GAAT PARIJS KOMENDE WINTER IN Soms is er alleen maar pech DAGBLAD DE STEM VAN DINSDAG 26 AUGUSTUS 1958 Carven Griffe Londen' Balmain ^Jaifieli Kabelbreuk Lier-larie BOEKENPLANK „Het negende gebod" DE voornaamste aspecten van de nieuwe herfst- en wintermode: lengte van de rokken tot om en nabij de knie; ceintuurs op verschillende hoogten, die echter in het algemeen boven de taille liggen; nadruk op de schouders door flinke mouwen en bont kragen. En wat de kleuren betreft: zij bevatten alle purperachtige tinten - van diep viool tot parma - en roze-rood, sprankelend bruin en groen. Wit en zwart zijn weer in de gratie voor de „betere" kle ding. De hoeden zijn groter geworden, naarmate de rokken korter zijn. Van enkele modellen, die de grote Parijse Huizen dezer dagen hebben getoond, geven wij op deze pagina voorbeelden. Carven. Een nauwsluitende lange avondjurk van geborduurd wit satijn. Een grote sluier van blauwe tule, vastgemaakt aan de boe zem verzacht de scherp uitkomende lijnen. Griffe. Jacques Griffe stelde deze combinatie samen van olijf groen en fuchsia-kleurige langharige wol voor de jas boven de eenvoudige olijfgroene rok. Het hoedje is van groen vilt. Balmain. Een van de hoogtepunten uit de collectie voor herfst en winter van Pierre Balmain is een mantel van diep-purperen wol met hobbelig oppervlak. De brede rug loopt over de schouders uit in een op de borst gekruiste stola, welke wordt vastgehouden door een brede violet-suède ceintuur. De hoed is van panterbont. Dior. Een uitgaansmantel ontworpen door Yves St. Laurent. We herkennen er de booglijn in. Overigens heeft St. Laurent nogal wat kritiek op zijn ontwerpen moeten horen. De erfenis van Dior is hem blijkbaar te machtig geweest. Voor de samenstelling van de collectie voor New-York en Zuid-Amerika wordt hij bijgestaan door Mare Bohan, een vroegere medewerker van Patou. Londen. „Londen" heeft een jurk van het huis Dior, uitgevoerd in lichte zwarte wol met driekwart mouw. De taille is ook hier hoog opgenomen, hetgeen nog geaccentueerd wordt door de kno pen. Laroche. Een cocktail japonnetje voor de jonge vrouw door Guy Laroche, uitgevoerd in room- en goudkleurige brocaat. De lange handschoenen geven het geheel een gedistingeerd tintje. Patou. Sommige creaties wekken de indruk, dat de twintiger ja ren terugkeren, zoals het toilet van Jean Patou, dat bestaat uit een „paletot" van stopverf kleurige wol. Het jasje wordt gedra gen boven een nauwsluitend pakje in groen en stopverfkleur met een fantasie-ruit. De „cloche" in dezelfde kleur is afgezet met groen. Soms loopt alles tegen. Daar zijn heel speciale dagen voor, naar het schijnt. Die dagen beginnen net als andere De lier staat klaar in de steppe; de kisten liggen geel te glanzen schuin gevallen op één vleugel. Alles is klaar en de eerste start is net zo n start als alle duizenden en nog eens duizenden, die al eens een kist boven vliegveld Zuid- Limburg in het zwerk hebben geplakt. En ineens begint het. Dat kan op tal van manieren. Bijvoorbeeld: een kist rijst statig aan de kabel omhoog, fluitend van welbehagen en vliegerdeugd. Dan ineens....! pioewww.... dat komt de kabel naar omlaag, terwijl een kleiner of groter stuk nog aan de kist hangt voor een enkele seconde om dan op eigen gelegenheid de reis omlaag te aanvaarden. Zoiets heet kabelbreuk en niemand is er erg enthousiast vooi te krijgen. Die kabel moet, op oud- vaderlandse zeemanswijze worden gesplitst. En omdat het een staalkabel is, worden daar wel eens vreemde heiligen bij aangeroepen. In de kist zeil is het moment van de breuk ook al geen mo ment van opperst pilotèngenot. Immers, de kist hangt nog be hoorlijk achterover, heeft nauwe lijks draagkracht en is moeilijk horizontaal en vervolgens in daal- vlucht te brengen, tenzij men de eerste 50 60 meters hoogte heeft gehaald. Breekt de kabel, dan is het eerste werk van de vlieger, om het hoogteroer vol walging van zich af te drukken, in de overigens meestal ge gronde hoop, dat de neus van het toestel naar beneden gaat, de kist snelheid opneemt, bestuur baar wordt en in een daalvlucht rechtuit kan worden