OP DE GRENS VAN TWEE WERELDEN
AC
gde
\rlies
Iar geen
Vterdam
MVV
11 gelijk
Iploegen
DAGBLAD DE STEM VAN MAANDAG 24 DECEMBER 1956
moest
NAC
li plaats
|;peeldag
de top
0-0 ge
lde deel-
Jniet nóg
li: Grote
1—3 ging
liet her-
Itste en
lat Eind-
20 36—21
19 26—16
13 34—15
18 28—28
17 32—22
17 27—20
15 20—19
14 30—27
14 20—18
13 27—29
12 31—31
I 12 20—21
12 30—32
I 10 18—27
9 22—34
8 25—33
7 26—34
5 10—35
aer
bgmiddag
Irein aan
(wedstrijd
van de
rbij voor
de bui-
Issing zal
|le weken
genomen,
(uitzoeken
lis, waar-
Iverd Van
mid, door
de kleed-
lanval op
an Melis
ngevallen
sum hier-
■den voor
trekken,
icledigend
iwijnen.
19
18
17
15
14
13
13
12
11
11
11
10
9
8
7
4
20
17
17
15
15
15
14
14
14
12
11
9
8
6
5
2
47-18
23- 9
30-21
22-16
19-13
20-13
26-25
20-24
17-22
24-31
16-17
23-24
17-24
14-20
13-32
12-34
37-15
24-12
28-16
28-18
20-17
27-26
32-23
32-27
19-20
23-23
21-19
23-29
13-24
17-33
16-36
13-36
9
30-14
24-9
26-18
22-17
25-27
18-23
23-23
19-19
10-17
16-20
20-26
14-34
„Zit je goed, vrouwke?"
„Ja, man, Dank je...."
Enkele minuten later sliep ze, weg
gedrukt in het hoekje van de 'coupé,
het gezicht verscholen achter de op
gehangen mantel.
De sneltrein raasde door het kale
landschap van deze vroege winter.
Claude Ducros sloot zijn ogen, maar
ondanks zijn inspanning van de laat
ste dagen wilde de slaap niet komen.
Op de monotone cadans van de wie
len zweefden zijn gedachten terug
naar het laatste gesprek met de ze
nuwarts, dr. Martineau. De afgeme
ten, goed overwogen woorden, stonden
in zijn geheugen gegraveerd.:
„Uw vrouw is niet geestesziek. De
depressies worden veroorzaakt door
haar overmatig sterk ontwikkeld on
derbewustzijn, dat zich vast olijft
klampen aan het onbekende van haar
prilste jeugd. Hierdoor leeft ze soms
op de grens van de reële en de irre
ële wereld, maar die irreële wereld is
voor haar onderbewustzijn vermoede
lijk ook reëel. Ik vrees bovendien, dat
uw sterke, dynamische en autoritaire
persoonlijkheid een beletsel is voor
de normale functie van haar onder
bewustzijn.
De dokter had hem geadviserd haar
onderbewustzijn voorlopig eens ge
heel te respecteren en verder spre
kende waren ze tot de overtuiging
gekomen, dat een wintervakantie. uit
gestippeld door Madeleine, de eerste
stap zou zijn in hun nieuwe leven.
Claude Ducros, een goede dertiger,
ingenieur in een Parijse automobiel
fabriek, staarde vermoeid naar de
voorbijflitsende heuvelkammen van
de Rhöne-vallei.
Zou deze reis haar werkelijk goed
doen Zou de zwarte schaduw, die al
jaren op hun beider leven drukte nog
kunnen verdwijnen? Zes jaar geleden
waren ze gehuwd. Hy had de toen
24-jarige Madeleine leren kennen op
de afdeling boekhouding. Van beide
kanten was het liefde op het eerste
gezicht geweest en al twee maanden
later waren ze getrouwd.
„Lieve schat, ik weet niet eens wie
ik ben, waar ik vandaan kom. De
hemel weet aan welk mormel je je
leven koppelt?"
Hij had haar bezwaren weggekust
en haar stevig tegen zich aangedrukt.
„Waar je vandaan komt, liefste zal
my een zorg zijn. Ik houd van je.
Voor mij ben je Madeleine Delatour
en liet beste lijkt me om maar gauw
madame Ducros te worden...."
