Zeeuwse en Brabantse
belangen in het geding
OM DE SCHULD VAN ZIJN VOLK
Mgr. Jos Baeten dinsdag
vijf en zestig jaar
J
Ruzie per aanplakbord
53
De Deltawet in de Eerste Kamer
Moeder.
Ja, die wist 't wel!
Zonder gestalte of luister, waar we naar
opzien, zonder gratie, die ons behaagt
§7 Hij wordt mishandeld, maar verdraagt!
het geduldig, en opent zijn mond niet m
3
8
Veracht, en door de mensen verstoten, m
man van smarten, met lijden bezocht I
Wie bekommert zich nog om zijn lot, 1
Uit het land der levenden wordt Hij
gestoten, ter dood gebracht om de
schuld van zijn volk.
óaiaó
DAGBLAD DE STEM VAN VRIJDAG 4 APRIL 1958
Inpoldering Saeftinge
Afwatering W.-Brabant
Belgische houding
In het Voorlopig Verslag der
Eerste Kamer over de Deltawet
brengen vele Kamerleden ook de
landaanwinning onder de aan
dacht, waarbij zij in het bijzonder
dachten aan het land van Saef
tinge. Enige leden, zo lazen wij
verder, konden zich niet verenigen
met de opvatting, dat langer
icachten met het inpolderen van
het land van Saeftinge niet scha
delijk zou zijn voor de bodemge-
stelheid. „Zij bleven aandringen op
het bevorderen van Nederlandse
zijde van het overleg over de on
derhavige kwestie in de technische
Schelde-commissieHet was zeer
dringend wenselijk, dat de gronden
van Saeftinge ter beschikking
kwamen voor de verkaveling en de
sanering van met name de oost-
Zeeuwsch-Vlaamse landbouw.
Het zal interessant zyn te verne
men, wat de regering hierop ant
woordt. Vermoedelijk wacht zij nog
in de hoop op initiatieven van Bel
gische zijde met betrekking tot de
normalisatie van de Westerschelde,
waarvan men zich op korte termijn
nog niet veel moet voorstellen, omdat
Antwerpen voorlopig genoegen schijnt
te nemen met het zo pas met de
nieuwe zeesluis aangevulde tienjaren
plan. Het grote normalisatieplan van
ir. Bonnet blijft dan voorshands rus
ten.
Vaste verbinding
Enige senatoren hebben ook de vaste
I oeververbinding voor Zeeuwsch-
j Vlaanderen bij hun beschouwingen
betrokken. Zij verheugden zich over
het begrip, dat minister Algera blij
kens zijn mededelingen aan Gedepu
teerde Staten van Zeeland voor de
I verlangens van Zeeuwsch-Vlaanderen
[terzake kon opbrengen. Een uitvoe-
ring van de plannen verwachten zij
I niet in de naaste toekomst, doch zij
meenden, dat thans een begin kon
worden gemaakt met de bestudering
van de vraagstukken.
Er zijn intussen in de plannen-van
I Buggenhout en -Mesu voor afdam-
Iming ook van de Westerschelde sug-
gesties gedaan, welke tevens een op-
I lossing voor het vraagstuk der vaste
I oeververbinding bevatten. Ook een
I stormstuw bij Antwerpen, waaraan
I de Belgische regering de voorkeur
I schijnt te geven, kan een oplossing
I voor de oeververbinding meebrengen.
Maar al deze plannen zijn vooreerst
■maar bespiegelingen en vage schet
B sen, waartussen ook eerst nog een
vaste keuze moet worden gedaan. Zij
■compliceren tevens het vraagstuk,
■zodat er alle reden blijft bestaan af
zonderlijk de studie voor een uit-
voerbare vaste oeververbinding aan
te vatten en te voltooien.
Zeeuwse Meer
In het Eerste Kamer-verslag over
j de Deltawet is voorts nog bijzon-
I dere aandacht besteed aan de ge-
volgen van het ontstaan van het
Zeeuwse meer bij afsluiting van de
Oosterschelde. Dit zoetwatermeer
moet o.a. de landbouwbelangen in
Zeeland en Noordbrabant dienen.
Vele senatoren blijken de invloed
daarvan op de Zeeuwse polders niet
te willen overschatten. Zij merken op,
dat in menige Zeeuwse polder, of-
I schoon omringd door brak water,
reeds een opbrengst verkregen wordt,
welke zeer wel vergeleken kan wor
den met de opbrengsten van de beste
gronden in andere streken. Zij schij
nen dus nauwelijks te verwachten,
dat hier nog een grote schep boven
op komt.
