Religieuze bezieling Het schaakspel om het Moerdijkkanaal Ontvolking Bredase binnenstad probleem voor de parochies Gisteren gesluierd vandaag gewapend Vrouw die minnaar neerstak tot zes maanden veroordeeld Aan Nederlandse toezegging substantieel niets veranderd DERDE BLAD r VRIJDAG 5 APRIL 1957 Op bezoek bij Egbert Dekkers, priester-kunstenaar Vervuld van licht Dr. Dellepoort sprak voor de buitenlandse persvereniging Prof. v. Geetruyen vertelt historie Censuur in Djakarta wie Waarzegster drinkt, Is goed aft Zeer Oude Genever De Waarzegster Egbert Dekkers, de priester-kunstenaar, woont in Moergestel. Aan de van rust door drenkte Oirschotseweg staat een hoog huis. Het is omgeven door ranke bomen, die zowel op een mistige voorjaarsmorgen als gedu- rende een zon-overgoten dag het licht schij nen te zeven tot een stil-glanzende medita. tie. Helemaal midden in die meditatie woont Egbert Dekkers. Hij is er in zijn kunst deel van geworden. Die sfeer van ingeto- Zijn ogen zijn als vervuld van licht. Vanuit het netvlies schijnt de stra ling at te dalen naar zijn mondhoe ken om daar te kristalliseren tot een glimlach. Daar ligt bij Egbert Dek kers het zo maar door iedereen waar te nemen en te begrijpen kenmerk van de bezonken wijsheid en van de uit hoge liefde geboren toewijding aan de zich naar het uiterlijk steeds vernieuwende schoonheid. Wanneer 't waar is, dat iedere kunstenaar een beperkte zij het wei-omschreven ..priesterlijke taak" heeft te vervul len, dan blijkt dit wel in hoge mate te gelden voor deze priester, die de religieuze bezieling in de moderne kunst welbewust heeft gekozen als de bij zijn talenten behorende levens taak. Hij leeft en werkt in één ruimte. Geen scheiding in de sfeer die de door hem zelf geschapen persoonlijke sfeer is voor ieder uur van iedere goed-bestede dag: de uren van rust en van arbeid vloeien op geheel na tuurlijke wijze in elkaar over. Van daar de woon- en werkkamer met het bureau en de „gemakkelijke stoel", met de schildersezel en de tekenta fel, met de maskers uit Borneo en de keurig aanééngerijde pastels, met de maskers uit Borneo en de keurig aan ééngerijde pastels. Vandaar ook de kleding van rector Dekkers in deze kamer: de donkere trui en de zwarte pantalon, die samen juist bij zijn ge hele verschijning doen denken aan d« priester en aan de kunstenaar. Meditatieve aanleg Kent U Egbert Dekkers nu vol doende om U met ons te gaan ver diepen in zijn werk? Of wilt U nog weten, dat zijn voorhoofd hoog is en gesierd wordt door de verticale den- kerslijnen boven de donkere randen van zijn bril? Zijn gestalte is klein en middelmatig gespierd, zijn haar dos is van voren kort en van achteren tamelijk lang. Bij voorkeur draagt hij een alpino als hij achter het stuur zit van zijn snelle twee-persoons wagentje en als hij aan het werk is verbergt hij zich in een overall. Hij maakt sterk de indruk van een wils krachtig idealist, een diepe denker die zich een eigen wereld heeft ge schapen vanuit een sterk religieus be sef. Tijdenshet spreken is zijn ge baar bescheiden en ritmisch. Zijn stem is donker en zijn woordkeus is typisch Brabants. Hij is goedlachs. Uit zijn beweringen haalt men ge makkelijk zijn meditatieve aanleg en de daarmee nauw verbonden dyna mische instelling tegenover alles wat met kunst, zijn kunst, te maken heeft. Heersen is dienen Toegegeven, nu kent U hem nog niet. Gelukkig niet, zijn we geneigd te zeggen. Want een beeld van Eg- bert Dekkers zonder een duidelijke voorstelling van zijn werkstukken blijft onherroepelijk onvolledig. Zo zeer is hij daarmee versmolten. Zo zeer werden bij deze mens hart en ziel, voelen en denken, tekenstift en penseel, het priesterlijke „heersen is dienen" en het