Pablo had geld genoeg
IN ROME VINDT MEN DE GROOTSTE
LEGPUZZEL
TER WERELD
öu^lGe.
Overledenen BOEIENDE MASKERS
Gebarsten haarden.
en
spiegels
doorzichtige
kapotte paraplu's
Poolse diplomaat door
zijn vrouw verraden
BRIEVEN
Kongolezen prijzen de
beschaving
DAGBLAD DE STEM VAN WOENSDAG 21 AUGUSTUS 1957
In Spanje straalt de zon uw (vakantie-) zorgen weg
Morgen
Als ik dood ga
0 van
De club
Antwerpen verdient
aardig centje aan
er een
heel
En maar sjouwen
Een hoopje marmer
en een schaakspel
Dit jaar mocht ik het genoegen
smaken mijn vakantie door te
brengen op een klein eilandje,
dicht bij de Spaanse kust. Het
eilandje was nog niet door het
vreemdelingenverkeer veroverd de
bevolking sukkelde nog jaren ach
ter de tijd aan, maar was geluk
kig. Alles op het eilandje ademde
rust en kalmte. Avonturen waren
er dan ook niet te beleven. Maar
wel kan ik u een gebeurtenis ver
tellen, die een licht werpt op de
mentaliteit van de mensen die het
eilandje bewonen.
Ik had een paar schoenen te
repareren en ging naar Pablo,
cle enige schoenmaker, die het
eilandje rijk was. We kenden
elkaar reeds een paar weken.
Weliswaar niet op zakelijk gebied
maar we hadden al dikwijls met
elkaar gepraat, waarbij hij niet
vergat regelmatig mijn sigaretten
op te roken. Ditmaal echter ging
ik met naar hem toe om te pra
ten, maar om zaken te doen. Met
de schoenen onder mijn arm.
stapte ik naar binnen, legde de
schoenen op de toonbank en vroeg
aan Pablo of ze gerepareerd kon
den worden.
Pablo bezag met een kritisch
oog de schoenen, prees de kwali
teit, roemde de afwerking, boog
de zolen, spuwde er een paar
keer krachtig o'p (waarom weet
ik niet) en wierp ze daarna, met
een zwaai van zijn arm, over
zijn schouder, op een hoop andere
schoenen, die in een hoek van het
kamertje lagen.
Ik vroeg hem wanneer de
schoenen klaar konden zijn.
Pablo dacht enige ogenblikken
na en zei dan: „Manana". Daar
bij lachte hij vriendelijk, waarbij
al zijn door de sigaretten bruin
gebrande tanden liet zien.
Alvorens verder te gaan moet
ik u eerst iets vertellen over dat
woord „Manana". 't Woord wordt
heel argeloos gezegd, het bete
kent dan ook gewoon morgen.
Maar „morgen" is in het Spaanse
taalgebruik een zeer rekbaar
woord. Het kan net zo goed be
tekenen, of volgende week, of
volgende maand, ja, het kan net
zo goed betekenen over twee,
drie jaar. In ieder geval een keer
in ons leven. Met het woord „Ma
nana" neemt een Spanjaard de
grootst mogelijke armslag. Hij
zegt het zo vaak tot je zelf je
zaakje maar onderhanden neemt,
of vergeet.
Maar ik had mijn schoenen no
dig, ik had maar twee paar bij
me, dus rekende ik hem voor:
„Vandaag is het maandag, kun
nen ze woensdag klaar zijn?"...
„Oh, woensdag, zeker, amigo.
Dat is alle tijd. Si. si, woensdag
zijn de schoenen zeker klaar!"
het is alsof we midden in een
fortuin zitten. de sigaretten
smaken, de mensen zijn vriende
lijk. En u wilt over zaken spre
ken?"....
Ergens in mijn hart moest ik
hem gelijk geven. Het was geen
dag om zich zorgen te maken.
•Ik maakte het meteen goed met
de woorden: „Het is niet zo erg,
Pablo, dat de schoenen nog
niet klaar zijn. Ik kom zaterdag
nog wel eens horen".
