MILITAIR BELEID FAALDE OP VELE PUNTEN
Bondgenoten onderhandelden vaak
„over Nederland"
maar dan zonder Nederland
Granaat in rijstvergiet
PaglrtaS
Engelands beleid in Indonesië
geheel tegen afspraak in
knakte het Nederlandse prestige
Beruchte verklaring
erewoord
moclit niet getekend
Lof en bewondering voor
vele troepenonderdelen
Geen
succes
Hoor je ze beilele?
Legeropbouw na bevrijding
Verslag Parlementaire Enquête Commissie over uitgeweken regering in Londen
m
Felle strijd
Verzachtende omstandigheden
DZRDE BLAD
ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1956
In 1947 begon de parlementaire enquete
Commissie uit de Tweede Kanier met een
onderzoek naar het beleid van de Neder
landse regering te Londen. In zeven enor
me boekwerken werden tot nu toe vele
activiteiten al belicht. Het achtste deel, dat
thans is verschenen heeft het militaire
beleid onder tie loep genomen, waarbij
tevens aandacht is geschonken aan de
terugkeer naar Indonesië.
De voornaamste conclusie van de com
missie is, dat de Nederlandse regering on
voldoende of in het geheel niet is voorbe
reid geweest op de gebeurtenissen van
mei 1940. I)at blijkt uit het dramatische
verhaal van de terugtocht van het Neder
landse leger. Bovendien blijkt uit het
verslag, dat tie regering zelf, maar ook
verschillende autoriteiten op civiel en
militair gebied op verschillende punten
in hun beleid hebben gefaald.
De commissie spreekt lof en bewonde
ring uit voor de militairen van land-,
lucht- en zeemacht voor hun houding tij
dens de moeilijke oorlogsjaren. Het blijkt,
dat de zeemacht de beste tradities van de
Nederlandse marine op uitnemende wijze
heeft gehandhaafd.
Oorspronkelijk had men gedacht met
ongeveer 3000 pagina's uit te komen; de
nu verschenen aclit delen beslaan echter
al een slordige vijftienduizend bladzijden.
Aan de honderden getuigen, die voor de
commissie zijn verschenen zijn al meer
dan honderdduizend vragen gesteld.
kans gezien een groot aantal nieuwe
schepen te krijgen.
Minder goed
Minder goed is de commissie
te spreken over het beleid in
het verre Oosten- Na de capitu
latie van Ned. jndië zijn de
overgebleven schepen over het
gehele gebied verspreid en er
waren vier commandanten, die
er allemaal iets over te zeggen
hadden. Maar het ernstigste
acht de commissie dat de ver
schillende ministers van Marine
zo weinig aandacht hebben ge
schonken aan de voorbereidin
gen voor de terugkeer naar In
donesië.
De Luchtmacht heeft in tegen
stelling tot de Marine wél kans
gezien voor het grootste deel in Ne
derlands verband aan de strijd deel
te nemen. Er zijn in de loop van de
jaren vier Nederlandse squadrons op
gericht. Een daarvan, het 322ste heeft
in 1943 met Spitfires deelgenomen
aan de strijd tegen de vliegende bom
men. Het 321ste, dat op Ceylon begon
met Catalinavliegboten kreeg later
Op 19 mei te 23.30 u. trokken de laatste Nederlandse troepen vanuit
Zeeuwsch-Vlaanderen de Belgische grens over. Daarmee was een eind
gekomen, althans voorzover het Nederland betrof, aan de chaotische
toestand, waarin heel west-Europa verkeerde. Van de Landmacht zijn
slechts weinigen erin geslaagd om Engeland te bereiken. De Marine
had het iets gemakkelijker: een betrekkelijk groo- aantal schepen heeft
kans gezien om tijdig de Noordzee over te steken. Dat men nog zoveel
eenheden heeft weten te redden, is voor een belangrijk deel het werk
geweest van de lagere commandanten. De Commissie merkt in haar rap
port dan ook op, dat aan de activiteiten van de regering in Londen wel
het een en ander heeft ontbroken.