Nog geen jaar later, toen hij ver
langend uitzag naar een stamhouder,
kreeg ze haar eerste nerveuze depres
sie. De huisarts behandelde haar zon
der succes met de gebruikeiyke mid
delen. Toen Michel geboren was ging
het haar veel beter. Ze kon weer la
chen. Maar in hun tweede huwelijks
jaar en wederom einde november,
kreeg ze een nieuwe inzinking, nu
veel erger. Daarna had hij contact ge
zocht met dr. Martineau en op diens
verzoek had hij alles in het werk ge
steld om enig licht te werpen op de
afstamming van Madeleine.
Zijn onderzoek had niets anders op
geleverd dan een bevestiging van het
geen hij al wist. De weduwe van de
visser Delatour, die eenzaam boven
La Rochelle in haar huisje aan de
kust woonde had zich op 25 februari
voor het eerst in het dorp getoond
met „een baby", die Madeleine zou
heten en een kind zou zijn van haar
in Parijs wonende zuster. Drie dagen
later stierf Madame Delatour onder
raadselachtige omstandigheden. De
voogdyraad, die zich over de baby
moest ontfermen vond geen papieren
■n daarom werd het meisje ingeschre
ven als Madeleine Delatour en omdat
ze volgens de artsen toen ongeveer
een jaar oud zou zijn werd er in de
burgerlijke stand bij gevoegd: gebo
ren op 25 februari 1925. Het hele dorp
wist, dat Madeleine geen kind van
Madame Delatour kon zijn geweest
maar ieder spoor, dat eventueel meer
klaarheid zou hebben kunnen brengen
ontbrak. De zuster in Parijs bleek
niet te bestaan. Op 14-jarige leeftijd
werd ze ondergebracht als dienst
bode bij een officiersfamilie, waar men
goed voor haar zorgde, doch het ionge
meisje had andere aspiraties. Ze nam
lessen in de moderne talen, boekhou
den en typen, kreeg later een betrek
king op het kantoor van de automo
bielfabriek en daar ontmoette ze
Claude Ducros.
Jaar in jaar uit was de crisis terug
gekomen; telkens waren er al in no
vember tekenen van verslagenheid
en lusteloosheid, die hun hoogtepunt
vonden in een beangstigende crisis,
die vorig jaar zelfs weken had ge
duurd. Met al haar krachten verzette
ze zich dan tegen de opkomende slaap,
omdat ze wist weer geconfronteerd te
zullen worden met de vreselijke
nachtmerrie, waaruit ze badend in
het zweet en vrijwel zinneloos ont
waakte. Het Leitmotiv van de droom
was steeds een oude zwerver met een
lange witte baard, die haar kind wilde
mee nemen.
Dr. Martineau met wie hij nu bijna
op vriendschappelijke voet stond had
hem gezegd:
„Mijn beste, er zyn van die we
reldwonderen, die menen alles uit dro
men te kunnen afleiden. In de kli
niek, waar ik gemiddeld 180 personen
onder toezicht heb, heb ik met hun
theorieën niet het minste succes ge
had. ik betwijfel zelf of het Leit
motiv van de nachtmerrie een richt
lijn kan geven. Heel vaak is me ai
gebleken, dat de yitaal van een pa
tient niet in overéénstemming is met
zyn visioenen. Opname van de yitaal
heeft alleen nut als we het gedurende
een langere periode zouden kunnen
doen. Misschien, dat we dan iets kun
nen ontdekken. Onze wetenschap is
nog niet zo heel ver in dit opzicht".
Ze hadden de knoop doorgehakt.
De drie kinderen waren uitbesteed en
Madeleine werd twee weken opgeno
men in de kliniek van dr. Martineau.
En nu waren ze dan samen op weg
naar de Frans-Italiaanse grens. Du
cros had zich voorgenomen de aan-
wijzigingen van dr. Martineau volle
dig op te volgen. Madeleine had zelf
haar reisdoel gekozen en niet alleen
tydens deze vakantie, maar ook daar
na zou hy ruim baan geven aan haar
onderbewustzijn.
„Drie maal heeft ze je gebeden en
gesmeekt om in de bossen te gaan
wandelen, mon chèr. Jij hebt altijd
pas dagen later aan die wensen vol
daan. Ik geef toe, dat donkere nach
ten niet aanlokkeiyk zijn voor derge
lijke uitstapjes maar ik zou je toch
willen verzoeken de volgende keer
met haar mee te gaan. Juist tydens
haar depressies wordt ze gereageerd
door haar onderbewustzijn". De dok
ter had hem veelbetekenend aange
keken en daarna had Claude Ducros
geantwoord:
„Ik heb het begrepen."
