VERKEER loopt vast in de centra van steden Waarom ik niet? Verkeersdoden Spo in AMERIKA NAM REEDS ZIJN MAATREGELEN Benzinepompstation door drie mannen overvallen Japa atoo Pom op Wat maken we: Een stad voor auto's of.voor mensen EleL DAGBLAD DE STEM VAN WOENSDAG 8 JANUARI 1958 Wegnet bleef middeleeuws Uit evenwicht geslagen Onweerlegbare bewijzen Vergroting van capaciteit Opeenhoping zonder nut Parkeerverbod Laatste nieuwtje Groeiend begrip ——PM*1' UTRECHTI Niemail den Hollanl tijdens de I Utrecht, teil opgaande ll gebogen ric I reizigersvei I voer was bi I Dit moest i W geschreven a; I het kolenvervl als wat uit ei I treft. Het he ken met de nomische sec I den Hollandef teruggang wi ook: in ieder nisering van gezet. Eli ov€ I en winstreker I toont een voo zichte van IS I was, dat besl gegaan met h I ne eisen. Vervolgens I sident de ma I catie vorderc I Nijmegen, schl aansluiting, v schatbare voo_ verbeterde di<| sel. Gememoreerc I ming van de I T.E.E.-trein, I tatie van Euil te beschouwe I Naast deze I waren er in I menten. voor <1 het verlies \l bij het gebeil de veertig an<| als slachtoffe kon spreker derd door w tering van bei? ten en halve - De N.S. gaa door, met vrij van weg en r te worden, d; zeer kostbaar blijft eveneens ken aan het van het mate| Du Teruggrijpen kon spreker grootbrenger maar het wall ger Ir. den Holla, de eleetrificat jaarlijkse besj miljoen gulden minder kolen Een belangr eigen land in d heffing van ta plaatsen deed ducht dalen. Tenslotte he zijn tradiotione geworpen. Het ook de spoorw te houden mei king, hetgeen r niet bedachtz; gaan. De lijn i is binnenkort g gende maand beterde station gesteld. Spreke den van dank stuur van Venl belangrijke bijc In Japan zal beginnen metj atoomschepen, I ton en een 20.| giersschip. De tanker, terreactor, wol Mitsoebisji NI Jokohama. De werf maakte de tekeningen komende lente I zal worden geil Het passagiel door de Sjin Ml Dit schip is be| vervoer tussen rika. Het aftreden ter van Fin heeft in Engel veroorzaakt, b ter zijn beslui voor het vertr Engelse prem nen aan een W menebestlande hij, dat de mo< waren. Inderdaad h slechts weinig treden van T motiveerde de met de meded koord kon gaar gaven en met I miljoen die de Iii feite echter cipe der financ De afgetrede net hebben noj komen, dat En voor de keus j werkloosheid d zen. Vermoed< president, evet mers, van men te antithese w ieder geval ee van verkloosh nanciële redact De nieuwe ri Heathcoat Ami ring afgelegd. I maatregelen w| gelopen maand nomische toest kunnen verbet ting zullen wo uitgaven diene ven. De regeri kingen in acht heeft opgelegc De dwaasheid van deze hyper-moderne tijd schuilt (onder meer) in het stads verkeer, dat nu langzamerhand wel helemaal de chaos is, die redelijkerwijs was te verwachten. In het centrum van Londen heeft men daarvan een treffend voor beeld. Rond de eeuwwisseling reden daar paardenomnibussen met een geetnid- delde snelheid van 9 km per uur. Maar in dezelfde straten zijn nu Diesels van het bouwjaar 1958 ingezet, juwelen van energie met hun 150 pk motor, die ge middeld... 8 km per uur halen. Dat ls tekenend voor de huidige situatie, die praktisch in iedere stad ter wereld onhoudbaar is geworden. Tijdens de laatst gehouden congres sen van de „Union Internationale des Transports Publics" (UITP) hebben verkeersdeskundigen van het grootste kaliber gesproken over de problemen, die door het toenemend aantal par ticuliere auto's veroorzaakt worden. De vruchtbaarste van hun conclusies heeft de UITP vastgelegd in een bro chure, die onder de titel „Het is hoog tijd de wereld werd ingestuurd. De UITP-mannen formuleerden het gros van hun gedachten in één zin: Het gebruik van privé-auto's in de stedelijke centra is in zijn tegen woordige omvang een luxe. die geen enkele stad ongelimiteerd zal kunnen toelaten, vooral niet voor het gaan van huis naar de plaats van het werk. Zij hebben argumenten genoeg ge vonden om deze bewering waar te maken en automobilisten, die met de heksenketel te maken hebben, zullen het volmondig