Toen de zaak in Engeland een beet
je op poten was gezet heeft men ge
probeerd, zoveel mogelijk mensen ter
beschikking te krijgen. Direct na mei
1940 bestond er bij Nederlanders in
het buitenland groot enthousiasme om
vrijwillig dienst te nemen. Die vrij
willigers hoorden echter maanden
lang niets, zodat de geestdrift zakte.
De regering heeft toen de dienstplicht
ingevoerd, maar zo groot als de ver
wachtingen waren, zo klein waren de
resultaten. In Engeland werd de re-
crutenng lange tijd opgehouden door
een proces, dat tegen de regering aan
hangig was gemaakt. In Canada en
de VS bleken de autoriteiten niet be
reid om de dienstweigeraars te dwin
gen aan de oproep gehoor te geven
en in Zuid Afrika waren tal van Ne
derlands sprekende ..Afrikaners" op
de hand van de Duitsers. Daarbij
kwam nog de moeilijkheid dat de An
gelsaksische landen geen Burgerlij
ke Stand kennen. De recruteringsof-
ficieren moesten het hele land afrei
zen om Nederlanders te zoeken. Het
resultaat? Canada leverde 337 man,
de VS 420 en Zuid Afrika ca. 650.
Bovendien bestond in New-York
nog de zgn. vulpenbrigadeNe
derlanders die daar op de kantoren
van b.v. de scheepvaartmaatschap
pijen moeilijk konden worden ge
mist en daarom na een opleiding
van twee weken in uniform wer-
bureau
den gestoken en naar hun
terugkeerden....
Al met al was het voor de strijd
beschikbare aantal troepen zeer ge
ring. Veel te gering in ieder geval
om de plannen van de militaire auto
riteiten voor een volledige infanterie
brigade te kunnen verwezenlijken. De
Prinses Irene-brigade (de naam werd
in de eerste helft van 1941 gekozen) is
tenslotte een eenheid geworden van
ca. twaal/hondeid man. Dat deze
troep bij haar aankomst in Norman-
dië in augustus 1944 toch nog een ge
waardeerd onderdeel was geworden
in de geallieerde strijdkrachten is,
zo meent de commissie, voornamelijk
te danken aan de krachtige leiding
van de toenmalige commandant, de
kolonel der mariniers de Bruyne.
Maar vraag niet wat voor tegenstand
deze (marine)officier van verschil
lende van zijn (landmacht) collega's
heeft ondervonden.
Beter is het gegaan met de Marine-
eenheden. Ook hier waren er zeer
Vulpenbrigade 6r0}fc moeilijkheden met de perso-
1 r aeelsvoorziemng. zodat het onmoge
lijk bleek grote Nederlandse eenheden
te vormen. Maar de samenwerking
met de Engelsen was over het alge
meen uitstekend, officieren, onderof
ficieren en manschappen hebben
voortdurend hun uiterste best gedaan
om de Nederlandse vlag op de zeeën
hoog te houden en dank zij het krach-
tige beleid van de regering heeft men
Uit het verslag van de com
missie komt deze passage, die
de geest bij de marine ken
schetst
Admiraal Fürstner hield in
Dundee eens een - nogal hoog
gestemde - rede, waarbij hij zei,
dat, wanneer alles achter de
rug zou zijn, de namen van de
mensen van de onderzeedienst
gebeiteld zouden worden in de
stenen van de op te richten
monumenten. Enige tijd later
kregen tijdens een patrouille-
tocht enkele onderzeeboten
nogal wat dieptebommen te
verwerken. Toen het op een
gegeven moment even stil was,
zei een korporaal-machinist,
d'e ergens in een hoekje zat
tot een van zijn maats: „Hai
Kais, hoor jeze beitele?'".
