GELUID: Vele jaren van experimenteren met groots resultaat beloond Leerlingstelsel biedt zeer grote mogelijkheden Wijnfeest op de bult van Montmartre Zwitserland filmsterren - eldorado voor Jean Porte-Plume was verzamelaar van anekdotes over Parijse Métro EERSTE LUIDSPREKER Vorming en scholing krijgen beide aandacht Pierre Labric heeft ideeën Harde frank en zachte fiscus DAGBLAD DE STEM VAN VRIJDAG 6 NOVEMBER 1959 1358.- JIT Stereofonie Slechthorenden Groten der aarde gaven hun mening Reuzenstem Maar één ongeluk Libre commune Fabel werd geslikt SLECHTE LUCHT VALBEWEGING BUIZEN BUNDELING kers en horende et merk egaran- van de S DEN HAAG r Heem Drgd, want isteravond dat staat ik popel zwetste eer elijks zijn a de lippen sel in de gewapend# )ad op. LICHT EN GELUID. Op deze wee gebieden heeft Philips j aanbrekend werk verricht. On- j jeveer 70 jaar geleden startte nen met de „lichtende" taak. j Halverwege die zeventig jaar gingen wetenschapsmensen en ,echn:ci hun beste krachten in j dienst stellen van het geluid, dat wil zeggen van de geluidsver- oreiding. Deze onderzoekingen hebben tal van ingenieuze zaken opgeleverddie het leven van de mens veraangenamen. In 35 jaar is op het gebied van de akoestiek heel wat bereikt, zo als uit dit artikel wel blijkt. Ir. R. Vermeulen met de eerste luidspreker die hij ontwierp. Tn maart 1919 hield Nederland, na vier jaar mobilisatie, zijn I eerste vredesbeurs. De Nederlandse industrie trad uit de I gedrongen beslotenheid en presenteerde een aantal nieuwe vin- J dingen. Een Goliathlamp van 50.000 kaars straalde over het Utrechtse Stationsplein. En Vreeburg en Maliebaan kregen met elkaar contact dank zij de draadloze telegrafie. Lampenexperts in Eindhoven waren bezig „buizendeskundigen" te worden. Het Natuurkundig Laboratorium bereidde de weg. In de oorlogsjaren was men terwille van de medici, die ook op hun gebied van bui tenlandse contacten waren verstoken, begonnen met het repare ren van Röntgenbuizen. Op verzoek van de militaire autoriteiten werd de constructie van radiobuizen ter hand genomen. Ama teurs profiteerden van de vruchten van Eindhovense ervaring. Zij waren immers overgestapt van de kristalontvanger op die met radiobuizen. En voor de vervaardiging van radiobuizen was men op de industrie aangewezen. Naarmate de „radioactiviteit" een belangrijker plaats ging innemen, ging het fundamenteel onderzoek in het Natuurkundig Laboratorium zich op geluidsgebied meer en meer uit breiden. Akoestiek, tot dan toe nog slechts een begrip door bouwkundi gen gebruikt als zij 't hadden over de voortplanting van het geluid in een afgesioten ruimte, zou tot een weten schap gaan worden. Een wetenschap welker beoefena ren meestal in de beslotenheid van het laboratorium hun speurwerk ver richtten, maar waarvoor de resulta ten in die voorbije vijfendertig jaar menigmaal op spectacularie wijze aan de dag traden. Na de radiobuis, de gelijkrichter voor acculaden en het plaatspan- ningsapparaat was de „loudspeaker" in de belangstelling komen te staan. Er was een uitvinder op komen da gen met een aantrekkelijk idee, dat voor verwezenlijking vatbaar leek. De eerste luidspreker was bedoeld als een „opgevouwen hoorn". Het bekende schaalmodel dat op succes volle wijze de veel plaatsvragepde hoorns verdrong. De praktischer co nus-luidspreker werd in dezelfde huid gestoken. Zowel in Londen als in Stockholm staan ze in de musea der techniek. Met de „Meesterzanger" deed het elektrodynamische principe zijn intrede en tevens revolutio naire overgang van de bekrachtig de op de permanente magneet. De periode van de opgang van de radio was een tijd waarin grote mo gelijkheden werden gerealiseerd maar