Ruimtenood de plaag van Genua ergste RODENT Frank Demara, bedrieger, ging weldoende rond Ook Duitse sport kent heftige „koude oorlog De sociale toestand in de wereld Nederland heeft geen bezwaar tegen het opslaan van atoomladingen Frankrijk wil auto-export uitbreiden Hoe de haven zich almeer ontwikkelde Hartoperatie na studie uit boek en tijdschrift DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 4 APRIL 1957 RAT en MUIS 55 Ons land echter nog niet gevraagd Afrikaanse conferentie (Advertentie) De eerste indruk, die de eco nomische mens hij moge ove rigens over vele andere eigen schappen beschikken krijgt van het kustland van Liguriëen van de hoofdstad, is er één van gebrek aan ruimte. Zo kan de reis per trein via oostelijke of westelijke Rivièra naar het knooppunt Genua geen onver deeld genoegen zijn. Daarvoor gaat bij gebrek aan ruimte voor de spoorlijn dit landschap van de zuiderzon te dikwijls plotse ling dicht: het aantal kortere of langere tunnels is uitermate groot. Het geheel is technisch een mooi stuk goed volgehouden menselijke wil en arbeid dat was het ook in het westen van Nederland met zijn menigmaal zo waterrijke, slappe bo dem. Daar liet de natuur een oplos sing toe met vrij licht en vrije hori zon hier dwong de nood tot de enige uitweg van tunnelbouw. Voor de economische ontwikkeling van Genua is door de eeuwen heen de overland-verbinding met het noor den, waar als het complement, ja supplement van de haven een belang rijk achterland ligt, van nog meer belang geweest dan die langs de Rivièra. De verbinding met de vruchtbare Povlakte is vanouds gegaan over een bergpas, de pas van Giovi. Hoewel een pas niet nodigt tot groot vervoer, zijn er in de loop der eeuwen over deze pas in het verkeer tussen Mi laan en Genua, heen en weer, heel wat goederen gegaan. Maar in dit bergland, waarover zich de in- en uitvoer van de Povlakte beweegt, komen veelvuldig aardstortingen voor. In de vorige eeuw waren deze het eerste spoorwegvervoer zeer tot last. Al vroeg is men hier dan ook geko men tot de bouw van een tunnel. Om daj; toen nog zeer bezwaarlijke werk kort te houden, geschiedde dat op vrij grote hoogte; op die wijze bleef echter de last van de bergstortingen nog veelvuldig. Dank zij de voort gaande boortechniek is de tunnel tot tweemaal toe verlaagd, tevens ver lengd. Ook dit wijst er wel op, dat de natuur het aan Genua niet alleen in zijn verbindingen naar oost en (Advertentie) west, waar ook naar noord zeer moeilijk heeft gemaakt. Tegenwoor dig passeert men om van Genua naar Milaan te komen een tunnel van 18 kilometer. Ook onder de grote havenstad strekt zich een onderwereld van tun nels uit; ondergrondse spoor- en tramwegen brengen vele verbindin gen tot stand, zoals die tussen sta tion en haven. Vier tunnels werken zich onder de Apennijnen door. Het gaat alles elektrisch en is ook overi gens zo ingericht, als het maar zijn kan. Maar dat neemt niet Weg, dat het zo uitgebreide ondergrondse massa- verkeer en -vervoer duidelijke aan wijzers zijn van het algemene ver schijnsel van ruimtegebrek. Het doet de homo economicus het eigen, wijd openliggende land weer eens met andere ogen zien. Ineengedrongen bouw Niet alleen bij het verkeer te land heeft Genua moeten woekeren met zeer weinig plaatsruimte, ook bij de opbouw van de stad is dit altijd de moeilijke factor geweest. Voor men selijke bewoning moest de smalle strook gronds met de zee aan de éne en de rotsen aan de andere kant tot het alleruiterste worden uitge buit. In de Middeleeuwse kern dei- stad dwong nijpend ruimtegebrek tot nauwe straatjes en tot zeer hoge hui zen; de snel stijgende rotsbodem moest leiden tot steil opklimmende stegen. Zo