toegeven. De kwestie is, dat het stratennet van de meeste steden dateert uit een tijdperk, waarin het verkeer uitslui tend bestond uit voetgangers en door paarden getrokken voertuigen. De ontwikkeling van de openbare ver voermiddelen trams, autobussen en in sommige gevallen stedelijke spoor wegen is noodzakelijk geworden door de sterke groei van de steden. Men had behoefte aan goedkope en weinig plaats innemende openbare massavervoermiddelen, die ondanks de „middeleeuwse" straten de ver- keersvloed nog het best van en naar het centrum kon verwerken. Maar in het tijdvak tussen de beide wereld oorlogen begon bovendien de groei van het aantal particuliere wagens actueel te worden. Steeds meer privé- auto's stortten zich eveneens in het stadsverkeer, dat dan ook steeds meer ontwricht werd. De openbare vervoermiddelen ver vuilen thans de belangrijkste, doch afnemende rol in de verzorging van het stedelijk vervoer. De individuele gemotoriseerde vervoermiddelen ne men echter al lang en breed het grootste deel van het straatoppervlak in beslag. De steeds toenemende in vloed van de particuliere auto is zo overweldigend, dat het het gehele verkeer dreigt te verlammen. Een voorbeeld als van de paardenomni- bus en de 150 pk-Diesels kan door tal van steden naar waarheid worden gegeven. De vertraging van het verkeer is voor alle deelnemers daaraan kost baar en uiterst hinderlijk In New York heeft men uitgerekend dat de vertragmg van het verkeer jaarlijks extra uitgaven ten gevolge heeft voor de gehele stedelijke gemeenschap van 1 miljard dollar. In Parijs en Lon den schat men de meerdere uitgaven voor de vervoersondernemingen als gevolg van de verkeersverlamming op tien tot vijftien miljoen gulden en de becijferde bedragen in verschil lende andere Europese steden zijn evenmin bemoedigend. Wij kunnen vaststellen dat het ste delijke verkeer tegenwoordig geheel uit het evenwicht is geslagen. Niet zo zeer omdat het aantal personen, dat zich naar en van het centrum be geeft, toeneemt met de voortdurende groei van de stad dit blijft nog binnen redelijke grenzen maar veeleer omdat de auto's die hun be stemming in de stad hebben, veel talrijker zijn dan vroeger. Het is niet de groeiende stroom mensen, maar het is de groeisnde stroom auto's naar het stadscentrum, die de moeilijkheden veroorzaakt. Zij nemen te veel plaats in. zowel wanneer zij rijden als wanneer zij geparkeerd staan of als zij rond- Een der meest karakteriserende uitspraken over de kwestie van de toenemende verkeers-chaos in de centra van steden is van de heer Torsten Hendriksson, gemeentesecre taris van Góteborg. Hij zei: Als ik een stuk karton zou uitsnijden, zo groot als een automobiel, en ik zou mij daarin ergens opstellen, dan zou ik zonder twijfel gevangen genomen worden wegens onbe hoorlijk gedrag. Maar de automobilist mag wel dezelfde plaatsruimte innemen. Ik vraag mij af waarom het mij niet is toegestaan met mijn vel karton te wandelen. dwalen om een parkeerplaats te vinden. De auto is een uitstekend hulpmiddel in onze moderne be schaving, indien hij te rechter tijd en plaats gebruikt wordt, maar hij leent zich niet voor personenver voer in de stad. Op dit punt faalt hij. De auto is ontworpen om een snelle rit te maken. In de steden dreigt hij echter het verkeer tot stilstand te brengen. Dat is de nogal bittere paradox van de auto. Maar niettemin wil iedereen per auto gaan om zich naar en van het werk en de vermaaksoorden te bege ven. Men heeft dit op de volgende wijze tot uitdrukking gebracht: Te genwoordig interesseert men er zich meer voor om auto's dan om mensen te vervoeren. Vijfenzeventig personen, die met 'n openbaar vervoermiddel vervoerd worden, nemen 26 vierkante meter straatoppervlakte in beslag. Maar als hetzelfde aantal personen met par ticuliere auto's vervoerd moet wor den, die ieder volgens de statistieken gemiddeld een aantal van 1.7 perso nen meenemen, dan hebben zij 300 vierkante meter straatoppervlakte nodig en bovendien een zeer grote ruimte voor parkeren. Als iemand met een