„Si, Si!". Pablo straalde. „Za
terdag zijn ze zeker klaar, amigo!
Ja, komt u zaterdag, 's Zater
dags zijn altijd alle schoenen
klaar".
Ik ging die zaterdag naar Pa-
blo. Ik ging de daaropvolgende
woensdag, ik ging de week daar
op. Ik ging nog een paar keer.
Maar al die keren ging ik voor
niets en niemendal. Steeds was
Pablo in de club en ais ik hem
daar op ging zoeken en naar
mijn scboenen vroeg, troostte hü
my lachend en zonder schaam
te met het woord: „Manana."'.
En ik moest er genoegen mee
nemen. Tenslotte was hij de eni
ge schoenmaker van het eiland.
Op zekere dag had ik het ge
luk hem thuis te treffen. Hij zat
voor zijn huis, op een stoel en
scheen bijzondere belangstelling
te hebben voor de blauwe lucht
boven hem. Ik besloot een einde
te maken aan die schoenenge
schiedenis. Ik ging naar hem toe.
Toen hij me zag sprong hij dade
lijk uit zijn stoel, plantte mij er
in en ging zelf op de grond zit-
„Ik kom mijn schoenen halen",
zei ik ernstig.
„Uw schoenen?" Pablo keek
me verwonderd aan. „Welke
schoenen?"
Ik was perplex over zoveel on
beschaamdheid. Toen barstte ik
woedend los: „Welke schoenen?
M'n schoenen! Die verzoold moes
ten worden en onderhand al vier
of vijf weken hier liggen!"
Er ging hem een licht op. Zijn
gezicht klaarde. „Ach ja, uw
schoenen!", riep hij, bijna blij.
„Maar die zijn nog niet klaar.
Geduld, amigo, geduld!"
Ik beheerste me met moeite.
„Kijk eens, Pablo," zei ik ein
delijk, als tot een kind. „Je moet
toch geld verdienen
Maar hij liet me niet uitpraten.
Hij greep in zijn broekzak en
kwam met een builtje pesetas te
voorschijn, die hij triomfantelijk
onder mijn neus hield. Het waren
misschien twintig, hoogstens der
tig pesetas. Geen grote som dus.
Maar ik wist, zolang als Pablo
geld voor een stuk brood had,
voor een beetje wijn, wat olie en
wat tomaten, hij niet te bewegen
was ernstig te werken. Ik zocht
daarom naar een oplossing en
meende die gevonden te hebben
door op te merken: „Maar je
kunt toch veel meer geld verdie
nen, Pablo?"
Pablo dacht een ogenblik ern
stig na. dan schoof hij het geld
weer terug in zijn broekzak. Zijn
gezicht stond ernstig, toen hij zei:
„Neen, dat zou zeer dom van mij
zijn, amigo. Want kijk eens, ik
kan toch dood gaan. ïk hoop het
niet natuurlijkmaar het kan
toch. En dan? Dan zou ik voor
niets gewerkt hebben
Ik was sprakeloos. Ik ging
heen, zonder mijn schoenen.
Drie dagen later was mijn va
kantie ten einde en keerde ik te
rug naar Holland. Nog steeds zon
der mijn schoenen. „Laat ze maar
hier", had Pablo, de dag van mijn
vertrek van het eiland gezegd.
,,Laat ze maar hier. Ik maak er
nieuwe schoenen van, amigo. Geef
me uw adres, dan stuur ik ze na..."
„Hoelang kan dat duren?" vroeg
ik argwanend.
„Ah, amigo! Manana!"
Dat „manana" heeft twee maan
den geduurd. Gisteren bracht de
post mij een pakket. Het waren
mijn schoenen. Maar ze waren
niet gerepareerd.
Ben van Brabant
OOST-KOZEBEKE.