tevens een periode, waarbij ook bijzondere moeilijkheden zich open baarden. Men maakte goede luidspre kers..; Imen ging'' oVer "riSg b'e- tere en ziedaar: het regende klach ten. Wat bleek bij nader onderzoek? Luidspreker en ontvangtoestel dien den tot dezelfde familie te behoren. Men toog aan het werk, ontwikkeling en fabricage volgden. Resultaat was het fameuze radio-ontvangtoestel 2501 voor wisselstroom. In het laboratorium leidt vaak de ene activiteit tot de andere. De phi- litefabricage, kreeg via het ontwerp van de schaalluidspreker totaal nieu we perspectieven. In snel tempo volgden toen de duizendtallen luid sprekers elkaar op. IIIIIIIIIIIIIIIIll endertig luidsprekers werden aange sloten op een laagfrequent versterker met groot vermogen. Het geluid don derde over de stad en de menselijke stem was op afstand van een kilo meter duidelijk te verstaan. De „Stem van de Reus" klonk bij het jubileum van de Staatsmijnen over het Limburgse land. Met res pect luisterde men naar een mini steriële toespraak, maar het feit dat talloze zoekgeraakte kinderen via deze installatie op zeer snelle wjjze aan de rechtmatige ouderlijke eigenaren konden worden terugbe zorgd, boezemde nog meer ontzag in. Om de luidsprekers te testen was muziek nodig. Hiertoe stond een oud bioscoop-orgel dag-in dag-uit te draai en... De grammofoons van die dagen waren onbruikbaar omdat men de gehele dag wel aan het veer-opdraai- en kon blijven. Zo diende de eerste motor uitsluitend voor opwinding van die veer. Aan de motorische bedrij vigheid zijn niet alleen onze moderne platenspelers te danken, maar even eens het elektrische droogscheerap- paraat. Beeld en geluid vonden elkaar in de „sprekende film". In het Natuur kundig Laboratorium werd een stu dio ingericht en hier zong de 18-jari- ge filmdiva in spé Ank van der Moer. Kort voor de oorlog kon het Philips^ Miller geluidsregistratiesysteem ge realiseerd worden. Hierbij werd het geluid langs mechanische weg ge registreerd en langs optische weg af in het natuurkundig laboratorium werden elcktro-akoestische voor zieningen ontwikkeld ten behoeve van slechthorende kinderen. gespeeld. Aan de bijzondere kwalitei ten van dit systeem dat overigens na de oorlog door het magnetisch bandopneemsysteem werd achter haald danken we nog de herinne ring aan Mengelbergs uitvoering van de Matthaus Passion op Palmzondag 1939 in het Amsterdams concertge bouw, die op de grammofoonplaat kon worden overgebracht. Stereofonie, het is een ander hoofd stuk uit het boek der akoestische be drijvigheid. Voor de oorlog verkregen de proefnemingen met de pop-manne quin „Nora" bekendheid, wier „kunst- hoofd" dienst deed voor stereofoni- sche opnamen. Na de oorlog werden de proefnemingen voortgezet. Zelfs het Amsterdamse Concertgebouwor kest werkte onder Eduard van Bei- num en Leopold Stokowsky aan deze proeven mee. Thans is stereo- produktie in de huiskamer de ge woonste zaak van de wereld. Door elektro-akoestische steun kre gen zalen als de Milanese Scala en het Parijse Palais de Ohaillot een nieuw innerlijk, maar niet dan na dat de ambiofonie via studiepro jecten als de Eindhovense Schouw burg en het Haagse Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen haar deugdelijkheid had bewezen. Dank zij de geluidsstudie en ont wikkeling van apparatuur leeft de mens van nu in een geheel andere geluidswerkelijkheid dan in vroeger tijd. Maar ook voor degenen die door afwijkingen aan 't gehoororgaan van de geluidsgemeenschap waren uitge sloten, werden nieuwe communicatie- mogelijkheden geschapen. Niet alleen de hoorapparaten vonden hun oor sprong in het Natuurkundig Labora torium, ook de speciale voorzieningen die ten behoeve van de vorming van doofstomme kinderen werden ont wikkeld, treft men daar. Zo werd een semi-elektrisch orgel tje voor de kinderen van het Insti tuut te St.