Zy stonden overigens gereserveerd
tegenover het belang, dat Noordbra
bant by het Zeeuwse meer zou heb
ben. ,,Zy dachten hierbij aan de grote
uitgaven, welke men zich zal moeten
getroosten om het water op het ho
ger gelegen Brabantse land te bren
gen en het over de akkers te verde
len."
Over de ingewikkelde plannen
hieromtrent hebben wij onze lezers
reeds vroeger bericht met het oog
op de betere afwatering en water
voorziening in west-Brabant. De
uitvoering daarvan zal jaren vergen
en ook wel kostbaar worden. Wellicht
verklaart dit de reserve van de
Eerste-Kamerleden, welke thans door
de regering zal moeten worden weg
genomen.
Enige Kamerleden wilden met
name weten, hoe het boezempeil en
het regime van het Zeeuwse meer
enerzijds en het regime van Mark
en Dintel en Steenbergse en Roo-
sendaalse Vliet anderzijds zich
gaan verhouden. Zullen de West
brabantse belangen, zoals b.v. de
vernieuwing van de sluis bij Din-
telsas, niet op de Deltawerken be
hoeven te wachten?"
De invloed van de Deltawerken
op de afwatering van west-Bra
bant wekt trouwens bij vele sena
toren bezorgdheid. Deze vroegen
ook, of eien onderzoek heeft plaats
gehad „naar de mogelijkheid van
(Advertentie)
Maar zij had 't nog niet door - tot,
opeens, zij 't bemerkteMAÏZENA!
dat was het geheim van moeders
kookkunst. Maar... moeder zei bij
het kopen van MAIZEN A steevast
DU RYE A en daarbij keek moeder
wel uit, dat zy geen andere kreeg.
Vandaar haar kooksuccessen. Nu
is ook zij zelf ervan doordrongen,
dat het heus wel de moeite loont op
die naam DURYEA te letten. In
derdaad er is geen beter bind
middel voor groenten, soepen en
sausen dan MAÏZENA DURYEA.
een verbinding met de Wester
schelde, welke de ontwatering van
Westnoordbrabant bij hoge ebbe-
standen zou kunnen bevorderen.
Het eerste gedeelte van een kanaal
van Antwerpen naar de Rijn, d.w.z.
het deel, eindigend bij Bergen op
Zoom, zou, zo meenden deze leden,
hierbij een rol kunnen spelen. Een
dergelijke oplossing van het afwate
ringsprobleem van westelijk Noord
brabant zou ook voor Bergen op
Zoom van veel betekenis kunnen zijn,
terwijl voorts de binnenvaart meer
dan tot dusverre gescheiden van de
zeevaart zou kunnen plaatsvinden."
Hier wordt de afwatering van
west-Brabant gecombineerd met de
gedachte van een nieuwe Schelde-
Rijn-verbinding zonder nadere aan
duiding van tracé. Men zou er een
voortborduren in kunnen zien op de
opmerkingen, welke mr. Burger in
de Tweede Kamer bij de behandeling
van de Deltawet maakte, toen hij,
sprekend over de Belgische houding
tegenover het Deltaplan, een nieuwe
Schelde-Rijn-verbinding met eindpunt
bij Dintelsas te berde bracht.
Houding van België
De houding van België tegenover
het Deltaplan wordt aan het slot
van het Eerste-Kamer-verslag door
enige senatoren nog in het bijzon
der gereleveerd en met bezorgd
heid onder het oog gezien. Zij vra
gen de regering, ,,of de rechtspo
sitie van ons land ten aanzien van
het Haringvliet (valt deze onder
internationale Maasrecht?) en ten
aanzien van het Volkerak zodanig
is, dat onze vrijheid van handelen
zou kunnen worden beperkt of voor
andere moeilijkheden moet worden
gevreesd."
Deze vraag doelt op de Belgische
rechtspretenties, waaromtrent wij
onze lezers aan de hand van be
schouwingen van prof. dr. J. van
Geetruyen, ir. L. de Kesel en Robert
Planchar vroeger uitvoerig hebben
ingelicht. De weerslag daarvan vond
men terug in het Deltadebat van de
Belgische Senaat, toen de senatoren
De Baeck en De Smet hun interpel
laties hielden. Noch over dit debat,
noch over de drie partijen-motie,
welke dit Belgische-Senaatsdebat be
sloot, toonden zich onze Eerste
Kamerleden gerust.