openbaar vervoermiddel naar zijn werk in het centrum van de stad gaat. neemt hij gedurende de rit een straatoppervlakte in van 0.35 m2 en op zijn werk bezet hij een gemiddelde van 5 m2 oppervlakte. Als hij per auto naar zijn werk gaat. bezet hij gedurende de rit een straat oppervlakte van 7 m2 en dezelfde werkruimte als hiervoor vermeld (5 m2>. Als hij echter tijdens de kan tooruren zijn auto op straat laat staan, bij voorkeur onmiddellijk vóór de deur, dan neemt zijn wagen voort durend de 7 m2 straatoppervlakte in beslag, d.w.z. veel meer dan de kan toorruimte. Het is duidelijk dat dit verschil in gebruik van de straat tussen de in dividuele reiziger en de passagier van een openbaar vervoermiddel on gerijmd is. en niet geduld kan worden in een maatschappij waar alle andere voorrechten geheel afgeschaft zijn. De vraag of men moet kiezen tus sen openbaar of individueel vervoer in de binnenstad wordt op onweerleg bare manier beantwoord door de vol gende voorbeelden uit Londen. Tijdens de autobusstaking in okto ber 1954, gedurende welke de auto mobielen geheel alleen over de straat konden beschikken, was de verkeers- congestie intenser dan in normale tij den en men heeft geconstateerd, dat de reisduur van een zelfde traject naar het centrum, afgelegd per privé- auto. dikwijls 80 tot 100 pet. langer was dan anders. Omgekeerd heeft men tijdens de benzinedistributie na de Suez-crisis aan het einde van 1956 en in het be gin van 1957. een aanmerkelijke ver lichting van de verkeerstoestand ge constateerd tengevolge van het ver minderde aantal particuliere auto's. Niettegenstaande een toename van het aantal autobuspassagiers hadden de bussen in vele gevallen slechts 2/3 van de normale rijtijd nodig en de dienst kon met belangrijk grotere regelmaat uitgevoerd worden dan an ders. Aan een halte in Oxford Street bijvoorbeeld moeten volgens de dienstregeling 50 autobussen tussen 17.30 en 18 uur aankomen; normaal was het slechts de helft van de auto bussen die er in slaagde binnen deze tijdsruimte de halte te bereiken, maar tijdens de benzine-distributie kwamen alle op tijd aan. Er zijn twee middelen om dit vraagstuk op te lossen en het is hoog tijd om eèn keuze te maken. Men kan óf de structuur van de stad en het stratennet geschikt ma ken voor het verkeer, waarbij het vervoer aan de auto's wordt over gelaten, ófwel men kan het verkeer aanpassen aan de structuur van de stad en aan het stratennet. Kort weg: Moet men de stad aan het verkeer aanpassen of hef verkeer aan de stad? Als men de eerste mogelijkheid ziet een stad voor auto's is het nodig, dat in de oude stadskern met het levendige handelsverkeer, de een tra van administratie en cultuur, een net van brede autowegen en daar naast uitgestrekte parkeerterreinen worden aangelegd. Duidelijker ge zegd: Het hele spul afbreken en er een dorre verkeersvlakte van maken. Men kan een dergelijk plan met recht een utopie noemen. Praktisch is zoiets slechts in tientallen jaren te verwe zenlijken en dan nog met het verlies aan alle esthetische en culturele waarden. Maar wij moeten ons ervan bewust zijn, dat als er niets gedaan wordt, het centrum van de stad in de loop van de tijd zal vervallen of, zoals men het ook kan zeggen, zal veran deren in een museumwijk of in een krottenwijk. De tweede mogelijkheid het ver keer aan de structuur van de stad aanpassen getuigt dus van meer werkelijkheidszin en maakt bovendien geen grote investeringen nodig. Het centrale deel, dat aan de stad haar bijzondere karakter geeft, kan be waard blijven. In plaats van grote doorbraken te maken en grote straat verbredingen, vergroot men de capa citeit van het reeds beschikbare straatoppervlak door de „bottle necks" te laten verdwijnen, maar bo venal door de gehele straatoppervlak te zo nuttig mogelijk voor het rijden te bestemmen. Dat kan op de eerste plaats geschieden door het voorrang geven aan de openbare vervoermid delen, die het grootste aantal passa giers vervoeren in verhouding tot de in beslag genomen straatruimte. Op deze manier gebruikt men de