ontstonden de caruggi het een uitsluitend plaatselijk woord? de stegen en steegjes, de drukke, smalle verkeersaderen, een wereld apart, een belangwekkend brok Genua, dat zeer de moeite loont om het te doorkruisen, al zal terecht de tegenwoordige, veel ruimer en luchtige stedebouw niet zoveel men sen huisvesten op zo kleine platte grond. Daar er aan niets zozeer ge brek was als aan ruimte, werden het hier de hoogste huizen van Europa, reeds in de Middeleeuwen met acht of negen verdiepingen. Te genwoordig gaat het nog heel wat hoger: pensions op de twaalfde ver dieping; een wolkenkrabber, waar men thee drinkt op de dertigste, het zijn al verschijnselen, die voor Genua eigenlijk heel gewoon zijn. Er is mis schien geen stad, waar binnenshuis de lift en in het stadsverkeer de ste nen trap een grotere rol speelt. Het druk gebruik van de kabelspoor, die een zware klim naar driehonderd meter boven de zee wegneemt, houdt de prijs laag. Het eist het schier bovenmenselijke bijna 700.000 inwoners een onderdak te bezorgen, als het relief van de bodem zo weinig plooibaar is. Zowel zijdelings langs de kust als landin waarts stapelden de moeilijkheden zich op. Hoewel de natuur aan de uitbreiding van de stad schier onover- komendiike bezwaren in de weg leg de, heeft Genua hier grote triomfen geboekt, al zijn het dan ook volstrekt niet allemaal villawijken geworden. Hier en daar waren reeds vanouds villa's tegen de heuvels opgebouwd; de overgebleven ruimte heeft zich vaak tot aan de top met huizen ge vuld. Er ontstond een Groot-Genua met een oeverlijn van 35 kilometer en dat zich tot ver in het heuvelland uitstrekt. Van open rede tot haven Zo is het te land gegaan, waar men in ieder geval de vaste grond onder de voeten heeft. Hoe was het aan de havenkant? In het rijk geïllustreerde, door de stad Genua uitgegeven maandblad X1955 no. 4) wordt wat ook de beste wereldatlas niet geven kan een gehele bladzijde ingenomen door een ,,plastico orografico", een kaart dus van het bergland van Genua. Met zware zwarte vegen en grillige lijnen rukken als in slagorde de rots partijen op naar het zuiden, naar de rotsenkust. Aan de haven, door rot sen omlijnd, wordt slechts een lut tele plek gelaten in het geheel van de tekening is het niet meer dan een muizenholletje, schier in het niet zinkend tegen de grote oppervlak ten ,die zee en bergland beslaan. Maar die aan volle zee gelegen re de al was dan ook de Middellandse Zee in stormachtigheid geen Noord zee had bescherming nodig. Het onvoldoende van een rede in open zee zal op hardhandige wijze aan de dag getreden zijn en in 1283 kwam onder de Genuees Boccanegra het eerste grote werk in de kunstmatig op te bouwen haven tot stand. Het was de Molo Vecchio (oude ha- vendam), een voor die tijd met zijn geringe hulpmiddelen reusachtig werk van 450 meter lengte. Een drie tal eeuwen is het verder bij die éne dam gebleven. Het is weer de harde werkelijkheid geweest, die de palei- zenbouwer Alessi noopte zich ook met de haven te bemoeien. Onder hem kwam de Molo Nuovo (nieuwe haven- dam) tot stand met een lengte van 660 m. Deze kwam aan de overzijde te liggen en was ten opzichte van de oude zo gericht, dat het havenbekken zo doeltreffend mogelijk werd be schut. Een werk voor schippers, versche nen in 1745, vat bovenstaand resultaat als volgt samen: ..een groote Haven, door konst gemaakt met twee Moeljes (molo's) beslooten, die zig in zee uit strekken om den ingang dus te naau- wer te maken." Groots werk Een blik op een authentieke platte grond van Genua uit 1831 is eveneens zeer leerzaam om de ontplooiing van de laatste 125 jaar te beter te doen uitkomen. Op die kaart worden de oude en de