geland, zon der dat de verbandkast of zelfs medisch geschoolde medebelas- tingbeialers er aan te pas komen. Men heeft de indruk op het mo ment van de breuk, dat de kist achterwaarts aardwaarts wil glij- den-De daarop volgende, gewilde duikbeweging voorwaarts is ook helemaal plezierig. Met dit alles is wel verklaard, dat de zwever iets tegen kabelbreuk heeft Ze neemt de plaats in van de xt ln de autosport. Nog vervelender is, dat kabel breuk vertraging geeft in 't star- 1n' ,^ant kabels bezit een club als de onze nu eenmaal niet bij dozijnen. Er is nog meer leuks te bele ven, als het zo'n dag is als wij bedoelen. Wij waren in de startmanoeu vres en de hoogtemeter wees zo iets van 80-90 meter, toen onze instructeur een boosaardig ge grom afgaf. Net toen wij met iets professioneels in de stem, omdat het tenslotte allang de eer ste start niet meer was losjes wilden opmerken, dattie-lekker- ging zij hij: ,,0p die lier zit zeker een amokloper.. moet je kijke", en hij wees naar de snelheidsme ter. die ons deed weten, dat we met ruim 150 km omhoog wer den gescheurd. En dat is een he leboel kilometers teveel, als je het goed meent met de kist, de zweefsport en de havenmeester. Wat doe je op zo'n moment? Je moet de lierman laten weten, dat het al te gek is en tegelij kertijd de snelheid drukken. Het eerste geschiedt, door met de vleugels te wenken, op en neer; het tweede door te pogen de kist wat horizontaler te leggen. Aldus geschiedde. Maar de lierman scheen vastbesloten ons over de Maas naar Fort St.-Pieter te schieten. Nogmaals schudde onze kist, nu nijdig, van ,,nee" en „kalm aan", nogmaals trachtte onze instruc teur de kist wat horizontaler te leggen. Het mocht allemaal niet baten. Daar beneden zal blijkbaar een baarlijke duivel aan de gas- handle van de lier. Inmiddels za ten wij op 200 meter, net goed voor een klassiek ererondje en een modellanding. Dus greep onze Mentor kloek naar de ontkoppel- haak en onder het uiten van drei gementen aan het adres van de lierman, dreigementen zoals die opgetekend staan in de bosjes- mannenliteratuur, vergezeld van aanmerkingen op 's liermans ca paciteiten, de staat van onher kenbaarheid waarin deze behoor de te worden gebracht middels een Engelse sleutel of, bij gebrek aan beter, via een willekeurig stuk hout, mits knoestig, trok hij ons los van de kabel. Kwak, stak hij de knuppel naar voren. De kist zuchtte, eerst protesterend, vervolgens opgelucht en, na een korte duikbeweging aardwaarts, begon hij op de bekende en ver trouwde manier te snorren en te brommen. „Als je aan deze r-punt-t-start nog wat wilt hebben", zei hij, „moet je gauw zijn." En liet ons althans even de gelegenheid onze kunst te tonen. Beneden bleken ze gedacht te hebben, dat de kabel was gebro ken. Onze eega zat op haar beurt te wachten en keek ons peinzend aan, toen we uitstapten. Wij gin gen op haar en de verder aanwe zige clubleden toe, en spraken haar vriendelijk toe:„Schat, weet je waar mijn pijp en tabak er gens zitten?" Uit de verzamelde gemeente ging een bulderend ge lach op, hetgeen wij pas kon den verklaren, toen men ons uit legde, dat vrouwlief dit rare vluchtje beschouwend had ge zegd: „Als-ie. er straks uitkomt, is het eerste waar hij om vraagt: zijn pijp." Hoofdmotief van deze door Lenard Kaufman geschreven roman Thijm- fonds is de jaloezie welke eerst groteske en later wanstaltige vormen aanneemt. Leon Martin, een jongeman met een gederailleerd karakter, maakt, ook om zijn welgestelde ouders te plagen, hef tig het hof aan een meisje van veel mindere stand. Geschrokken van zijn beangstigende naijver accepteert zij tenslotte de hand van een jongen uit eigen kring. Bezeten door zijn jaloe zie zet Leon alles op alles om het echtpaar te dwarsbomen. Op demo nische wijze zet hij de jonggehuwden de voet dwars, wat de vader van het meisje, de goedmoedige Blunder, brengt tot een moord op Martin, wiens handelingen ook voor hem een obses sie zijn geworden. Het verhaal is knap geschreven en goed vertaald door Dick Ouwendijk, maar geen opwekkende lectuur.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1958 | | pagina 5