Er is geen land in de wereld, waar
de taal zo proper gekuist wordt as
in ons goede Vlaanderen. Wij krijgen
nu, in vacantietijd, veel Nederlandse
toeristen, wij luisteren goed naar 't
hoog-Nederlands en zy luisteren goed
naar ons laag-Vlaams. En ge weet
't: waar de eene tong de andere
kuist, worden ze beide proper. As er
vroeger hier iemand gestorven was,
noemden ze die ,,d'n aflijvige". Het
geen wil zeggen: iemand, die van z'n
lijf af is. Is dat goed, is dat juist, is
dat taalkundig-onaanvechtbaar uit
gedrukt?. ,,Nee,' antwoordde hier
'nnen Uilenspiegel, ,,wat daar in die
kist legt, is geenen aflijvige, maar
'nnen afzielige". De meesten waren
het met deze uitspraak eens. Maar
men is nochtans tot 'n compromis
gekomen: ,,Wy zullen dat, lijk de
Nederlanders doen, „Overledene"
noemen. „Over 't aardse lijden
héén" en dat is taalkundig-onaan
vechtbaar. Zodus, er wordt nu pro
paganda gemaakt voor de „Overle
dene". In de Gazetten wordt dit
woord met kapitale letters gedrukt,
om de Aflijvige afdoende te bevech
ten.
En nu ik toch bezig ben over over
ledenen te schrijven, moet ik u zeg
gen, dat ik zelf overleden geweest
ben. 't les te zeggen: ze hebben van
de preekstoel afgeroepen, dat het ge
bed verzocht werd voor mijnheer van
Testelt die de gepasseerde nacht
schielijk was overleden. Natuurlijk
bleek het achteraf dat er 'n vergis
sing in 't spel was, maar ondertus
sen voelt ge u toch effekes „aflij
vig." Het betrof hier 'n naamgenoot
en die heb ik meer dan genog. Mijn
heer de Onderpaster had nagelaten
de voornaam te vermelden. Achter
de H. Mis in de Wellekom bezagen
ze mij verbaasd: „Awel, Sus, gij
hoort hier nie thuis. Gij zijt OVER
LEDEN en zolank gij geenen tour
nee hebt betaald, geloven wij nie,
dat ge nog bestaat". Och, als ge er
nog maar met 'nnen tournee af
komt, valt zo'n overlijden niet zo
zwaar. Maar, als de fakteur u op
zekeren dag het bedrag van uw pen-
De maandag en de dinsdag gin
gen in stralende zomerzon voorbij
Die woensdag ging ik mijn schoe
nen bij Pablo afhalen. Maar Pa-
blo was niet thuis. Het kleine,
zwartharige ding, dat zoveel als
huishoudster dienst deed, zei me:
„Don Pablo is in de club".
Kent u de Spaanse clubs, le
zer? Ze bestaan meestal uit niets
anders dan een rij rieten
stoelen voor een huis, dat als
clubgebouw dienst doet. In die
rieten stoelen zitten de clubleden,
vanzelfsprekend alleen mannen.
Ze zitten er te doezelen, te slapen
te dromen, te roken en soms is
er ook wel eens eentje die praat.
Ofwel ze lezen een krant, spelen
mondharmonika, laten hun schoe
nen poetsen - uren lang, soms de
gehel dag door.
Daar ik toch voorbij de club
van Pablo moest, besloot ik hem
meteen op te zoeken. Hij zag me
direct toen ik op de rieten stoe
len toe trad. Hij sprong op en
stelde mij aan zijn clubgenoten
voor als zijn „amigo". Ik moest
plaats nemen, ik moest roken,
ik moest aan hun gesprekken
deelnemen. Hij was, voor zijn
doen tenminste, zeer onderhou
dend.
Maar tensloote kwam ik niet
om een praatje te maken, doch
om mijn schoenen. Dus vroeg ik
er hem naar.
Hij draaide zich om en keek me
enkele ogenblikken verbaasd aan.