ADM. J. TH. FÜRSTNER
De regering in Londen is
reeds in 1941 begonnen aan het
opstellen van plannen om direct
na de bevrijding in snel tempo
een nieuw leger op te bouwen,
waarmee wij o.m. zouden kun
nen deelnemen aan de strijd in
het Verre Oosten. Uiteraard was
toen nog niet bekend, dat de
oorlog op dit gevechtsterrein zo
spoedig na de bevrijding van
geheel Nederland zou worden
beëindigd.
De Parlementaire enquêtecommis
sie, stuit ook hier weer herhaaldelijk
op voorbeelden van de geringe me
dewerking van onze geallieerden. Ne
derland kon nu eenmaal door de om
standigheden slechts een geringe bij
drage leveren aan de oorlogvoering
en dit was in feite de oorzaak van de
geringe belangstelling van Engeland
en Amerika. De Nederlandse leger-
plannen waren aanvankelijk veel te
groots opgezet.
Voor wat betreft de Landmacht was
voorzien in de vorming van een leger
korps van drie infanteriedivisies, 24
bataljons infanterie voor gezags-
handhaving in Nederland, 15 batal
jons infanterie voor Nederlands Indië.
Aan de strijd tegen Japan zou deel
nemen een mariniersbrigade van 5000
man, beschermd door de eigen vloot.
De troepen zouden volgens de aan
vankelijke bedoeling in Amerika wor
den opgeleid.
De enquêtecommissie is rchteraf
niet erg enthousiast over deze grote
plannen. Vooral de tijdsduur voor de
vorming van het grote legerkorps is
door de regering erg onderschat. De
praktisch ingestelde Amerikanen heb
ben dit wel ingezien en zij waren dan
ook niet direct geestdriftig, hoewel
zij nu ook niet hardop nee wilden
zeggen.
Geen kans
In ieder geval, zo meent de com
missie, had het plan toch geen enkele
kans van slagen omdat 't niet strook
te met de strategisch - politieke
plannen van Engeland, dat zelf een
zo groot mogelijk invloed in het Ver
re Oosten wilde hebben. Daarom ook
wilden zij de opleiding van de Ne
derlandse troepen aan zich trekken.
Over die opleidingskwestie, Enge
land of Amerika, is tenslotte door het
geallieerde opperbevel, de „Combi
ned Chiefs of Staffs" ten gunste van
Engeland beslist. Het was weer eens
een beslissing .,over Nederland zon
der Nederland".
In de loop van de jaren brokkel
den de eerst zo groots opgestelde
plannen steeds meer af omdat de mo
gelijkheden nu eenmaal beperkt ble
ken. Dat er tenslotte ondanks de grote
moeilijkheden en de geringe mede
werking van de geallieerden (Enge
land was na de val van Japan hele
maal niet meer bereid Nederlandse
troepen op te leiden) toch nog in be
trekkelijk korte tijd divisies zijn ge
vormd is naar het oordeel van de
enquêtecommissie te danken aan het
werk van generaal van Voorst Eve
kink en zijn staf, die met de vorming
was belast.
In tweeën
Doordat de bevrijding van Ne
derland in 2 gedeelten plaats vond,
heeft men zich aanvankelijk bij
de werving van de noodzakelijke
mankracht tot het Zuiden moeten
beperkenHet enthousiasme daar
de commissie constateert het met
voldoeningwas groot. De rege
ring kon echter de beschikbare
vrijwilligers niet direct inzetten
omdat de Engelse autoriteiten toen
al minder vlot werden in de ver
vulling van hun beloften.
Hierop heeft de regering weinig
invloed kunnen uitoefenen. De moei'
lijkheden golden zowel voor de vrij'
willigers voor Indië als voor de dienst
plichtigen. Tijdige uitzending naar En
geland was niet mogelijk. Bovendien
ontstond er wrijving tussen de voor
oorlogse militairen en de Binnenland
se Strijdkrachten. De B.S. wensten
geen commandanten, die niet uit hun
eigen gelederen voortkwamen. De
vooroorlogse militairen hadden niet
veel vertrouwen in de militaire ca
paciteiten van de verzetsstrijders. On
geregeldheden, zoals die in andere
landen wel tussen deze twee groepen
zijn voorgekomen, werden echter ge
lukkig voorkomen door het wijze be
sluit Prins Bernhard te benoemen
tot opperbevelhebber van de Neder
landse strijdkrachten, waartoe zowel
de Prinses Irenebrigade als de B.S.