nieuwe havendam beide aangegeven als nog niet meer dan zeer smalle havenpieren. Scharmin kels in vergelijking met de breed op gezette havenhoofden van tegenwoor dig. In dit oude havenbekken zijn nog niet meer dan vier aanlegsteigers vooruitgebracht. Meer naar binnen op de achtergrond staat het Arsenaal of Tuighuis: wat er nu niet meer is. Als eerste maatregel voor Uibtreiding hield kort na 1861 Genua op oorlogs- en marinehaven te zijn en kwam de gehele ruimte ter beschikking van de koopvaardij. Kan van de Bacino Ponta Vecchia (het oude havenbekken) al niet ge zegd worden, dat dit een natuurlijke haven is, al heeft de natuurlijke lig ging ongetwijfeld medegewerkt, voor het overige deel van de haven heeft de natuur, toen de mens door de groeiende scheepvaart tot uitbreiding werd geprest, geheel en al verstek laten gaan. Na de aanleg van de spoorlijn Genua-Turijn in 1851 en vol gende jaren kon men oorlogs- en wa- renschepen uit de haven terugtrek ken, maar wat kon het door de ope ning van het Suez-kanaal in 1869 in het nauw gebrachte Genua anders doen dan de haven, verder dan de zee eigenlijk toeliet, uit te bouwen. Ook al is de Middellandse Zee niet zo'n geweldenaar als de Noordzee zijn kan. niettemin was het een hachelijke onderneming. Aan de oostkant kon nog veel aan leuning aan de kust worden gevon den, wel waren ook hier reeds nieuwe golfbrekers nodig, maar aan de west zijde moest aan de ruim tweehon derdjarige en in die tijd herhaaldelijk verlengde nieuwe havendam, de Pon- to Nuovo, een brede en zeer sterke arm naar het zuiden, 1500 meter lang, worden toegevoegd. Op die arm staat de i^anterna. Een lantaren geeft inderdaad licht, maar niet veel. Deze Lanterna echter is een vuurbaak, die op 70 meter hoogte zeer veel licht geeft. Op 50 kilometer afstand is het licht, dat deze vuurto ren uitwerpt, te zien. Met een aan de overzijde van dat brede havenhoofd aangelegde dam als meewerkend deelgenoot werd een veel verder in zee vooruitgebrachte haven verkregen. Ter bescherming moest nog weer een eind verder in zee, evenwijdig aan de kust. een bre de strekdam, de Molo Galliera wor den gelegd. Opgebouwd uit puin, steenslag, breuksteen, natuursteen en aan de naar zee gekeerde glooiing thans beschut door lagen van traps gewijs opgebouwde betonblokken tot meer dan 20 meter hoogte, dient deze om de kracht der golven het eerst op te vangen en te breken en zo de meer binnenwaarts gelegen dammen te dekken. Zoals van 1871 tot 1877 de goede renbeweging zich had verdubbeld, zo had men ook met veel moeite en ka pitaal aan de havenruimte een dub bele omvang gegeven. Aan de oude haven waren de Bacino delle Grazaë cn de Avamporto (voorhaven) toege voegd. Betekent de onvertaalde naam haven waren de Bacino delle Grazie mentent In ieder geval wijst de grote breedte van de Molo Galliera er wel op. dat die in zee uitgebouw de haven een zeer gedurfd werk was. Het benodigde kapitaal was mede ge komen van de hertog van Galliera; legde deze grote burger van Genua twintig miljoen lire bij de twintig mil joen van de staat of was het omge keerd LUCTOR. (Advertentie) uitgeroeid met Een onderzoek van de V.N. naar de sociale toestand in de wereld het eerste sedert 1952 geeft te kennen, dat sedert genoemde datum veelbeteke nende vooruitgang is geboekt op verscheidene belangrijke ter reinen: het sterftecijfer blijft dalen, in 't bijzonder in de eco nomisch weinig ontwikkelde landen. Epidemische ziekten vertonen de tendentie te verdwijnen, de produktie en het verbruik van le vensmiddelen zijn in de gehele wereld toegenomen, hoewel de verdeling ongelijk is, het analfa betisme neemt af en het school bezoek toe. de industriële produk tie wordt