„Prima. Dan gaat u dit jaar riske
ren, dat ze de aanval krygt in een
andere omgeving en u zult ze overal
haar zin in geven."
Ducros was de laatste weken anders
geworden. Aan de slapen begonnen
zyn haren te gryzen. Zwaar drukte
hem de spanning van de komende
weken. Hy zag hoe Madeleine bewoog
in haar onrustige slaap. Hy wist, dat
hij haar nog altyd hartstochtelijk
beminde. Voor niets ter wereld zou hy
haar willen missen. Hij zou alles doen
om haar beter te maken.
In Marseille scheen de zon. Het
leek /oorjaar. Claude en Madeleine
hadden een kopje koffie gedronken
op het terras van het station, vanwaar
ze een heerlijk uitzicht hadden op de
drukke stad. Het jonge vrouwtje was
weer wat bekomen. Een Zacht briesje
speelde met haar krullen. Claude
had zijn demi uitgetrokken.
„Heerlijk land hier", zei hij. „Jam
mer, dat ze geen automobielfabrieken
hebben.
Zijn vrouw lachte
„Waarom begin je niet een nieuw
merk. Je bent zo knap, dat ongetwij
feld alle vrouwen dan in een DUCROS
zouden willen rijdenBovendien
zouden we dan hier ergens kunnen
gaan wonen...."
„Zou je hier graag wonen, Made
leine
„Och, schat, misschien wel, mis
schien niet. Na al die gure weken in
Parijs doet dit zonnetje me goed.
Maar.... is het nog geen tyd voor
onze trein.
Claude keek op zijn armbandhor
loge.
„Inderdaad. We moeten weer naar
het perron. Vintimille vertrekt over
twaalf minuten
Enkele ogenblikken later liepen ze
met hun bagage op het perron.
„Van welk perron vertrekt Vinti
mille?" vroeg Ducros aan een be
ambte.
„Twaalfde, Monsieur".
„Merci."
En tot Madeleine voegde hij er aan
toe
„We hoeven ons niet te haasten,
vrouwke. We hebben nog een minuut
of acht."
Hij kreeg geen antwoord. Toen hij
omkeek stond Madeleine een meter
of tien terug, ingespannen te kijken
naar het bestemmingsbord van een
lokaaltje, dat zou vertrekken vanaf
het zesde perron. Hy riep luid
„Madeleinekom je....?
Hij kreeg geen antwoord.
Toen hij bij haar was voelde hy zyn
hart luid kloppen. Ze was lykbleek.
Ducros herstelde zich onmiddellijk
„Wat is er, Madeleine? Wil je liever
met deze trein mee?"
Hij zag hoe haar lippen het eind
punt speldenChateaumilia-fronti-
ère. Ze antwoordde nog niet. Ze scheen
zich niet bewust te zyn van zijn
aanwezigheid en als in een droom zag
hij zijn vrouw even later langs de
trein naar Chateaumilia-frontière lo
pen, een portier open maken en in
stappen.
Hij rende naar de kruier, die al met
de bagage op het twaalfde perron
stond te wachten en enkele minuten
later kon hij zich uitgeput naast Ma
deleine laten vallen. Onmiddellijk
daarna zette de trein zich in be
weging.
Toen zijn vrouw weer glimlachte
voelde hy zich enigszins gerust ge
steld. De coupé was stampvol. Het
zou bovendien onverstandig zyn ge
weest haar een verklaring te vragen,
maar zy scheen zyn gedachten te
lezen.
Liefkozend streelde ze zijn hand
en zachtjes met tedere stem fluisterde
ze in zyn oor
„Vergeef me Claude. Ik ben je zo
oneindig dankbaar. Ik deed natuurlyk
dwaas maar...."
En heel zachtjes, maar net niet
zachtjes genoeg voor de buurman
antwoordde hy
„Wel, waarom deed je dwaas We
zyn op vakantie. Je mag toch wel
van reisdoe' veranderèn? Of we nu
in het ene rovershol zitten of in het
andere.