behoorden. Uit de B.S. werden een
heden gevormd, die ter beschikking
kwamen van de geallieerde strijd
krachten. Vele strijdgroepen van de
B.S. werden omgevormd tot lichte in-
fanteriebataljons, die eerst bezettings-
diensten verrichtten in Duitsland en
later voor het grootste deel naar
Indië werden gezonden. De commissie
heeft grote waardering voor het im
provisatietalent en het doorzettings
vermogen van commandanten
manschappen van deze eenheden. Zij
hebben het herstel van de Koninklij
ke Landmacht mogelijk gemaakt. Be
halve deze eenheden kwamen er on
der leiding van het Militair Gezag
ook grens en gezagscompagnieën tot
stand. Zij hebben in de eerste tijd
in het zuiden zeer goede diensten
bewezen. Later was er geen behoefte
meer aan.
Harer Majesteit Trompdie bij
Sabang vijf voltreffers van een Ja
panse kustbatterij kreeg. Geen van
die vijf ontplofte. De kwaliteit was
gelukkig niet zo best. De be
manning wist de gevaarlijke dingen
overboord te zetten.
Hierbij dezelfde Tromp, enkele
jaren geleden op bezoek in Zwe
den.
de Amerikaanse Liberators, waarmee
Nederland samen met Engeland het
enige land was, dat over deze moder
ne Amerikaanse bommenwerpers be
schikte.
Het 18e squadron in Australië, heeft
een zeer moeilijke eerste tijd gehad
(drie vliegers hebben een poging ge
daan naar Java tei-ug te vliegen en
zijn zeer zwaar gestraft).
Na de capitulatie van het Nederlandse leger werden aan
vankelijk alle militairen beschouwd als krijgsgevangenen. Door
een „bijzondere gunst" van de Führer werd het Reservepersoneel
op 30 mei vrijgelaten, doch voor de beroepsofficieren werd als
voorwaarde gesteld het afleggen van een verklaring op erewoord,
waarin de officier niet alleen beloofde op geen enkele wijze deel
te nemen aan de strijd tegen het Duitse Rijk, maar zich bovendien
verplichtte „geen handeling te zullen begaan of verzuim te zul
len plegen waardoor het Duitse Rijk schade zou kunnen lijden."
Het venijn van de verklaring, waaraan de parlementaire en
quêtecommissie in haar verslag uitvoerige beschouwingen wijdt,
zat hem vooral in deze laatste zin, want hierdoor werd de officier
verplicht om ieder verzet van de bevolking in feite afbreuk te
doen.
Het al of niet toelaatbaai* zijn van
de verklaring is in de dagen van
mei juni 1940 het onderwerp ge
weest van felle debatten. Aanvanke
lijk lag de beslissing nog in handen
van de opperbevelhebber. Generaal
Winkelman, die met de Duitsers on
derhandelde over de juiste bewoor
dingen en bovendien als eis stelde,
dat het erewoord te allen tijde kon
worden teruggegeven. Voordat de ge:
neraal echter aan de officieren zijn
mening over de al of niet toelaat
baarheid kon mededelen, werd hij
met de chef van zijn staf en de
commandant van het veldleger ge
ïnterneerd. De overblijvende mili
taire autoriteiten konden niet tot
overeenstemming komen. Op een ver
gadering van opper- en hoofdofficie
ren werd door slechts enkelen het
standpunt verdedigd, dat de verkla
ring niet toelaatbaar was. De meer
derheid echter, waaronder de sous
chef van de staf, de kolonel Van Al
phen, een belangrijke rol speelde,
was wel bereid aan de eis van de
Duitsers te voldoen. Kolonel Van Al
phen verklaarde het afleggen van de
verklaring in 's lands belang te ach
ten, maar een motivering van deze
opvatting werd er niet bij gegeven.