De opheldering, welke zij nu over
de Nederlandse rechtspositie en de
Belgische houding vragen, schijnt er
op te duiden, dat de Eerste Kamer,
in tegenstelling met de Tweede, dit
bijzonder aspect van de Deltakwes
tie in een algemeen en diepgaand de
bat zal willen betrekkgn, waarby dan
de regering het Nederlandse stand
punt duidelijk zal moeten omlynen.
De „rectificatiecampagne" in communistisch China, waarbij
grieven tegen ambtenaren en kritische rechtsgezinden in het
openbaar op aanplakbiljetten staan vermeld, wordt hier en daar
wel tot in uiterste consequentie uitgevoerd. Een Sjanghais blad
vermeldde het geval van een reclameagent, die zijn huis met bil
jetten beplakte, waarop hij zijn vrouw verweet: „Je besteedt te
veel tijd aan de kinderen, net als bourgeois-moeders. Ik hoop
dat je voortaan je meer aan je werk en studie van de politiek
zult wijden. Wat bedoel je toch met je verwijt dat ik overijverig
ben als ik tot laat op mijn kantoor blijf werken?" Volgens het
blad had mevrouw Lin van repliek gediend op aanplakbiljetten
van de volgende inhoud: „Help je me ooit met boodschappen
doen of het huiswerk? Was je ooit zelf je zakdoeken of sokken?"
Hoe het het echtpaar na deze openbare ruzie verder verging ver
meldde het blad niet.
Op dinsdag 8 april a s. viert de bisschop van
Breda, Z. H. Exc. mgr. Jos Baeten zijn 65ste ver
jaardag. In het gewone maatschappelijke leven
betekent zo'n leeftijd een grens. In het leven
van een bisschop is het bereiken ervan slechts
een memorabel feit, niet, zoals in het leven van
Veel leken, het einde van een taak.
Het bisdom Breda kan zich hierom slechts
verheugen, want in mgr. Baeten bezit het een
bestuurder van uitzonderlijke kwaliteiten, ook
al aanvaardde hij in 1951 zijn verheven ambt
met de voor hem karakteristieke woorden: „Een
taak, zelfs voor engelenschouders te duchten, is
neergelegd op mij, de geringste onder de apos
telen."
De uitverkiezing tot bisschop-coadjutor met
I recht van opvolging geschiedde in 1945, juist in
I de aanzet tot het herstel van het zwaar ge-
I schonden bisdom Breda.
De uitverkiezing kwam niet onverwacht. Mgr. P. Hop
mans, de toenmalige bisschop van Breda, wiens hoge
leeftijd in die jaren dringend om de hulp van een be
kwame kracht vroeg, had al eerder laten blijken, dat
hem de begaafdheden van de priester Jos. Baeten niet
ontgaan waren.
Immers, toen de eerw. heer J. W. M. Baeten, op 8
aPril 1893 te Alphen geboren als zoon van een leer
looier-landbouwer, kort na zijn priesterwijding op 2 juni
1917 te Sas van Gent als kapelaan werd benoemd, ging
hem een goede roep vooraf. Op 24 januari 1921 werd
kapelaan Baeten benoemd tot conrector te Oudenbosch,
een functie waarin hij slechts enkele maanden zou
doorbrengen. Nog in augustus van datzelfde jaar be
noemde mgr. Hopmans hem tot secretaris van het bis
dom en ongetwijfeld kan men zeggen, dat met die be
noeming de voorbereiding op het hogepriesterschap van
benoeming kwam tot bisschop-coadjutor met recht van
°Pvolging.
]°nge Mariaparochie een offer is geweest.
Welke bedoeling de bisschop daarmee had bleek
echter reeds aan het einde van datzelfde jaar, toen de
mgr. Baeten definitief is begonnen. In de twaalf jaren
waarin hij deze delicate post bezette moet de priester
Baeten een diep inzicht gekregen hebben in alle fa
cetten die het bestuur van een bisdom toont.
Opnieuw erkende mgr. Hopmans zijn waardering voor
deze priester, toen hij hem in 1933 benoemde tot bouw
pastoor te Ginneken, een werkterrein op de grens van
stad en land met, naast de zware financiële zorg, ook
a: problemen die aan een parochie met zo'n twee
slachtig Karakter verbonden zijn.