Zyn woorden werden afgebroken
door de daverende lach van de dikke
buurman
„Dus u komt bij ons logeren mon
sieur, madame. Chateaumilia was
Maar weinig kerstvertellingen zijn zo vreemd als dit
verhaal, dat speelt in een spookkasteel op de Frans-
Italiaanse grens. Twee mensen, de jonge Madame
Ducros en de oude, vergrijsde bediende van haar
vermoorde ouders leven op de grens van de reële en
irreële wereld. Hun onderbewustzijn beheerst hun
nachtmerries en spookverschijningen. Het vreemdste
is echter, dat het verhaal waar is. Het werd opgetekend
naar mededelingen van een oude zenuwspecialist en
omdat Madeleine en Claude Ducros nog leven en nu
hun dagen slijten in het inmiddels gerestaureerde
kasteel, moesten namen, plaatsen en data worden ver
zonnen. De schrijver sprak ook nog met de z.g. Claude
Ducros, die hem zei: Inderdaad monsieur. Ik was
met een spook getrouwd".
vroeger een rovershol en nu eigenlijk
nog.... maar by Petrus en zijn tien
collega's zou ik geen andere woon
plaats wensen...."
Claude wilde een vraag stellen,
maar hij kreeg er geen gelegenheid
voor. De wijnboer naast hem was op
gang gekomen en zijn lofzang op
Chateaumilia duurde veertig minu
ten. Madeleine luisterde met beide
oren. Hij zag haar opfleuren. Hij
hoorde haar lachen. Ze schaterde
zelfs. Nu had hij zijn hoofd verscho
len achter zyn jas en af en toe doe
zelde hy weg, maar de zware stem
van de wijnboer ranselde op zijn trom
melvliezen
„Chateaumilia, mooiste oord ter
wereld. Er is van alles, wyn, goed
eten, anderhalf hotel, bergen en val
leien en een kasteeel met een spook".
Toen ze van de lange wandeling
thuis kwamen vonden ze de waard op
hun kamer voor een houtvuur ge
knield
„Ik heb het vuur aangemaakt,
monsieur, madame. De wind zit
slecht. Het kon wel eens knap gaan
winteren. Misschien een witte kerst
mis
„Merci, monsieur Piantonini" zei
Madeleine. „Merci".
Ze waren nu al zes dagen in Cha
teaumilia en het was inderdaad een
heerlyk oord gebleken.
Samen met de oude waard, die de
eerste dag hun gids had willen zyn,
waren ze de bergrug opgeklau
terd en met weidse gebaren had de
oude aangewezen
„Daar begint Italië. Die berghut is
al Italiaans. Daar.juist op de grens
staat het oude kasteel. Het is er altijd
rustig, maar rond Kerstmis spookt het
er. Niemand van Chateaumilia durft
er rond deze tyd van het jaar in de
buurt te komen, maar de oude Jean-
Louis, die al zestig was toen de be
woners werden vermoord is blijkbaar
niet bang meer voor geesten, want hij
woont rond kerstmis altijd op de ruï
ne.En daar ligt ons witte kerkje. Met
kerstmis is de nachtmis om twaalf
uur. Dan komen de herders naar be
neden en ze offeren een lam. Maar
uit angst voor het spook in het kasteel
durven ze nooit de kortste weg te ne
men. Altijd lopen ze over de kam tot
het einde van de rug en pas daar be
ginnen ze te dalen. Het is een omweg
van zes kilometer. Ziet u daar het
grote huis van Lebrun, uw vriend, de
wijnboer?"
Claude en Madeleine hadden geno
ten. Ze hadden een avond bij de wijn
boer moeten doorbrengen, een avond
bij de oude onderwyzer en ze hadden
nog meer ia de agenda staan. Iedere
dag hadden ze lange wandelingen ge
maakt door de omgeving. Als twee
kinderen hadden ze verstoppertje ge
speeld achter de rotsblokken in de
bergweiden. Ze hadden rozen geplukt,
lamsvlees gegeten en de fynste wij
nen in de kelder van Lebrun ge
proefd. Zienderogen was het vrouwtje
bekomen. Claude amuseerde zich als
ze telkens onder het spreken automa
tisch verviel in het zoete, Italiaans
klinkende dialect van deze streek en
eens zei hy:
„Je schijnt hier vast te groeien,
vrouwtje. Het dialect heb je al". Made
leine had toen geantwoord:
„Ik heb het gevoel alsof ik hier
thuis hoor. Ik vind het zo heerlyk
Claude, dat we deze reis kunnen ma
ken. Ik ben je zo dankbaar en ik houd
zo ontzettend veel van je. Jam
mei, dat we de kinderen ook n'et bij
ons hebben. Wat zouden die hebben
genoten
Vanuit hun eenvoudige maar grote
kamer op de eerste verdieping had
den ze een heerlijk uitzicht. Madeleine
had de ramen open geworpen en ze
verdiepte zich in het spel der bruin
gele bladeren, die zich door de wind
lieten meenemen Zou ze morgen aan
Claude vragen mee te gaan naar de
ruïne. Of durfde ze niet?
