
vier prima ministers wilden na
derhand niet meer bekennen dat
Labric hen bij de neus had ge
nomen en hielden de fabel van de
wijngaarden levendig.
Pierre hielp hen trouwens uit de
brand.: achter één van de vele
schuttingen plantte men bij nacht
er> ontij 2500 wijnstokken en toen
ze behoorlijk hadden geschoten
werd de omheining weggehaald,
zodoende kreeg Montmartre het
jaarlijkse oogstfeest en zodoen
de was er dan nu het zilveren
jubileum dat gevierd werd in te
genwoordigheid van vele grote
persoonlijkheden, de „Poulbots"
straatjongens van de Montmartre
en de danseresjes uit de Moulin
Rouge.
De hele bult stond op stelten.
Iedereen was er. Alleen Pierre
Labric treurde in zijn hoekhuis-
je over zijn noodlot.
„Mijn noodlot, waarde vriend,
mijn noodlot is dat al mijn initia
tieven door invloedrijke instan
ties en organisaties worden over
genomen. Ik maak me zélf overal
overbodig"
Jaren teru gorganiseerde hij de
inmiddels beroemd geworden
langzaam-aan - wedstrijd voor
automobielen, een initiatief dat
in de kortste keren door de
Automobile Club de France werd
overgenomen.
Labric bleef niet bij de pakken
neerzitten. Hij antwoprdde met
een nieuwe wedstrijd, een wan
deltocht van 24 uur langs de voet
van de heuvel. Het werd zo'n suc
ces, dat er de Parijse Wandelclub
uit ontstond, die Pierre weer aan
de dijk zette. Vandaar dat hij
ging zoeken naar iets origineels
dat men hem niet uit handen kon
slaan. En het gevolg vas een
feest, waarbij alle clochards
van heel Parijs stomdronken wer
den. De wijnboeren van Bordeaux
hadden hem een goede 10.000 pri
ma clairet ten geschenke gege
ven.
Labric, wat oude en vele jon
ge vrouwtjes gingen deze zee
van drank gratis in de glazen
der „armen" schenken. Plaats
des onheils was het terrasje van
Saint Pierre.
Labric, hoewel een paar dagen
ouder geworden, zint ook nu weer
op iets origineels, want Mont-
martre moet in de krant staan.
Steeds opnieuw moeten initiatie
ven worden gelanceerd om „de
trek er heen" gaande te houden.
Baarden en lange haren zijn te
genwoordig niet meer voldoen
de.
Wat het worden zal wil hij nog
niet zeggen.
En om ons op een duidelijk
dwaalspoor te brengen, haalde
hij een nieuwe fles clairet te
voorschijn.
Maar dat hij veel voor het in
stand houden van de Montmartri
aanse legende heeft gedaan, is
boven alle twijfel verheven.
Toen de Engelse koning Eduard
VII (zoon van koningin Victoria) nog
kroonprins en Prins van Wales was,
vertoefde hij graag en ,veel in Parijs,.
De Métro was.JBKvnog heel jóng.
Toch waagcLg&jSfts Edward zich aan'
een tocht$f Toen hij uitstapte, zei
hij: „Slechte lucht, goede snelheid"
De hem begeleidende ambtenaar
vroeg: „Koninklijke Hoogheid^ geen
andere indrukken Prins Edward
antwoordde: „Ik zei reeds: Snelheid
goed. lucht slecht
Een andere Brit, wiens mening
Jean Porte-Plume optekende, was
George Bernard Shaw, de even be
roemde als ironische schrijver. Porte
-Plume vergezelde Shaw persoonlijk
op diens eerste Métro-rit. Toen zij
samen op een terrasje op een der
boulevards zaten, vroeg hij: „Eh
bien. mijn waarde mijnheer Shaw,
wat vindt u van onze ondergrondse?"
Een ogenblik dacht de schrijver na.