Het beëindigen van zijn taak als bouwpastoor werd
ekroond door zijn benoeming tot vicaris-generaal van
et bisdom in 1945, een benoeming die ongetwijfeld zo-
ri voor de pastoor als voor de parochianen van de
Een gigantische taak stond de jonge bisschop te
wachten. Eerst in de hulp die hij de vergrysde mgr.
Hopmans diende te bieden, later in het volkomen zelf
standig besturen van het bisdom, dat zo zwaar van de
oorlog geleden had, geestelijk zowel als materieel.
Slechts door zijn nuchtere werkelijkheidszin, zyn be
zonnen en wijs oordeel, zijn nederig Godsvertrouwen en
zijn liefde tot de Moeder Gods is het hem gegeven, deze
zware taak op zo eminente wijze te vervullen.
De ontwikkeling in het, onder zijn bestuur inmiddels
nog uitgebreide bisdom, bewijst, dat mgr. Baeten een
modern man is, die de wijziging van het tijdsbeeld
nauwkeurig volgt en er het goede uit weet te destille
ren. Dit blijkt niet alleen in de priesteropleiding in
het bisdom Breda, dit blijkt uit vele andere zaken, zo
als de aanstelling van bedrijfsaalmoezeniers, de nieuwe
financieringsmethoden van nieuwe parochies enz.
Ongetwijfeld zal op dinsdag 8 april menig gebed op
stijgen voor het behoud van mgr. Baeten. wiens be
stuursperiode in de geschiedenis van het bisdom steeds
belangrijker zal blijken.
Niets lijkt me zo moeilijk voor
een kunstenaar als het uitbeel
den van de lijdende Christus.
Geen taak lijkt me schoner te
vens. God. die in kunstbeschou
wingen wel de „aanwezige Af
wezige" wordt genoemd, heeft
zich als mens willen offeren.
Voor ons, beladen met schulden
„zo rood als scharlaken". In
deze offerdood bleef Hij de
Eeuwige Majesteit, de opperste
Hogepriester, de oneindig on
kreukbare Rechter, de schaduw
loze Liefde. Maar ook werd Hij
de Man van Smarten, de gedul
dige drager van snijdende pijn.
Hij torste ons zieleleed, onze
hunkeringen, onze eenzaamheid.
Wie was ooit ter wereld zo een
zaam als Christus aan Zijn
kruis?
De kunstenaar moet pogen
zijn denken en voelen met dit
alles te doordrenken. Er mag in
hem geen atoom ruimte meer
over zijn voor de dingen daar
buiten. Hij moet beven van hei
lig ontzag, sidderen van eerbie
dige vrees, kreunen om eigen
machteloosheid. Tegelijkertijd
IIIIH1
moet hij als het ware branden
van liefde en willoos worden
van bereidheid om met de God
mens dienend te heersen.
Hoe klein en hoe groot moet
Eons Neijens zich hebben ge
voeld, toen hij de allerlaatste
spat oost-Indische inkt op het
papier zette waarop de Christus
getekend stond, die u hierboven
ziet afgedrukt. Beschroomd
zal hij zich hebben afgevraagd,
of zijn „opvatting" van het Hei
lig Lijden niet al te persoonlijk
althans naar de vorm was
weergegeven. Maar die schroom
Tekening A. Neyens)
viel weg bij de gedachte, dat hij
het zó moest doen of.... hele
maal niet-
In deze tekening kon hij geen
spatje missen: het uitgemergel
de Lichaam zou immers zonder
de opzettelijk aangebrachte om
geving niet zoveel pijn, geduld,
liefde of majesteit hebben uit
gestraald! Zo goed als de natuur
rond de Schedelberg letterlijk
geschokt werd op het ogenblik
van de feitelijke dood, zo goed
moest in deze afbeelding het
„geschokt zijn" de innerlijke
spanning tot een uiterste hoogte
opvoeren. De armzalige glorie
van het kruishout, de onduld
bare pijn in de gerekte vingers,
de „wereld-wijde spreiding van
de armen: dit vroeg om een
„omgeving" van trillende, von-
Kende en schier chaotisch weg
schietende „delen en deeltjes
lijden" in de vorm van vlekken
en strepen, spatten en punten.
Zo werd de tekening een onver
vangbare éénheid. Zo werd het
werk van Fons Neijens ontroe
rende en blijvende kunst. L.B.