Ze voelde de bekende hoofdpijn op
komen. Nee, ze wilde niet naar huis.
Zou de vreemde zwerver weer komen.
Ze moest naar het kasteel. Ze wilde
wel naar huis. Ze wilde niet naar het
kasteel. God, waar zyn de kinderen?
Waarom spelen ze niet beneden, daar
bij de bakker. Claude.... waar is
Claude. Claude ik houd van je, maar
ik weet, dat ik je ongelukkig maak.
ClaudeClaude ik ben zo bang.
Claude doe het raam dicht. Ik ben
bangik ben bang.... ik ben
bang
Claude.... ik ben niet normaal....
ik...., ben.... gek. Claude help me
toch. Help me. Ik moet naar het kas
teel. Ze verwachten we. Ik moet...."
Toen Ducros thuis kwam vond hij
haar bewusteloos op de vloer liggen.
Nauwkeurig volgde hij de richtlynen
van dr. Martineau op. Eerst de injec
tienaald ontsmetten in de spiritus
vlam. Een minuut of tien later sliep
Madeleine, maar ze was onrustig en
hy durfde de kamer niet verlaten.
Nu moest hy dus tijdens haar slaap
om het uur temperatuur opnemen. Zo
deze niet steeg tot 39,5 diende hy haar
een tweede injectie te geven. De wire-
recorder stond gereed Zodra ze negon
te ijlen behoefde hij slechts op de
knop te drukken om haar woorden
te kunnen vasthouden
De crisisperiode was korter maar
ook heviger dan ooit. Op de avond van
24 december keerde Madeleine tot het
werkelijke leven terug. Het eerste wat
ze zei was:
„Ik heb je weer veel zorgen gegeven,
lieve Claude. Vergeef me. Ik geloof,
dat het de laatste keer is geweest. Er
is iets gebeurd. De zwerver met de
witte baard, die ook nu weer ver
scheen, is gevlucht. Ik stond hem uit
te lachen..."
Ducros kuste haar voorzichtig en hij
loog dapper:
„Ik wist wel, Madeleine, dat je er
over heen zou komen. Zo... dat is dan
voorbij. Hoe vind ie mijn kerstboom?"
„Prachtig, lieveling. Ik heb hem al
veel eerder gezien. Erg mooi. Dank je."
Ze maakte aanstalten om uit bed te
stappen.
„Blijf nog' wat liggen, kindje. Het
Is toch al laat.We kunnen toch ner
gens meer heen vanavond..."
H»t gezichtje van Madeleine betrok:
..Maar Claude, het is pas half acht.
Ik had gedacht, dat we samen nog
een stukje gingen wandelen. Boven
dien... het is kerstavond, mijn jongen.
Ik zou., ik zou..."
..Fit zou... ik zou... wat zou jij sraag?
Zm je graag het stotteren af Ieren en
een wandeling willen maken...?"
Nu lachte ze voor het eerst, nog wat
benepen en schraaltjes. Maar in haar
bruine osen kwam meer leven:
„Heus, ik voel me uitstekend. Ik zou
graag een flinke wandeling maken."
Ze keek hem verlangend aan. Hij
trok zijn gelaat in de bekende grijns,
nam haar in zyn armen en antwoordde:
„Als hare hoogheid dan toch wil
feesten, weet ik het beter gemaakt.
We gaan bij de waard een feestmaal
bestellen, dat geserveerd zal worden
na de nachtmis..."
Een uur later wandelden ze samen
onder de fonkelende sterren.
Claude had nog kans gezien onge
merkt met Martineau te bellen, die
hem opnieuw had aangeraden haar zin
te doen en optimistisch gestemd was
over het verloop van de crisis.
Ze staken het dorpsplein over,
schaars verlicht door één enkele gas
lantaarn. Daar trok Madeleine hem
mee de rue du Chateau in.
Wilde ze nu inderdaad naar die vre
selijke ruïne waar het met kerstmis
spookte?
Claude poogde zijn opgewekte toon
te handhaven, maar van binnen was
hij één brok onrust.
„Is het hier niet heerlyk rustig,
schat?" vroeg ze.