Onder invloed van hun superieuren
hebben daarop verreweg de meeste
lagere officieren de verklaring afge
legd. Slechts 8 officieren van de
landmacht, 9 van de marine en 41
van het KNIL weigerden.
Van het lagere beroepspersoneel.
dat een soortgelijke verklaring kreeg
voorgelegd, bleken slechts 12 cadet
ten van het KNIL en 1 stoker van de
marine niet bereid de verklaring te
tekenen.
De parlementaire enquêtecommis
sie heeft deze kwestie nauwkeurig
onderzocht aan de hand van het gel
dende volkemecht, de nationale wet
ten en de militaire voorschriften. Zij
is daarbij tot de slotsom gekomen,
dat de verklaring niet toelaatbaar
was. In het algemeen, zo meent de
commissie, is het afleggen van een
erewoord tegenover de vijand aan
de beroepsofficier niet verboden.
Maar de voorgelegde tekst, en vooral
de laatste zin daarvan waren zo ge
steld, dat ondertekening in strijd was
met de verplichtingen van de offi
cier. Het was immers algemeen be
kend dat de wettige Regering van
uit Londen de strijd voortzette. In
zulk een situatie behoort een officier
geen verklaring te tekenen, die hem
aan handen en voeten bindt.
Niet veroordeeld
Toch wil de commissie de over
grote meerderheid van de officie
ren, die wel hebben getekend, niet
veroordelen omdat er tal van ver
zachtende omstandigheden waren.
Op de eerste plaatjÉ&je onjuiste hou
ding van de opÉKpfficieren, die
met uitzondering BB de generaals
Best en Van den iBm op het stand
punt stonden, dat het ondertekenen
van de verklaring kon worden toe
gestaan. Daarnaast heeft nog een
rol gespeeld teen van de te
genwoordige 'genffalr Hasselman,
toen hoofd van hefourèau afwikke
ling van het miijjistèrie, die zelfs
nog voor zijn 'superieuren hun
standpunt hadden bepaald, aan de
officieren adviseerde om te teke
nen. De commissie noemt dit voor
barig optreden onjuist.
Minder eenstemmig is de commis
sie bij de beoordeling van het gedrag
van de officieren, die ondanks hun
erewoord in een later stadium toch
aan de strijd hebben deelgenomen,
hetzij nadat zij naar Engeland waren
overgestoken, hetzij in het binnen
lands verzet. Algemeen wordt er
kend, dat officieren, die zich ver
bonden hadden, in een moeilijk par
ket kwamen toen de Duitse civiele
autoriteiten de wehrmacht hield
zich over het algemeen wel aan haar
verplichtingen steeds meer de
De Commissie is na diepgaand
onderzoek tot de conclusie ge
komen, dat de verklaring op
erewoordvoor beroepsofficie
ren niet aanvaarbaard was.
De landing van de Prinses Irene Brigade op het strand van Nor mandie, tijdens de invasie, (juni '44)
Hoewel de parlementaire enquê
tecommissie zich nu eenmaal niet
kon bemoeien met alle troepenon
derdelen, die aan de strijd tegen
de vijand hebben deelgenomen,
komt in haar rapport toch her
haaldelijk de moed en het doorzet
tingsvermogen naar voren van de
mannen, die onder de moeilijkste
omstandigheden en afgesloten van
hun vaderland hun aandeel hebben
geleverd. De Nederlanders hebben
hun plicht gedaan zonder er veel
over te praten. Het verslag over de
krijgsverrichtingen van de lichte
kruiser Hr Ms „Tromp" vermeldt
een aanval op Sabang, waarbij het
schip herhaaldelijk werd getroffen
door vijandelijke granaten. Geluk
kig bleken deze van niet al te beste
kwaliteit. Vijf voltreffers zijn niet
eens geëxplodeerd. Toen de kok in
zijn kombuis kwam lag er een in
de rijstvergiet. Ze hebben hem ge
woon opgepakt en overboord ge
zet
Een ander exmeplaar kwam te
recht in de oploop van de schoor
steen en lag daar in een tempera
tuur van 60-70 graden heen en weer
te rollen. Majoor machinist P,
Steenaard gooide zijn kleren uit,
sloeg natte zakken om en haalde
hem eruit, terwijl het daarbinnen
zo heet was dat de officier die hem
bijlichtte steeds weer zijn zaklan
taarn in de andere hand moest ne
men omdat anders de huid schroei-
deMaj oor Steenaard kreeg later de
Bronzen Leeuw.