Dan schudde hij misprijzend zijn
hoofd. „Maar, amigo, wie praat
er nu over zaken? Kijk eens, we
zitten zo gemoedelijk bij elkaar;
Ergens in de buurt van de Antwerpse vrijdagmarkt woont een op
koper van oude rommel, waar we op een in elkaar zakkende piano,
volgend plakkaatje zagen staan: „A vendre: piano sans cordes": te
koop, piano zonder snaren! Denk niet dat die man dat mormel nooit
kwijtraakt. Want vóór dat de volgende Kongoboot uit de haven afreist
is de piano reeds eigendom van een of andere ondernemende neger-
scheepsmaat. Binnen de maand staat dit ter ziele gegane muziek
instrument te pronk in het huis van een moderne inboorling. Steeds
zonder snaren. Maar voor de samengetroepte magen en vrienden zal
het ding toch muziek produceren. In de lege ingewanden van de piano
wordt immers door de eigenaar een grammofoon opgesteld en of die
j nu fanfaregeschetter of coloratuurzang voortbrengt, het doet er niet
toe. Onderwijl zal de fiere bezitter wel deskundig zijn vingertoppen over
de roerloze toetsen laten glijden
tere winkels die zich specialiseren
in ouwe rommel, bestemd voor de ne
gers. Aan prijzen soms die geen en
kele Belg er voor betalen wil, wordt
dat zonderlinge allegaartje aan de
zwarten verkocht met de bedoeling
dat het eens in de kolonie verder ver
kocht wordt.
En inderdaad, in Kongo gaan al die
spullen gemakkelijk aan hoge prij
zen van de hand. De bemanningsle
den. machinisten, dekmaats en hulp
koks der Kongoboten verdienen er el
ke reis een boel geld aan en nooit
zullen ze ook een reis overslaan, zon
der in de Scheldestad de nodige voor
raad oude gebruiksvoorwerpen opge
kocht te hebben. Soms gebeurt het
zelfs dat ze praktisch hun gehele
loon verspelen aan de vervoerkosten
van kasten, piano's en andere grote
„koopwaar".
Toch hebben ze er dat voor over.
Altijd blijft er aan tweedehands bed-
Elke vrijdagmiddag trekt door het
Antwerpse havengebied, van de buurt
van het Steen tot het zeer noordelijk
gelegen maritieme station, aan nr. 214
der dokken, een curieuze processie.
Gitzwarte Kongolezen slepen dan te
voet (omdat ze met zo'n vrachten
niet op de trolleybussen toegelaten
worden) ongelooflijk oude rommel
naar de wachtende Kongoboot, die
's anderendaags vertrekken zal. Ze
dragen doorgeroeste maar netjes ver
zilverde Engelse bedden op hun rug.
ze verporren kapotte naaimachines en
piano's, kasten, oude keukenstoelen,
potten en pannen en afgebladderde
spiegels.
Antwerpen biedt aan de Kongolezen
bemanningsleden van de zgn. ville-
boten ongekende zakénkansen. Er
zijn in de Sinjorenstad een boel duis-
den, kasten, emmers, potten en pan
nen, stoelen en naaimachines nog wel
wat winst over. De meest begeerde
voorwerpen, buiten de piano's zijn
de naaimachines.
Meestal worden ze in de oude bin
nenstad aangekocht zonder aandrij
vingselementen, of zonder kop. In
Kongo gaan ze van de hand met de
boodschap „de kop ontbreekt wel,
maar dat doet er niet toe, kunt ge
overal bijkrijgen".
Natuurlijk gaat het om oude machi
nes, die reeds lang uit de produktie
zijn en waarvan geen onderdelen
meer te krijgen zijn. Zodra zulks
blijkt wordt de naaimachine in de ne
gerhut van oom Tom dan maar als
pronkstuk geëtaleerd: het is een be
wijs van welstand.
Een der meest begeerde negerar-
tikels is de spiegel. Hij mag dan al
het grootste part van zijn kwikzilver
kwijt zijn, de zwarten hebben er al
hun geld voor over. Ergens in Leo-
poldstad in de inlandse wijk moet er
een neger zitten die heel zijn slaap
kamer volgehangen heeft met oude
spiegels, de zoldering incluis.
Het is een bewijs van grote wel
stand. En telkens als een dochter uit
gehuwelijkt wordt, krijgt ze enkele
spiegels als bruidsschat mee.