„Inderdaad, vrouwke. zo'n wande
ling in de kerstavond doet een mens
goed..."
De heme] weet hoeveel moeite hij
had om dit waar te laten klinken.
Een seconde later schoot er vlak
voor zijn voeten een haas uit het
struikgewas. Hij vloekte en daarna
hoorde hij zijn hart bonzen.
„Kijk hier eens hoe enig. Claude..."
Madeleine trok hem mee naar de
oude watermolen. Wild en bruisend
stortte de bergbeek twaalf meter naar
beneden om gillend langs het nu dode
rad zijn weg in de nacht te vervolgen.
In de verte jankte een hond. De weg
werd nu steeds smaller en bochtiger
als wilde hij de ontmoeting met het
dreigende bos, dat zich nu als een don
kere massa vol beangstigende geheimen
begon af te tekenen, uitstellen.
De klok van de toren van Chateau
milia liet tien slagen horen. De laatste
stierf weg in de nacht en Claude voel
de zich eenzaam. Hij begon te begrijpen
waarom die van Chateaumilia het hier
lieten spoken: het décor was er voor
gemaakt.
Het geluid van de jankende hond
was nu dichterbij. Een late uil kruiste
voorbij.
Plotseling stond Madeleine met een
wilde ruk stil. Ze trok aan zyn arm
en vroeg:
„Claude, zie je dat... er... brandt...
licht. Ze verwachten ons... kyk."
In het vale schemerlicht van de
opkomende maan zagen ze de nog vry-
wel vormeloze massa van het oude
kasteel tegen de andere helling. Vier
ramen waren hel verlicht.
„Maar, Madeleine, dan kunnen we
wel terugkeren. Het kasteel is be
woond..."
Ze antwoordde niet maar trok hem
mee naar de zware, yzeren poort.
Toen jubelde ze:
„Zie je Claude. Ze verwachten ons.
De poort staat open en het licht
brandt..."
Claude wist niet hoe hij het had.
Duizend gedachten stormden door zijn
vermoeide hoofd, maar één domineerde
er: was zijn vrouw inderdaad ziek?
Hij voelde hoe ze hem mee trok. de
oprijlaan in. De maan was nu helder:
de ruïne begon vorm te krijgen. Ducros
zag hoe de oprijlaan bijna vergroeid
was met de grasperken.
Dood hout knapte onder hun voeten,
maar meter voor meter gingen ze ver
der. Nu kon hij het torentje van de
ruïne zien.
De hond sloeg plotseling van janken
over in een luid en snel naderbij ko
mend geblaf. Het kwam er nog maar
aan te kort, zo dacht hij, dat ze wer
den aangevallen door een dolle, Duitse
herder. Het op hen toestormende dier
maakte zich nu los van de nacht.
Instinctief bleef Ducros staan.
Madeleine trok opnieuw aan zijn
arm:
„Kom iongen. Ze verwachten ons.
De hond verwacht ons ook. Hoor je
niet, dat hy bly is.
„Maar meisje, luister nu eens..."
Toen dacht hij, dat de grond onder
zijn voeten verdween. Hij was er op
voorbereid geweest met een wilde
hond te moeten vechten maar twee
meter van hen af stond het grote mon
ster plotseling stil. Het begon met de
staart te kwispelen, het liep naar Ma
deleine toe en likte haar hand...
„Ja, je bent braaf," hoorde hij zijn
vrouw zeggen. „Je bent braaf. Nu mooi
rustig zijn..."
Het grote dier bleef naast haar lo
pen. Het blafte niet meer. Het was
kalm en tevreden.
Voor Claude was dit een climax in
de beklemming en hij barstte los:
„Om Godswil, Madeleine. Zeg me,
wat dat te betekenen heeft. Ik begin
ook te geloven, dat het hier spookt..."
Haar gulle schaterlach weerklonk in
het bos.
Had hy haar al ooit tevoren zo spon
taan horen lachen? Wat was er aan
de hand? Welke vreemde machten wa
ren hier doende? Vertoefden ze nu
beiden op de grens der twee werelden,
de reële en de irreële?
Juist toen ze het bordes beklommen,
ging de grote hoofddeur open. In een
zee van licht stond een lange, oude,
gebogen man met een witte baard,
gekleed in het deftige zwart van de
huisbedienden.
Claude Ducros voelde zich licht in
zyn hoofd.
Madeleine trok hem de trap mee op.