-Michielsgestel vervaar digd. dat door deze kinderen kon wor den aangeblazen. Merkwaardige zaken zijn er te over geweest in de voorbije vijfen dertig jaren. Het merkwaardigste be sluit is echter wel de intrede van de elektronische muziek in dit domein van de wetenschap. Waren tot dan toe de proefnemingen met apparatuur uitsluitend de reproduktie dienend geweest, met de elektronische muziek deed de compositorische creativiteit haar intrede. Vijfendertig jaar akoestiek. Het is meer een toevallige samenvat ting binnen de grenzen van dit tijdsbestek dan een afgerond ge heel. De onderzoekingen gaan im mers voort. Soms boekt men suc cessen, dan weer zijn het teleur stellingen en zelfs mislukking dient te worden geaccepteerd. Want slechts op deze wijze is het mogelijk in volle vrijheid te expe rimenteren. Dank zij dit experi menteren plukt via de industrie de gemeenschap de vruchten van dit speurwerk. (Van onze onderwijsmedewerker) Meermalen is ons gebleken, dat buiten de kring der direct betrok kenen een vrij eringe bekendheid bestaat-met de voortgezette vakop leiding voor meisjes en jongens. Dat vele jongelui hun opleiding ge nieten op de ambachtsschool thans liever lagere technische school genoemd is algemeen bekend. Dat echter de Nijverheidsonderwijs wet in titel II nog een andere mo gelijkheid noemt, namelijk een op leiding volgens het leerlingstelsel, is veel minder bekend. Oorspronkelijk is door de wetgever hier gedacht aan leerlingen, die geen opleiding op een ambachts- of vak- school hadden ontvangen of voor wie geen opleidingsmogelijkheden op de ze scholen bestonden. Men koos dus toen ofwel de school, ofwel het leer lingstelsel, waarmee bedoeld is: een praktische beroepsopleiding als leer ling in een bedrijf. Thans heeft dit stelsel echter voor een belangrijk deel tot taak gekregen, aan hen die reeds een technische schoolopleiding ontvingen, een voortgezette prakti sche scholing te verstrekken, tot een niveau waarop zij zich tot volwaardig vakman kunnen ontwikkelen. Dat hiertoe zoveel jaren onderwijs en training zijn vereist, is voor menig een uit de kring „der witte boorden' een openbaring. Deze lieden immers dragen menigmaal de overtuiging met zich, dat slechts voor de intel lectuele beroepen een langdurige scholing wordt gevraagd, terwijl zij bijvoorbeeld van de lengte en inhoud der opleiding tot straatmaker geen flauwe notie hebben. Dit leerlingstelsel nu is voorwerp van langdurige studie geweest van een daartoe door de Minister van O., K. en W. geïnstalleerde commis sie. Deze commissie van onderzoek inzake het onderwijs volgens het leerlingstelsel heeft sinds 1952 een drietal tussenrapporten gepubliceerd en thans kwam het Eindrapport van de persen der Staatsdrukkerij. Het is op deze plaats niet oppor tuun dit eindrapport in details te be zien. Wie rechtstreeks in deze ma terie betrokken is, zal ongetwijfeld en terecht naar deze lectuur grijpen. (Bijzondere correspondentie). Wie ooit in Parijs is geweest, weet, dat die stad beschikt over een voortreffelijk ondergronds spoorwegnet, in de wande ling „Métro" genaamd. Langer dan een halve eeuw denderen met de regelmaat van' een uurwerk onderaardse treinen door de ingewanden van de Ville Lumière. Jaarlijks neemt het aan tal passagiers van de Métro toe. De totale lengte van het net bedraagt ruim 160 km. Dagelijks worden over dat net ver voerd ten naaste bij vijf miljoen passagiers, bijna half zoveel dus als het zielental der Nederlandse bevolking. Het is een vervoerscapaciteit en een vervoersdrukte, die