Paraplu's, desnoods met nog slechts
vijf spaken, behoren tot de buiten
kansjes. Ze worden in de kolonie
geredelijk als zonnescherm gebruikt.
Toen enkele jaren geleden de plastiek
netzakken hun intrede op onze markt
deden, vlogen alle zwarte scheeps-
maats er op. NU* nog worden in Kon
go baby's in de rode plastieken ge
vlochten netjes vervoerd. Kort na de
jongste oorlog waren vooral gegolfde
ijzeren platen, vaak afkomstig van af
gedankte havenhangaars en vogue.
In Afrika werden er daken van ge
maakt.
Afgedankte haarden behoren tot het
beeld der vrijdagse negerprocessie in
de haven. Wat men er in Kongo mee
aanvangt, beseft alleej) hij die eens
die gammele haarden als pronkstuk
sioen terugvordert, dat u de gepas
seerde maand werd uitbetaald en
waar ge geen recht meer op had,
omdat ge, wegens sterfgeval van de
lijst der gepensioneerden werd ge
schrapt, ziet ge, dan voelt ge dubbel,
dat ge nog niet ..aflijvig" zijt. Ge zult
zeggen: da besta nie. 't Is nochtans
'nnen Antwerpenaar overkomen, en
't heeft hem heel wat moeite gekost,
om te kunnen bewijzen, dat 'm nie
dood was en dus volkomen recht had
op z'n pensioen. De misère begon
toen hem op 't postbureel werd me
degedeeld, dat hij de vorige maand
was overleden. Dat de beambte zelf
verbaasd keek, ziede van ier: ,,'t les
spijt, zulle meneer, kruip maar weer
in uw kist". De Lijfrentekas betaal
de geen cent en vorderde nog 'n
maand pensioen terug. De aflijvige
ging seffes 'n onderzoek instellen on
dan bleek dat het bericht van z'n
overlijden door het Bureel der Be
volking van het Stadhuis was door
gegeven. De overledene pakte d n
elektriek en ging zo rap as 'm kon
naar 't Stadhuis, klopte aan 't deurtje
van „Bevolking". Er zijn nog veul
vrindelijke ambtenaren en de meneer
die hem 't winket opende was een
van hen: „Waarvoor is 't?"
„Wel. meneer, ik kom 'nne keer
zien. Ze zeggen, dat ik dood ben en ik
voel daar nog niks van". De vrinde
lijke bediende achter het winkel werd
seffes onvrindelijk: „Ge mot gij hier
geen grappen komen maken!"
„Grappen? Was 't maar 'n
grap! Ik mot m'n pensioen hebben!"
„Uw pensioen? Daar hebben wij
hier geen affaires mee".
„Goed, goed. maar waarom hed-
de gullie verklaard dat ik dood ben.
Bezie me goed: bén ik dood of staai
ik te leven?"
„Daar mot d'n doktoor 'n attest
voor geven. Toon mij uw eenzelvig-
heidskaart".
De dode voldeed aan dit verzoek
en de bediende ging zijn boeken na
zien. Dat duurde heel lank, maar
eindelijk kwam de man verklaren:
..Inderdaad, meneer, volgens mijn
boeken zijt ge dood en moet ge al
'n maand la ank begraven zijn. Wilt
ge me asteblief nie langer lastig val
len."
't Deurtje werd dicht geslagen, en
daar stond nu de levende dode zon
der pensioen. Ge begrijpt dat die het
er niet bij heeft laten zitten. Dat
soort doden moet ook leven en eten
en hun vrouwen leven mee. Maar,
wettelijk weer levend worren schijnt
toch nog niet zo gemakkelijk te gaan.
Langer dan 'n maand heeft de suk
kelaar rond moeten lopen van de ene
instantie naar de andere en overal
kwam hetzelfde antwoord: „Ja,
meneer, wa zal ik er aan verande
ren? Ge zijt dood. Wij kunnen niks
voor u doen".