Toen hoorde hij de oude stem kra
ken: „Wees welkom mevrouw, wees
welkom meneer. De Here zij gedankt.
Ik heb zovele iaren op u gewacht. En
nu zijt u er zelf..."
De oude had tranen in de ogen.
Wezenloos keek Claude toe. hoe Ma
deleine haar jas uitdeed. Instinctief
volgde hij haar voorbeeld. Nu ging ze
naar de deur, rechts in de vestibule en
lachend vroeg ze den oude:
„Is de vestiaire nog intact?"
„Zeker, mevrouw. Vergeef my. Ik
ben zo van streek."
Zij lieten hun jassen over zijn uit
gestoken arm glijden. En inderdaad,
achter de rechtse deur bevond zich de
vestiaire. Claude meende te dromen.
Hoe kon Madeleine weten, dat juist
daar de vestiaire was. Hij voelde zich
verdwaald in een vreemde wereld, die
hij niet kende maar die zijn verstand
gevangen hield. Hij probeerde zich met
geweld uit de ban der betovering te
rukken, maar het lukte niet.
Madeleine stak weer haar arm door
de zijne.
„Kom dan gaan we naar de eet
kamer..."
Ze liepen de gang in. Hun voetstap
pen klonken hol en echoden luid te
rug. Hij sloeg geen acht op de familie
portretten aan de hoge muren. Toen
wierp zijn vrouw een andere deur
open. Ze schuurde luid knarsend in
haar zware hengsels. Dit bekende ge
luid scheen Ducros terug te voeren tot
de werkelijkheid.
„Madeleine. Het is nu genoeg ge
weest. Ik wens een verklaring..."
In de eetkamer stond de tafel gedekt
voor twee personen. Boven de schoor
steen hing een levensgroot geschilderd
portret van zijn vrouw. Als om een
droombeeld te verdrijven wreef hij
over zijn ogen en voorhoofd.
Maar het portret hing er nog.
Moeilijk stamelde hij:
„Madeleine, zeg me..."
Toen klonk er een zoete kerstmelo
die door het kasteel. Ze vulde de eet
kamer en nog steeds verdoofd door de
gebeurtenissen van de laatste minuten
voelde Ducros zich in een oude leun
stoel gedrukt. Naast hem zat Made
leine, schuin tegenover hem stond de
grijsaard, nog steeds met natte ogen.
De oude sprak:
„Het is de muziekdoos van uw moe
der, zaliger gedachtenis," en hy blikte
eerbiedig naar het schildery boven de
schoorsteen.
Niemand antwoordde.
Dücros durfde niet naar Madeleine
te kijken.
Toen hield de muziek plotseling op.
Een lange seconde was het stil. Men
hoorde alleen het geruis van de bomen.
Weer kraakte toen de stem van de
oude bediende:
„Ieder jaar rond deze tyd was alleen
uw geest hier, mevrouw. U liep door
de kamers, u liet de muziekdoos spe
len en u zong er bij. Ik dekte dan de
tafel maar u at nimmer. Soms bleef u
weken, soms maar een paar dagen. Ik
bad u te blijven, maar u hoorde me
niet. Altijd verdween u weer. Ik heb
u gezocht in de bergen, ik heb ge
dwaald in de steden, maar ik vond
slechts het spook."
De koude rillingen gleden Claude
over de rug. Heel in de verte hoorde
hij Madeleine vragen:
„Wie was dan het spook?"
En uit de andere wereld klonk de
stem van de oude:
„Het spook was u, mevrouw."
Daarna diende hij de maaltijd op en
vertelde hij hoe de ouders van Made
leine en haar tweelingzusje waren
vermoord door bandieten. De oude had
alleen haar kunnen redden. Om haar
in veiligheid te brengen had hij haar
toevertrouwd aan een bloedverwant,
die een reis ging maken. Deze bloed
verwant was nimmer terug gekomen,
zodat ieder spoor ontbrak.
Geleidelyk can voelde Ducros zich
weer op twee benen staan. Ook de
stem van de notaris, die Madeleine en
hem had medegedeeld, dat hun be
zittingen zuinig waren beheerd en ze
nu plotseling ryk waren had nog uit
Je verte geklonken. In de burger
lijke stand hadden ze de juiste gege
vens gevonden. Voortaan heette zyn
vrouw Maria-Magdalena Sophia, Gra
vin van Chateaumilia. Ze werd hier
mee ook plotseling drie maanden jon
ger. Hij verwerkte het allemaal moei
lijk en traag. De rollen waren omge
keerd. Madeleine daarentegen schrok
niet eens, toen al twee dagen later de
oude bediende dood op zyn bed werd
gevonden.