groter in een ongekend tempo. Deze vooruitgang, aldus het rap port van de V.N., is echter gering in vergelijking met de armoede en be hoeften van een groot deel van de wereld en met de mogelijkheden van vooruitgang, die thans bestaan. De politieke problemen en de bewape ningsveldloop worden de voornaamste belemmeringen voor de ontwikkeling van de sociale vooruitgang genoemd. Op 30 juni 1955 waren er in de ge hele wereld 2.691.000.000 mensen, d.w.z. 172 miljoen meer dan op 30 juni 1951. Vijftig procent der kinderen in de schoolgaande leeftijd bezoekt geen school. Zesenvijftig procent der we reldbevolking boven de vijftien jaar kan lezen en schrijven. Ziekten Het aantal gevallen van tuberculose moeraskoorts en kinderverlamming neemt af, maar dit is niet zo bij hart ziekten en kanker. Vierhonderd mil joen mensen lijden nog aan ziekten, die door parasieten worden veroor zaakt, en een evengroot aantal lijdt aan trachoom en andere besmettelij ke ontstekingen. De grote hongersnoden behoren tot het verleden, maar de problemen van chronische ondervoeding zijn nog niet opgelost en in talrijke landen is het voedselgebruik per inwoner nog be neden het peil van voor de oorlog, al dus het rapport. In het Duitse sportverkeer is de koude oorlog weer opgelaaid, nadat deze ter gelegenheid van de Olympische Spelen eventjes was gedoofd. Door het besluit van het I.O.C. slechts één Duitse ploeg aan de spe len in Melbourne te laten deelnemen, waren de communisten gedwongen met de Westduitse sportorganisaties tot overeenstemming te komen. An ders hadden zij van deelneming aan Melbourne moeten afzien. Na terug keer uit Melbourne stonden de deel nemers uit oost en west op het stand punt, dat de samenwerking in Mel bourne zo goed was geweest, dat zij in het belang van de Duitse een heid ook in de toekomst zou moeten worden gehandhaafd. Tussen dergelijke opvattingen trok de socialistische eenheidspartij van de Sowjet-zone echter scherp van leer. Op een persconferentie in Oost- Berlijn beschuldigde de leider van de sportcommissie van de Sowjet- zone, het S.E.D.-lid Reichert, de Duit se sportbond van de bondsrepubliek er van ,,een instrument voor oor logsvoorbereiding en spionage-acti- viteit te zijn." Tegelijk begon in de pers van de r?owjet-zone een laster campagne tegen de Westduitse sport. Politiek Deze debatten rondom een herenigd Duits sportverkeer zijn alleen te be grijpen. wanneer men bedenkt, dat de communistische opvatting van sport fundamenteel verschilt van de democratische. In de Sowjet-zone en in de gehele communistische wereld heeft de sport een geheel ander ka rakter, dan in het westen. In de communistische heerschap pij bestaan geen plaatselijke of par ticuliere sportclubs. Wie in de Sow jet-zone aan sport wil doen, moet zulks, hetzij door de sportgemeen- schappen der bedrijven, hetzij in het para-militaire Genootschap voor Sport en Techniek doen. De sportclubs dragen naar Sowjet- voorbeeld namen als „Dynamo", ..Turbine". „Locomotief" en worden enerzijds door de organisatie der communisten in de bedrijven, ander zijds door zogenaamde sport-instruc- teurs beheerst, die tot taak hebben de sport-training met politieke scho ling - in communistische zin - te verbinden. Uitblinkers in de sport worden met de titel „Meester van de sport" (voor de duur van twee jaar) of „Verdiens- telijk meester der sport" (voor le vensduur) onderscheiden. Dergelijke topmensen worden door de bedrijven onder elkaar uitgewis seld. Heeft om een voorbeeld te noe men „Turbine Erfurt" een goede licht-atleet nodig en weet 't, dat deze bij „Turbine-Rostock" te krijgen is wanneer zij een goede links-binnen- speler kan leveren, dan komt zo'n transactie