straat oppervlakte op de meest economi sche wijze. Het is deze laatste mogelijkheid, die, volgens de UITP. gekozen moet worden. Tengevolge van de sterk toenemen de motorisering van de laatste jaren hebben verschillende steden maatre gelen ingevoerd om het verkeer te re gelen. Men heeft de bedoeling gehad de verkeerstoestanden te verbeteren, maar men heeft het niet aangedurfd het probleem grondig aan te pakken. Men heeft aan het. algemeen plan niet een bepaalde gedachte ten grondslag gelegd, men heeft met een aantal verschillende dikwijls tegenstrij dige maatregelen de omstandighe den. zowel voor het individuele als voor het openbare verkeer, willen verbeteren, bijv. door beperkingen voor het parkeren, de instelling van éénrichting verkeersstraten, de aan leg van parkeerterreinen, enz. enz. Maatregelen van deze soort zijn op zichzelf uitstekend, maar in het alge meen is het resultaat overal teleur stellend geweest. Men constateert na- Vier personen, die op een kan toor in het cen trum werken, hebben een kan tooroppervlakte van ongeveer 20 m2. Indien zij zich allen met hun eigen auto naar hun kantoor be-' geven, gebruiken zij een opper vlakte van onge veer 28 m2 voor het parkeren. De gebruikers van openbare vervoer middelen daaren tegen, hebben geen parkeer ruimte nodig. Noor leeftijd in °/o van het totooi oontopgr cotegorie VPE^|5736Öj i.ii ftTilYff i melijk, dat, als maatregelen van deze aard, een verlichting voor het ver keer gegeven hebben, deze door toe name van het aantal auto's onmid dellijk teniet worden gedaan. Het in dividuele verkeer heeft zonder twijfel meer profijt getrokken van deze maatregelen dan het openbare, maar is het dan de moeite waard de rege ling van het verkeer voort te zetten? Ja, zonder twijfel, maar men moet naar een juist doel streven. In tegen stelling tot wat tot nu toe is gedaan, moet de reglementering van het ver keer krachtig voortgezet en metho disch toegepast worden met de vaste bedoeling om betere verkeerstoestan den in het leven te roepen voor het grootste gedeelte van de mensen en niet voor het grootste aantal auto's. Indien dit beginsel gehandhaafd wordt, volgt hier eenvoudig uit dat men het autoverkeer in het stads centrum op die tijden moet trachten te verminderen waarop de auto-aan- drang de normale functionering van het verkeer hindert. In de meeste steden is de opper vlakte van het centrum zeer beschei den in verhouding tot de gehele ag glomeratie. In deze kleine zone misschien 5 tot 10 procent van de gehele stad stapelt zich niettemin het gehele verkeer op. Deze ontwik keling kan zo niet doorgaan. Men zou kunnen zeggen dat dit een rechtvaar dige eis is. Niemand kan belang heb ben van een zo grote opeenhoping van auto's, dat ze nergens meer toe dienen. Waardoor kan men het aantal auto's in het centrum verminderen? In theorie is dat mogelijk door een voudigweg de toegang tot het cen trum voor de auto's te verbieden. Een dergelijke maatregel is absurd als algemene regel. In de praktijk zou men een over eenkomstig resultaat kunnen berei ken door het parkeren in de meeste straten, of desnoods in alle straten van het centrum te verbieden en slechts een kort oponthoud voor het laden en lossen van goederen, voor het in- en uitstappen van passagiers en voor het winkelbezoek toe te staan; dit wil zeggen: het rijden wordt toegestaan, maar het eigen lijke parkeren verboden. Het econo misch leven moet belangstelling heb ben voor een dergelijke regeling, ten eerste omdat daardoor de circulatie van de bedrijfsauto's gemakkelijker en minder kostbaar wordt; vervol gens omdat de mogelijkheden per auto om te winkelen verbeterd wor den. Men nadert hiermee een toestand, waarbij de personenauto in het ver keer in het centrum dezelfde voor waarden en dezelfde rechten heeft als de bus of de tram. die niet parkeren, maar die slechts stoppen om passagiers in- en uit te laten stappen. Er staan bij dit alles zo veel be langen op het spel, dat geen tijd ver loren mag gaan. Er mag ook niet worden toegelaten, dat verschillende groepen van