door geen enkele andere onder- of bovengrondse spoorwegmaatschappij wordt bereikt. Enige van die „reacties" herinneren wij ons uit Jean Porte-Plume's ver halen en geven wij hier weer. Het magneetstaalonderzoek leidde tenslotte tot de beroemd geworden keramisch-magnetische materialen ferroxcube en ferroxdure. Uitvloeisel van de akoestische bedrijvigheid in het Natuurkundig Laboratorium was ook de „Sstem van de Reus". Zes- Men behoeft niet diep door te drin gen in de annalen van de Parijse Métro om tot het -inzicht te komen, dat ongelukken van enig formaat vrijwel nooit zijn gebeurd. De Métro- autoriteiten kunnen er zich met recht en reden op beroemen, dU er -sedqrt, da ingebruikstelling var® de y éwfcj Mlerr "we i'keliike rarlfc is voorgekomen. Dat was in 1903- "oen botsten nabij het station Couronnes twee treinen in volle vaart op elkaar. Tachtig mensenlevens gingen bij dat ongeluk verloren. Ditmaal willen wij het evenwel niet hebben over de veiligheid en de stipt heid van het Parijse ondergrondse spoorwegnet, doch over de soms zeer geestige kenschetsingen, die beroemde en bekende figuren van de Métro hebben gegeven. Er is een - Parijse „curiositeitenverzamelaar" geweest hij noemde zich „Jean Porte-Plume" oftewel in het Neder lands „Jan Vulpenhouder" die zich inzonderheid toelegde op het bijeen brengen van wat wij nu maar zullen noemen „Métro-anekdotes" of „On- dergrondse-Moppen", Hij wist zijn vrienden, kennissen en gasten te ver tellen, welke de reacties waren ge- j weest van alle vooraanstaande figu- I ren uit Frankrijk en andere landen j na hun eerste reis per Métro. Hij j vertelde dat met zwier en smaak. Er was een tijd dat is al even geleden dat Parijs nog maar een „stadje" was met aan de noordkant een heuveltje, de „butte Montmat „re". De hellin gen waren bedekt met groente tuinen en daarlangs stonden de eenvoudige woningen der kwe kers. Zij leefden hun leventje van zoet en zuur naargelang het uit kwam en de omstandighe den geboden. Telkens echter als er een gezinshoofd het tijdelij ke inruilde voor het eeuwige, vierden de buurtbewoners groot feest. Men deed hem uitgeleide op de lange reis en daarna be gon men te eten en te drinken op een „geluKkig weerzien". Het lawaai ervan galmde dan over de stad en beschadigden eens zelfs de klokken van de Notre Dame Feestvierende kwekers hebben wel eens financiële moeilijkheden Omdat de artiesten vanuit hun huisjes een fraai panorama had den, waaruit ze inspir: tie meen den te kunnen putten, trokken ze naar de butte en huurden er ka mers bij de spinaziespecialisten. Beide partijen meenden hiermee gediend te zijn, maar al spoedig bleek dat de artiesten nog zwaar der feest vierden en dus nog slechter in hun contanten zaten met alle gevolgen van dien. Van daar dat Montmartre zich niet kon handhaven als de hoofdstad der bohémiens. Toen men op het einde van de negentiende eeuw de beroemde Sacré Coeur begon te bouwen en er honderden metselaars, tim merlieden en schilders huisves ting zochten, werden de kunst schilders zonder geld buiten ge smeten. Ze zochten een heenko men in Montparnasse. later in Saint-Germain en overal. Maar de roep, het pittoreske, het panorama, de Place de Tertre en de Sacré Coeur lieten ze achter en vandaar dat de bult een bult bleef en Montmartre Montmartre. De toeristen kwamen, zodat het een economisch belang werd lan ge baarden en loshangende haren aan te trekken om wat kleur te brergen in het tableau, dat nu nog altijd een prachtig doek is van nauwe straatjes, dure res taurants, kunstenaars of wie er ook voor door willen gaan en toeristen uit alle landen ter we reld. Om de foklore te handhaven en het typische karakter van Montmartre te