tot stand. Natuurlijk be schouwt ieder bedrijf het een eer „zijn meester van de sport" niet met werk in zijn beroep lastig te vallen, maar hem alle mogelijkheden tot trai nen te geven. Dat is het geheim van de bloei van de ,,amateur"-sport in de Oostbloklanden. De organisatie, die de onschuldige naam „Genootschap voor Sport en Techniek" draagt, houdt zich open lijk met para-militaire opleiding be zig en men kan er ook paardrijden, motorrijden, autorijden, zweefvliegen motorvliegen. parachutespringen, zei len, watersport, bouw van vliegtuig en scheepsmodellen, seinen, commu nicatie-techniek en het africhten van honden leren. Wie aan een technische sport wil doen, moet zich tegelijk aan een opleiding in schieten en terrein- dienst onderwerpen. Ieder sportsucces van de Sowjet- zone-ploegen wordt voorts in de com munistische pers als bewijs voor su perioriteit van het communisme uit gelegd. Iedere nederlaag verwekt heftige zelfkritiek en de verantwoor delijke trainers en instructeurs moe ten zelfkritiek oefenen, die neerkomt op de verklaring, dat zij te weinig intensief de training en de politieke scholing hebben bedreven. (Van een redacteur) Vijf jaar geleden onthulde Joe MacCarthy, reizend reporter voor „Life", de fantastische ge schiedenis van een meester-bedrieger, Ferdi nand Waldo Demara, een toen 30-jarige knaap, die er in geslaagd was een der meest volmaakte series fantasterijen te besluiten met een stunt van formaat: zonder gedegen medische opleiding deed hij bijna een jaar dienst als scheepsdokter op een Amerikaanse torpedojager en bekroonde deze carrière met een fenomenale hartoperatie. Dezer dagen is deze filantropische bedrie ger opnieuw ontmaskerd. Hier volgt zijn boeiend levensverhaal, zonder definitief slot. Ferdinand Demara was een potige jongen, die, toén hij 16 jaar werd, het in 't dorpse stadje Lawrence Mas sachusetts te benauwd kreeg en van huis wegliep. Hij werd achtereenvolgens novice in een Cisterciënser Ab dij, novice bij de Broeders van Liefde, een week rekruut bij het leger, vrijwilliger bij de Navy, verpleger op de Vloothospitaalschool, gedeserteerd, novice bij de Trap pisten onder de fantasienaam Dr. French, nog steeds als Dr. French geëerd novice bij de Broeders van St. Viator en briljant student aan de St. Paul Universiteit. Dan drie maanden spoorloos. Daarna duikt hij op als leraar psy chologie in de Midden-West, ziekenbroeder in Los Ange les (nog steeds als Dr. French), professor in de psycho logie in Lacey, tegelijkertijd substituut-sheriff, wordt ge arresteerd als vloot-deserteur en moet twee jaar brom men. Het grote avontuur Na zijn vrijlating komt het beter werk; Op naam van Dr. Hamann een bioloog liet hij zich inschrijven in een avondleergang waar rechten werden gestudeerd werkte 's avonds als broeder in een kliniek. Werd ver volgens novice bij de broeders van het Christelijk On derwijs, nog steeds als Dr. Hamann. Verdwijnt echter wanneer een ander tot rector wordt benoemd en neemt de naam aan van een kennis, Dr. Josef Cyr. Als Dr. Cyr meldde Demara zich bij de Canadese Vloot, waar hij binnen 15 uur tot Luitenant-ter-Zee opklom. In juni 1951 vertrok Demara naar Korea. Aan boord van de torpedojager Gayuga was zijn eerste patiënt de kapitein zelf. Na een hele nacht getudeerd te hebben trekt hij hem een kies zonder pijn. De grote stunt kwam echter eind september, toen een Chinese jonk langszij kwam met drie Zuid-Koreanen er in. Een. van hen had een kogel vlak naast het hart. Demara liet alles klaar maken voor een spoedoperatie. „Al was ik zenuwachtig geweest, dan had ik het toch niet mogen tonen, want de halve bemanning stond me op de vingers te kijken". De omstandigheden