het verkeer hun eigen belangen beschermen of zelfs, dat ze Zo gaat het er in Parijs toe, waar het verkeer in de binnenstad de autoriteiten (en ook het publiek) grijze haren bezorgt. elkaar bestrijden. De ordening van het verkeer moet een geheel vormen Het gemeenschappelijk plan moet tot doel hebben de burgers van de stedelijke gemeenschap en haar eco nomisch leven de beste en de minst kostbare verkeerstoestanden te ver schaffen. Men moet de exploitatie van trams niet daar voortzetten, waar het vervoer per auto sneller en goedkoper is en men moet zich niet per tram of auto daarheen begeven, waar men sneller en goedkoper per autobus vervoerd wordt; men moet geen bedrijfsauto's gebruiken gedu rende de tijden, waarop hun gebruik grotere vervoersbelangen schaadt, om slechts enkele voorbeelden te noe men. De verschillende vervoermiddelen moeten gebruikt worden in de perio den en op de plaatsen waar zij het grootste nut hebben voor de gehele stedelijke gemeenschap het is tijd en geldverlies een verkeerd gebruik van vervoermiddelen te maken, zoals we het nu doen. Vergelijking van de nodige plaatsruimte voor de verschillende vervoer middelen. Het vervoer van 50.000 personen per uur in elke richting, vraagt voor de PRIVé-AUTO'S: een straatbreedte van 210 m (30 stroken in elke rich ting, 1000 auto's per strook^ 1.7 persoon per auto), AUTOBUSSEN: een straatbreedte van 35 m (4 stroken in elke rich ting, 20 seconden tussenruimte, 70 reizigers per autobus), ONDERGRONDSE SPOORWEG: een tunnel breed 9 m (1 baan in elke richting, 114 minuut opeenvolging van de treinen, 1200 reizigers per trein), TRAM: 3 dubbelsporige banen, waarvoor 30 m wegbreedte nodig is; 140 reizigers per tramrijtuig, 30 seconden tussenafstand. Een van de meest bekende voorbeelden is dat van een parkeerverbod, ingesteld sedert december 1952 te Philadelphia, in een gebied van 3,4 km2 in het zakencentrum, bevattende 150 huizenblokken en ongeveer 40 km straat. Dit parkeerverbod heeft tot gevolg gehad dat de gemiddelde com merciële snelheid van de trams in het hiervoorgenoemd gebied vermeer derde met 22 ri. die van de auto's met 27-28 terwijl het aantal ongevallen afnam met 18 ri. En wat het meest merkwaardige was: Het verbod schaadde de winkels in het centrum niet. De verkoopcijfers stegen zelfs 3 tot 8 Om het aantal auto's, dat zich naar het centrum richt, te verminderen, is men in verschillende Amerikaanse steden begonnen met het treffen van grote parkeervoorzieningen aan de buitenkant van de stad en wel bij de stations van stadsspoorwegen en de eindpunten van tramlijnen of speciale snelautobuslijnen, die naar het centrum voeren. Het laatste nieuwtje op stedelijk verkeersgebied komt uit de steden Nashville en Chicago. Het komt hierop neer, dat voor de autobus het rechter weggedeelte naast de trottoirband of de middelste rijbaan wordt gereser veerd. De betreffende banen zijn op het wegoppervlak gemarkeerd door een stippellijn op 3 meter afstand van de rechter trottoirband. Aan de lan taarnpalen en op de rijbanen is de aanduiding „Only buses" (Alleen voor bussen) aangebracht. Deze maatregelen hebben tot resultaat gehad dat de duur van de gemid delde rit per autobus door het centrum bekort is met 20 in vergelijking met de vóór 1 januari 1956 benodigde tijd en dit niettegenstaande het traject van enige lijnen met ongeveer 3/4 km verlengd was. Op een aantal lijnen met zeer frequente dienst was het mogelijk een autobus uit te sparen. Er is van de zijde van de automobilisten geen enkele tegenkanting noch monde ling. noch schriftelijk tegen deze maatregelen geuit. Het systeem, dat nu sedert meer dan een jaar in werking is. heeft groot succes en men overweegt in Nashville een uitgebreidere toepassing van het systeem van autobus-wegstroken. Zes rijen dik plus nog eens vierlhij zich op een viaduct bij Chicago i in... Als wij dit plaatje zo eens be tijen extra vanaf de splitsing: zie-1 had geïnstalleerd. Eén onafgebro- kijken, geloven wij graag, dat er in tiaar het tafereel, dat zich voor de ken stroom, auto's