verdedigen werd er een soort vrije gemeente" gesticht, een „libre commune" met een gemeenteraad; met wethouders en een burgemeester. Voor deze laatste functie werd Pierre Labric uitverkoren, een journalist, die als er geen nieuws was zelf voor nieuws zorgde door onder andere eens de trappen van de Eiffeltoren af te fietsen. Pierre Labric, waar we 's zon dags nog altijd onze aperitief gaan drinken, heeft veel voor Montmartre gedaan en vandaar, dat iedereen had gemeend, dat hij ook het middelpunt van de feestelijkheden zou zijn nu dezer dagen de butte haar zilveren wijn feest vierde. Dit wijnfeest ts eigenlijk weer 'n verhaal op zichzelf. Pierre meende vijfentwintig jaar geleden dat er weer eens wat le ven in de brouwerij moest ko men: vandaar dat hij met knap inzicht in de materie de best ge- die slaagde grap organiseerde Frankrijk ooit heeft gekend. Hij zag kans zeven grote vracht wagens te lenen en 30.000 kilo van de mooiste druiven te doen aankopen. Volgeladen en ver sierd met de knapste brunettes uit Parijs reed de stoet - fanfare voorop - de straten en steegjes van Montmarte door om zelfs 'n paar grote boulevards aan te doen De belangstelling was geweldig en plotseling werd dus iedereen geconfronteerd met het feit dat Montmartre druiven had. Dus moest de butte ook wijngaarden hebben. Enkele weken later was het al zover, dat niemand nog durfde toegeven niet geweten te hebben dat de bult voorzien was van prima wijngaarden hoewel niemand ze ooit had gezien. „Ze liggen veilig achter de schut tingen", beweerden Pierre en zijn vrienden. De fabel werd verwerkt, rond en klaar. De Montmartriaanse druiven waren tevens de beste van de wereld en zelfs enkele invloedrijke Parijse dagbladen en vier prima ministers wilden na derhand niet meer bekennen dat Labric hen bij de neus had ge nomen en hielden de fabel van de wijngaarden levendig. Pierre hielp hen trouwens uit de brand.: achter één van de vele schuttingen plantte men bij nacht er> ontij 2500 wijnstokken en toen ze behoorlijk hadden geschoten werd de omheining weggehaald, zodoende kreeg Montmartre het jaarlijkse oogstfeest en zodoen de was er dan nu het zilveren jubileum dat gevierd werd in te genwoordigheid van vele grote persoonlijkheden, de „Poulbots" straatjongens van de Montmartre en de danseresjes uit de Moulin Rouge. De hele bult stond op stelten. Iedereen was er. Alleen Pierre Labric treurde in zijn hoekhuis- je over zijn noodlot. „Mijn noodlot, waarde vriend, mijn noodlot is dat al mijn initia tieven door invloedrijke instan ties en organisaties worden over genomen. Ik maak me zélf overal overbodig" Jaren teru gorganiseerde hij de inmiddels beroemd geworden langzaam-aan - wedstrijd voor automobielen, een initiatief dat in de kortste keren door de Automobile Club de France werd overgenomen. Labric bleef niet bij de pakken neerzitten. Hij antwoprdde met een nieuwe wedstrijd, een wan deltocht van 24 uur langs de voet van de heuvel. Het werd zo'n suc ces, dat er de Parijse Wandelclub uit ontstond, die Pierre weer aan de dijk zette. Vandaar dat hij ging zoeken naar iets origineels dat men hem niet uit handen kon slaan. En het gevolg vas een feest, waarbij alle clochards van heel Parijs stomdronken wer den. De wijnboeren van Bordeaux hadden hem een goede 10.000 pri ma clairet ten geschenke gege ven. Labric, wat oude en vele jon ge vrouwtjes gingen deze zee van drank gratis in de glazen der „armen" schenken. Plaats des onheils was het terrasje van Saint Pierre. Labric, hoewel een paar dagen ouder geworden, zint ook nu weer op iets origineels, want Mont- martre moet in de krant staan. Steeds opnieuw moeten initiatie ven worden gelanceerd om „de trek er heen" gaande