Toen pas ook bekende zy
De zwerver uit mijn nachtmerries,
die altijd een kind wilde stelen was
die goeie, gryze Jean-Louis. Ik spook
te bij hem, maar hij spookte by my.
Toen ik hem eergister zag, wist ik
plotseling waarom hij In myn laatste
droom was weggevlucht. Hy komt
nooit meer terug, lieveling. We zullen
weer gelukkig zijn. Ik wil geen gravin
worden. Ik wil Madame Ducros blij
ven, zonder meer. Maar ons kasteel
tje gaan we samen opbouwen, niet?"
Ze nestelde zich behaaglijk op zijn
schoot en juist toen werd er voor
zichtig op de deur geklopt.
De waard kondigde dr. Martineau
aan.
Claude had hem opgebeld en hij
had beloofd een paar dagen vakantie
te komen houden in Chateaumilia.
Maar pas laat in de avond deed hij
een poging alles te verklaren. Ducros
vond zijn uiteenzetting zwakjes, maar
Madeleine vond zijn betoog erg knap:
„Geen enkele wetenschapper wtl
de macht van het onderbewustzijn
nog ontkennen, maar omdat de ma
terie zich juist beweegt op de grens
van onze twee werelden en de be
schikbare gegevens nog maar heel
spaarzaam zijn. durven we er in het
algemeen niet mee voor de dag te
komen. In dit geval is de kwestie dui
delijk en zelfs bijna eenvoudig. Een
kind van ongeveer een jaar, dat dus
al enig geheugen kan hebben en heel
gced in het onderbewustzijn een foto
kan hebben genomen van een oude
huisbediende wordt door deze huis
bediende, die eveneens een uiterst
sterk onderbewustzyn heeft, gered.
Hun beider onderbewustzijn zoekt en
wroet voortdurend. Ergens in het on
bekende is er een ontmoeting. Bij de
gravin verscheen hij in de nachtmer
rie. Als loflijke tegenprestatie ging
zij bij hem wat spoken
In beide geesten valt het trefpunt
rond Kerstmis, hetgeen normaal ,ls
gezien het feit, dat het drama ook met
kerstmis gebeurde. Omdat uw onder
bewustzijn, madame, geen bevredi
ging vond, deden zich crises voor op
het bekende kruispunt der stromin
gen. Bij de dode was dat ook het ge
val. Hij meende u te zien Nu krijgt
plotseling vlak voor het culminatie
punt uw onderbewustzijn volledige
vrijheid. We hadden al ontdekt, dat
het u tijdens de crises volledig be
heerste. Ergo: het moest onder die
omstandigheden dus juister en be
trouwbaarder zijn dan uw bewustzyn.
Het haakte in te Marseille, op het
perron, hetgeen ook weer niet be
hoeft te verwonderen en alleen al kan
worden verklaard, doordat u misschien
op die prille leeftijd heel vaak de
naam Chateaumilia hebt gehoord".
Claude, die vol aandacht had ge
luisterd vroeg nu
„Prima. Tot zo ver is het duidelijk.
Het is nu ook begrijpelijk waarom
mijn vrou' me mee sleurde op die
nachtelyke wandeling naar het spook
slot. Maar.... hoe verklaart u dat
juist 'ip het ogenblik, waarop Made
leine van haar reisplan afwijkt en in
Marseille de trein neemt naar Cha
teaumilia Jean-Louis zyn huisje in
de steek laat en het kasteel gaat be
trekken? Hoe verklaart u het gedrag
van de hond? En hoe verklaart u.."
Dr. Martineau stak bezwerend
beide armen in de lucht.
„Mon chèr, op al die vragen moet
ik je het antwoord schuldig blyven en
voor jullie heeft het geen zin er je
hersenen mee te pijnigen. Madame is
gezond. Jij bent weer gelukkig en
samen bezitten jullie de mooiste val
lei ter wereld.
Tussen haakjes: mijn zoon, die drie
jaar geleden is afgestudeerd zoekt een
plaatsje als arts. Hier in Chateaumilia
is nog geen dokter. Wat zou je den
ken
Madeleine sprong onmiddellyk op.
„Prachtig dr. Martineau. Uw zoon
zal hier een goede toekomst hebben.