artistieke „die nen is heersen" tot onmisbare en niet meer los te maken delen van één geheel. Als U dat beseft en met ons in ge dachten meegaat naar de ruime en lichte kamer, waar Egbert Dekkers bedrijvig heen en weer loopt om ons zijn werk te kunnen tonen, dan kent U hem alweer een heel stuk beter. Uit de indrukwekkende rij keurig in gelijste pastels zoekt hij geduldig naar de serie van de zeven bazui nenengelen, waarover Sint-Jan in de Apocalyps zo huiveringwekkend schoon en indringend schrijft. We kij ken ontzet naar „de berg laaiend vuur die in zee werd geworpen" door de bazuinstoot van de tweede engel. We voelen hoe geluid en kleur hier Madonna met Kind, een pastel van Egbert Dekkers. De vrouw wordt bedreigd door het spuwende monster. Maar de aarde komt de vrouw te hulp en verzwelgt de stroom. Op deze tekst uit de Apocalyps is de pastel van Egbert Dekkers een parafrase. tot een nieuwe zichtbare harmonie zijn verenigd, zoals Sint-Jan het on getwijfeld in zijn grootse yisioen heeft doorstaan en zoals de apostel zelf het waarschijnlijk zou hebben uit gebeeld wanneer hij beeldend kun stenaar in onze atoomeeuw zou zijn geweest. Niet het onderwerp, zo mijmeren we, is doorsjaggevend voor het reli- getiheid nam bezit van zijn wezen. Voor wie doorheen de visionaire kracht van zijn pastel-tekeningen weet heen te zien, is het meer dan dudelijk, dat Egbert Dekkers in zijn kleuren en in zijn lijnen is volgroeid tot éénheid met het hem dagelijks omrin gende zingende licht. Zo althans zagen en voelden wij het de dag, toen we het voor recht hadden zijn gast te mogen zijn. gieuze karakter van een kunstwerk. Het gaat om de religieuze bewust making van dat onderwerp, om de stootkracht waarmee de religieuze waarde in door de kunstenaar opge roepen of „aangeroepen" aspecten voor ons en diep binnen in ons wordt neergeplant. Opdat het groeien en ge dijen moge in die onbesmette tuin van het bovennatuurlijke leven, zoals eenmaal door God geschapen en na dien door de mensen beschadigd en bezoedeld. Rechts tegenover deze getuigende schilderijen begrijpen we de uit spraak van de jury die aan Egbert Dekkers de provinciale prijs van Noord-Brabant voor beroepskunste naars toekende: „(De jury) acht in de door haar beoordeelde werken van Egbert Dekkers de grootheid en de diep gang van het door (hem) nage streefde van een zodanige allure, dat zij aan hem tenslotte de voor keur gaf (boven de enige ernstige mededinger, Marius de Leeuw)". Geluksgevoel Natuurlijk spraken we met de kun stenaar over moderne religieuze kunst. Zijn mening daarover behoeft hij overigens niet onder woorden te brengen, zolang er een kans is om naar zijn werk te kijken. Daarin staat zijn diepste overtuiging innig en in vele pastels ook onvergankelijk gegrift. Voor hem is duidelijk, dat hij „de ontvankelijken in een andere wereld moet binnenleiden, de boven aardse wereld zoals ze opdoemt uit de Openbaringen van de Ene God" om het te zeggen met de woorden van de franciscaan Renald Rats, die het voorwoord schreef voor de ten toonstelling die Egbert Dekkers vorig jaar in het raadhuis van Hilvaren- beek inrichtte. Toen we tenslotte, een beetje duizelig van een vreemd geluks gevoel, afscheid namen met een te schamel klinkend woord van dank, verweerde Dekkers zich met z'n ontwapenende gilmlach alsof niet wij maar hij de dank bare behoorde te zijn. Eenmaal op de weg terug keken we nog eens om naar de rank oprijzen de bomen rond dat hoge huis. Enkele ogenblikken lang was het ons, alsof we een tempel za gen. Egbert Dekkers aan het werk in de kerk te Philippine. (Van onze verslaggever) De buitenlandse persvereniging is gisteren, tijdens haar tweedaags bezoek aan Breda, ontvangen door mgr. Jos Baeten. Bij