te houden. Baarden en lange haren zijn te genwoordig niet meer voldoen de. Wat het worden zal wil hij nog niet zeggen. En om ons op een duidelijk dwaalspoor te brengen, haalde hij een nieuwe fles clairet te voorschijn. Maar dat hij veel voor het in stand houden van de Montmartri aanse legende heeft gedaan, is boven alle twijfel verheven. Toen de Engelse koning Eduard VII (zoon van koningin Victoria) nog kroonprins en Prins van Wales was, vertoefde hij graag en ,veel in Parijs,. De Métro was.JBKvnog heel jóng. Toch waagcLg&jSfts Edward zich aan' een tocht$f Toen hij uitstapte, zei hij: „Slechte lucht, goede snelheid" De hem begeleidende ambtenaar vroeg: „Koninklijke Hoogheid^ geen andere indrukken Prins Edward antwoordde: „Ik zei reeds: Snelheid goed. lucht slecht Een andere Brit, wiens mening Jean Porte-Plume optekende, was George Bernard Shaw, de even be roemde als ironische schrijver. Porte -Plume vergezelde Shaw persoonlijk op diens eerste Métro-rit. Toen zij samen op een terrasje op een der boulevards zaten, vroeg hij: „Eh bien. mijn waarde mijnheer Shaw, wat vindt u van onze ondergrondse?" Een ogenblik dacht de schrijver na. Toen zei hij kort: „Echt een vervoer middel voor aardwormen 1" De Nederlandse schrijver van we reldnaam Louis Couperus vertrouwde Porte-Plume eveneens zijn oordeel toe na zijn eerste rit per Métro. Het luidde in het Nederlands: „Dofferig- dreunige wagons, wankele wagons, die dreigend-denderend daveren door donkere diepten". Porte-Plume heeft deze Couperiaanse karakteristiek nooit tot zijn volle tevredenheid in het Frans kunnen vertalen. Poincaré, die in de eerste wereld oorlog President van Frankrijk was, maakte kort na de ingebruikstelling van de Parijse ondergrondse spoor weg een tocht met de Métro. Volgens Porte-Plume gaf hij zijn indruk weer in een korte, bijkans meetkundige de finitie. Hij zei: „Dê kortste afstand tussen twee punten in Parijs is.... de Métro Lloyd George, Engels staatsman en tijdgenoot van Poincaré, zocht zijn kracht meer in de mechanica. Na zijn eerste tocht met de Métro vroeg een ambtenaar van het Franse mi nisterie van Buitenlandse Zaken hem hoe de rit hem bevallen was. „Uit stekend", antwoordde Lloyd George, „het gaf mij het gevoel, dat ik een valbeweging in horizontale richting maakte." Beroemde en bekende vrouwen ga ven eveneens haar meningen en Por te-Plume verzamelde ze „naarstig- lijk" De grote actrice Sarah Ber nard had zich na haar eerste Métro- tocht bijzonder prijzend uitgelaten, zeer tot genoegen van de autoritei ten. Zij besloot haar loftuiting met de woorden: „En wat ik nu het pret tigst van alles vond dat was, dat ik eindelijk de gelegenheid heb gekre gen om eens van nabij kennis te maken met de velen, die mij zo vaak hebben toegejuicht. Ik bedoel, nu heb ik mijn publiek eens werkelijk ge zien Toen de Métro zijn diensten begon, was Duitsland nog een keizerrijk en troonde Wilhelm II in Potsdaih. De VJtouw van een in Parijs geaccrédi' teerde Duitse diplomaat wildé kort na de ingebruikstelling van de onder grondse een ritje maken. De directie wees iemand aan om haar te bege leiden en toelichtingen te geven. Toen deze ambtenaar haar aan het einde van de rit vroeg, wat haar indrukken waren, zei ze: „O, het was kolossaal boeiend- Maar het is heer lijk, nu weer „boven" te zijn. Wat is Parijs toch een verrukkelijke stadmaar wat jammer, dat er hier geen keizer is De Fransman, republikein in hart en nieren, deed er maar het zwijgen aan toe. Een bekend Frans litterator be stempelde de Métro-tunnels eens als „aan- en afvoerbuizen van mensen". En inderdaad, dat zijn ze. Maar hoe vee] tijd besparen zij dagelijks mil joenen mensen Kortbare uren, die