voor deze „dilletanten-operatie" waren verre van ideaal. Demara's instrumentarium rvas belachelijk beperkt en hij had niet eens een steriliseer- trommel tot zijn beschikking waarin hij de spaarzame instrumenten ter ontsmetting kon afkoken. Zijn enige half-deskundige assistent was de ziekenverpleger, die echter zó zenuwachtig bleek, dat de man niet eens de ader kon vinden waarin hij de patiënt de voorgeschreven pentothalinjectie moest geven, die Demara als ver dovingsmiddel gebruikte. Maar Demara zelf was de rust in persoon. Hij werkte snel, alsof hij jaren en jaren als chirurg de meest ver schillende lichaamsdelen van diverse patiënten onder het mes had gehad. Hij legde de borstholte open met enkele korte maar ferme sneden vlak boven het hart en langs het borstbeen. Hij hield één principe voor ogen: hoe kleiner het gat hoe minder na afloop weer dichtge naaid moest worden. Nadat hij een licht versplinterde rib voor een deel had weggesneden en achteruit had gebogen, kon hij de kogel met een pincet te voorschijn halen uit het bindweefsel op enkele millimeters van het hart. Uit de groep gespannen toeziende omstanders klonk een gedempt bravo. Demara bracht de rib op zijn plaats, naaide de operatiewonden toe, wikkelde een verband rond de borstkas van de patiënt, waarin hij ook de ge bogen arm van de man inspalkte en gaf de gewonde tenslotte een injectie van anderhalf miljoen eenheden penicilline om eventuele infectie tegen te gaan. Na enkele uren nipte de gewonde Koreaan alweer straffe bouillon. Twaalf uur later, voordat de Cayuga haar toe gewezen sector verliet om koers te zetten naar Japan, wandelde de patiënt op eigen kracht van boord. Toen het schip ongeveer een week later in dezelfde streek van Korea terugkeerde, kreeg Demara permis sie om een deel van zijn tijd te besteden aan het opkale fateren van zieken en gewonden aan de wal. In die tijd moet onze kameraad verschillende opzienbarende opera ties hebben verricht. Een van de officieren aan boord van de Cayuga, een zekere luitenant Jenkins, was propaganda-officier van de Canadese Marine in het verre Oosten. Ondanks De mara's begrijpelijke protesten die niet alleen uit bescheidenheid voort kwamen, zette Jenkins dóór: hij produceerde een fantastisch verhaal over de prestaties van luitenant Demara alias Dr. Cyr; de operatie aan boord van de Cayuga werd tot in de details beschreven. Maar tot spijt van de pseudo-medicus werd een van zijn meest verrassende medische ingrepen niet in het verhaal vermeld: een longresectie, dezelfde operatie die wijlen koning George in november van het jaar tevoren had ondergaan en waarbij een hele long werd weggenomen. Demara had zich geinspireerd op die koninklijke opera tie (waarbij overigens een hele staf deskundigen ter assistentie aanwezig was): hij had de details goed ont houden van een artikel in een dokterstijdschrift The Lancet en een beschrijving in Time. Het slachtoffer van deze proefneming was een Zuid-Koreaan, die door een dum-dum kogel in de borst was getroffen. Er was een klein gaatje aan de voorkant, maar een gapende wond aan de rijgzijde en een van de longen was hele maal vernietigd. De man lag te zieltogen. Demara ging aan het werk. Tot zijn verrassing merkte hij te laat, dat hij de instrumenten om ribben snel af te snijden had vergeten. Zodoende moest hij er zes met de amputeringszaag te lijf. Iedere acht of tien minuten pauseerde hij om de patiënt, als die weer tot zichzelf bleek te komen, opnieuw een inspuiting met Pentathol te geen. Maar hij slaagde: de long werd weggenomen, de borstholte rijkelijk met sulfa-poeder bestrooid en de snee dichtgenaaid. De man werd daarna ingezwachteld als een mummie. Hij