Maar er is nog recht en recht
vaardigheid, ook in de ambtelijke bu
relen van de Sinjorenstad. Eindelijk
moest de administratie toegeven dat
ze 'n vergissing had begaan, 't
Kwaad moest natuurlijk hersteld wor-
'dcn. 't Werd hoog tijd, want de suk
kelaar zou wezelijk dood zijn ge
gaan: van de honger, as ze hem
niet hadden geholpen.
Dwalen is menselijk. Ge kunt het
ons bureel-beambten nie kwalijk ne
men, dat ze van tijd tot tijd iemand
dood verklaren. As ge ziet en leest
wat er, in de Antwerpse straten, op
enen dag dood wor gerejen, gaat ge
zeggen: 't komt er tegenwoordig op
een of twee aflijvigen nie meer aan.
En, dat ze dan van uw vrouw uw
pensioen komen terug vorderen, kunt
ge ze ook al nie kwalijk nemen. Als
uw vrouw dan maar nie zo zot is het
te geven. In elk geval: in Vlaanderen
zijn geen ..aflijvigen" meer maar
SUSKE VAN TESTELT
Wie zich de 'benauwende wereld van godsdienstige vrezen van de
inlanders duidelijk wil voorstellen, kan niet beter doen dan hun mas
kers, gebruikt bij allerlei plechtige handelingen, duidelijk voor te stel
len. Hierbij drukken we een masker af uit de Belgische Kongo, voor
stellend de woudgeest „Kalunga"Dit masker wordt gebruikt bij de
plechtigheden rond de zogenaamde besnijdenis.
zag op tafel in de beste kamer van
de negerwoning.
Wanneer wij een vulhaard het huis
uitzwieren omdat de roosters doorge
brand zijn en herstelling méér kost
clan een nieuwe, vermoeden we dat
hij nog slechts waarde heeft als oud
ijzer. Maar op vrijdagmiddag wordt
hij versleept naar de Kongoboot.
Enkele maanden later zal hier of
daar wel een Kongolees stamhoofd
de ingezetenen van zijn dorp inviteren
op een soort avondfeest. Vol admira-
tie zullen tientallen ogen het plech
tig aansteken van de vulhaard volgen.
Gejuich zal opstijgen als in de zwoe
le tropennacht het vuur knettert in
de oudgediende der Belgische winters.
Net zolang tot de rookslierten aller-
zijden uit het toonbeeld der Europese
beschaving kruipen en de als haringen
gerookte dorpsingezetten naar adem
snakkend doen vluchten.
De grootste en waarschijnlijk wel de meest
interessante legpuzzel ter wereld is thans
voor ongeveer een tiende deel opgelost, na
dat er door tal van archeologen bijna een
eeuw aan gewerkt is. Het is de Forma Urbis
Severiana, de in marmer gegrifte stadskaart
van Rome uit de Ille eeuw, waarop alle ge
bouwen zo minutieus stonden aangegeven,
dat men er zelfs ingangen en trappen op
vindt aangeduid. De forma urbis was acht
tien meter breed en dertien meter hoog en
zij was aangebracht tegen een muur van 't
forum pacis. Deze muur bestaat nog steeds:
hij vormt de voorgevel van het klooster van
Cosmas en Damianus (waarvan de achter
kant grenst aan het forum Romanum). In de
gevelmuur zijn thans een aantal ramen uit
gebroken, maar men ziet nog duidelijk de ga
ten van de bronzen krammen, waarmee de
marmeren platen bevestigd waren. Resten
van die krammen zitten nog in de muur.
Het „stadsplan" van Rome werd in op
dracht van Septimius Severus gemaakt, na
dat het stadsplan van Vespasianus was ver
woest bij een brand op het forum pacis. De
marmeren kaart werd na Septimius Severus
niet meer bijgehouden en dat is een van de
grote handicaps voor d" geleerde puzzelaars
van heden, want sinds Septimius Severus zijn
er tal van grote gebouwen gebouwd (onder
andere verschillende termen) die op plaat
sen zijn gekomen waar voordien huizen en
tuinen waren.