de Métropassagiers dank zij die „aan- en afvoerbuizen" kunnen wij den aan hun gezinnen, vrienden, ont wikkeling en ontspanning. Daarom zqn wij het geheel eens met het Parijse blad. dat schreef ter gelegenheid van de opening van de Métro: Een revolutionaire daad op verkeersgebied, maar een revolutio naire daad, die zowel menselijk als maatschappelijk goede gevolgen zal hebben. Dat de voorspeling van die krant juist was, is in deze eeuw ten volle gebleken. (Nadruk verboden) Voor onze lezers lijkt het wetens- waard, en mogelijk van belang bij de toekomstplannen van opgroeiende zoons dat momenteel een sterke tendens tot sociaal-pedagogische be moeienis ook in de opzet van het leerlingstelsel wordt aangetroffen. De organisatie in ons land van de diverse leerlingstelsels onderschei den naar de betreffende beroepsop leidingen is gebundeld in nationale en regionale organen. De nationale organen behartigen vooral de kwaliteit van de vaktech nische opleiding, de regionale of plaatselijke organen bemoeien zich ook met de sociale en pedagogische aspecten van de opleiding, en, indien het confessionele leerlingstelsels be treft, met de behartiging van de godsdienstige en maatschappelijke vorming. Het verdient intussen op merking, dat het vormingswerk op de levensscholen niet samenvalt met het zojuist genoemde sociaal-pedago gische werk, dat immers geheel bin nen de structuur van het leerlingstel sel zich voltrekt. In een leerlingstelsel wordt zowel de vaktechnische scholing onder leiding van de zogenaamde leer meester-, als de mens-vorming gro tendeels door het bedrijf verzorgd. Sommige bedrijven hebben slechts enkele jongelui op deze leerovereen komst opgenomen, andere ontvangen er honderden tegelijk. De Nijver heidsonderwijswet stelt hoge vak technische en ethische eisen aan deze patroons en bovendien wordt het ver loop van de leertijd voortdurend ge volgd door daartoe aangestelde na tionale en regionale controleurs. De werkzaamheden van deze controleurs zijn veel omvattend en zeer geva rieerd, zodat het genoemde rapport voorstelt de naam controleur te ver vangen door consulent, hetgeen veel juister de te verrichten taak aan duidt. Hoe zwaar de aan deze consulen ten te stellen eisen zijn, blijkt in het Eindrapport via een beroepsprofiel, waarin totaal 29 eigenschappen, vaardigheden en kennisinhouden wor den genoemd, welke iedere consulent zal moeten bezitten- De lijst is te uitvoerig om hier over te nemen, maar wellicht zegt het de lezer iets wanneer wij een greep doen uit de lange rij: tact, inventieve geest, dis cipline, pedagogisch inzicht, prakti sche bedrijfservaring, kennis van mo derne opleidingsmethoden, bedrijfs economisch inzicht, algemene ont wikkeling, redelijke voordracht. Het is telkens weef verheugend fe zien, hoezeer men ook in het Nijver heidsonderwijs voor jongens streeft naar ideële achtergronden. Dit te verwezenlijken is meermalen moei lijk, alleen reeds door de normale voorgeschiedenis van de meeste leraarschappen: immers geen lang durige voorbereiding op het leraar schap, maar meestal een zwenking vanuit het bedrijfsleven naar de school. Wat men hieruit aan voorde len putten kan ten aanzien van vak technische bekwaamheid en levens- en bedrijfservaring, ligt voor de hand. Eveneens laat het zich echter raden, dat niet elkeen tezelfdertijd pedagogisch en didactisch gereed is voor het onderwijs, al heeft men zich ook een pedagogisch getuig schrift verworven. Dank zij een gro te dosis aanpassingsvermogen en overtuigend vakmanschap bereiken de meesten toch goede resultaten- Dat intussen deze zorg voor de juis te mentaliteit in de leerlingstelsels nog groter moet zijn, is licht te be grijpen: tenslotte