die ontvangst heeft dr. J. Dellepoort, directeur van het Kaski te Breda, gesproken over de godsdien- stig-kerkelijke situatie te Breda. In het begin van zijn rede toonde Dr. J. Dellepoort aan, dat de organisatorische structuur en de methodiek van de zielzorg mede bepaald wordt door de ontwikkeling van de gemeenschap, waarin zij haar taak vervult. Aan de behoefte daarvan op de hoogte te blijven wordt mede voldaan door de inschakeling van het wetenschappelijk sociologisch en sociografisch onderzoek. Dr. Dellepoort gaf daarna een be knopte sociografische schets van de stad Breda en belichtte daarvan al lereerst de historische signatuur. Hij kenschetste Breda als een voor het overgrote deel katholieke ge meenschap, waarin een belangrijke niet-katholieke en Hollandse invloed heerste. Hierdoor ontstond een ty pisch eigen karakter, dat in de loop van deze eeuw op de achtergrond is geraakt en dat nog doorwerkt door o.m. een sterk standsbesef bij de bevolking. De snelle groei van de stad heeft zich ingezet na de ontmanteling van de vesting Breda in 1870, welke tot op heden voortduurt. Annexatie van randgemeenten vond tot tweemaal toe plaats en de bevolking is van ongeveer 15.000 tussen 1870 en 1900 gegroeid tot ruim 100.000 zielen op het ogenblik. De migratoire uitwisseling met het westen van Nederland (vooral Den Haag) blijft overigens belang rijk, maar werd na de eerste we reldoorlog overvleugeld door de mobiliteit met het omliggende plat teland en de meer naburige steden. Hierdoor én door de annexaties is Breda sinds 1900 in belangrijke mate verbrabantst. Het percentage katholieken is zodoende gestegen van 79 pet. tot plm. 87 pet. Na 1870, aldus Dr. Dellepoort, is de economische ontwikkeling van de stad voor goed begonnen. Op het ogenblik geeft de Bredase nijverheid werk aan meer dan 20.000 man, waarvan ongeveer 2/3 in Breda woon achtig is. Uitvoerig ging Dr.Dellepoort in op het probleem van de pendel. De godsdienstig-zedelijk consequenties hiervan kunnen zijn, dat de betreffen- Aldus schreef dezer dagen prof. dr. J. van Geetruyen in de Gazet van Antwerpen" onder de titel ,.Het 40-ja- rig Moerdijk-schaakspel". Hij vindt, dat de historie van het Moerdijkka naal er geen aanleiding toe geeft voorbarig of overdreven onder de in druk te komen van de verklaring van „België verzaakt beslist niet aan het Moerdijkkanaal en Ne derland denkt er evenmin aan zijn toezegging van een nieuwe ScheldeRijn-verbinding in te trekken. Beperken wij dus kalm weg de draagwijdte van de verklaring (-Luns) tot haar opzet, namelijk dat Nederland eventueel bepaalde werken in West-Bra bant zou kunnen ontwerpen of uitvoeren die misschien enige in vloed zouden kunnen hebben op de loop van een waterweg die niettemin in ieder geval zal tot stand komen." minister Luns. welke hij meer als een zoveelste incident ziet. Intussen gaat hij dan de historie van het Moerdijkkanaal eens na, waarbij hij meent te moeten vaststel len, dat België in zijn onderhande lingspositie tegenover Nederland al maar is teruggekrabbeld, zodat het tenslotte in 1957 om het Moerdijkka naal te bekomen, „niet alleen het me rendeel der kosten moet dragen en in stemmen in een gedeeltelijke herzie ning der verdragen, maar bovendien dient te verzaken aan het toekennen van Rijnvaartpremies en te aanvaar den dat het kanaal ondergeschikt wordt gemaakt aan de afsluiting van de Benelux economische unie". „De twee toegevoegde condities ver anderen de substantie van de door Nederland aangegeven verplichting België een nieuwe en verbeterde Schelde-Rijn-verbinding toe te staan" voegt de Belgische scheepvaartdes- kundige hieraan toe. Verbazingwekkend Deze verklaring is toch wel enigs zins verbazingwekkend en voert