Rome had in de tweede eeuw zijn groot
ste bloei bereikt. De stad telde meer dan
een miljoen inwoners (tegen thans, zeven
tien eeuwen later, minder dan twee mil
joen). Onder Augustus was Rome ingedeeld
in veertien regiones en deze indeling bestaat
tot op de dag van vandaag: Porta Capena,
Caelimontium, Isis et Serapis (Oppio), Tem-
plum Pacis, Esquiliae, Alta Semita (van het
Quirinaal tot aan de porta Pia), Via Lata
(de huidige Corso), Forum Romanum, Circus
Flaminius, Palatium, Circus Maximus, Pis-
cina Publica (de Termen van Caracalla),
Aventinus en Trans Tiberim (het Trastevere
van thans). De grote stadsmuur die rond 270
werd gebouwd tegen de dreigende invasie
der barbaren is daarentegen niet op de
„kaart" aangegeven.
De forma urbis van Septimius Severus is
bij een latere brand opnieuw verwoest en
het eerste wat wij weer van dit interes
sante document te weten komen, is uit een
vergunning die de gemeente Rome in 1530
verleende aan een zekere Torquato Conti om
„naar marmer te graven" in zijn tuin. Deze
tuin was op de plaats van het forum pacis
en het marmer waren de fragmenten van
de stadskaart. Twee jaar later verkocht
Torquato Conti vier wagens vol met brok
ken marmer aan kardinaal Alessandro Far-
nese de latere paus Paulus III voor de
bouw van het palazzr Farnese. Gelukkig
ging de „huisantiquaris' van Farnese, Ono-
frio Panvinio, een kijkje nemen op de plaats
waar de marmerbrokken gestort waren. Hij
begreep onmiddellijk het belang van de
ontdekking en liet de tekeningen kopiëren.
Deze kopieën zijn thans in de Vatikaanse
biblioteek maar de brokken marmer ble
ven op de binnenplaats liggen, totdat de
metselaars gebrek aan materiaal hadden en
de meest geschikte platen gingen gebruiken.
Toen op het eind van de 19e eeuw de Tiber
„gekanaliseerd" werd brak men onder an
dere de tuinmuren van palazzo Farnese af
en vond toen honderden fragmenten van de
kaart. Uit de Vatikaanse tekeningen blijkt
echter, dat er nog veel meer verloren is ge
gaan, dat dus waarschijnlijk elders in het
palazzo verwerkt is.
Met dat al bleef er nog een flinke stapel
fragmenten en ook deze zou in de loop der
tijden wel de weg van alle marmer in Rome
gegaan zijn als paus Benedictus XIV er zich
niet voor geinteresseerd had- In 1742 was het
palazzo Farnese eigendom geworden van de
Bourbons en de stapel marmer lag nog
steeds op de binnenplaats! Dank zij de am
bassadeur van Karei III (eerst koning van
Napels en daarna var Spanje), die aan zijn
vorst schreef dat die stukken steen „Servian
a nada" en dat men de paus 'n groot plezier
kon doen door ze hem te schenken, verhuis
den de fragmenten 110 jaar nadat ze op een
ossewagen naar palazzo Farnese gebracht
waren, naar het Kapitool.
Er zou nog ruim een eeuw verlopen eer
de Duitser Jordan in 1873 de eerste oplos
sing van de legpuzzel zou publiceren, maar
sindsdien zijn de archeologen hard aan het
puzzelen gegaan. Silvio Negro aan wie wij
de meeste van deze gegevens ontlenen, be
schreef in een artikel voor de Corriere della
Sera, hoe de „studiosi" op de binnenplaats
van het palazzo Braschi bezig waren. „Er
stond een hoefijzervormige tafel die de hele
binnenplaats in beslag nam en die bedekt
was met brokken en stukjes marmer. Daar
voor zag men eenzelvige lieden staan, die
in gedachten verzonken naar de stukjes ke
ken. Nu en dan verplaatsten zij een brok
stuk en verzonken opnieuw in gepeins. Dit
uitputtend gepuzzel was slechts de laatste
episode van een werk dat bijna een kwart
eeuw in beslag heeft genomen."