Toen zei hij kort: „Echt een vervoer
middel voor aardwormen 1"
De Nederlandse schrijver van we
reldnaam Louis Couperus vertrouwde
Porte-Plume eveneens zijn oordeel
toe na zijn eerste rit per Métro. Het
luidde in het Nederlands: „Dofferig-
dreunige wagons, wankele wagons,
die dreigend-denderend daveren door
donkere diepten". Porte-Plume heeft
deze Couperiaanse karakteristiek
nooit tot zijn volle tevredenheid in het
Frans kunnen vertalen.
Poincaré, die in de eerste wereld
oorlog President van Frankrijk was,
maakte kort na de ingebruikstelling
van de Parijse ondergrondse spoor
weg een tocht met de Métro. Volgens
Porte-Plume gaf hij zijn indruk weer
in een korte, bijkans meetkundige de
finitie. Hij zei: „Dê kortste afstand
tussen twee punten in Parijs is....
de Métro
Lloyd George, Engels staatsman
en tijdgenoot van Poincaré, zocht zijn
kracht meer in de mechanica. Na
zijn eerste tocht met de Métro vroeg
een ambtenaar van het Franse mi
nisterie van Buitenlandse Zaken hem
hoe de rit hem bevallen was. „Uit
stekend", antwoordde Lloyd George,
„het gaf mij het gevoel, dat ik een
valbeweging in horizontale richting
maakte."
Beroemde en bekende vrouwen ga
ven eveneens haar meningen en Por
te-Plume verzamelde ze „naarstig-
lijk" De grote actrice Sarah Ber
nard had zich na haar eerste Métro-
tocht bijzonder prijzend uitgelaten,
zeer tot genoegen van de autoritei
ten. Zij besloot haar loftuiting met
de woorden: „En wat ik nu het pret
tigst van alles vond dat was, dat ik
eindelijk de gelegenheid heb gekre
gen om eens van nabij kennis te
maken met de velen, die mij zo vaak
hebben toegejuicht. Ik bedoel, nu heb
ik mijn publiek eens werkelijk ge
zien
Toen de Métro zijn diensten begon,
was Duitsland nog een keizerrijk en
troonde Wilhelm II in Potsdaih. De
VJtouw van een in Parijs geaccrédi'
teerde Duitse diplomaat wildé kort
na de ingebruikstelling van de onder
grondse een ritje maken. De directie
wees iemand aan om haar te bege
leiden en toelichtingen te geven.
Toen deze ambtenaar haar aan het
einde van de rit vroeg, wat haar
indrukken waren, zei ze: „O, het was
kolossaal boeiend- Maar het is heer
lijk, nu weer „boven" te zijn. Wat
is Parijs toch een verrukkelijke
stadmaar wat jammer, dat er
hier geen keizer is De Fransman,
republikein in hart en nieren, deed
er maar het zwijgen aan toe.
Een bekend Frans litterator be
stempelde de Métro-tunnels eens als
„aan- en afvoerbuizen van mensen".
En inderdaad, dat zijn ze. Maar hoe
vee] tijd besparen zij dagelijks mil
joenen mensen Kortbare uren, die
de Métropassagiers dank zij die
„aan- en afvoerbuizen" kunnen wij
den aan hun gezinnen, vrienden, ont
wikkeling en ontspanning.
Daarom zqn wij het geheel eens
met het Parijse blad. dat schreef ter
gelegenheid van de opening van de
Métro: Een revolutionaire daad op
verkeersgebied, maar een revolutio
naire daad, die zowel menselijk als
maatschappelijk goede gevolgen zal
hebben.
Dat de voorspeling van die krant
juist was, is in deze eeuw ten volle
gebleken.
(Nadruk verboden)
Voor onze lezers lijkt het wetens-
waard, en mogelijk van belang bij
de toekomstplannen van opgroeiende
zoons dat momenteel een sterke
tendens tot sociaal-pedagogische be
moeienis ook in de opzet van het
leerlingstelsel wordt aangetroffen.