tot de constatering, i dat prof. van Geetruyen zelf schaak speelt met de gegevens van de Moerdijkkanaal-his torie. Er'wordt met de twee genoemde condities tittel noch jota veranderd aan de substantie van de verplich ting, welke Nederland op zich nam. Die substantie is, dat Nederland aan België een betere nieuwe Schelde- Rijn-verbinding wil toestaan. Neder land trekt deze toezegging ook nu, na de verklaring van minister Luns, niet in. maar prof. van Geetruyen begaat de vergissing een betere nieuwe Schelde-Rijn-verbinding meteen te vereenzelvigen met het Moerdijkka naal, volgens het advies Van Cau- welaert-Steenberghe. De nieuwe Schelde-Rijn-verbinding in de vorm van het Moerdijkkanaal heeft België overigens kunnen krijgen wanneer het daartoe zelf een gerede partij was geweest en niet was blijven aarzelen of, zoals in de twintiger ja ren door de betwisting van Neder lands soevereiniteit over de Wieslin- gen, zelf geen aan de substantie van de zaak vreemde condities had ge steld. Nu schrijft prof. van Geetruyen, dat België beslist niet verzaakt aan het Moerdijkkanaal, en minister Spaak heeft zo pas in de Kamercommissie van Buitenlandse Zaken nog eens ver klaard. dat België de idee van het Moerdijkkanaal niet heeft opgegeven. Maar wat betekent dit realiter meer, dan dat België een claim op het Moerdijkkanaal behouden wil Het stelt zijn beslissing over het kanaal uit, wat alleen al in verband met zijn financiële omstandigheden niet onbe grijpelijk is. maar dan moet men toch ook vaststellen, dat zijn niet verzaken aan het Moerdijkkanaal praktisch neerkomt op een alleen vasthouden van de idee daarvan. Wat heeft nu met name west-Bra bant aan een kanaal, dat men op pa pier vasthoudt, maar er in werkelijk heid niet komt Het antwoord op die vraag is niet moeilijk te geven en de Nederlandse regering heeft daaraan eindelijk terecht de consequentie ver bonden, dat met de noodzakelijke werken in west-Brabant niet langer gewacht wordt. De werken in Noordbrabant zul len enige invloed kunnen hebben op de loop van de nieuwe betere Schelde- Rijn-verbinding, in de gedachten van prof. van Geetruyen dan altijd nog het Moerdijkkanaal. Een mogelijkheid Het is inderdaad mogelijk, dat een aanhouden van het tracé van het Moerdijkkanaal, volgens het rapport- Van Cauwelaert-Steenberghe. voor de verbinding Bergen op Zoom-Vliet- Mark, welke west-Brabant nodig heeft, nog enige kans laat voor de verwezenlijking van het Moerdijkka naal. Maar men realisere zich wel, dat Noordbrabant zelf geen behoefte heeft aan een waterweg van de pro- gorties van een zeekanaal en dat het ovendien wel behoefte heeft aan landwegen zoals de Zoomse weg in de verbinding van Geertruidenberg over Zevenbergen met Steenbergen, die het na uitvoering straks zeer moeilijk of onmogelijk zullen maken het door prof. van Geetruyen beoogde Moerdijkkanaal nog tot stand te bren gen. Nederland houdt vast aan zijn toe zegging België een betere nieuwe Schelde-Rijn-verbinding te willen ver schaffen. Daaraan is substantieel niets veranderd. De vorm van een Moerdijkkanaal voor deze verbinding is echter uit het bereik der mogelijk heden afgedreven, niet alleen vanwe ge Nederlandse, speciaal Rotterdam se tegenstand, maar vooral ook door de houding van België zelf. de arbeiders (vervreemdend van ge zin en milieu) eveneens vervreem den van de kerk, omdat de geloofs overtuiging vaak sterk milieu-gebon den en weinig weerbaar is. De bevolkingsgroei werd opgevan- gen door nieuwe parochies (6 in 1900 voor plm. 25.000 katholieken, 21 op dit ogenblik voor ruim 88.000 katho lieken) Dr. Dellepoort toonde daarna aan, dat de geestelijke en materiële noden en de vervreemding daarin van een groot aantal katholieken van het