worden deze jon gens op jeugdige leeftijd toch maar in de sfeer van de werkplaats ge bracht. Des te verheugender is de posi tieve kleur van het hierboven ge noemde eindrapport, waarin behal ve de noodzakelijke zorg voor het vaktechnisch gehalte der opleidingen volgens het leerlingstelsel, ook te juister plaats en tijd de .zorg om de mens" wordt ingevoegd. Als al de in Zwitserland wonende filmsterren tezamen in een film zouden optreden, dan zou er een rolprent uit de bus komen, waar de in superprodukties gespecialiseerde Mike Todd en Cecil B. de Mille trots op zouden kunnen zijn, indien zij nog zouden leven. De hoofdlijn van die film zou een moderne Wilhelm Teil te zien geven met een belastingambtenaar als de tiran, de diamant- harde Zwitsers frank als de appel en Europa's mooiste landschap als achtergrond. Beter één vogel.... Wilhelm Teil zou kunnen worden gespeeld door Yul Bryn- ner, Bill Holden of Van John son. De tiran zou door George Sanders kunnen worden ge speeld, de vrouwelijke hoofd rollen zouden door Audrey Hepburn of Sophia Loren kun nen worden vervuld. Noel Co ward zou de dialoog kunnen schrijven en Alfred Hitchcock zou op jacht kunnen gaan door de dorpjes langs de meren. En wellicht zou Charley Chaplin de film kunnen financieren. In veel gevallen komen de ster ren naar Zwitserland omdat het er rustig, veilig en plezierig is. Maar in andere gevallen geeft het lage belastingpeil de doorslag. En dat niet alleen sommige auto riteiten, die er happig op zijn het inkomen van hun kleine gemeen tes te verhogen komen vaak met prominente buitenlandse be woners een speciaal tarief over een, dat nog lager is. Zij hopen hierdoor die prominenten vast te houden onder het motto: beter een vogel in de hand dan tien in de lucht. De Engelse acteur Richard Burton heeft tegenover verslaggevers onlangs verklaard: „Als ik in Engeland zou wonen, zou ik 93 procent belasting moeten betalen. Maar hier in Genève betaal ik maar 7 procent" Hij voeg de eraan toe: „Ons beroep is bijzon der onzeker een paar jaar ver dienen we bergen geld en dan niets. Iedereen heeft geld nodig om zeker heid in het leven te hebben en ik ben niet anders dan iedereen". Geneve Yul Brynner heeft een villa in Rolle aan het Meer van Genève; Holden heeft precies zoiets, ook aan het meer. Jack Palace heeft een flat in Lausanne gehuurd. Coward woont in een villa te Les Avants sur Mon- treux, Norma Krasna huist in een flat te Lausanne. George Sanders en Van Johnson zijn op het ogenblik op zoek naar geschikte woonruimte in Zwitserland. Chaplin woont al jaren in de villa Manoir du Ban in de wijn gaarden boven het Meer van Geneve. Luzern Na Genève is ook het Burgenstock gebergte, van waaraf men een prach tig uitzicht heeft over het Meer van Luzern, een geliefkoosde woonplaats voor filmsterren. Hier wonen Audrey Hepburn, Mel Ferrer, Sophia Loren en de producer Anatole Litvak. Hun chalets, alle eigendom van Fritz Frey, zijn alleen maar langs een smal voetpad bereikbaar en hun telefoon nummers behoren tot de best be waard gebleven Zwitserse geheimen. Elders Op de derde plaats komt het Ita liaanse gedeelte van Zwitserland In Ascona bijvoorbeeld wonen Robert Siodmak en Paullette Goddard. die getrouwd is met de schrijver Èrich Maria Remarque. Gustav Frohlich en Iva Desni zou u op een wandeling door deze stad eveneens kunnen ont moeten. In Lugano wonen de Duitse filmsterren Nadja Tiller, Karl Heinz Boehm en Gudula Blau, evenals Sa bine Bethman, Hardy Krueger, Cate- rina Vaiente en Romy Schneider, In St.-Moritz tenslotte zijn Alfred ffitschcock, Hildegard Knef en Sonja Zieman min of meer buren.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1959 | | pagina 15