had acht uur liggen bloeden voordat de dokter aan het werk ging, een bloedtransfusie zou dus geen overbodige luxe zijn geweest. Maar er was geen bloed- plasma bij de hand en daarom kreeg de ongelukkige maar een injectie met glucose en meer dan een miljoen eenheden penicilline. Om op de operatietafel plaats te maken voor de vele andere gewonden, werd de man vervolgens gewoon op een grasmatje op de grond neer gelegd. Vóórdat de Cayuga de volgende morgen weg voer, snelde Demara naar de leemhut om nog eens naar zijn patiënt te kijken. De man leefde nog. Hij gaf de soldaat nog een penicilline-injectie en liet een hoopje sulfatabletten bij hem achter. Toen de Cayuga en daar mee Demara na tien dagen terugkeerden, rende de pseu- do-dokter naar de hut: de zieke was vertrokken. Hoogst waarschijnlijk dood, dacht Demara. Op datzelfde ogenblik kwam een tolk vragen of de luitenant eens mee wilde komen naar een schoolgebouw een goede vijf kilometer verderop, waar een groot aan tal gewonden om een dokter lagen te roepen. Op hun voetreis kwamen ze voorbij een graanveld, waarop hele boerenfamilies aan het oogsten waren. Midden onder hen herkende Demara zijn patiënt. De man deed maar vrouwenwerk; koren wannen. Maar hij was toch weer van de partij: „Toen de vent mij zag", vertelt Demara trots, „grijnsde hij eens breed en wilde me met zijn vrije hand een Zuid-Koreaanse dollar in mijn handen duwen. Ik stak een thermometer in zijn mond: hij had geen noemenswaardige koorts. Ik was de koning te rijk". „Ze hebben gelijk Het duurde geen week of luitenant Demara moest bij de kapitein komen: „Ik heb hier een telegram van de Admiraliteit" zei deze, „men beweert dat je een oplich ter bent en dat ik je onmiddellijk uit de dienst moet schorsen. Het is een rotgeschiedenis". Maar Demara nam deze zaak dapper op: „Ze hebben gelijk, kapitein", bekende hij rouwmoedig. Drie dagen later was hij op terugreis naar Canada, tot verdriet van alle opvarenden van de Cayuga, die in hem een vriend en een goed collega verloren. Demara haalde nog andere bedriegerijen uit en hij kwam opnieuw met de politie in aanraking. De wijze rechter sprak echter een voorwaardelijke straf uit, om dat Demara „als meester-bedrieger overal weldoende rond ging". Ferdinand Demara's plannen I^rst eens naar moe der in Lawrence, dan misschien een journalisten job aan een Canadese krant. Maar kortgeleden was hij weer spoorloos. Niemand weet waarheen, of als wie I De Nederlandse minister van defensie, ir. C. Staf, heeft op 'n persconferentie te Washington in antwoord op een vraag ver klaard, dat Nederland geen be zwaar zou hebben tegen het op slaan van atoomladingen op Nederlandse bodem, maar hij voegde er aan toe, dat men ons Op verzoek van de Franse regering zullen de grote autofabrieken in Frankrijk een groter gedeelte van hun produktie reserveren voor de uit voer. Onder een met de regering ge sloten overeenkomst hebben Renault. Citroën, Simca, Peugeot en Panhard zich verbonden in de komende 12 maanden tweederde van hun produk- tiestijging te reserveren voor de bui tenlandse markten. Dit besluit is genomen in het ka der van het streven naar verminde ring van het tekort op de handels balans. De overeenkomst kan worden verlengd na de periode van 12 maan den. In de huidige omstandigheden, die gekenmerkt worden door het feit, dat de vraag op de Franse markt het aanbod overtreft, heeft men in Frank rijk de keuze tussen (wee mogelijkhe den: beperking van het krediet en invoering van nieuwe belastingen om de vraag te doen verminderen of an derzijds voortzetting van de expansie •voor en door de uitvoer met behoud van een gezonde binnenlandse markt. De regering heeft de tweede moge