godsdienstig kerkelijk leven, het verantwoordelijkheidsbesef bij de geestelijkheid stimuleerde. Dit vond even goed plaats bij de leken. Ver nieuwingen in de zielzorg en een be langrijke uitbouw van het maat schappelijk hulpbetoon en de katho lieke organisaties waren hiervan het resultaat. De ontvolking van de binnenstad, aldus Dr.Dellepoort, vormt een pro bleem op zich. Sinds 1947 is het aan tal bewoners van het gebied binnen de singels gedaald met ongeveer 3500 personen, d.l. 15 pet. Hierdoor vindt een belangrijke teruggang van het aantal gelovigen in de binnen stad plaats met alle mogelijke na delige gevolgen voor het parochie leven. Daarvandaan dat Mgr. Jos. Baeten het Kaski opdracht gegeven heeft voor een studie van de vraag stukken van de kerkelijke structuur in de binnenstad. De basis voor dit onderzoek was een wetenschappelijke misbezoektelling. Dr. J.Dellepoort besloot zijn inlei ding voor de buitenlandse journalis ten door een overzicht te geven over het gehele bisdom Breda. Hij ging allereerst het ontstaan ervan na en stond langer stil bij de aanmerke lijke vergroting van het bisdom in 1956. Sindsdien telt het Bredase dio cees 430.000 katholieken, in totaal 60 pet. van de aanwezige bevolking. Het vergrote bisdom ziet zich daar om gesteld voor de problemen, di« iedere diasporazielzorg meebrengt, maar wordt eveneens geconfronteerd met de gehele problematiek, die de moderne technische beschaving met zich meebrengt. Tenslotte heeft Dr. Dellepoort erop gewezen, dat het Deltaplan vele gods- dienstig-zedelijke problemen oproept. De militaire gezaghebber van Dja karta heeft sinds kort censuur inge steld op de berichten, welke door de in Djakarta geaccrediteerde buiten landse correspondenten ter verzen ding worden aangeboden. De woordvoerder van't stadscomman- do van Djakarta verklaarde, dat deze maatregel werd genomen op grond van de staat van oorlog en beleg en bedoeld is om verspreiding van be richten, welke nadelig zijn voor land en volk van Indonesië, te voorkomen. De rechtbank te Amsterdam heeft de 24-jarige Amsterdamse vrouw, die na een vrolijke Eerste Kerstdag in de Haarlemmerstraat des nachts haar minnaar zeven messteken toediende, een gevangenisstraf opgelegd van zes maanden met aftrek van het voorar rest. Bovendien werd zij voorwaarde lijk ter beschikking van de regering gesteld met een proeftijd van 3 jaar onder toezicht van de reclassering. De Officier van Justitie had veertien dagen geleden bij de behandeling van de zaak een jaar met aftrek geëist. (Advertentie) Het slachtoffer, de 46-jarige Drent se koopman J. P. uit Hoogeveen, was evenals zijn vriendin, die reeds 7 veroordelingen achter de rug heeft en verminderd toerekenbaar wordt geacht, op de bewuste avond dron ken. Er ontstond op straat ruzie tus sen man en vrouw, waarop de man zelf een zakmes uit zijn broek haalde en dit aan de vrouw gaf, zijn jasje open deed en uitriep: „Steek me dan maar kapot". Dat had ze prompt ge probeerd. Van de zeven waren er twee levensgevaarlijk, maar dank zij snel operatief ingrijpen in een zieken huis werd 's mans leven gered. 'n belegen genever zo zuiver gestookt en heerlijk zacht l een S B product A o 1822 P LITER Nog nief zo heel lang geleden ver schenen de jonge vrouwen van Sy rië in het openbaar altijd gesluierd. Maar me' de emancipatie kwamen zij in de iderne jeugdorganisaties die thans door de regering worden voorzien van wapenen. En zo kon men, op de parade te Damascus ter gelegenheid van de unificatie van. het Midden-Oosten waaraan door Egypte, Tra-ns-Jordanië en Syrië wordt deelgenomen, een afdeling Syrische meisjes zien, gewapend met Tsjechische geweren.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1957 | | pagina 5