meeste elementaire menselijke rech
ten en de oorlogswetten begonnen te
schenden. De minderheid van de
commissie is van oordeel, dat de of
ficieren toen in een conflict van plich-
Generaal B. R. P. F. Hasselman,
was in 1940 hoofd van het „afwik
kelingsbureau van de Nederlandse
Weermacht". Vóórdat het standpunt
van de legerleiding t.a.v. het teke
nen der erewoordverklaring bekend
was, adviseert hij in een nota de
officieren, om te tekenen. De Com
missie acht dit voorbarig optreden
onjuist.
ten geraakten, omdat zij enerzijds
aan hun erewoord gebonden waren,
anderzijds verplicht waren zich tegen
deze schending te verzetten. Deze
minderheid is van oordeel, dat strik
te gebondenheid aan het erewoord
betrokkenen in feite tot medeplichti
gen van de bezetters maakte.
Uitzonderingen
De meerderheid daarentegen is van
oordeel dat een zodanig conflict van
plichten tot de uitzonderingen behoor
de. De simpele redenering: de Duit
sers houden zich niet aan hun ver
plichtingen, dus zijn wij ook daarvan
ontslagen, komt volgens deze meer
derheid neer op het stellen van Ne
derlandse immoraliteit tegenover de
Duitse immoraliteit. Deze groep is
dan ook van mening, dat voor de
betrokken officieren de enige weg om
van hun verplichtingen te worden ont
slagen was:het erewoord terugge
ven en opnieuw in krijgsgevangen
schap gaan. Sommige officieren heb
ben dit ook gedaan en enkelen van
hen hebben kans gezien te ontsnap
pen en alsnog naar Engeland over te
steken, vanwaar zij de strijd voort
zetten.
Inzicht
Eenzelfde verschil van inzicht in de
commissie openbaart zich in de be
oordeling van de houding der Lon-
dense regering, die de officieren, die
hun erewoord eenzijdig hadden ver
broken en naar Engeland waren over
gestoken, weer in dienst heeft geno
men. De minderheid keurt deze hou
ding goed; de meerderheid is van
oordeel dat de regering gebonden
was aan de bepaling van de inter
nationale verdragen, waarin wordt
gezegd ,,de eigen regering gehouden
is van officieren, die een verklaring
op erewoord hebben afgelegd, gener
lei dienst te vorderen of aan te ne
men, die in strijd is met het gegeven
woord.
Resumerend komt de commissie tot
de volgende conclusies:
Gezien de discussies, die in die pe
riode zijn gevoerd, is het duidelijk,
dat het de officieren in 1940 aan vol
doende kennis en inzicht in een zo be
langrijke kwestie heeft ontbroken. De
regering behoort daaraan bij de vor
ming van de officieren meer aandacht
te schenken. Tenslotte behoort de re
gering duidelijk aan de krijgsmacht
mede te delen of, en zo ja, onder
welke omstandigheden het geven
van een erewoord kan worden toege
staan.
Met betrekking t,>t dit laatste punt,
verwijst dc commissie in het slot van
haar verslag naar een brief van de
Staatssecretarissen van Oorlog en
Marine, waarin wordt medegedeeld,
dat het de militairen krachtens ver
schillende bepalingen niet geoorloofd
is zich door de vyand op erewoord
in vrijheid te laten stellen.
(Vervolg verslag Parlemen
taire Enquete Commissie
leze men op pag. 10).