raast de „city" I Chicago óók 'n parkeerprobleem, is. ogen van de fotograaf ontrolde toen' I De Europese stedebouwkundigen en verkeersdeskundigen hebben veel houvast aan de Verenigde Staten, waar tal van verkeersproblemen eerder actueel werden en waar men dus ook vroeger dan in Europa begon met het zoeken naar oplossingen. De reactie van Amerika op de stormachtige groei van het verkeer is in eerste instantie geweest om maar vooral zo veel mogelijk ruimte te maken voor de auto. Er werden geweldige autobanen aangelegd expressways, parkways, freeways, turnpikes of hoe ze ook mogen heten en men bouwde reusachtige parkeerplaatsen, ondergrondse garages en verdiepingsgarages. Maar dit alles heeft niet de gewenste oplossing gebracht. In de centra waar op een beperkte oppervlakte een grote concentratie van zaken, kan toren en verma aksoorden enz. aanwezig is, groeide een niet te verzadigen parkeerbehoefte. De grote snelwegen werkten als een boemerang: Zij lokten steeds meer auto's naar het stadsmidden, zodat de toestand daar nog ver ergerde. In Los Angeles waar meer expressways zijn dan in welke stad ter wereld ook zijn de moeilijkheden bijzonder groot. Op deze wegen, waar men met gemak 100 km h zou kunnen rijden, ontstaan hoe langer hoe meer verkeersopstoppingen van kilometers lengte, in het bijzonder daar, waar twee wegen bijeenkomen of de expressways eindigen. Er schijnt in verschillende Amerikaanse kringen een groeiend begrip te zijn voor de nutteloosheid om op deze wijze door te gaan en de auto's tot aan het centrum van de stad te laten doordringen. Omdat het dus niet mogelijk is geweest en nooit mogelijk zal zijn voldoende straatruimte te verschaffen aan alle automobilisten, die wensen te rijden en te parkeren in de Amerikaanse stadscentra, heeft men getracht de bestaande straten meer doeltreffend te benutten dan voorheen. Zo heeft men de laatste jaren op verschillende plaatsen een verbod tot parkeren langs het trottoir ingevoerd, ofschoon dit in strijd is met de traditionele opvatting van de Amerikanen omtrent de rechten van individuele vrijheid. Drie, n«g onbekende daders van naar schatting ongeveer 25 jaar heb ben in de nacht van maandag op dins dag omstreeks half twee een overval gepleegd op een benzinepompstation aan de rijksweg Amsterdam-Den Haag onder de gemeente Haarlem mermeer. De 43-jarige pompbediende H. Tuin uit Aalsmeer, die zich alleen in het kantoor bevond en die door de drie mannen in het aan de achterkant van het gebouwtje gelegen toilet werd geduwd, heeft verklaard dat zij in een blauwe Vauxhall voor het station arriveerden. Inmiddels is gebleken, dat een blauwe Vauxhall in de afgelopen nacht in Den Haag is gestolen en aan genomen wordt, dat de dieven van de auto en de daders van de overval de zelfde zijn. Gezien de vele overvallen op pomp stations waren er ook in dit station enige voorzorgsmaatregelen getrof fen, maar opnieuw is gebleken, dat een afdoende beveiliging moeilijk te verkrijgen is. Wel had de pompbe diende zijn kantoortje afgesloten, maar om half twee vannacht tikte een van de drie mannen op de ruit en vroeg om benzine. In het kantoor bevindt zich een knop. die aan een sirene is verbon den. maar de bediende kreeg geen kans die knop in te drukken, omdat hij buiten bij de pomp pas werd be dreigd. „Kijk eerst maar even de remolie na," zei de man, die tegen het raam getikt had en tegelijkertijd ontwaarde de bediende, die naar buiten was ge komen, een passagier. „Van remolie heb ik geen ver stand", zei hij nog, maar voor hij verder nog iets had kunnen doen stond er plotseling een derde man vlak achter hem, die hij nog niet had opgemerkt. Deze drukte hem iets in zijn rug, terwijl hij dreigend zei; „Handen omhoog". Dat deed de pompbediende dan ook maar en liet zich op bevel naar het tollet brengen. De deur sloeg toe en de mannen reden enkele ogenblikken later snel met de auto weg. Uit de kas van het kantoortje hadden ze het aanwezige geld weggegrist: ongeveer ƒ350.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1958 | | pagina 4