De organisatie in ons land van de
diverse leerlingstelsels onderschei
den naar de betreffende beroepsop
leidingen is gebundeld in nationale
en regionale organen.
De nationale organen behartigen
vooral de kwaliteit van de vaktech
nische opleiding, de regionale of
plaatselijke organen bemoeien zich
ook met de sociale en pedagogische
aspecten van de opleiding, en, indien
het confessionele leerlingstelsels be
treft, met de behartiging van de
godsdienstige en maatschappelijke
vorming. Het verdient intussen op
merking, dat het vormingswerk op
de levensscholen niet samenvalt met
het zojuist genoemde sociaal-pedago
gische werk, dat immers geheel bin
nen de structuur van het leerlingstel
sel zich voltrekt.
In een leerlingstelsel wordt zowel
de vaktechnische scholing onder
leiding van de zogenaamde leer
meester-, als de mens-vorming gro
tendeels door het bedrijf verzorgd.
Sommige bedrijven hebben slechts
enkele jongelui op deze leerovereen
komst opgenomen, andere ontvangen
er honderden tegelijk. De Nijver
heidsonderwijswet stelt hoge vak
technische en ethische eisen aan deze
patroons en bovendien wordt het ver
loop van de leertijd voortdurend ge
volgd door daartoe aangestelde na
tionale en regionale controleurs. De
werkzaamheden van deze controleurs
zijn veel omvattend en zeer geva
rieerd, zodat het genoemde rapport
voorstelt de naam controleur te ver
vangen door consulent, hetgeen veel
juister de te verrichten taak aan
duidt.
Hoe zwaar de aan deze consulen
ten te stellen eisen zijn, blijkt in het
Eindrapport via een beroepsprofiel,
waarin totaal 29 eigenschappen,
vaardigheden en kennisinhouden wor
den genoemd, welke iedere consulent
zal moeten bezitten- De lijst is te
uitvoerig om hier over te nemen,
maar wellicht zegt het de lezer iets
wanneer wij een greep doen uit de
lange rij: tact, inventieve geest, dis
cipline, pedagogisch inzicht, prakti
sche bedrijfservaring, kennis van mo
derne opleidingsmethoden, bedrijfs
economisch inzicht, algemene ont
wikkeling, redelijke voordracht.
Het is telkens weef verheugend fe
zien, hoezeer men ook in het Nijver
heidsonderwijs voor jongens streeft
naar ideële achtergronden. Dit te
verwezenlijken is meermalen moei
lijk, alleen reeds door de normale
voorgeschiedenis van de meeste
leraarschappen: immers geen lang
durige voorbereiding op het leraar
schap, maar meestal een zwenking
vanuit het bedrijfsleven naar de
school. Wat men hieruit aan voorde
len putten kan ten aanzien van vak
technische bekwaamheid en levens-
en bedrijfservaring, ligt voor de
hand. Eveneens laat het zich echter
raden, dat niet elkeen tezelfdertijd
pedagogisch en didactisch gereed is
voor het onderwijs, al heeft men
zich ook een pedagogisch getuig
schrift verworven. Dank zij een gro
te dosis aanpassingsvermogen en
overtuigend vakmanschap bereiken
de meesten toch goede resultaten-
Dat intussen deze zorg voor de juis
te mentaliteit in de leerlingstelsels
nog groter moet zijn, is licht te be
grijpen: tenslotte worden deze jon
gens op jeugdige leeftijd toch maar
in de sfeer van de werkplaats ge
bracht.
Des te verheugender is de posi
tieve kleur van het hierboven ge
noemde eindrapport, waarin behal
ve de noodzakelijke zorg voor het
vaktechnisch gehalte der opleidingen
volgens het leerlingstelsel, ook te
juister plaats en tijd de .zorg om de
mens" wordt ingevoegd.