Hoewel er grote vorderingen gemaakt
zijn sinds de publicatie van Jordan (mede
dank zij de vondsten in de tuinmuur van
palazzo Farnese) heeft men nog slechts één
tiende van de puzzel opgelost. Dit deel, dat
binnenkort onthuld zal worden, is van
groot belang, maar men blijft hopen op de
ontdekking van nieuwe fragmenten. Zo
neemt men aan, dat d'- meest gave marmer
platen na te zijn omgedraaid gebruikt zijn
voor het leggen van marmervloeren in
kerken.
Intussen weet men nog niet waarvoor deze
minutieuze stadskaart nu eigenlijk diende.
Het is onwaarschijnlijk dat zij alleen als de
coratie fungeerde. Daarvoor is zij te zeer in
bijzonderheden uitgewerkt, terwijl ander
zijds haar plaatsing in het forum pacis zo
danig was, dat men de hoger gelegen delen
ervan slechts goed kon zien na (langs een
ladder?) omhoog te zijn geklommen. Men
vermoedt nu dat er in de aula van het fo
rum pacis een bureau van de stedelijke over
heid gevestigd was en dat de kaart zelf dien
de als algemeen overzicht voor het kadaster
of voor fiscale en andere administratieve
doeleinden. Als dit zo ware, zou men moeten
constateren, dat de huisvesting van de ge
meentelijke bureaus er niet op vooruit is ge
gaan sinds de tijden waarin het luisterrijke
forum pacis ervoor gebruikt werd.
Dit masker komt uit Indonesië en wel uit Sumatra. De naam is
„Topèng". Het ivordt gedragen bij een ceremonie na het overlijden van
een enige zoon. Volgens het verhaal wordt de gemaskerde na zijn aan
komst in het dorp tegemoet gekomen door zijn moeder, die het masker
met kussen zonder einde bedekt. Deze gegevens hebben we dankbaar
ontleend aan de catalogus van 'de expositie die vorig jaar september
verscheen bij de prachtige tentoonstelling van maskers in het Konink
lijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen.
De assistent van cle Poolse han
delsattaché in Londen, Mieczyslaw
Regula - bespioneerd door zijn ei-
g' vrouw heeft in Londen politiek
asiel gevraagd, dat hem op zeer kor
te termijn ook is verleend. Hij was
door zijn regering in Warschau te
ruggeroepen, omdat men hem ver
dacht van sympathie voor het Wes
ten. Zijn vrouw is twee weken gele
den met hun twee jaar oude doch
tertje naar Warschau teruggevlogen.
Hun vierjarig zoontje Richard liet zij
in Londen achter. Het schip Batory,
waarop plaats voor Regula was be
sproken, is zondag (zonder de Pool
se diplomaat) vertrokken.
Uit het onderzoek is gebleken, dat
de vrouw van Regula onder zware
druk is gezet door Tubby Duda,
een eenvoudige klerk op de ambas
sade, die in werkelijkheid echter ge
heim politieman van zijn regering in
Warschau was.
Via Regula's vrouw - een fanatieke
communiste - was Duda op de hoog
te van de Westerse sympathieën van
de assistent van de handelsattaché.
Vrienden waarschuwden Regula, dat
zijn chefs zijn doen en laten kenden.
Meer en meer werd het voor Regula
zelf duidelijk, dat hij door zijn
eigen vrouw bespioneerd werd. Hij
maakte er haar ^verwijten van.... en
zij gaf het toe.
Met Engelse vrienden besprak Re
gula zijn plannen om asiel te vra
gen. Op de dag, dat hij met het
schip Batory zou vertrekken nadat
zijn vrouw dus reeds in Warschau
vertoefde - bracht hij zijn bezittin
gen bij vrienden onder.
Ontsnapt—
Een auto van de Poolse am
bassade volgde Regula. Inzitten
den van die auto trachtten Regu
la en zijn zoontje Richard te ont
voeren. doch vrienden van Regu
la hadden Scotland Yard ver
wittigd, zodat Regula zich ter
laatse onder bescherming van
de Engelse politie kon stellen.
Duda bleef met krijtwit gezicht
met lege handen achterZijn
prooi was ontsnapt