lijkheid gekozen en de Franse auto industrie zal als eerste maatregelen treffen tot vergroting van haar uit voer. In 1956 heeft Frankrijk 110.396 per sonenauto's uitgevoerd op een pro duktie van 662.636 stuks. Dit jaar wordt een produktie verwacht van 780.000 automobielen, waarvan er bij handhaving van het oude tempo 132.000 zouden worden uitgevoerd. Krachtens de met de regering geslo ten overeenkomst zal de uitvoer ech ter kunnen stijgen tot 190.000 stuks. Deze uitvoerstijging zal naar ver wachting de deviezenontvangsten van Frankrijk met het equivalent van 100 miljoen dollar doen toenemen. Op de Franse markt zuller 590.000 personen auto's kunnen worden afgezet tegen 552.000 in 1956. land hierom nog niet heeft ver zocht. De minister zei, na twee dagen van besprekingen met hoge ambtenaren van de ministeries van defensie en buitenlandse zaken, dat'hij in het bij zonder belang stelt in het verkrijgen van raketten van het type „Honest John" ter vergroting van de vuur kracht van de artillerie van het Ne derlandse leger. Hij zei, dat het waarschijnlijk is, dat Nederland deze raketten in de nabije toekomst op grond van het Amerikaanse program voor militaire hulp zal krijgen, maar hij wist niet precies wanneer. Hij had gesproken over het geleide luchtdoelprojectiel van het type „nike", maar hij legde er de nadruk op, dat hij niet om levering van dit type op eenzijdige basis vroeg. „Wij moeten de verdediging tegen vliegtui gen internationaal organiseren. De verdediging van Rotterdam en die van Antwerpen zijn nauw met elkaar verbonden". De minister zei, dat de „nike", die een actieradius van 130 km heeft, mogelijk in 1958 in het raam van een internationaal pro gram aan Nederland ter beschikking zal worden gesteld. De minister verklaarde, dat hij niet om atoomladingcn had verzocht, daar hij meende begrepen te hebben, dat de V.S. deze niet aan het buiten land kunnen leveren. Technische kwesties Hij was in het algemeen naar Washington gekomen om „te spreken over technische kwesties, welke ver band houden met verscheidene onder delen van ons program niet alleen over de reorganisatie van ons leger." Hij had gesproken over de levering van reserve-onderdelen voor de Ne derlandse luchtmacht en hij had van de zijde der V.S. begrip voor de be trokken financiële kwesties gevonden. Zijn besprekingen betroffen ook pro jectielen, die door vliegtuigen worden afgeschoten, maar er was geen con crete regeling voor de levering ervan aan Nederland getroffen. Zoals op vele andere terreinen zou Nederland inlichtingen over de jongste ontwik kelingen verkrijgen. Hij herinnerde eraan, dat de Nederlandse lucht macht met Amerikaanse vliegtuigen is uitgerust, zodat het te gelegener tijd eenvoudig zou zijn dergelijke pro jectielen in gebruik te nemen. De vloot Minister Staf zei. dat er op ogen blik geen plan bestaat om Ne derlands nieuwste kruisers te ver anderen in oorlogsschepen, die geleide projectielen kunnen af schieten. Er zijn echter wel plannen om klei nere Nederlandse oorlogsschepen te vervangen en hij had met Ameri kaanse deskundigen gesproken over oorlogvoering met kleine schepen, waaronder technieken ter bestrijding van onderzeeboten. In Marokkaanse diplomatieke krin gen is vernomen, dat in mei in Tan- ger 'n conferentie van onafhankelijke Afrikaanse landen gehouden zal wor den. De basis voor deze conferentie is onlangs gelegd tijdens de onafhan kelijkheidsfeesten in Ghana. Een juiste datum vo r de confe rentie, waaraan vertegenwoordigers van Marokko, Tunesië, Libië, Ghana, Soedan, Ethiopië. Liberia en Egypte zullen deelnemen, moet nog vastge steld worden.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1957 | | pagina 9