Als al de in Zwitserland wonende filmsterren tezamen in een
film zouden optreden, dan zou er een rolprent uit de bus komen,
waar de in superprodukties gespecialiseerde Mike Todd en Cecil
B. de Mille trots op zouden kunnen zijn, indien zij nog zouden
leven.
De hoofdlijn van die film zou een moderne Wilhelm Teil te zien
geven met een belastingambtenaar als de tiran, de diamant-
harde Zwitsers frank als de appel en Europa's mooiste landschap
als achtergrond.
Beter één vogel....
Wilhelm Teil zou kunnen
worden gespeeld door Yul Bryn-
ner, Bill Holden of Van John
son. De tiran zou door George
Sanders kunnen worden ge
speeld, de vrouwelijke hoofd
rollen zouden door Audrey
Hepburn of Sophia Loren kun
nen worden vervuld. Noel Co
ward zou de dialoog kunnen
schrijven en Alfred Hitchcock
zou op jacht kunnen gaan door
de dorpjes langs de meren. En
wellicht zou Charley Chaplin
de film kunnen financieren.
In veel gevallen komen de ster
ren naar Zwitserland omdat het
er rustig, veilig en plezierig is.
Maar in andere gevallen geeft het
lage belastingpeil de doorslag. En
dat niet alleen sommige auto
riteiten, die er happig op zijn het
inkomen van hun kleine gemeen
tes te verhogen komen vaak
met prominente buitenlandse be
woners een speciaal tarief over
een, dat nog lager is. Zij hopen
hierdoor die prominenten vast te
houden onder het motto: beter
een vogel in de hand dan tien in
de lucht.
De Engelse acteur Richard Burton
heeft tegenover verslaggevers onlangs
verklaard: „Als ik in Engeland zou
wonen, zou ik 93 procent belasting
moeten betalen. Maar hier in Genève
betaal ik maar 7 procent" Hij voeg
de eraan toe: „Ons beroep is bijzon
der onzeker een paar jaar ver
dienen we bergen geld en dan niets.
Iedereen heeft geld nodig om zeker
heid in het leven te hebben en ik
ben niet anders dan iedereen".
Geneve
Yul Brynner heeft een villa in Rolle
aan het Meer van Genève; Holden
heeft precies zoiets, ook aan het
meer. Jack Palace heeft een flat in
Lausanne gehuurd. Coward woont in
een villa te Les Avants sur Mon-
treux, Norma Krasna huist in een
flat te Lausanne. George Sanders en
Van Johnson zijn op het ogenblik op
zoek naar geschikte woonruimte in
Zwitserland. Chaplin woont al jaren
in de villa Manoir du Ban in de wijn
gaarden boven het Meer van Geneve.
Luzern
Na Genève is ook het Burgenstock
gebergte, van waaraf men een prach
tig uitzicht heeft over het Meer van
Luzern, een geliefkoosde woonplaats
voor filmsterren. Hier wonen Audrey
Hepburn, Mel Ferrer, Sophia Loren
en de producer Anatole Litvak. Hun
chalets, alle eigendom van Fritz
Frey, zijn alleen maar langs een smal
voetpad bereikbaar en hun telefoon
nummers behoren tot de best be
waard gebleven Zwitserse geheimen.
Elders
Op de derde plaats komt het Ita
liaanse gedeelte van Zwitserland In
Ascona bijvoorbeeld wonen Robert
Siodmak en Paullette Goddard. die
getrouwd is met de schrijver Èrich
Maria Remarque. Gustav Frohlich en
Iva Desni zou u op een wandeling
door deze stad eveneens kunnen ont
moeten. In Lugano wonen de Duitse
filmsterren Nadja Tiller, Karl Heinz
Boehm en Gudula Blau, evenals Sa
bine Bethman, Hardy Krueger, Cate-
rina Vaiente en Romy Schneider,
In St.-Moritz tenslotte zijn Alfred
ffitschcock, Hildegard Knef en Sonja
Zieman min of meer buren.